1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
14501 2Sa 14:3 | En ga in tot den koning, en spreek tot hem naar dit
14502 2Sa 14:3 | tot hem naar dit woord. En Joab legde de woorden in
14503 2Sa 14:4 | 4 En de Thekoietische vrouw zeide
14504 2Sa 14:4 | ter aarde was gevallen, en zich nedergebogen had, zo
14505 2Sa 14:5 | 5 En de koning zeide tot haar:
14506 2Sa 14:5 | zeide tot haar: Wat is u? En zij zeide: Zekerlijk, ik
14507 2Sa 14:5 | ik ben een weduwvrouw, en mijn man is gestorven. ~
14508 2Sa 14:6 | dienstmaagd twee zonen, en deze beiden twistten in
14509 2Sa 14:6 | beiden twistten in het veld, en er was geen scheider tussen
14510 2Sa 14:6 | geen scheider tussen hen; en de een sloeg den ander,
14511 2Sa 14:6 | de een sloeg den ander, en doodde hem. ~
14512 2Sa 14:7 | 7 En zie, het ganse geslacht
14513 2Sa 14:7 | opgestaan tegen uw dienstmaagd, en hebben gezegd: Geef dien
14514 2Sa 14:7 | doodgeslagen heeft, doden, en ook den erfgenaam verdelgen;
14515 2Sa 14:8 | vrouw: Ga naar uw huis, en ik zal voor u gebieden. ~
14516 2Sa 14:9 | 9 En de Thekoietische vrouw zeide
14517 2Sa 14:9 | ongerechtigheid zij op mij en op mijns vaders huis; de
14518 2Sa 14:9 | de koning daarentegen, en zijn stoel, zij onschuldig. ~
14519 2Sa 14:10 | 10 En de koning zeide: Spreekt
14520 2Sa 14:10 | u, zo breng hem tot mij; en hij zal u voortaan niet
14521 2Sa 14:11 | 11 En zij zeide: De koning gedenke
14522 2Sa 14:12 | heer den koning spreken. En hij zeide: Spreek. ~
14523 2Sa 14:13 | 13 En de vrouw zeide: Waarom hebt
14524 2Sa 14:14 | zullen den dood sterven, en wezen als water, dat, ter
14525 2Sa 14:16 | mans, die voorheeft mij en mijn zoon te zamen van Gods
14526 2Sa 14:17 | koning, om te horen het goede en het kwade; en de HEERE,
14527 2Sa 14:17 | het goede en het kwade; en de HEERE, uw God, zal met
14528 2Sa 14:18 | Toen antwoordde de koning, en zeide tot de vrouw: Verberg
14529 2Sa 14:18 | zaak, die ik u vragen zal. En de vrouw zeide: Mijn heer
14530 2Sa 14:19 | 19 En de koning zeide: Is Joabs
14531 2Sa 14:19 | hand met u in dit alles? En de vrouw antwoordde en zeide:
14532 2Sa 14:19 | En de vrouw antwoordde en zeide: Zo waarachtig als
14533 2Sa 14:19 | Joab heeft het mij geboden, en die heeft al deze woorden
14534 2Sa 14:22 | zijn aangezicht ter aarde, en boog zich, en dankte den
14535 2Sa 14:22 | ter aarde, en boog zich, en dankte den koning; en Joab
14536 2Sa 14:22 | zich, en dankte den koning; en Joab zeide: Heden heeft
14537 2Sa 14:23 | Alzo maakte zich Joab op, en toog naar Gesur; en hij
14538 2Sa 14:23 | op, en toog naar Gesur; en hij bracht Absalom te Jeruzalem. ~
14539 2Sa 14:24 | 24 En de koning zeide: Dat hij
14540 2Sa 14:24 | Dat hij in zijn huis kere, en mijn aangezicht niet zie.
14541 2Sa 14:24 | keerde Absalom in zijn huis, en zag des konings aangezicht
14542 2Sa 14:26 | 26 En als hij zijn hoofd beschoor, (
14543 2Sa 14:27 | Absalom drie zonen geboren, en een dochter, welker naam
14544 2Sa 14:30 | de zijde van het mijne, en hij heeft gerst daarop;
14545 2Sa 14:30 | gerst daarop; gaat heen, en steekt het aan met vuur,
14546 2Sa 14:30 | steekt het aan met vuur, en Absaloms knechten staken
14547 2Sa 14:31 | Toen maakte zich Joab op en kwam tot Absalom in het
14548 2Sa 14:31 | tot Absalom in het huis, en zeide tot hem: Waarom hebben
14549 2Sa 14:32 | 32 En Absalom zeide tot Joab:
14550 2Sa 14:33 | Joab in tot den koning, en zeide het hem aan. Toen
14551 2Sa 14:33 | Toen riep hij Absalom, en hij kwam tot den koning
14552 2Sa 14:33 | kwam tot den koning in, en boog zich voor hem op zijn
14553 2Sa 14:33 | des konings aangezicht; en de koning kuste Absalom. ~
14554 2Sa 15:1 | 1 En het geschiedde daarna, dat
14555 2Sa 15:1 | zich liet bereiden wagenen en paarden, en vijftig mannen,
14556 2Sa 15:1 | bereiden wagenen en paarden, en vijftig mannen, lopende
14557 2Sa 15:2 | Absalom des morgens vroeg op, en stond aan de zijde van den
14558 2Sa 15:2 | zijde van den weg der poort. En het geschiedde, dat Absalom
14559 2Sa 15:2 | te komen, tot zich riep, en zeide: Uit welke stad zijt
14560 2Sa 15:3 | Zie, uw zaken zijn goed en recht; maar gij hebt geen
14561 2Sa 15:5 | reikte hij zijn hand uit, en greep hem, en kuste hem. ~
14562 2Sa 15:5 | hand uit, en greep hem, en kuste hem. ~
14563 2Sa 15:6 | 6 En naar die wijze deed Absalom
14564 2Sa 15:7 | Laat mij toch heengaan, en mijn gelofte, die ik den
14565 2Sa 15:9 | Alzo maakte hij zich op, en ging naar Hebron. ~
14566 2Sa 15:11 | 11 En er gingen met Absalom van
14567 2Sa 15:12 | hij offeranden offerde. En de verbintenis werd sterk,
14568 2Sa 15:12 | verbintenis werd sterk, en het volk kwam toe en vermeerderde
14569 2Sa 15:12 | sterk, en het volk kwam toe en vermeerderde bij Absalom. ~
14570 2Sa 15:14 | Jeruzalem waren: Maakt u op, en laat ons vlieden, want er
14571 2Sa 15:14 | hij niet misschien haaste, en ons achterhale, en een kwaad
14572 2Sa 15:14 | haaste, en ons achterhale, en een kwaad over ons drijve,
14573 2Sa 15:14 | een kwaad over ons drijve, en deze stad sla met de scherpte
14574 2Sa 15:16 | 16 En de koning ging uit met zijn
14575 2Sa 15:18 | 18 En al zijn knechten gingen
14576 2Sa 15:18 | zijde heen, ook al de Krethi en al de Plethi, en al de Gethieten,
14577 2Sa 15:18 | Krethi en al de Plethi, en al de Gethieten, zeshonderd
14578 2Sa 15:19 | met ons gaan? Keer weder, en blijf bij den koning; want
14579 2Sa 15:19 | koning; want gij zijt vreemd, en ook zult gij weder vertrekken
14580 2Sa 15:20 | Gisteren zijt gij gekomen, en heden zou ik u met ons omvoeren
14581 2Sa 15:20 | ik gaan kan, keer weder; en breng uw broederen wederom;
14582 2Sa 15:20 | broederen wederom; weldadigheid en trouw zij met u. ~
14583 2Sa 15:21 | Ithai antwoordde den koning, en zeide: Zo waarachtig als
14584 2Sa 15:21 | waarachtig als de HEERE leeft, en mijn heer de koning leeft,
14585 2Sa 15:22 | David tot Ithai: Zo kom, en ga over. Alzo ging Ithai,
14586 2Sa 15:22 | Ithai, de Gethiet, over, en al zijn mannen, en al de
14587 2Sa 15:22 | over, en al zijn mannen, en al de kinderen die met hem
14588 2Sa 15:23 | 23 En het ganse land weende met
14589 2Sa 15:23 | koning over de beek Kidron, en al het volk ging over, recht
14590 2Sa 15:24 | 24 En ziet, Zadok was ook daar,
14591 2Sa 15:24 | ziet, Zadok was ook daar, en al de Levieten met hem,
14592 2Sa 15:24 | ark des verbonds van God, en zij zetten de ark Gods neder;
14593 2Sa 15:24 | zetten de ark Gods neder; en Abjathar klom op, totdat
14594 2Sa 15:25 | zal Hij mij wederhalen, en zal ze mij laten zien, mitsgaders
14595 2Sa 15:27 | zonen, Ahimaaz, uw zoon, en Jonathan, Abjathars zoon,
14596 2Sa 15:29 | 29 Alzo bracht Zadok, en Abjathar, de ark Gods weder
14597 2Sa 15:29 | Gods weder te Jeruzalem, en zij bleven aldaar. ~
14598 2Sa 15:30 | 30 En David ging op door den opgang
14599 2Sa 15:30 | opgang der olijven, opgaande en wenende, en het hoofd was
14600 2Sa 15:30 | olijven, opgaande en wenende, en het hoofd was hem bewonden;
14601 2Sa 15:30 | hoofd was hem bewonden; en hij zelf ging barrevoets;
14602 2Sa 15:30 | iegelijk zijn hoofd bedekt, en zij gingen op, opgaande
14603 2Sa 15:30 | zij gingen op, opgaande en wenende. ~
14604 2Sa 15:32 | 32 En het geschiedde, als David
14605 2Sa 15:32 | hebbende zijn rok gescheurd, en aarde op zijn hoofd. ~
14606 2Sa 15:33 | 33 En David zeide tot hem: Zo
14607 2Sa 15:34 | gij weder in de stad gaat, en tot Absalom zegt: Uw knecht,
14608 2Sa 15:35 | 35 En zijn niet Zadok en Abjathar,
14609 2Sa 15:35 | 35 En zijn niet Zadok en Abjathar, de priesters,
14610 2Sa 15:35 | horen, den priesteren, Zadok en Abjathar, zult te kennen
14611 2Sa 15:36 | bij hen, Ahimaaz, Zadoks, en Jonathan, Abjathars zoon;
14612 2Sa 15:37 | Davids vriend, in de stad; en Absalom kwam te Jeruzalem. ~
14613 2Sa 16:1 | een paar gezadelde ezelen, en daarop tweehonderd broden,
14614 2Sa 16:1 | honderd stukken rozijnen, en honderd stukken zomervruchten,
14615 2Sa 16:1 | honderd stukken zomervruchten, en een lederen zak wijns. ~
14616 2Sa 16:2 | 2 En de koning zeide tot Ziba:
14617 2Sa 16:2 | Wat zult gij daarmede? En Ziba zeide: De ezels zijn
14618 2Sa 16:2 | konings, om op te rijden en het brood en de zomervruchten,
14619 2Sa 16:2 | op te rijden en het brood en de zomervruchten, om te
14620 2Sa 16:2 | te eten voor de jongens; en de wijn, opdat de moeden
14621 2Sa 16:3 | is dan de zoon uws heren? En Ziba zeide tot den koning:
14622 2Sa 16:4 | alles wat Mefiboseth heeft. En Ziba zeide: Ik buig mij
14623 2Sa 16:5 | hij ging steeds voort, en vloekte. ~
14624 2Sa 16:6 | 6 En hij wierp David met stenen,
14625 2Sa 16:6 | David, hoewel al het volk en al de helden aan zijn rechter-
14626 2Sa 16:6 | helden aan zijn rechter- en aan zijn linkerhand waren. ~
14627 2Sa 16:7 | uit, gij, man des bloeds, en gij, Belials man! ~
14628 2Sa 16:9 | Laat mij toch overgaan en zijn kop wegnemen. ~
14629 2Sa 16:11 | Voorts zeide David tot Abisai en tot al zijn knechten: Ziet,
14630 2Sa 16:12 | HEERE mijn ellende aanzien; en de HEERE zal mij goed vergelden
14631 2Sa 16:13 | zijn lieden op den weg; en Simei ging al voort langs
14632 2Sa 16:13 | des bergs tegen hem over, en vloekte, en wierp met stenen
14633 2Sa 16:13 | tegen hem over, en vloekte, en wierp met stenen van tegenover
14634 2Sa 16:13 | stenen van tegenover hem, en stoof met stof. ~
14635 2Sa 16:14 | 14 En de koning kwam in, en al
14636 2Sa 16:14 | 14 En de koning kwam in, en al het volk, dat met hem
14637 2Sa 16:14 | met hem was, moede zijnde; en hij verkwikte zich aldaar. ~
14638 2Sa 16:15 | 15 Absalom nu en al het volk, de mannen van
14639 2Sa 16:15 | Israel, kwamen te Jeruzalem, en Achitofel met hem. ~
14640 2Sa 16:16 | 16 En het geschiedde, als Husai,
14641 2Sa 16:18 | 18 En Husai zeide tot Absalom:
14642 2Sa 16:18 | welken de HEERE verkiest, en al dit volk, en alle mannen
14643 2Sa 16:18 | verkiest, en al dit volk, en alle mannen van Israel,
14644 2Sa 16:18 | Israel, diens zal ik zijn, en bij hem zal ik blijven. ~
14645 2Sa 16:19 | 19 En ten andere, wien zou ik
14646 2Sa 16:21 | 21 En Achitofel zeide tot Absalom:
14647 2Sa 16:21 | stinkende zijt geworden, en de handen van allen, die
14648 2Sa 16:22 | Absalom een tent op het dak; en Absalom ging in tot de bijwijven
14649 2Sa 16:23 | 23 En in die dagen was Achitofels
14650 2Sa 17:1 | uitlezen, dat ik mij opmake en David dezen nacht achterna
14651 2Sa 17:2 | hem komen, daar hij moede en slap van handen is, en zal
14652 2Sa 17:2 | moede en slap van handen is, en zal hem verschrikken, en
14653 2Sa 17:2 | en zal hem verschrikken, en al het volk, dat met hem
14654 2Sa 17:3 | 3 En ik zal al het volk tot u
14655 2Sa 17:4 | recht in Absaloms ogen, en in de ogen van alle oudsten
14656 2Sa 17:5 | ook Husai, den Archiet, en laat ons horen, wat hij
14657 2Sa 17:6 | 6 En als Husai tot Absalom inkwam,
14658 2Sa 17:8 | Husai: Gij kent uw vader en zijn mannen, dat zij helden
14659 2Sa 17:8 | uw vader een krijgsman, en zal niet vernachten met
14660 2Sa 17:9 | of in een der plaatsen. En het zal geschieden, als
14661 2Sa 17:10 | dat uw vader een held is, en het dappere mannen zijn,
14662 2Sa 17:11 | aan de zee is, in menigte; en dat uw persoon medega in
14663 2Sa 17:12 | waar hij gevonden wordt, en hem gemakkelijk overvallen,
14664 2Sa 17:12 | dauw op den aardbodem valt; en er zal van hem, en van al
14665 2Sa 17:12 | valt; en er zal van hem, en van al de mannen, die met
14666 2Sa 17:13 | 13 En indien hij zich in een stad
14667 2Sa 17:13 | dezelve stad aandragen, en wij zullen ze tot in de
14668 2Sa 17:14 | 14 Toen zeide Absalom, en alle man van Israel: De
14669 2Sa 17:15 | 15 En Husai zeide tot Zadok en
14670 2Sa 17:15 | En Husai zeide tot Zadok en tot Abjathar, de priesters:
14671 2Sa 17:15 | Abjathar, de priesters: Alzo en alzo heeft Achitofel Absalom
14672 2Sa 17:15 | heeft Achitofel Absalom en den oudsten van Israel geraden,
14673 2Sa 17:15 | Israel geraden, maar alzo en alzo heb ik geraden. ~
14674 2Sa 17:16 | zendt haastelijk henen, en boodschapt David, zeggende:
14675 2Sa 17:16 | vlakke velden der woestijn, en ook ga spoedig over; opdat
14676 2Sa 17:16 | koning niet verslonden worde, en al het volk, dat met hem
14677 2Sa 17:17 | 17 Jonathan nu en Ahimaaz stonden bij de fontein
14678 2Sa 17:17 | stonden bij de fontein Rogel; en een dienstmaagd ging henen
14679 2Sa 17:17 | een dienstmaagd ging henen en zeide het hun aan; en zij
14680 2Sa 17:17 | henen en zeide het hun aan; en zij gingen henen en zeiden
14681 2Sa 17:17 | aan; en zij gingen henen en zeiden het den koning David
14682 2Sa 17:18 | jongen dan nog zag hen, en zeide het Absalom aan; doch
14683 2Sa 17:18 | beiden gingen haastelijk, en kwamen in eens mans huis
14684 2Sa 17:18 | put had in zijn voorhof, en zij daalden daarin. ~
14685 2Sa 17:19 | 19 En de vrouw nam en spreidde
14686 2Sa 17:19 | 19 En de vrouw nam en spreidde een deksel over
14687 2Sa 17:19 | over het opene van den put, en strooide gort daarop. Alzo
14688 2Sa 17:20 | zeiden zij: Waar zijn Ahimaaz en Jonathan? En de vrouw zeide
14689 2Sa 17:20 | zijn Ahimaaz en Jonathan? En de vrouw zeide tot hen:
14690 2Sa 17:20 | dat waterriviertje gegaan. En toen zij hen gezocht en
14691 2Sa 17:20 | En toen zij hen gezocht en niet gevonden hadden, keerden
14692 2Sa 17:21 | 21 En het geschiedde, nadat zij
14693 2Sa 17:21 | klommen zij uit den put, en gingen henen en boodschapten
14694 2Sa 17:21 | den put, en gingen henen en boodschapten het den koning
14695 2Sa 17:21 | boodschapten het den koning David; en zij zeiden tot David: Maakt
14696 2Sa 17:21 | David: Maakt ulieden op, en gaat haastelijk over het
14697 2Sa 17:22 | Toen maakte zich David op, en al het volk, dat met hem
14698 2Sa 17:22 | het volk, dat met hem was; en zij gingen over de Jordaan.
14699 2Sa 17:23 | was, zadelde hij den ezel, en maakte zich op, en toog
14700 2Sa 17:23 | ezel, en maakte zich op, en toog naar zijn huis in zijn
14701 2Sa 17:23 | zijn huis in zijn stad, en gaf bevel aan zijn huis,
14702 2Sa 17:23 | gaf bevel aan zijn huis, en verhing zich. Alzo stierf
14703 2Sa 17:23 | verhing zich. Alzo stierf hij, en werd begraven in zijns vaders
14704 2Sa 17:24 | David nu kwam te Mahanaim, en Absalom toog over de Jordaan,
14705 2Sa 17:24 | toog over de Jordaan, hij en alle mannen van Israel met
14706 2Sa 17:25 | 25 En Absalom had Amasa in Joabs
14707 2Sa 17:26 | 26 Israel nu en Absalom legerden zich in
14708 2Sa 17:27 | 27 En het geschiedde, als David
14709 2Sa 17:27 | Rabba der kinderen Ammons, en Machir, de zoon van Ammiel,
14710 2Sa 17:27 | van Ammiel, van Lodebar, en Barzillai, de Gileadiet,
14711 2Sa 17:28 | 28 Beddewerk, en schalen, en aarden vaten,
14712 2Sa 17:28 | 28 Beddewerk, en schalen, en aarden vaten, en tarwe,
14713 2Sa 17:28 | schalen, en aarden vaten, en tarwe, en gerst, en meel,
14714 2Sa 17:28 | aarden vaten, en tarwe, en gerst, en meel, en geroost
14715 2Sa 17:28 | vaten, en tarwe, en gerst, en meel, en geroost koren,
14716 2Sa 17:28 | tarwe, en gerst, en meel, en geroost koren, en bonen,
14717 2Sa 17:28 | meel, en geroost koren, en bonen, en linzen, ook geroost, ~
14718 2Sa 17:28 | geroost koren, en bonen, en linzen, ook geroost, ~
14719 2Sa 17:29 | 29 En honig, en boter, en schapen,
14720 2Sa 17:29 | 29 En honig, en boter, en schapen, en koeienkazen,
14721 2Sa 17:29 | 29 En honig, en boter, en schapen, en koeienkazen,
14722 2Sa 17:29 | honig, en boter, en schapen, en koeienkazen, brachten tot
14723 2Sa 17:29 | koeienkazen, brachten tot David, en tot het volk, dat met hem
14724 2Sa 17:29 | zeiden: Dit volk is hongerig, en moede, en dorstig in de
14725 2Sa 17:29 | volk is hongerig, en moede, en dorstig in de woestijn. ~
14726 2Sa 18:1 | 1 En David monsterde het volk,
14727 2Sa 18:1 | het volk, dat met hem was; en hij stelde over hen oversten
14728 2Sa 18:1 | oversten van duizenden, en oversten van honderden. ~
14729 2Sa 18:2 | onder de hand van Joab, en een derde deel onder de
14730 2Sa 18:2 | van Zeruja, Joabs broeder, en een derde deel onder de
14731 2Sa 18:2 | van Ithai, den Gethiet. En de koning zeide tot het
14732 2Sa 18:4 | aan de zijde van de poort, en al het volk trok uit bij
14733 2Sa 18:4 | volk trok uit bij honderden en bij duizenden. ~
14734 2Sa 18:5 | 5 En de koning gebood Joab, en
14735 2Sa 18:5 | En de koning gebood Joab, en Abisai, en Ithai, zeggende:
14736 2Sa 18:5 | gebood Joab, en Abisai, en Ithai, zeggende: Handelt
14737 2Sa 18:5 | jongeling, met Absalom. En al het volk hoorde het,
14738 2Sa 18:6 | het veld, Israel tegemoet, en de strijd geschiedde bij
14739 2Sa 18:7 | 7 En het volk van Israel werd
14740 2Sa 18:7 | Davids knechten geslagen; en aldaar geschiedde te dienzelven
14741 2Sa 18:8 | verspreid over al dat land. En het woud verteerde meer
14742 2Sa 18:9 | aangezicht der knechten Davids; en Absalom reed op een muildier;
14743 2Sa 18:9 | Absalom reed op een muildier; en als het muildier kwam onder
14744 2Sa 18:9 | hangen bleef tussen den hemel en tussen de aarde, en het
14745 2Sa 18:9 | hemel en tussen de aarde, en het muildier, dat onder
14746 2Sa 18:10 | hij het Joab te kennen, en zeide: Zie, ik heb Absalom
14747 2Sa 18:11 | stond om u tien zilverlingen en een gordel te geven?
14748 2Sa 18:12 | die man zeide tot Joab: En of ik al duizend zilverlingen
14749 2Sa 18:12 | want de koning heeft u, en Abisai, en Ithai, voor onze
14750 2Sa 18:12 | koning heeft u, en Abisai, en Ithai, voor onze oren geboden,
14751 2Sa 18:14 | bij u alzo niet vertoeven; en hij nam drie pijlen, en
14752 2Sa 18:14 | en hij nam drie pijlen, en stak ze in Absaloms hart,
14753 2Sa 18:15 | 15 En tien jongens, wapendragers
14754 2Sa 18:15 | van Joab, omringden hem, en zij sloegen Absalom, en
14755 2Sa 18:15 | en zij sloegen Absalom, en doodden hem. ~
14756 2Sa 18:16 | blies Joab met de bazuin, en al het volk keerde af van
14757 2Sa 18:17 | 17 En zij namen Absalom, en wierpen
14758 2Sa 18:17 | 17 En zij namen Absalom, en wierpen hem in het woud,
14759 2Sa 18:17 | woud, in een groten kuil, en stelden op hem een zeer
14760 2Sa 18:17 | een zeer groten steenhoop; en gans Israel vluchtte, een
14761 2Sa 18:18 | Absalom nu had genomen, en in zijn leven voor zich
14762 2Sa 18:18 | mijn naam te doen gedenken; en hij had dien pilaar genoemd
14763 2Sa 18:19 | Laat mij toch heenlopen, en den koning boodschappen,
14764 2Sa 18:21 | 21 En Joab zeide tot Cuschi: Ga
14765 2Sa 18:21 | zeide tot Cuschi: Ga heen, en zeg den koning aan, wat
14766 2Sa 18:21 | aan, wat gij gezien hebt; en Cuschi boog zich voor Joab,
14767 2Sa 18:21 | Cuschi boog zich voor Joab, en liep heen. ~
14768 2Sa 18:22 | Zadoks zoon, voer nog voort en zeide tot Joab: Wat het
14769 2Sa 18:22 | ook Cuschi achterna lopen. En Joab zeide: Waarom zoudt
14770 2Sa 18:23 | hij tot hem: Loop heen. En Ahimaaz liep den weg van
14771 2Sa 18:23 | weg van het effen veld, en kwam Cuschi voorbij. ~
14772 2Sa 18:24 | tussen de twee poorten; en de wachter ging op het dak
14773 2Sa 18:24 | der poort aan den muur, en hief zijn ogen op, en zag,
14774 2Sa 18:24 | muur, en hief zijn ogen op, en zag, en ziet, er liep een
14775 2Sa 18:24 | hief zijn ogen op, en zag, en ziet, er liep een man alleen. ~
14776 2Sa 18:25 | 25 Zo riep de wachter, en zeide het den koning aan;
14777 2Sa 18:25 | zeide het den koning aan; en de koning zeide: Indien
14778 2Sa 18:25 | boodschap in zijn mond; en hij ging al voort en naderde. ~
14779 2Sa 18:25 | mond; en hij ging al voort en naderde. ~
14780 2Sa 18:26 | een anderen man lopende, en de wachter riep tot den
14781 2Sa 18:26 | wachter riep tot den poortier en zeide: Zie, er loopt nog
14782 2Sa 18:27 | koning: Dat is een goed man, en hij zal met een goede boodschap
14783 2Sa 18:28 | 28 Ahimaaz dan riep en zeide tot den koning Vrede!
14784 2Sa 18:28 | zeide tot den koning Vrede! En hij boog zich voor den koning
14785 2Sa 18:28 | het aangezicht ter aarde, en hij zeide: Geloofd zij de
14786 2Sa 18:29 | jongeling, met Absalom? En Ahimaaz zeide: Ik zag een
14787 2Sa 18:29 | den knecht des konings, en mij uw knecht afzond, maar
14788 2Sa 18:30 | 30 En de koning zeide: Ga om,
14789 2Sa 18:30 | u hier; zo ging hij om, en bleef staan. ~
14790 2Sa 18:31 | 31 En ziet, Cuschi kwam aan; en
14791 2Sa 18:31 | En ziet, Cuschi kwam aan; en Cuschi zeide: Mijn heer
14792 2Sa 18:32 | jongeling, met Absalom? En Cuschi zeide: De vijanden
14793 2Sa 18:32 | van mijn heer den koning, en allen, die tegen u ten kwade
14794 2Sa 18:33 | de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal
14795 2Sa 18:33 | de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan
14796 2Sa 18:33 | opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo:
14797 2Sa 19:1 | 1 En Joab werd aangezegd: Zie,
14798 2Sa 19:1 | aangezegd: Zie, de koning weent, en bedrijft rouw over Absalom. ~
14799 2Sa 19:3 | 3 En het volk kwam te dienzelven
14800 2Sa 19:4 | aangezicht toegewonden, en de koning riep met luider
14801 2Sa 19:5 | den koning in het huis, en zeide: Gij hebt heden beschaamd
14802 2Sa 19:5 | uw knechten, die uw ziel, en de ziel uwer zonen en uwer
14803 2Sa 19:5 | ziel, en de ziel uwer zonen en uwer dochteren, en de ziel
14804 2Sa 19:5 | zonen en uwer dochteren, en de ziel uwer vrouwen, en
14805 2Sa 19:5 | en de ziel uwer vrouwen, en de ziel uwer bijwijven heden
14806 2Sa 19:6 | Liefhebbende die u haten, en hatende die u liefhebben;
14807 2Sa 19:6 | te kennen, dat oversten en knechten bij u niets zijn;
14808 2Sa 19:6 | dat zo Absalom leefde, en wij heden allen dood waren,
14809 2Sa 19:7 | 7 Zo sta nu op, ga uit, en spreek naar het hart uwer
14810 2Sa 19:7 | nacht bij u zal vernachten! En dit zal u kwader zijn, dan
14811 2Sa 19:8 | Toen stond de koning op, en zette zich in de poort.
14812 2Sa 19:8 | zette zich in de poort. En zij lieten al het volk weten,
14813 2Sa 19:9 | 9 En al het volk, in alle stammen
14814 2Sa 19:9 | van de hand onzer vijanden en hij heeft ons bevrijd van
14815 2Sa 19:9 | de hand der Filistijnen, en nu is hij uit het land gevlucht
14816 2Sa 19:10 | 10 En Absalom, dien wij over ons
14817 2Sa 19:11 | de koning David tot Zadok en tot Abjathar, de priesteren,
14818 2Sa 19:12 | mijn broederen; mijn been en mijn vlees zijt gij; waarom
14819 2Sa 19:13 | 13 En tot Amasa zult gijlieden
14820 2Sa 19:13 | Zijt gij niet mijn been en mijn vlees? God doe mij
14821 2Sa 19:13 | mijn vlees? God doe mij zo, en doe er zo toe, zo gij niet
14822 2Sa 19:14 | als van een enigen man; en zij zonden henen tot den
14823 2Sa 19:14 | zeggende: Keer weder, gij en al uw knechten. ~
14824 2Sa 19:15 | keerde de koning weder, en kwam tot aan de Jordaan;
14825 2Sa 19:15 | kwam tot aan de Jordaan; en Juda kwam te Gilgal, om
14826 2Sa 19:16 | 16 En Simei, de zoon van Gera,
14827 2Sa 19:16 | Bahurim was, haastte zich, en kwam af met de mannen van
14828 2Sa 19:17 | 17 En duizend man van Benjamin
14829 2Sa 19:17 | de knecht van Sauls huis, en zijn vijftien zonen en zijn
14830 2Sa 19:17 | en zijn vijftien zonen en zijn twintig knechten met
14831 2Sa 19:17 | twintig knechten met hem; en zij togen vaardiglijk over
14832 2Sa 19:18 | des konings over te halen, en te doen, wat goed was in
14833 2Sa 19:19 | 19 En hij zeide tot den koning:
14834 2Sa 19:19 | mij niet toe de misdaad, en gedenke niet, wat uw knecht
14835 2Sa 19:21 | Abisai, de zoon van Zeruja, en zeide: Zou dan Simei hiervoor
14836 2Sa 19:23 | 23 En de koning zeide tot Simei:
14837 2Sa 19:23 | Gij zult niet sterven. En de koning zwoer hem. ~
14838 2Sa 19:24 | af den koning tegemoet; en hij had zijn voeten niet
14839 2Sa 19:25 | 25 En het geschiedde, als hij
14840 2Sa 19:26 | 26 En hij zeide: Mijn heer koning,
14841 2Sa 19:26 | zal mij een ezel zadelen, en daarop rijden, en tot den
14842 2Sa 19:26 | zadelen, en daarop rijden, en tot den koning trekken,
14843 2Sa 19:28 | meer voor gerechtigheid, en meer te roepen aan den koning? ~
14844 2Sa 19:29 | zaken? Ik heb gezegd: Gij en Ziba, deelt het land. ~
14845 2Sa 19:30 | 30 En Mefiboseth zeide tot den
14846 2Sa 19:31 | kwam ook af van Rogelim; en hij toog met den koning
14847 2Sa 19:32 | een man van tachtig jaren; en hij had den koning onderhouden,
14848 2Sa 19:33 | 33 En de koning zeide tot Barzillai:
14849 2Sa 19:33 | Trekt gij met mij over, en ik zal u bij mij te Jeruzalem
14850 2Sa 19:35 | onderscheiden tussen goed en kwaad? Zou uw knecht kunnen
14851 2Sa 19:35 | kunnen smaken, wat ik eet en wat ik drink? Zoude ik meer
14852 2Sa 19:35 | naar de stem der zangers en zangeressen? En waarom zou
14853 2Sa 19:35 | zangers en zangeressen? En waarom zou uw knecht mijn
14854 2Sa 19:37 | bij het graf mijns vaders en mijner moeder; maar zie,
14855 2Sa 19:37 | den koning overtrekken, en doe hem, wat goed is in
14856 2Sa 19:38 | zal met mij overtrekken, en ik zal hem doen, wat goed
14857 2Sa 19:39 | over de Jordaan gegaan was, en de koning ook was overgegaan,
14858 2Sa 19:39 | kuste de koning Barzillai, en zegende hem; alzo keerde
14859 2Sa 19:40 | 40 En de koning toog voort naar
14860 2Sa 19:40 | toog voort naar Gilgal, en Chimham toog met hem voort;
14861 2Sa 19:40 | Chimham toog met hem voort; en al het volk van Juda had
14862 2Sa 19:41 | 41 En ziet, alle mannen van Israel
14863 2Sa 19:41 | Israel kwamen tot den koning; en zij zeiden tot den koning:
14864 2Sa 19:41 | mannen van Juda, gestolen, en hebben den koning en zijn
14865 2Sa 19:41 | gestolen, en hebben den koning en zijn huis over de Jordaan
14866 2Sa 19:41 | over de Jordaan gevoerd, en alle mannen Davids met hem? ~
14867 2Sa 19:42 | koning ons na verwant is; en waarom zijt gij nu toornig
14868 2Sa 19:43 | 43 En de mannen van Israel antwoordden
14869 2Sa 19:43 | antwoordden den mannen van Juda, en zeiden: Wij hebben tien
14870 2Sa 19:43 | tien delen aan den koning, en ook aan David, wij, meer
14871 2Sa 20:1 | die blies met de bazuin, en zeide: Wij hebben geen deel
14872 2Sa 20:1 | hebben geen deel aan David, en wij hebben geen erfenis
14873 2Sa 20:3 | om het huis te bewaren, en deed ze in een huis van
14874 2Sa 20:3 | in een huis van bewaring, en onderhield ze, maar ging
14875 2Sa 20:3 | maar ging tot haar niet in. En zij waren opgesloten tot
14876 2Sa 20:4 | zamen, tegen den derden dag; en gij, stel u dan hier. ~
14877 2Sa 20:5 | 5 En Amasa ging heen, om Juda
14878 2Sa 20:6 | gij de knechten uws heren, en jaag hem achterna, opdat
14879 2Sa 20:6 | steden voor zich vinde, en zich aan onze ogen onttrekke. ~
14880 2Sa 20:7 | achterna, de mannen van Joab, en de Krethi, en de Plethi,
14881 2Sa 20:7 | van Joab, en de Krethi, en de Plethi, en al de helden.
14882 2Sa 20:7 | de Krethi, en de Plethi, en al de helden. Dezen togen
14883 2Sa 20:8 | Amasa voor hun aangezicht. En Joab was omgord over zijn
14884 2Sa 20:8 | kleed, dat hij aan had, en daarop was een gordel, daar
14885 2Sa 20:8 | zijn lenden in zijn schede; en als hij voortging, zo viel
14886 2Sa 20:9 | 9 En Joab zeide tot Amasa: Is
14887 2Sa 20:9 | wel met u, mijn broeder? En Joab vatte met de rechterhand
14888 2Sa 20:10 | 10 En Amasa hoedde zich niet voor
14889 2Sa 20:10 | daarmede aan de vijfde rib, en hij stortte zijn ingewand
14890 2Sa 20:10 | ingewand ter aarde uit, en hij sloeg hem niet ten tweeden
14891 2Sa 20:10 | hem niet ten tweeden male, en hij stierf. Toen jaagden
14892 2Sa 20:10 | stierf. Toen jaagden Joab en zijn broeder Abisai, Seba,
14893 2Sa 20:11 | jongens, bleef bij hem staan, en hij zeide: Wie is er, die
14894 2Sa 20:11 | die lust heeft aan Joab, en wie is er, die voor David
14895 2Sa 20:12 | van de straat in het veld, en wierp een kleed op hem,
14896 2Sa 20:14 | 14 En hij toog heen door alle
14897 2Sa 20:14 | te weten, Beth-Maacha, en het ganse Berim; en zij
14898 2Sa 20:14 | Beth-Maacha, en het ganse Berim; en zij verzamelden zich, en
14899 2Sa 20:14 | en zij verzamelden zich, en kwamen hem ook na. ~
14900 2Sa 20:15 | 15 En zij kwamen en belegerden
14901 2Sa 20:15 | 15 En zij kwamen en belegerden hem in Abel Beth-Maacha,
14902 2Sa 20:15 | hem in Abel Beth-Maacha, en zij wierpen een wal op tegen
14903 2Sa 20:15 | aan den buitenmuur stond; en al het volk, dat met Joab
14904 2Sa 20:17 | de vrouw: Zijt gij Joab? En hij zeide: Ik ben het; en
14905 2Sa 20:17 | En hij zeide: Ik ben het; en zij zeide tot hem: Hoor
14906 2Sa 20:17 | woorden uwer dienstmaagd; en hij zeide: Ik hoor. ~
14907 2Sa 20:18 | twijfel te Abel vragen; en alzo volbrachten zij het. ~
14908 2Sa 20:19 | de getrouwen in Israel, en gij zoekt te doden een stad,
14909 2Sa 20:20 | 20 Toen antwoordde Joab, en zeide: Het zij verre, het
14910 2Sa 20:20 | dat ik zou verslinden, en dat ik zou verderven. ~
14911 2Sa 20:22 | 22 En de vrouw kwam in tot al
14912 2Sa 20:22 | volk, met haar wijsheid; en zij hieuwen Seba, den zoon
14913 2Sa 20:22 | van Bichri, het hoofd af, en wierpen het tot Joab. Toen
14914 2Sa 20:22 | blies hij met de bazuin, en zij verstrooiden zich van
14915 2Sa 20:22 | iegelijk naar zijn tenten; en Joab keerde weder naar Jeruzalem
14916 2Sa 20:23 | het ganse heir van Israel; en Benaja, de zoon van Jojada,
14917 2Sa 20:23 | van Jojada, over de Krethi en over de Plethi; ~
14918 2Sa 20:24 | 24 En Adoram was over de schatting;
14919 2Sa 20:24 | Adoram was over de schatting; en Josafat, de zoon van Ahilud,
14920 2Sa 20:25 | 25 En Seja was schrijver; en Zadok
14921 2Sa 20:25 | 25 En Seja was schrijver; en Zadok en Abjathar waren
14922 2Sa 20:25 | was schrijver; en Zadok en Abjathar waren priesters. ~
14923 2Sa 20:26 | 26 En ook was Ira, de Jairiet,
14924 2Sa 21:1 | 1 En er was in Davids dagen een
14925 2Sa 21:1 | jaren, jaar achter jaar; en David zocht het aangezicht
14926 2Sa 21:1 | het aangezicht des HEEREN. En de HEERE zeide: Het is om
14927 2Sa 21:1 | HEERE zeide: Het is om Saul en om des bloedhuizes wil,
14928 2Sa 21:2 | de koning de Gibeonieten, en zeide tot hen: (De Gibeonieten
14929 2Sa 21:2 | overblijfsel der Amorieten; en de kinderen Israels hadden
14930 2Sa 21:2 | voor de kinderen van Israel en Juda.) ~
14931 2Sa 21:3 | Wat zal ik ulieden doen, en waarmede zal ik verzoenen,
14932 2Sa 21:4 | ons niet te doen om zilver en goud met Saul en met zijn
14933 2Sa 21:4 | zilver en goud met Saul en met zijn huis; ook is het
14934 2Sa 21:4 | iemand te doden in Israel. En hij zeide: Wat zegt gij
14935 2Sa 21:5 | 5 En zij zeiden tot den koning:
14936 2Sa 21:5 | die ons te niet gemaakt, en tegen ons gedacht heeft,
14937 2Sa 21:6 | gij verkorene des HEEREN! En de koning zeide: Ik zal
14938 2Sa 21:7 | tussen hen was, tussen David en tussen Jonathan, Sauls zoon. ~
14939 2Sa 21:8 | Saul gebaard had, Armoni en Mefiboseth; daartoe de vijf
14940 2Sa 21:9 | 9 En hij gaf hen in de hand der
14941 2Sa 21:9 | het aangezicht des HEEREN; en die zeven vielen tegelijk;
14942 2Sa 21:9 | die zeven vielen tegelijk; en zij werden gedood in de
14943 2Sa 21:10 | dochter van Aja, een zak, en spande dien voor zich uit
14944 2Sa 21:10 | hen drupte van den hemel; en zij liet het gevogelte des
14945 2Sa 21:11 | 11 En het werd David aangezegd,
14946 2Sa 21:12 | 12 Zo ging David henen, en nam de beenderen van Saul,
14947 2Sa 21:12 | nam de beenderen van Saul, en de beenderen van Jonathan,
14948 2Sa 21:13 | 13 En hij bracht van daar op de
14949 2Sa 21:13 | op de beenderen van Saul, en de beenderen van Jonathan,
14950 2Sa 21:14 | 14 En zij begroeven de beenderen
14951 2Sa 21:14 | begroeven de beenderen van Saul en zijn zoon Jonathan in het
14952 2Sa 21:14 | graf van zijn vader Kis, en deden alles, wat de koning
14953 2Sa 21:15 | een krijg tegen Israel. En David toog af, en zijn knechten
14954 2Sa 21:15 | Israel. En David toog af, en zijn knechten met hem, en
14955 2Sa 21:15 | en zijn knechten met hem, en streden tegen de Filistijnen,
14956 2Sa 21:16 | 16 En Isbi Benob, die van de kinderen
14957 2Sa 21:16 | de kinderen van Rafa was, en het gewicht zijner spies
14958 2Sa 21:16 | driehonderd gewicht kopers, en hij was aangegord met een
14959 2Sa 21:17 | zoon van Zeruja, hielp hem, en sloeg den Filistijn, en
14960 2Sa 21:17 | en sloeg den Filistijn, en doodde hem. Toen zwoeren
14961 2Sa 21:18 | 18 En het geschiedde daarna, dat
14962 2Sa 21:19 | Gob tegen de Filistijnen; en Elhanan, de zoon van Jaare-Oregim,
14963 2Sa 21:20 | er ook een krijg te Gath; en er was een zeer lang man,
14964 2Sa 21:20 | vingeren had aan zijn handen, en zes tenen aan zijn voeten,
14965 2Sa 21:20 | tenen aan zijn voeten, vier en twintig in getal, en deze
14966 2Sa 21:20 | vier en twintig in getal, en deze was ook aan Rafa geboren. ~
14967 2Sa 21:21 | 21 En hij hoonde Israel; maar
14968 2Sa 21:22 | aan Rafa geboren te Gath; en zij vielen door de hand
14969 2Sa 21:22 | door de hand van David, en door de hand zijner knechten. ~
14970 2Sa 22:1 | 1 En David sprak de woorden dezes
14971 2Sa 22:1 | hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul. ~
14972 2Sa 22:2 | HEERE is mij mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper. ~
14973 2Sa 22:2 | Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper. ~
14974 2Sa 22:3 | Hem betrouwen; mijn Schild en de Hoorn mijns heils, mijn
14975 2Sa 22:3 | heils, mijn Hoog Vertrek en mijn Toevlucht, mijn Verlosser!
14976 2Sa 22:4 | aan, Die te prijzen is, en ik werd verlost van mijn
14977 2Sa 22:7 | riep ik den HEERE aan, en riep tot mijn God; en Hij
14978 2Sa 22:7 | aan, en riep tot mijn God; en Hij hoorde mijn stem uit
14979 2Sa 22:7 | mijn stem uit Zijn paleis, en mijn geroep kwam in Zijn
14980 2Sa 22:8 | 8 Toen daverde en beefde de aarde; de fondamenten
14981 2Sa 22:8 | des hemels beroerden zich, en daverden, omdat Hij ontstoken
14982 2Sa 22:9 | Rook ging op van Zijn neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde;
14983 2Sa 22:10 | 10 En Hij boog den hemel, en daalde
14984 2Sa 22:10 | 10 En Hij boog den hemel, en daalde neder; en donkerheid
14985 2Sa 22:10 | hemel, en daalde neder; en donkerheid was onder Zijn
14986 2Sa 22:11 | 11 En Hij voer op een cherub,
14987 2Sa 22:11 | Hij voer op een cherub, en vloog, en werd gezien op
14988 2Sa 22:11 | op een cherub, en vloog, en werd gezien op de vleugelen
14989 2Sa 22:12 | 12 En Hij zette duisternis rondom
14990 2Sa 22:14 | donderde van den hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn
14991 2Sa 22:15 | 15 En Hij zond pijlen uit en verstrooide
14992 2Sa 22:15 | 15 En Hij zond pijlen uit en verstrooide ze; bliksemen
14993 2Sa 22:15 | verstrooide ze; bliksemen en verschrikte ze. ~
14994 2Sa 22:16 | 16 En de diepe kolken der zee
14995 2Sa 22:20 | 20 En Hij voerde mij uit in de
14996 2Sa 22:20 | voerde mij uit in de ruimte, en rukte mij uit, want Hij
14997 2Sa 22:22 | des HEEREN wegen gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk
14998 2Sa 22:23 | rechten waren voor mij, en Zijn inzettingen, daarvan
14999 2Sa 22:24 | ik was oprecht voor Hem; en ik wachtte mij voor mijn
15000 2Sa 22:28 | 28 En Gij verlost het bedrukte
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |