Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
emmaus 1
emmer 1
emmeren 1
en 46573
en-dor 1
en-eglaim 1
en-gannim 3
Frequency    [«  »]
-----
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het

Bijbel

IntraText - Concordances

en

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

      Book Chapter: Verse
14501 2Sa 14:3 | En ga in tot den koning, en spreek tot hem naar dit 14502 2Sa 14:3 | tot hem naar dit woord. En Joab legde de woorden in 14503 2Sa 14:4 | 4 En de Thekoietische vrouw zeide 14504 2Sa 14:4 | ter aarde was gevallen, en zich nedergebogen had, zo 14505 2Sa 14:5 | 5 En de koning zeide tot haar: 14506 2Sa 14:5 | zeide tot haar: Wat is u? En zij zeide: Zekerlijk, ik 14507 2Sa 14:5 | ik ben een weduwvrouw, en mijn man is gestorven. ~ 14508 2Sa 14:6 | dienstmaagd twee zonen, en deze beiden twistten in 14509 2Sa 14:6 | beiden twistten in het veld, en er was geen scheider tussen 14510 2Sa 14:6 | geen scheider tussen hen; en de een sloeg den ander, 14511 2Sa 14:6 | de een sloeg den ander, en doodde hem. ~ 14512 2Sa 14:7 | 7 En zie, het ganse geslacht 14513 2Sa 14:7 | opgestaan tegen uw dienstmaagd, en hebben gezegd: Geef dien 14514 2Sa 14:7 | doodgeslagen heeft, doden, en ook den erfgenaam verdelgen; 14515 2Sa 14:8 | vrouw: Ga naar uw huis, en ik zal voor u gebieden. ~ 14516 2Sa 14:9 | 9 En de Thekoietische vrouw zeide 14517 2Sa 14:9 | ongerechtigheid zij op mij en op mijns vaders huis; de 14518 2Sa 14:9 | de koning daarentegen, en zijn stoel, zij onschuldig. ~ 14519 2Sa 14:10 | 10 En de koning zeide: Spreekt 14520 2Sa 14:10 | u, zo breng hem tot mij; en hij zal u voortaan niet 14521 2Sa 14:11 | 11 En zij zeide: De koning gedenke 14522 2Sa 14:12 | heer den koning spreken. En hij zeide: Spreek. ~ 14523 2Sa 14:13 | 13 En de vrouw zeide: Waarom hebt 14524 2Sa 14:14 | zullen den dood sterven, en wezen als water, dat, ter 14525 2Sa 14:16 | mans, die voorheeft mij en mijn zoon te zamen van Gods 14526 2Sa 14:17 | koning, om te horen het goede en het kwade; en de HEERE, 14527 2Sa 14:17 | het goede en het kwade; en de HEERE, uw God, zal met 14528 2Sa 14:18 | Toen antwoordde de koning, en zeide tot de vrouw: Verberg 14529 2Sa 14:18 | zaak, die ik u vragen zal. En de vrouw zeide: Mijn heer 14530 2Sa 14:19 | 19 En de koning zeide: Is Joabs 14531 2Sa 14:19 | hand met u in dit alles? En de vrouw antwoordde en zeide: 14532 2Sa 14:19 | En de vrouw antwoordde en zeide: Zo waarachtig als 14533 2Sa 14:19 | Joab heeft het mij geboden, en die heeft al deze woorden 14534 2Sa 14:22 | zijn aangezicht ter aarde, en boog zich, en dankte den 14535 2Sa 14:22 | ter aarde, en boog zich, en dankte den koning; en Joab 14536 2Sa 14:22 | zich, en dankte den koning; en Joab zeide: Heden heeft 14537 2Sa 14:23 | Alzo maakte zich Joab op, en toog naar Gesur; en hij 14538 2Sa 14:23 | op, en toog naar Gesur; en hij bracht Absalom te Jeruzalem. ~ 14539 2Sa 14:24 | 24 En de koning zeide: Dat hij 14540 2Sa 14:24 | Dat hij in zijn huis kere, en mijn aangezicht niet zie. 14541 2Sa 14:24 | keerde Absalom in zijn huis, en zag des konings aangezicht 14542 2Sa 14:26 | 26 En als hij zijn hoofd beschoor, ( 14543 2Sa 14:27 | Absalom drie zonen geboren, en een dochter, welker naam 14544 2Sa 14:30 | de zijde van het mijne, en hij heeft gerst daarop; 14545 2Sa 14:30 | gerst daarop; gaat heen, en steekt het aan met vuur, 14546 2Sa 14:30 | steekt het aan met vuur, en Absaloms knechten staken 14547 2Sa 14:31 | Toen maakte zich Joab op en kwam tot Absalom in het 14548 2Sa 14:31 | tot Absalom in het huis, en zeide tot hem: Waarom hebben 14549 2Sa 14:32 | 32 En Absalom zeide tot Joab: 14550 2Sa 14:33 | Joab in tot den koning, en zeide het hem aan. Toen 14551 2Sa 14:33 | Toen riep hij Absalom, en hij kwam tot den koning 14552 2Sa 14:33 | kwam tot den koning in, en boog zich voor hem op zijn 14553 2Sa 14:33 | des konings aangezicht; en de koning kuste Absalom. ~ 14554 2Sa 15:1 | 1 En het geschiedde daarna, dat 14555 2Sa 15:1 | zich liet bereiden wagenen en paarden, en vijftig mannen, 14556 2Sa 15:1 | bereiden wagenen en paarden, en vijftig mannen, lopende 14557 2Sa 15:2 | Absalom des morgens vroeg op, en stond aan de zijde van den 14558 2Sa 15:2 | zijde van den weg der poort. En het geschiedde, dat Absalom 14559 2Sa 15:2 | te komen, tot zich riep, en zeide: Uit welke stad zijt 14560 2Sa 15:3 | Zie, uw zaken zijn goed en recht; maar gij hebt geen 14561 2Sa 15:5 | reikte hij zijn hand uit, en greep hem, en kuste hem. ~ 14562 2Sa 15:5 | hand uit, en greep hem, en kuste hem. ~ 14563 2Sa 15:6 | 6 En naar die wijze deed Absalom 14564 2Sa 15:7 | Laat mij toch heengaan, en mijn gelofte, die ik den 14565 2Sa 15:9 | Alzo maakte hij zich op, en ging naar Hebron. ~ 14566 2Sa 15:11 | 11 En er gingen met Absalom van 14567 2Sa 15:12 | hij offeranden offerde. En de verbintenis werd sterk, 14568 2Sa 15:12 | verbintenis werd sterk, en het volk kwam toe en vermeerderde 14569 2Sa 15:12 | sterk, en het volk kwam toe en vermeerderde bij Absalom. ~ 14570 2Sa 15:14 | Jeruzalem waren: Maakt u op, en laat ons vlieden, want er 14571 2Sa 15:14 | hij niet misschien haaste, en ons achterhale, en een kwaad 14572 2Sa 15:14 | haaste, en ons achterhale, en een kwaad over ons drijve, 14573 2Sa 15:14 | een kwaad over ons drijve, en deze stad sla met de scherpte 14574 2Sa 15:16 | 16 En de koning ging uit met zijn 14575 2Sa 15:18 | 18 En al zijn knechten gingen 14576 2Sa 15:18 | zijde heen, ook al de Krethi en al de Plethi, en al de Gethieten, 14577 2Sa 15:18 | Krethi en al de Plethi, en al de Gethieten, zeshonderd 14578 2Sa 15:19 | met ons gaan? Keer weder, en blijf bij den koning; want 14579 2Sa 15:19 | koning; want gij zijt vreemd, en ook zult gij weder vertrekken 14580 2Sa 15:20 | Gisteren zijt gij gekomen, en heden zou ik u met ons omvoeren 14581 2Sa 15:20 | ik gaan kan, keer weder; en breng uw broederen wederom; 14582 2Sa 15:20 | broederen wederom; weldadigheid en trouw zij met u. ~ 14583 2Sa 15:21 | Ithai antwoordde den koning, en zeide: Zo waarachtig als 14584 2Sa 15:21 | waarachtig als de HEERE leeft, en mijn heer de koning leeft, 14585 2Sa 15:22 | David tot Ithai: Zo kom, en ga over. Alzo ging Ithai, 14586 2Sa 15:22 | Ithai, de Gethiet, over, en al zijn mannen, en al de 14587 2Sa 15:22 | over, en al zijn mannen, en al de kinderen die met hem 14588 2Sa 15:23 | 23 En het ganse land weende met 14589 2Sa 15:23 | koning over de beek Kidron, en al het volk ging over, recht 14590 2Sa 15:24 | 24 En ziet, Zadok was ook daar, 14591 2Sa 15:24 | ziet, Zadok was ook daar, en al de Levieten met hem, 14592 2Sa 15:24 | ark des verbonds van God, en zij zetten de ark Gods neder; 14593 2Sa 15:24 | zetten de ark Gods neder; en Abjathar klom op, totdat 14594 2Sa 15:25 | zal Hij mij wederhalen, en zal ze mij laten zien, mitsgaders 14595 2Sa 15:27 | zonen, Ahimaaz, uw zoon, en Jonathan, Abjathars zoon, 14596 2Sa 15:29 | 29 Alzo bracht Zadok, en Abjathar, de ark Gods weder 14597 2Sa 15:29 | Gods weder te Jeruzalem, en zij bleven aldaar. ~ 14598 2Sa 15:30 | 30 En David ging op door den opgang 14599 2Sa 15:30 | opgang der olijven, opgaande en wenende, en het hoofd was 14600 2Sa 15:30 | olijven, opgaande en wenende, en het hoofd was hem bewonden; 14601 2Sa 15:30 | hoofd was hem bewonden; en hij zelf ging barrevoets; 14602 2Sa 15:30 | iegelijk zijn hoofd bedekt, en zij gingen op, opgaande 14603 2Sa 15:30 | zij gingen op, opgaande en wenende. ~ 14604 2Sa 15:32 | 32 En het geschiedde, als David 14605 2Sa 15:32 | hebbende zijn rok gescheurd, en aarde op zijn hoofd. ~ 14606 2Sa 15:33 | 33 En David zeide tot hem: Zo 14607 2Sa 15:34 | gij weder in de stad gaat, en tot Absalom zegt: Uw knecht, 14608 2Sa 15:35 | 35 En zijn niet Zadok en Abjathar, 14609 2Sa 15:35 | 35 En zijn niet Zadok en Abjathar, de priesters, 14610 2Sa 15:35 | horen, den priesteren, Zadok en Abjathar, zult te kennen 14611 2Sa 15:36 | bij hen, Ahimaaz, Zadoks, en Jonathan, Abjathars zoon; 14612 2Sa 15:37 | Davids vriend, in de stad; en Absalom kwam te Jeruzalem. ~ 14613 2Sa 16:1 | een paar gezadelde ezelen, en daarop tweehonderd broden, 14614 2Sa 16:1 | honderd stukken rozijnen, en honderd stukken zomervruchten, 14615 2Sa 16:1 | honderd stukken zomervruchten, en een lederen zak wijns. ~ 14616 2Sa 16:2 | 2 En de koning zeide tot Ziba: 14617 2Sa 16:2 | Wat zult gij daarmede? En Ziba zeide: De ezels zijn 14618 2Sa 16:2 | konings, om op te rijden en het brood en de zomervruchten, 14619 2Sa 16:2 | op te rijden en het brood en de zomervruchten, om te 14620 2Sa 16:2 | te eten voor de jongens; en de wijn, opdat de moeden 14621 2Sa 16:3 | is dan de zoon uws heren? En Ziba zeide tot den koning: 14622 2Sa 16:4 | alles wat Mefiboseth heeft. En Ziba zeide: Ik buig mij 14623 2Sa 16:5 | hij ging steeds voort, en vloekte. ~ 14624 2Sa 16:6 | 6 En hij wierp David met stenen, 14625 2Sa 16:6 | David, hoewel al het volk en al de helden aan zijn rechter- 14626 2Sa 16:6 | helden aan zijn rechter- en aan zijn linkerhand waren. ~ 14627 2Sa 16:7 | uit, gij, man des bloeds, en gij, Belials man! ~ 14628 2Sa 16:9 | Laat mij toch overgaan en zijn kop wegnemen. ~ 14629 2Sa 16:11 | Voorts zeide David tot Abisai en tot al zijn knechten: Ziet, 14630 2Sa 16:12 | HEERE mijn ellende aanzien; en de HEERE zal mij goed vergelden 14631 2Sa 16:13 | zijn lieden op den weg; en Simei ging al voort langs 14632 2Sa 16:13 | des bergs tegen hem over, en vloekte, en wierp met stenen 14633 2Sa 16:13 | tegen hem over, en vloekte, en wierp met stenen van tegenover 14634 2Sa 16:13 | stenen van tegenover hem, en stoof met stof. ~ 14635 2Sa 16:14 | 14 En de koning kwam in, en al 14636 2Sa 16:14 | 14 En de koning kwam in, en al het volk, dat met hem 14637 2Sa 16:14 | met hem was, moede zijnde; en hij verkwikte zich aldaar. ~ 14638 2Sa 16:15 | 15 Absalom nu en al het volk, de mannen van 14639 2Sa 16:15 | Israel, kwamen te Jeruzalem, en Achitofel met hem. ~ 14640 2Sa 16:16 | 16 En het geschiedde, als Husai, 14641 2Sa 16:18 | 18 En Husai zeide tot Absalom: 14642 2Sa 16:18 | welken de HEERE verkiest, en al dit volk, en alle mannen 14643 2Sa 16:18 | verkiest, en al dit volk, en alle mannen van Israel, 14644 2Sa 16:18 | Israel, diens zal ik zijn, en bij hem zal ik blijven. ~ 14645 2Sa 16:19 | 19 En ten andere, wien zou ik 14646 2Sa 16:21 | 21 En Achitofel zeide tot Absalom: 14647 2Sa 16:21 | stinkende zijt geworden, en de handen van allen, die 14648 2Sa 16:22 | Absalom een tent op het dak; en Absalom ging in tot de bijwijven 14649 2Sa 16:23 | 23 En in die dagen was Achitofels 14650 2Sa 17:1 | uitlezen, dat ik mij opmake en David dezen nacht achterna 14651 2Sa 17:2 | hem komen, daar hij moede en slap van handen is, en zal 14652 2Sa 17:2 | moede en slap van handen is, en zal hem verschrikken, en 14653 2Sa 17:2 | en zal hem verschrikken, en al het volk, dat met hem 14654 2Sa 17:3 | 3 En ik zal al het volk tot u 14655 2Sa 17:4 | recht in Absaloms ogen, en in de ogen van alle oudsten 14656 2Sa 17:5 | ook Husai, den Archiet, en laat ons horen, wat hij 14657 2Sa 17:6 | 6 En als Husai tot Absalom inkwam, 14658 2Sa 17:8 | Husai: Gij kent uw vader en zijn mannen, dat zij helden 14659 2Sa 17:8 | uw vader een krijgsman, en zal niet vernachten met 14660 2Sa 17:9 | of in een der plaatsen. En het zal geschieden, als 14661 2Sa 17:10 | dat uw vader een held is, en het dappere mannen zijn, 14662 2Sa 17:11 | aan de zee is, in menigte; en dat uw persoon medega in 14663 2Sa 17:12 | waar hij gevonden wordt, en hem gemakkelijk overvallen, 14664 2Sa 17:12 | dauw op den aardbodem valt; en er zal van hem, en van al 14665 2Sa 17:12 | valt; en er zal van hem, en van al de mannen, die met 14666 2Sa 17:13 | 13 En indien hij zich in een stad 14667 2Sa 17:13 | dezelve stad aandragen, en wij zullen ze tot in de 14668 2Sa 17:14 | 14 Toen zeide Absalom, en alle man van Israel: De 14669 2Sa 17:15 | 15 En Husai zeide tot Zadok en 14670 2Sa 17:15 | En Husai zeide tot Zadok en tot Abjathar, de priesters: 14671 2Sa 17:15 | Abjathar, de priesters: Alzo en alzo heeft Achitofel Absalom 14672 2Sa 17:15 | heeft Achitofel Absalom en den oudsten van Israel geraden, 14673 2Sa 17:15 | Israel geraden, maar alzo en alzo heb ik geraden. ~ 14674 2Sa 17:16 | zendt haastelijk henen, en boodschapt David, zeggende: 14675 2Sa 17:16 | vlakke velden der woestijn, en ook ga spoedig over; opdat 14676 2Sa 17:16 | koning niet verslonden worde, en al het volk, dat met hem 14677 2Sa 17:17 | 17 Jonathan nu en Ahimaaz stonden bij de fontein 14678 2Sa 17:17 | stonden bij de fontein Rogel; en een dienstmaagd ging henen 14679 2Sa 17:17 | een dienstmaagd ging henen en zeide het hun aan; en zij 14680 2Sa 17:17 | henen en zeide het hun aan; en zij gingen henen en zeiden 14681 2Sa 17:17 | aan; en zij gingen henen en zeiden het den koning David 14682 2Sa 17:18 | jongen dan nog zag hen, en zeide het Absalom aan; doch 14683 2Sa 17:18 | beiden gingen haastelijk, en kwamen in eens mans huis 14684 2Sa 17:18 | put had in zijn voorhof, en zij daalden daarin. ~ 14685 2Sa 17:19 | 19 En de vrouw nam en spreidde 14686 2Sa 17:19 | 19 En de vrouw nam en spreidde een deksel over 14687 2Sa 17:19 | over het opene van den put, en strooide gort daarop. Alzo 14688 2Sa 17:20 | zeiden zij: Waar zijn Ahimaaz en Jonathan? En de vrouw zeide 14689 2Sa 17:20 | zijn Ahimaaz en Jonathan? En de vrouw zeide tot hen: 14690 2Sa 17:20 | dat waterriviertje gegaan. En toen zij hen gezocht en 14691 2Sa 17:20 | En toen zij hen gezocht en niet gevonden hadden, keerden 14692 2Sa 17:21 | 21 En het geschiedde, nadat zij 14693 2Sa 17:21 | klommen zij uit den put, en gingen henen en boodschapten 14694 2Sa 17:21 | den put, en gingen henen en boodschapten het den koning 14695 2Sa 17:21 | boodschapten het den koning David; en zij zeiden tot David: Maakt 14696 2Sa 17:21 | David: Maakt ulieden op, en gaat haastelijk over het 14697 2Sa 17:22 | Toen maakte zich David op, en al het volk, dat met hem 14698 2Sa 17:22 | het volk, dat met hem was; en zij gingen over de Jordaan. 14699 2Sa 17:23 | was, zadelde hij den ezel, en maakte zich op, en toog 14700 2Sa 17:23 | ezel, en maakte zich op, en toog naar zijn huis in zijn 14701 2Sa 17:23 | zijn huis in zijn stad, en gaf bevel aan zijn huis, 14702 2Sa 17:23 | gaf bevel aan zijn huis, en verhing zich. Alzo stierf 14703 2Sa 17:23 | verhing zich. Alzo stierf hij, en werd begraven in zijns vaders 14704 2Sa 17:24 | David nu kwam te Mahanaim, en Absalom toog over de Jordaan, 14705 2Sa 17:24 | toog over de Jordaan, hij en alle mannen van Israel met 14706 2Sa 17:25 | 25 En Absalom had Amasa in Joabs 14707 2Sa 17:26 | 26 Israel nu en Absalom legerden zich in 14708 2Sa 17:27 | 27 En het geschiedde, als David 14709 2Sa 17:27 | Rabba der kinderen Ammons, en Machir, de zoon van Ammiel, 14710 2Sa 17:27 | van Ammiel, van Lodebar, en Barzillai, de Gileadiet, 14711 2Sa 17:28 | 28 Beddewerk, en schalen, en aarden vaten, 14712 2Sa 17:28 | 28 Beddewerk, en schalen, en aarden vaten, en tarwe, 14713 2Sa 17:28 | schalen, en aarden vaten, en tarwe, en gerst, en meel, 14714 2Sa 17:28 | aarden vaten, en tarwe, en gerst, en meel, en geroost 14715 2Sa 17:28 | vaten, en tarwe, en gerst, en meel, en geroost koren, 14716 2Sa 17:28 | tarwe, en gerst, en meel, en geroost koren, en bonen, 14717 2Sa 17:28 | meel, en geroost koren, en bonen, en linzen, ook geroost, ~ 14718 2Sa 17:28 | geroost koren, en bonen, en linzen, ook geroost, ~ 14719 2Sa 17:29 | 29 En honig, en boter, en schapen, 14720 2Sa 17:29 | 29 En honig, en boter, en schapen, en koeienkazen, 14721 2Sa 17:29 | 29 En honig, en boter, en schapen, en koeienkazen, 14722 2Sa 17:29 | honig, en boter, en schapen, en koeienkazen, brachten tot 14723 2Sa 17:29 | koeienkazen, brachten tot David, en tot het volk, dat met hem 14724 2Sa 17:29 | zeiden: Dit volk is hongerig, en moede, en dorstig in de 14725 2Sa 17:29 | volk is hongerig, en moede, en dorstig in de woestijn. ~ 14726 2Sa 18:1 | 1 En David monsterde het volk, 14727 2Sa 18:1 | het volk, dat met hem was; en hij stelde over hen oversten 14728 2Sa 18:1 | oversten van duizenden, en oversten van honderden. ~ 14729 2Sa 18:2 | onder de hand van Joab, en een derde deel onder de 14730 2Sa 18:2 | van Zeruja, Joabs broeder, en een derde deel onder de 14731 2Sa 18:2 | van Ithai, den Gethiet. En de koning zeide tot het 14732 2Sa 18:4 | aan de zijde van de poort, en al het volk trok uit bij 14733 2Sa 18:4 | volk trok uit bij honderden en bij duizenden. ~ 14734 2Sa 18:5 | 5 En de koning gebood Joab, en 14735 2Sa 18:5 | En de koning gebood Joab, en Abisai, en Ithai, zeggende: 14736 2Sa 18:5 | gebood Joab, en Abisai, en Ithai, zeggende: Handelt 14737 2Sa 18:5 | jongeling, met Absalom. En al het volk hoorde het, 14738 2Sa 18:6 | het veld, Israel tegemoet, en de strijd geschiedde bij 14739 2Sa 18:7 | 7 En het volk van Israel werd 14740 2Sa 18:7 | Davids knechten geslagen; en aldaar geschiedde te dienzelven 14741 2Sa 18:8 | verspreid over al dat land. En het woud verteerde meer 14742 2Sa 18:9 | aangezicht der knechten Davids; en Absalom reed op een muildier; 14743 2Sa 18:9 | Absalom reed op een muildier; en als het muildier kwam onder 14744 2Sa 18:9 | hangen bleef tussen den hemel en tussen de aarde, en het 14745 2Sa 18:9 | hemel en tussen de aarde, en het muildier, dat onder 14746 2Sa 18:10 | hij het Joab te kennen, en zeide: Zie, ik heb Absalom 14747 2Sa 18:11 | stond om u tien zilverlingen en een gordel te geven? 14748 2Sa 18:12 | die man zeide tot Joab: En of ik al duizend zilverlingen 14749 2Sa 18:12 | want de koning heeft u, en Abisai, en Ithai, voor onze 14750 2Sa 18:12 | koning heeft u, en Abisai, en Ithai, voor onze oren geboden, 14751 2Sa 18:14 | bij u alzo niet vertoeven; en hij nam drie pijlen, en 14752 2Sa 18:14 | en hij nam drie pijlen, en stak ze in Absaloms hart, 14753 2Sa 18:15 | 15 En tien jongens, wapendragers 14754 2Sa 18:15 | van Joab, omringden hem, en zij sloegen Absalom, en 14755 2Sa 18:15 | en zij sloegen Absalom, en doodden hem. ~ 14756 2Sa 18:16 | blies Joab met de bazuin, en al het volk keerde af van 14757 2Sa 18:17 | 17 En zij namen Absalom, en wierpen 14758 2Sa 18:17 | 17 En zij namen Absalom, en wierpen hem in het woud, 14759 2Sa 18:17 | woud, in een groten kuil, en stelden op hem een zeer 14760 2Sa 18:17 | een zeer groten steenhoop; en gans Israel vluchtte, een 14761 2Sa 18:18 | Absalom nu had genomen, en in zijn leven voor zich 14762 2Sa 18:18 | mijn naam te doen gedenken; en hij had dien pilaar genoemd 14763 2Sa 18:19 | Laat mij toch heenlopen, en den koning boodschappen, 14764 2Sa 18:21 | 21 En Joab zeide tot Cuschi: Ga 14765 2Sa 18:21 | zeide tot Cuschi: Ga heen, en zeg den koning aan, wat 14766 2Sa 18:21 | aan, wat gij gezien hebt; en Cuschi boog zich voor Joab, 14767 2Sa 18:21 | Cuschi boog zich voor Joab, en liep heen. ~ 14768 2Sa 18:22 | Zadoks zoon, voer nog voort en zeide tot Joab: Wat het 14769 2Sa 18:22 | ook Cuschi achterna lopen. En Joab zeide: Waarom zoudt 14770 2Sa 18:23 | hij tot hem: Loop heen. En Ahimaaz liep den weg van 14771 2Sa 18:23 | weg van het effen veld, en kwam Cuschi voorbij. ~ 14772 2Sa 18:24 | tussen de twee poorten; en de wachter ging op het dak 14773 2Sa 18:24 | der poort aan den muur, en hief zijn ogen op, en zag, 14774 2Sa 18:24 | muur, en hief zijn ogen op, en zag, en ziet, er liep een 14775 2Sa 18:24 | hief zijn ogen op, en zag, en ziet, er liep een man alleen. ~ 14776 2Sa 18:25 | 25 Zo riep de wachter, en zeide het den koning aan; 14777 2Sa 18:25 | zeide het den koning aan; en de koning zeide: Indien 14778 2Sa 18:25 | boodschap in zijn mond; en hij ging al voort en naderde. ~ 14779 2Sa 18:25 | mond; en hij ging al voort en naderde. ~ 14780 2Sa 18:26 | een anderen man lopende, en de wachter riep tot den 14781 2Sa 18:26 | wachter riep tot den poortier en zeide: Zie, er loopt nog 14782 2Sa 18:27 | koning: Dat is een goed man, en hij zal met een goede boodschap 14783 2Sa 18:28 | 28 Ahimaaz dan riep en zeide tot den koning Vrede! 14784 2Sa 18:28 | zeide tot den koning Vrede! En hij boog zich voor den koning 14785 2Sa 18:28 | het aangezicht ter aarde, en hij zeide: Geloofd zij de 14786 2Sa 18:29 | jongeling, met Absalom? En Ahimaaz zeide: Ik zag een 14787 2Sa 18:29 | den knecht des konings, en mij uw knecht afzond, maar 14788 2Sa 18:30 | 30 En de koning zeide: Ga om, 14789 2Sa 18:30 | u hier; zo ging hij om, en bleef staan. ~ 14790 2Sa 18:31 | 31 En ziet, Cuschi kwam aan; en 14791 2Sa 18:31 | En ziet, Cuschi kwam aan; en Cuschi zeide: Mijn heer 14792 2Sa 18:32 | jongeling, met Absalom? En Cuschi zeide: De vijanden 14793 2Sa 18:32 | van mijn heer den koning, en allen, die tegen u ten kwade 14794 2Sa 18:33 | de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal 14795 2Sa 18:33 | de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan 14796 2Sa 18:33 | opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: 14797 2Sa 19:1 | 1 En Joab werd aangezegd: Zie, 14798 2Sa 19:1 | aangezegd: Zie, de koning weent, en bedrijft rouw over Absalom. ~ 14799 2Sa 19:3 | 3 En het volk kwam te dienzelven 14800 2Sa 19:4 | aangezicht toegewonden, en de koning riep met luider 14801 2Sa 19:5 | den koning in het huis, en zeide: Gij hebt heden beschaamd 14802 2Sa 19:5 | uw knechten, die uw ziel, en de ziel uwer zonen en uwer 14803 2Sa 19:5 | ziel, en de ziel uwer zonen en uwer dochteren, en de ziel 14804 2Sa 19:5 | zonen en uwer dochteren, en de ziel uwer vrouwen, en 14805 2Sa 19:5 | en de ziel uwer vrouwen, en de ziel uwer bijwijven heden 14806 2Sa 19:6 | Liefhebbende die u haten, en hatende die u liefhebben; 14807 2Sa 19:6 | te kennen, dat oversten en knechten bij u niets zijn; 14808 2Sa 19:6 | dat zo Absalom leefde, en wij heden allen dood waren, 14809 2Sa 19:7 | 7 Zo sta nu op, ga uit, en spreek naar het hart uwer 14810 2Sa 19:7 | nacht bij u zal vernachten! En dit zal u kwader zijn, dan 14811 2Sa 19:8 | Toen stond de koning op, en zette zich in de poort. 14812 2Sa 19:8 | zette zich in de poort. En zij lieten al het volk weten, 14813 2Sa 19:9 | 9 En al het volk, in alle stammen 14814 2Sa 19:9 | van de hand onzer vijanden en hij heeft ons bevrijd van 14815 2Sa 19:9 | de hand der Filistijnen, en nu is hij uit het land gevlucht 14816 2Sa 19:10 | 10 En Absalom, dien wij over ons 14817 2Sa 19:11 | de koning David tot Zadok en tot Abjathar, de priesteren, 14818 2Sa 19:12 | mijn broederen; mijn been en mijn vlees zijt gij; waarom 14819 2Sa 19:13 | 13 En tot Amasa zult gijlieden 14820 2Sa 19:13 | Zijt gij niet mijn been en mijn vlees? God doe mij 14821 2Sa 19:13 | mijn vlees? God doe mij zo, en doe er zo toe, zo gij niet 14822 2Sa 19:14 | als van een enigen man; en zij zonden henen tot den 14823 2Sa 19:14 | zeggende: Keer weder, gij en al uw knechten. ~ 14824 2Sa 19:15 | keerde de koning weder, en kwam tot aan de Jordaan; 14825 2Sa 19:15 | kwam tot aan de Jordaan; en Juda kwam te Gilgal, om 14826 2Sa 19:16 | 16 En Simei, de zoon van Gera, 14827 2Sa 19:16 | Bahurim was, haastte zich, en kwam af met de mannen van 14828 2Sa 19:17 | 17 En duizend man van Benjamin 14829 2Sa 19:17 | de knecht van Sauls huis, en zijn vijftien zonen en zijn 14830 2Sa 19:17 | en zijn vijftien zonen en zijn twintig knechten met 14831 2Sa 19:17 | twintig knechten met hem; en zij togen vaardiglijk over 14832 2Sa 19:18 | des konings over te halen, en te doen, wat goed was in 14833 2Sa 19:19 | 19 En hij zeide tot den koning: 14834 2Sa 19:19 | mij niet toe de misdaad, en gedenke niet, wat uw knecht 14835 2Sa 19:21 | Abisai, de zoon van Zeruja, en zeide: Zou dan Simei hiervoor 14836 2Sa 19:23 | 23 En de koning zeide tot Simei: 14837 2Sa 19:23 | Gij zult niet sterven. En de koning zwoer hem. ~ 14838 2Sa 19:24 | af den koning tegemoet; en hij had zijn voeten niet 14839 2Sa 19:25 | 25 En het geschiedde, als hij 14840 2Sa 19:26 | 26 En hij zeide: Mijn heer koning, 14841 2Sa 19:26 | zal mij een ezel zadelen, en daarop rijden, en tot den 14842 2Sa 19:26 | zadelen, en daarop rijden, en tot den koning trekken, 14843 2Sa 19:28 | meer voor gerechtigheid, en meer te roepen aan den koning? ~ 14844 2Sa 19:29 | zaken? Ik heb gezegd: Gij en Ziba, deelt het land. ~ 14845 2Sa 19:30 | 30 En Mefiboseth zeide tot den 14846 2Sa 19:31 | kwam ook af van Rogelim; en hij toog met den koning 14847 2Sa 19:32 | een man van tachtig jaren; en hij had den koning onderhouden, 14848 2Sa 19:33 | 33 En de koning zeide tot Barzillai: 14849 2Sa 19:33 | Trekt gij met mij over, en ik zal u bij mij te Jeruzalem 14850 2Sa 19:35 | onderscheiden tussen goed en kwaad? Zou uw knecht kunnen 14851 2Sa 19:35 | kunnen smaken, wat ik eet en wat ik drink? Zoude ik meer 14852 2Sa 19:35 | naar de stem der zangers en zangeressen? En waarom zou 14853 2Sa 19:35 | zangers en zangeressen? En waarom zou uw knecht mijn 14854 2Sa 19:37 | bij het graf mijns vaders en mijner moeder; maar zie, 14855 2Sa 19:37 | den koning overtrekken, en doe hem, wat goed is in 14856 2Sa 19:38 | zal met mij overtrekken, en ik zal hem doen, wat goed 14857 2Sa 19:39 | over de Jordaan gegaan was, en de koning ook was overgegaan, 14858 2Sa 19:39 | kuste de koning Barzillai, en zegende hem; alzo keerde 14859 2Sa 19:40 | 40 En de koning toog voort naar 14860 2Sa 19:40 | toog voort naar Gilgal, en Chimham toog met hem voort; 14861 2Sa 19:40 | Chimham toog met hem voort; en al het volk van Juda had 14862 2Sa 19:41 | 41 En ziet, alle mannen van Israel 14863 2Sa 19:41 | Israel kwamen tot den koning; en zij zeiden tot den koning: 14864 2Sa 19:41 | mannen van Juda, gestolen, en hebben den koning en zijn 14865 2Sa 19:41 | gestolen, en hebben den koning en zijn huis over de Jordaan 14866 2Sa 19:41 | over de Jordaan gevoerd, en alle mannen Davids met hem? ~ 14867 2Sa 19:42 | koning ons na verwant is; en waarom zijt gij nu toornig 14868 2Sa 19:43 | 43 En de mannen van Israel antwoordden 14869 2Sa 19:43 | antwoordden den mannen van Juda, en zeiden: Wij hebben tien 14870 2Sa 19:43 | tien delen aan den koning, en ook aan David, wij, meer 14871 2Sa 20:1 | die blies met de bazuin, en zeide: Wij hebben geen deel 14872 2Sa 20:1 | hebben geen deel aan David, en wij hebben geen erfenis 14873 2Sa 20:3 | om het huis te bewaren, en deed ze in een huis van 14874 2Sa 20:3 | in een huis van bewaring, en onderhield ze, maar ging 14875 2Sa 20:3 | maar ging tot haar niet in. En zij waren opgesloten tot 14876 2Sa 20:4 | zamen, tegen den derden dag; en gij, stel u dan hier. ~ 14877 2Sa 20:5 | 5 En Amasa ging heen, om Juda 14878 2Sa 20:6 | gij de knechten uws heren, en jaag hem achterna, opdat 14879 2Sa 20:6 | steden voor zich vinde, en zich aan onze ogen onttrekke. ~ 14880 2Sa 20:7 | achterna, de mannen van Joab, en de Krethi, en de Plethi, 14881 2Sa 20:7 | van Joab, en de Krethi, en de Plethi, en al de helden. 14882 2Sa 20:7 | de Krethi, en de Plethi, en al de helden. Dezen togen 14883 2Sa 20:8 | Amasa voor hun aangezicht. En Joab was omgord over zijn 14884 2Sa 20:8 | kleed, dat hij aan had, en daarop was een gordel, daar 14885 2Sa 20:8 | zijn lenden in zijn schede; en als hij voortging, zo viel 14886 2Sa 20:9 | 9 En Joab zeide tot Amasa: Is 14887 2Sa 20:9 | wel met u, mijn broeder? En Joab vatte met de rechterhand 14888 2Sa 20:10 | 10 En Amasa hoedde zich niet voor 14889 2Sa 20:10 | daarmede aan de vijfde rib, en hij stortte zijn ingewand 14890 2Sa 20:10 | ingewand ter aarde uit, en hij sloeg hem niet ten tweeden 14891 2Sa 20:10 | hem niet ten tweeden male, en hij stierf. Toen jaagden 14892 2Sa 20:10 | stierf. Toen jaagden Joab en zijn broeder Abisai, Seba, 14893 2Sa 20:11 | jongens, bleef bij hem staan, en hij zeide: Wie is er, die 14894 2Sa 20:11 | die lust heeft aan Joab, en wie is er, die voor David 14895 2Sa 20:12 | van de straat in het veld, en wierp een kleed op hem, 14896 2Sa 20:14 | 14 En hij toog heen door alle 14897 2Sa 20:14 | te weten, Beth-Maacha, en het ganse Berim; en zij 14898 2Sa 20:14 | Beth-Maacha, en het ganse Berim; en zij verzamelden zich, en 14899 2Sa 20:14 | en zij verzamelden zich, en kwamen hem ook na. ~ 14900 2Sa 20:15 | 15 En zij kwamen en belegerden 14901 2Sa 20:15 | 15 En zij kwamen en belegerden hem in Abel Beth-Maacha, 14902 2Sa 20:15 | hem in Abel Beth-Maacha, en zij wierpen een wal op tegen 14903 2Sa 20:15 | aan den buitenmuur stond; en al het volk, dat met Joab 14904 2Sa 20:17 | de vrouw: Zijt gij Joab? En hij zeide: Ik ben het; en 14905 2Sa 20:17 | En hij zeide: Ik ben het; en zij zeide tot hem: Hoor 14906 2Sa 20:17 | woorden uwer dienstmaagd; en hij zeide: Ik hoor. ~ 14907 2Sa 20:18 | twijfel te Abel vragen; en alzo volbrachten zij het. ~ 14908 2Sa 20:19 | de getrouwen in Israel, en gij zoekt te doden een stad, 14909 2Sa 20:20 | 20 Toen antwoordde Joab, en zeide: Het zij verre, het 14910 2Sa 20:20 | dat ik zou verslinden, en dat ik zou verderven. ~ 14911 2Sa 20:22 | 22 En de vrouw kwam in tot al 14912 2Sa 20:22 | volk, met haar wijsheid; en zij hieuwen Seba, den zoon 14913 2Sa 20:22 | van Bichri, het hoofd af, en wierpen het tot Joab. Toen 14914 2Sa 20:22 | blies hij met de bazuin, en zij verstrooiden zich van 14915 2Sa 20:22 | iegelijk naar zijn tenten; en Joab keerde weder naar Jeruzalem 14916 2Sa 20:23 | het ganse heir van Israel; en Benaja, de zoon van Jojada, 14917 2Sa 20:23 | van Jojada, over de Krethi en over de Plethi; ~ 14918 2Sa 20:24 | 24 En Adoram was over de schatting; 14919 2Sa 20:24 | Adoram was over de schatting; en Josafat, de zoon van Ahilud, 14920 2Sa 20:25 | 25 En Seja was schrijver; en Zadok 14921 2Sa 20:25 | 25 En Seja was schrijver; en Zadok en Abjathar waren 14922 2Sa 20:25 | was schrijver; en Zadok en Abjathar waren priesters. ~ 14923 2Sa 20:26 | 26 En ook was Ira, de Jairiet, 14924 2Sa 21:1 | 1 En er was in Davids dagen een 14925 2Sa 21:1 | jaren, jaar achter jaar; en David zocht het aangezicht 14926 2Sa 21:1 | het aangezicht des HEEREN. En de HEERE zeide: Het is om 14927 2Sa 21:1 | HEERE zeide: Het is om Saul en om des bloedhuizes wil, 14928 2Sa 21:2 | de koning de Gibeonieten, en zeide tot hen: (De Gibeonieten 14929 2Sa 21:2 | overblijfsel der Amorieten; en de kinderen Israels hadden 14930 2Sa 21:2 | voor de kinderen van Israel en Juda.) ~ 14931 2Sa 21:3 | Wat zal ik ulieden doen, en waarmede zal ik verzoenen, 14932 2Sa 21:4 | ons niet te doen om zilver en goud met Saul en met zijn 14933 2Sa 21:4 | zilver en goud met Saul en met zijn huis; ook is het 14934 2Sa 21:4 | iemand te doden in Israel. En hij zeide: Wat zegt gij 14935 2Sa 21:5 | 5 En zij zeiden tot den koning: 14936 2Sa 21:5 | die ons te niet gemaakt, en tegen ons gedacht heeft, 14937 2Sa 21:6 | gij verkorene des HEEREN! En de koning zeide: Ik zal 14938 2Sa 21:7 | tussen hen was, tussen David en tussen Jonathan, Sauls zoon. ~ 14939 2Sa 21:8 | Saul gebaard had, Armoni en Mefiboseth; daartoe de vijf 14940 2Sa 21:9 | 9 En hij gaf hen in de hand der 14941 2Sa 21:9 | het aangezicht des HEEREN; en die zeven vielen tegelijk; 14942 2Sa 21:9 | die zeven vielen tegelijk; en zij werden gedood in de 14943 2Sa 21:10 | dochter van Aja, een zak, en spande dien voor zich uit 14944 2Sa 21:10 | hen drupte van den hemel; en zij liet het gevogelte des 14945 2Sa 21:11 | 11 En het werd David aangezegd, 14946 2Sa 21:12 | 12 Zo ging David henen, en nam de beenderen van Saul, 14947 2Sa 21:12 | nam de beenderen van Saul, en de beenderen van Jonathan, 14948 2Sa 21:13 | 13 En hij bracht van daar op de 14949 2Sa 21:13 | op de beenderen van Saul, en de beenderen van Jonathan, 14950 2Sa 21:14 | 14 En zij begroeven de beenderen 14951 2Sa 21:14 | begroeven de beenderen van Saul en zijn zoon Jonathan in het 14952 2Sa 21:14 | graf van zijn vader Kis, en deden alles, wat de koning 14953 2Sa 21:15 | een krijg tegen Israel. En David toog af, en zijn knechten 14954 2Sa 21:15 | Israel. En David toog af, en zijn knechten met hem, en 14955 2Sa 21:15 | en zijn knechten met hem, en streden tegen de Filistijnen, 14956 2Sa 21:16 | 16 En Isbi Benob, die van de kinderen 14957 2Sa 21:16 | de kinderen van Rafa was, en het gewicht zijner spies 14958 2Sa 21:16 | driehonderd gewicht kopers, en hij was aangegord met een 14959 2Sa 21:17 | zoon van Zeruja, hielp hem, en sloeg den Filistijn, en 14960 2Sa 21:17 | en sloeg den Filistijn, en doodde hem. Toen zwoeren 14961 2Sa 21:18 | 18 En het geschiedde daarna, dat 14962 2Sa 21:19 | Gob tegen de Filistijnen; en Elhanan, de zoon van Jaare-Oregim, 14963 2Sa 21:20 | er ook een krijg te Gath; en er was een zeer lang man, 14964 2Sa 21:20 | vingeren had aan zijn handen, en zes tenen aan zijn voeten, 14965 2Sa 21:20 | tenen aan zijn voeten, vier en twintig in getal, en deze 14966 2Sa 21:20 | vier en twintig in getal, en deze was ook aan Rafa geboren. ~ 14967 2Sa 21:21 | 21 En hij hoonde Israel; maar 14968 2Sa 21:22 | aan Rafa geboren te Gath; en zij vielen door de hand 14969 2Sa 21:22 | door de hand van David, en door de hand zijner knechten. ~ 14970 2Sa 22:1 | 1 En David sprak de woorden dezes 14971 2Sa 22:1 | hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul. ~ 14972 2Sa 22:2 | HEERE is mij mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper. ~ 14973 2Sa 22:2 | Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper. ~ 14974 2Sa 22:3 | Hem betrouwen; mijn Schild en de Hoorn mijns heils, mijn 14975 2Sa 22:3 | heils, mijn Hoog Vertrek en mijn Toevlucht, mijn Verlosser! 14976 2Sa 22:4 | aan, Die te prijzen is, en ik werd verlost van mijn 14977 2Sa 22:7 | riep ik den HEERE aan, en riep tot mijn God; en Hij 14978 2Sa 22:7 | aan, en riep tot mijn God; en Hij hoorde mijn stem uit 14979 2Sa 22:7 | mijn stem uit Zijn paleis, en mijn geroep kwam in Zijn 14980 2Sa 22:8 | 8 Toen daverde en beefde de aarde; de fondamenten 14981 2Sa 22:8 | des hemels beroerden zich, en daverden, omdat Hij ontstoken 14982 2Sa 22:9 | Rook ging op van Zijn neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; 14983 2Sa 22:10 | 10 En Hij boog den hemel, en daalde 14984 2Sa 22:10 | 10 En Hij boog den hemel, en daalde neder; en donkerheid 14985 2Sa 22:10 | hemel, en daalde neder; en donkerheid was onder Zijn 14986 2Sa 22:11 | 11 En Hij voer op een cherub, 14987 2Sa 22:11 | Hij voer op een cherub, en vloog, en werd gezien op 14988 2Sa 22:11 | op een cherub, en vloog, en werd gezien op de vleugelen 14989 2Sa 22:12 | 12 En Hij zette duisternis rondom 14990 2Sa 22:14 | donderde van den hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn 14991 2Sa 22:15 | 15 En Hij zond pijlen uit en verstrooide 14992 2Sa 22:15 | 15 En Hij zond pijlen uit en verstrooide ze; bliksemen 14993 2Sa 22:15 | verstrooide ze; bliksemen en verschrikte ze. ~ 14994 2Sa 22:16 | 16 En de diepe kolken der zee 14995 2Sa 22:20 | 20 En Hij voerde mij uit in de 14996 2Sa 22:20 | voerde mij uit in de ruimte, en rukte mij uit, want Hij 14997 2Sa 22:22 | des HEEREN wegen gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk 14998 2Sa 22:23 | rechten waren voor mij, en Zijn inzettingen, daarvan 14999 2Sa 22:24 | ik was oprecht voor Hem; en ik wachtte mij voor mijn 15000 2Sa 22:28 | 28 En Gij verlost het bedrukte


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License