Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
emmaus 1
emmer 1
emmeren 1
en 46573
en-dor 1
en-eglaim 1
en-gannim 3
Frequency    [«  »]
-----
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het

Bijbel

IntraText - Concordances

en

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

      Book Chapter: Verse
15001 2Sa 22:29 | zijt mijn Lamp, o HEERE, en de HEERE doet mijn duisternis 15002 2Sa 22:32 | is God, behalve de HEERE, en wie is een rotssteen, behalve 15003 2Sa 22:33 | 33 God is mijn Sterkte en Kracht; en Hij heeft mijn 15004 2Sa 22:33 | mijn Sterkte en Kracht; en Hij heeft mijn weg volkomen 15005 2Sa 22:34 | voeten gelijk als der hinden, en stelt mij op mijn hoogten. ~ 15006 2Sa 22:36 | gegeven het schild Uws heils, en door Uw verootmoedigen hebt 15007 2Sa 22:37 | ruim gemaakt onder mij; en mijn enkelen hebben niet 15008 2Sa 22:38 | vervolgde mijn vijanden, en verdelgde hen, en keerde 15009 2Sa 22:38 | vijanden, en verdelgde hen, en keerde niet weder, totdat 15010 2Sa 22:39 | 39 En ik verteerde hen, en doorstak 15011 2Sa 22:39 | 39 En ik verteerde hen, en doorstak ze, dat zij niet 15012 2Sa 22:41 | 41 En Gij gaaft mij den nek mijner 15013 2Sa 22:41 | vijanden, mijner haters, en ik vernielde hen. ~ 15014 2Sa 22:46 | Vreemden zijn vervallen, en hebben zich aangegord uit 15015 2Sa 22:47 | 47 De HEERE leeft, en geloofd zij mijn Rotssteen; 15016 2Sa 22:47 | geloofd zij mijn Rotssteen; en verhoogd zij God, de Rotssteen 15017 2Sa 22:48 | mij volkomene wraak geeft, en de volken onder mij nederwerpt; ~ 15018 2Sa 22:49 | 49 En Die mij uitvoert van mijn 15019 2Sa 22:49 | uitvoert van mijn vijanden; en Gij verhoogt mij boven degenen, 15020 2Sa 22:50 | loven onder de heidenen, en Uw Naam zal ik psalmzingen. ~ 15021 2Sa 22:51 | verlossingen Zijns konings, en Hij doet goedertierenheid 15022 2Sa 22:51 | Zijn gezalfde, aan David en aan zijn zaad, tot in eeuwigheid. ~  ~  15023 2Sa 23:1 | de zoon van Isai zegt, en de man, die hoog is opgericht, 15024 2Sa 23:1 | gezalfde van Jakobs God, en liefelijk in psalmen van 15025 2Sa 23:2 | heeft door mij gesproken, en Zijn rede is op mijn tong 15026 2Sa 23:4 | 4 En Hij zal zijn gelijk het 15027 2Sa 23:5 | in alles wel geordineerd en bewaard is; voorzeker is 15028 2Sa 23:5 | is daarin al mijn heil, en alle lust, hoewel Hij het 15029 2Sa 23:7 | voorziet zich met ijzer en het hout ener spies; en 15030 2Sa 23:7 | en het hout ener spies; en zij zullen ganselijk met 15031 2Sa 23:9 | 9 En na hem was Eleazar, de zoon 15032 2Sa 23:9 | strijde verzameld waren, en de mannen van Israel waren 15033 2Sa 23:10 | 10 Deze stond op, en sloeg onder de Filistijnen, 15034 2Sa 23:10 | aan het zwaard kleefde; en de HEERE wrocht een groot 15035 2Sa 23:10 | groot heil ten zelven dage; en het volk keerde wederom 15036 2Sa 23:11 | verzameld waren in een dorp, en aldaar een stuk akkers was 15037 2Sa 23:11 | stuk akkers was vol linzen, en het volk voor het aangezicht 15038 2Sa 23:12 | het midden van dat stuk, en verloste dat, en sloeg de 15039 2Sa 23:12 | dat stuk, en verloste dat, en sloeg de Filistijnen; en 15040 2Sa 23:12 | en sloeg de Filistijnen; en de HEERE wrocht een groot 15041 2Sa 23:13 | drie van de dertig hoofden, en kwamen in den oogst tot 15042 2Sa 23:13 | de spelonk van Adullam; en de hoop der Filistijnen 15043 2Sa 23:14 | 14 En David was toen in een vesting; 15044 2Sa 23:14 | was toen in een vesting; en de bezetting der Filistijnen 15045 2Sa 23:15 | 15 En David kreeg lust, en zeide: 15046 2Sa 23:15 | 15 En David kreeg lust, en zeide: Wie zal mij water 15047 2Sa 23:16 | het leger der Filistijnen, en putten water uit Bethlehems 15048 2Sa 23:16 | bornput, die in de poort is, en droegen het, en kwamen tot 15049 2Sa 23:16 | poort is, en droegen het, en kwamen tot David; doch hij 15050 2Sa 23:17 | 17 En zeide: Het zij verre van 15051 2Sa 23:17 | met gevaar van hun leven? En hij wilde het niet drinken. 15052 2Sa 23:18 | ook een hoofd van drieen; en die hief zijn spies op tegen 15053 2Sa 23:18 | van hem verslagen werden; en hij had een naam onder die 15054 2Sa 23:20 | van Moab; ook ging hij af, en sloeg een leeuw in het midden 15055 2Sa 23:21 | man, een man van aanzien; en in de hand des Egyptenaars 15056 2Sa 23:21 | tot hem af met een staf; en hij rukte de spies uit de 15057 2Sa 23:21 | de hand des Egyptenaars, en doodde hem met zijn eigen 15058 2Sa 23:23 | drie eersten kwam hij niet; en David stelde hem over zijn 15059 2Sa 23:39 | Uria, de Hethiet, zeven en dertig in alles. ~ 15060 2Sa 24:1 | 1 En de toorn des HEEREN voer 15061 2Sa 24:1 | ontsteken tegen Israel; en Hij porde David aan tegen 15062 2Sa 24:1 | zeggende: Ga, tel Israel en Juda. ~ 15063 2Sa 24:2 | van Dan tot Ber-seba toe, en tel het volk, opdat ik het 15064 2Sa 24:3 | tot dit volk, zoals deze en die nu zijn, honderdmaal 15065 2Sa 24:4 | de overhand tegen Joab, en tegen de oversten des heirs. 15066 2Sa 24:5 | 5 En zij gingen over de Jordaan, 15067 2Sa 24:5 | gingen over de Jordaan, en legerden zich bij Aroer, 15068 2Sa 24:5 | is van de beek van Gad, en aan Jaezer. ~ 15069 2Sa 24:6 | Voorts kwamen zij in Gilead, en in het lage land Hodsi; 15070 2Sa 24:6 | kwamen zij tot Dan-Jaan, en rondom bij Sidon. ~ 15071 2Sa 24:7 | 7 En zij kwamen tot de vesting 15072 2Sa 24:7 | tot de vesting van Tyrus, en alle steden der Hevieten 15073 2Sa 24:7 | alle steden der Hevieten en der Kanaanieten; en zij 15074 2Sa 24:7 | Hevieten en der Kanaanieten; en zij kwamen uit aan het zuiden 15075 2Sa 24:8 | om door het ganse land; en ten einde van negen maanden 15076 2Sa 24:8 | einde van negen maanden en twintig dagen kwamen zij 15077 2Sa 24:9 | 9 En Joab gaf de som van het 15078 2Sa 24:9 | getelde volk aan den koning; en in Israel waren achthonderd 15079 2Sa 24:9 | die het zwaard uittrokken, en de mannen van Juda waren 15080 2Sa 24:10 | 10 En Davids hart sloeg hem, nadat 15081 2Sa 24:10 | hij het volk geteld had; en David zeide tot den HEERE: 15082 2Sa 24:12 | 12 Ga heen, en spreek tot David: Alzo zegt 15083 2Sa 24:13 | 13 Zo kwam Gad tot David, en maakte het hem bekend, en 15084 2Sa 24:13 | en maakte het hem bekend, en zeide tot hem: Zal u een 15085 2Sa 24:13 | in uw land zij? Merk nu, en zie toe, wat antwoord ik 15086 2Sa 24:15 | tot den gezetten tijd toe; en er stierven van het volk, 15087 2Sa 24:16 | den HEERE over dat kwaad, en Hij zeide tot den engel, 15088 2Sa 24:17 | 17 En David, als hij den engel 15089 2Sa 24:17 | sloeg, sprak tot den HEERE, en zeide: Zie ik, ik heb gezondigd, 15090 2Sa 24:17 | Zie ik, ik heb gezondigd, en ik, ik heb onrecht gehandeld, 15091 2Sa 24:17 | hand zij toch tegen mij en tegen mijns vaders huis. ~ 15092 2Sa 24:18 | 18 En Gad kwam tot David op dienzelfden 15093 2Sa 24:18 | David op dienzelfden dag, en zeide tot hem: Ga op, richt 15094 2Sa 24:20 | 20 En Arauna zag toe, en zag den 15095 2Sa 24:20 | 20 En Arauna zag toe, en zag den koning en zijn knechten 15096 2Sa 24:20 | zag toe, en zag den koning en zijn knechten tot zich overkomen; 15097 2Sa 24:20 | overkomen; zo ging Arauna uit, en boog zich voor den koning 15098 2Sa 24:21 | 21 En Arauna zeide: Waarom komt 15099 2Sa 24:21 | koning tot zijn knecht? En David zeide: Om dezen dorsvloer 15100 2Sa 24:22 | Mijn heer de koning neme en offere, wat goed is in zijn 15101 2Sa 24:22 | runderen ten brandoffer, en de sleden en het rundertuig 15102 2Sa 24:22 | brandoffer, en de sleden en het rundertuig tot hout. ~ 15103 2Sa 24:24 | kocht David den dorsvloer en de runderen voor vijftig 15104 2Sa 24:25 | 25 En David bouwde aldaar den 15105 2Sa 24:25 | aldaar den HEERE een altaar, en offerde brandofferen en 15106 2Sa 24:25 | en offerde brandofferen en dankofferen. Alzo werd de 15107 2Sa 24:25 | HEERE den lande verbeden, en deze plage van over Israel 15108 1Kon 1:1 | nu was oud, wel bedaagd; en zij dekten hem met klederen, 15109 1Kon 1:2 | aangezicht des konings sta, en hem koestere; en zij slape 15110 1Kon 1:2 | konings sta, en hem koestere; en zij slape in uw schoot, 15111 1Kon 1:3 | alle landpalen van Israel; en zij vonden Abisag, een Sunamietische, 15112 1Kon 1:3 | Abisag, een Sunamietische, en brachten ze tot den koning. ~ 15113 1Kon 1:4 | 4 En de jonge dochter was bovenmate 15114 1Kon 1:4 | dochter was bovenmate schoon, en koesterde de koning, en 15115 1Kon 1:4 | en koesterde de koning, en diende hem; doch de koning 15116 1Kon 1:5 | zeggende: Ik zal koning zijn; en hij bereidde zich wagenen 15117 1Kon 1:5 | hij bereidde zich wagenen en ruiteren, en vijftig mannen, 15118 1Kon 1:5 | zich wagenen en ruiteren, en vijftig mannen, lopende 15119 1Kon 1:6 | 6 En zijn vader had hem niet 15120 1Kon 1:6 | Waarom hebt gij alzo gedaan? En ook was hij zeer schoon 15121 1Kon 1:6 | zeer schoon van gedaante, en Haggith had hem gebaard 15122 1Kon 1:7 | 7 En zijn raadslagen waren met 15123 1Kon 1:7 | Joab, den zoon van Zeruja, en met Abjathar, den priester; 15124 1Kon 1:8 | Maar Zadok, de priester, en Benaja, de zoon van Jojada, 15125 1Kon 1:8 | Benaja, de zoon van Jojada, en Nathan, de profeet, en Simei, 15126 1Kon 1:8 | en Nathan, de profeet, en Simei, en Rei, en de helden, 15127 1Kon 1:8 | Nathan, de profeet, en Simei, en Rei, en de helden, die David 15128 1Kon 1:8 | profeet, en Simei, en Rei, en de helden, die David had, 15129 1Kon 1:9 | 9 En Adonia slachtte schapen 15130 1Kon 1:9 | Adonia slachtte schapen en runderen, en gemest vee 15131 1Kon 1:9 | slachtte schapen en runderen, en gemest vee bij den steen 15132 1Kon 1:9 | bij de fontein Rogel is; en noodde al zijn broederen, 15133 1Kon 1:9 | broederen, de zonen des konings, en alle mannen van Juda, des 15134 1Kon 1:10 | Maar Nathan, den profeet, en Benaja, en de helden, en 15135 1Kon 1:10 | den profeet, en Benaja, en de helden, en Salomo, zijn 15136 1Kon 1:10 | en Benaja, en de helden, en Salomo, zijn broeder, noodde 15137 1Kon 1:11 | van Haggith, koning is? En onze heer David weet dat 15138 1Kon 1:12 | raad geven, dat gij uw ziel en de ziel van uw zoon Salomo 15139 1Kon 1:13 | 13 Ga heen, en treed in tot den koning 15140 1Kon 1:13 | in tot den koning David, en zeg tot hem: Hebt gij niet, 15141 1Kon 1:13 | zal na mij koning zijn, en hij zal op mijn troon zitten! 15142 1Kon 1:14 | zo zal ik na u inkomen, en zal uw woorden vervullen. ~ 15143 1Kon 1:15 | 15 En Bathseba ging in tot den 15144 1Kon 1:15 | de koning was zeer oud, en Abisag, de Sunamietische, 15145 1Kon 1:16 | 16 En Bathseba neigde het hoofd 15146 1Kon 1:16 | Bathseba neigde het hoofd en boog zich neder voor den 15147 1Kon 1:16 | zich neder voor den koning; en de koning zeide: Wat is 15148 1Kon 1:17 | 17 En zij zeide tot hem: Mijn 15149 1Kon 1:17 | zal na mij koning zijn, en hij zal op mijn troon zitten! ~ 15150 1Kon 1:18 | 18 En nu zie, Adonia is koning; 15151 1Kon 1:18 | nu zie, Adonia is koning; en nu, mijn heer koning, gij 15152 1Kon 1:19 | 19 En hij heeft ossen, en gemest 15153 1Kon 1:19 | 19 En hij heeft ossen, en gemest vee, en schapen in 15154 1Kon 1:19 | heeft ossen, en gemest vee, en schapen in menigte geslacht, 15155 1Kon 1:19 | schapen in menigte geslacht, en genood al de zonen des konings, 15156 1Kon 1:19 | al de zonen des konings, en Abjathar, den priester, 15157 1Kon 1:19 | Abjathar, den priester, en Joab, den krijgsoverste, 15158 1Kon 1:21 | zal ontslapen zijn, dat ik en mijn zoon Salomo als zondaars 15159 1Kon 1:22 | 22 En ziet, zij sprak nog met 15160 1Kon 1:23 | 23 En zij gaven den koning te 15161 1Kon 1:23 | profeet Nathan is daar; en hij kwam voor het aangezicht 15162 1Kon 1:23 | aangezicht des konings, en boog zich voor den koning 15163 1Kon 1:24 | 24 En Nathan zeide: Mijn heer 15164 1Kon 1:24 | zal na mij koning zijn, en hij zal op mijn troon zitten? ~ 15165 1Kon 1:25 | Want hij is heden afgegaan, en heeft geslacht ossen, en 15166 1Kon 1:25 | en heeft geslacht ossen, en gemest vee, en schapen in 15167 1Kon 1:25 | geslacht ossen, en gemest vee, en schapen in menigte, en heeft 15168 1Kon 1:25 | en schapen in menigte, en heeft genood al de zonen 15169 1Kon 1:25 | al de zonen des konings, en de oversten des heirs, en 15170 1Kon 1:25 | en de oversten des heirs, en Abjathar, den priester; 15171 1Kon 1:25 | Abjathar, den priester; en zie, zij eten, en drinken 15172 1Kon 1:25 | priester; en zie, zij eten, en drinken voor zijn aangezicht, 15173 1Kon 1:25 | drinken voor zijn aangezicht, en zeggen: De koning Adonia 15174 1Kon 1:26 | mij, die uw knecht ben, en Zadok, den priester, en 15175 1Kon 1:26 | en Zadok, den priester, en Benaja, den zoon van Jojada, 15176 1Kon 1:26 | Benaja, den zoon van Jojada, en Salomo, uw knecht, heeft 15177 1Kon 1:27 | heer den koning geschied? En hebt gij uw knecht niet 15178 1Kon 1:28 | 28 En de koning David antwoordde 15179 1Kon 1:28 | koning David antwoordde en zeide: Roept mij Bathseba; 15180 1Kon 1:28 | zeide: Roept mij Bathseba; en zij kwam voor het aangezicht 15181 1Kon 1:28 | aangezicht des konings, en stond voor het aangezicht 15182 1Kon 1:29 | 29 Toen zwoer de koning, en zeide: Zo waarachtig als 15183 1Kon 1:30 | Salomo na mij koning zijn, en zal op mijn troon in mijn 15184 1Kon 1:31 | het aangezicht ter aarde, en boog zich neder voor den 15185 1Kon 1:31 | zich neder voor den koning, en zeide: Mijn heer de koning 15186 1Kon 1:32 | 32 En de koning David zeide: Roep 15187 1Kon 1:32 | mij Zadok, den priester, en Nathan, den profeet, en 15188 1Kon 1:32 | en Nathan, den profeet, en Benaja, den zoon van Jojada; 15189 1Kon 1:32 | Benaja, den zoon van Jojada; en zij kwamen voor het aangezicht 15190 1Kon 1:33 | 33 En de koning zeide tot hen: 15191 1Kon 1:33 | u de knechten uws heren, en doet mijn zoon Salomo rijden 15192 1Kon 1:33 | muilezelin, die voor mij is; en voert hem af naar Gihon. ~ 15193 1Kon 1:34 | 34 En dat Zadok, de priester, 15194 1Kon 1:34 | gij met de bazuin blazen, en zeggen: De koning Salomo 15195 1Kon 1:35 | gij achter hem optrekken, en hij zal komen, en zal op 15196 1Kon 1:35 | optrekken, en hij zal komen, en zal op mijn troon zitten, 15197 1Kon 1:35 | zal op mijn troon zitten, en hij zal koning zijn in mijn 15198 1Kon 1:35 | voorganger zou zijn over Israel en over Juda. ~ 15199 1Kon 1:36 | van Jojada, den koning, en zeide: Amen; alzo zegge 15200 1Kon 1:37 | alzo zij Hij met Salomo; en Hij make zijn troon groter 15201 1Kon 1:38 | met Nathan, den profeet, en Benaja, den zoon van Jojada, 15202 1Kon 1:38 | Benaja, den zoon van Jojada, en de Krethi en de Plethi, 15203 1Kon 1:38 | van Jojada, en de Krethi en de Plethi, en zij deden 15204 1Kon 1:38 | de Krethi en de Plethi, en zij deden Salomo rijden 15205 1Kon 1:38 | muilezelin van den koning David, en geleidden hem naar Gihon. ~ 15206 1Kon 1:39 | 39 En Zadok, de priester, nam 15207 1Kon 1:39 | den oliehoorn uit de tent, en zalfde Salomo; en zij bliezen 15208 1Kon 1:39 | tent, en zalfde Salomo; en zij bliezen met de bazuin, 15209 1Kon 1:39 | zij bliezen met de bazuin, en al het volk zeide: De koning 15210 1Kon 1:40 | 40 En al het volk kwam op achter 15211 1Kon 1:40 | volk kwam op achter hem, en het volk pijpte met pijpen, 15212 1Kon 1:40 | volk pijpte met pijpen, en verblijdde zich met grote 15213 1Kon 1:41 | 41 En Adonia hoorde het, en al 15214 1Kon 1:41 | 41 En Adonia hoorde het, en al de genoden, die met hem 15215 1Kon 1:41 | het geluid der bazuinen, en zeide: Waarom is het geroep 15216 1Kon 1:42 | Abjathar, den priester; en Adonia zeide: Kom in, want 15217 1Kon 1:42 | gij zijt een kloek man, en zult het goede boodschappen. ~ 15218 1Kon 1:43 | 43 En Jonathan antwoordde en zeide 15219 1Kon 1:43 | 43 En Jonathan antwoordde en zeide tot Adonia: Ja, maar 15220 1Kon 1:44 | 44 En de koning heeft met hem 15221 1Kon 1:44 | gezonden Zadok, den priester, en Nathan, den profeet, en 15222 1Kon 1:44 | en Nathan, den profeet, en Benaja, den zoon van Jojada, 15223 1Kon 1:44 | Benaja, den zoon van Jojada, en de Krethi en de Plethi; 15224 1Kon 1:44 | van Jojada, en de Krethi en de Plethi; en zij hebben 15225 1Kon 1:44 | de Krethi en de Plethi; en zij hebben hem doen rijden 15226 1Kon 1:45 | hem Zadok, de priester, en Nathan, de profeet, in Gihon 15227 1Kon 1:45 | Gihon tot koning gezalfd, en zijn van daar blijde opgetogen, 15228 1Kon 1:46 | 46 En ook zit Salomo op den troon 15229 1Kon 1:47 | Salomo beter dan uw naam, en make zijn troon groter dan 15230 1Kon 1:47 | troon groter dan uw troon; en de koning heeft aangebeden 15231 1Kon 1:49 | 49 Toen verschrikten en stonden op al de genoden, 15232 1Kon 1:49 | genoden, die bij Adonia waren, en gingen een iegelijk zijns 15233 1Kon 1:50 | Adonia vreesde voor Salomo, en hij stond op, en ging heen, 15234 1Kon 1:50 | Salomo, en hij stond op, en ging heen, en vatte de hoornen 15235 1Kon 1:50 | stond op, en ging heen, en vatte de hoornen des altaars. ~ 15236 1Kon 1:51 | 51 En men maakte Salomo bekend, 15237 1Kon 1:52 | 52 En Salomo zeide: Indien hij 15238 1Kon 1:53 | 53 En de koning Salomo zond heen, 15239 1Kon 1:53 | koning Salomo zond heen, en zij deden hem afgaan van 15240 1Kon 1:53 | hem afgaan van het altaar; en hij kwam, en boog zich neder 15241 1Kon 1:53 | het altaar; en hij kwam, en boog zich neder voor den 15242 1Kon 1:53 | voor den koning Salomo. En Salomo zeide tot hem: Ga 15243 1Kon 2:2 | ganse aarde, zo wees sterk, en wees een man. ~ 15244 1Kon 2:3 | 3 En neem waar de wacht des HEEREN, 15245 1Kon 2:3 | onderhouden Zijn inzettingen, en Zijn geboden, en Zijn rechten, 15246 1Kon 2:3 | inzettingen, en Zijn geboden, en Zijn rechten, en Zijn getuigenissen, 15247 1Kon 2:3 | geboden, en Zijn rechten, en Zijn getuigenissen, gelijk 15248 1Kon 2:3 | in al wat gij doen zult, en al waarheen gij u wenden 15249 1Kon 2:4 | trouwelijk, met hun ganse hart en met hun ganse ziel te wandelen, 15250 1Kon 2:5 | Zeruja, mij gedaan heeft, en wat hij gedaan heeft aan 15251 1Kon 2:5 | Abner, den zoon van Ner, en Amasa, den zoon van Jether, 15252 1Kon 2:5 | dien hij gedood heeft, en heeft krijgsbloed vergoten 15253 1Kon 2:5 | krijgsbloed vergoten in vrede; en hij heeft krijgsbloed gedaan 15254 1Kon 2:5 | die aan zijn lendenen was, en aan zijn schoenen, die aan 15255 1Kon 2:7 | gij weldadigheid bewijzen, en zij zullen zijn onder degenen, 15256 1Kon 2:8 | 8 En zie, bij u is Simei, de 15257 1Kon 2:8 | tegemoet aan de Jordaan, en ik zwoer hem bij den HEERE, 15258 1Kon 2:9 | dewijl gij een wijs man zijt; en gij zult weten, wat gij 15259 1Kon 2:10 | 10 En David ontsliep met zijn 15260 1Kon 2:10 | ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven in de stad 15261 1Kon 2:11 | hij geregeerd in Hebron, en in Jeruzalem heeft hij drie 15262 1Kon 2:11 | Jeruzalem heeft hij drie en dertig jaren geregeerd. ~ 15263 1Kon 2:12 | 12 En Salomo zat op den troon 15264 1Kon 2:12 | troon van zijn vader David; en zijn koninkrijk werd zeer 15265 1Kon 2:13 | Bathseba, de moeder van Salomo; en zij zeide: Is uw komst vrede? 15266 1Kon 2:13 | zeide: Is uw komst vrede? En hij zeide: Vrede. ~ 15267 1Kon 2:14 | Ik heb een woord aan u. En zij zeide: Spreek. ~ 15268 1Kon 2:15 | het koninkrijk mijn was, en het ganse Israel zijn aangezicht 15269 1Kon 2:15 | het koninkrijk omgewend en mijns broeders geworden 15270 1Kon 2:16 | 16 En nu begeer ik van u een enige 15271 1Kon 2:16 | mijn aangezicht niet af. En zij zeide tot hem: Spreek. ~ 15272 1Kon 2:17 | 17 En hij zeide: Spreek toch tot 15273 1Kon 2:18 | 18 En Bathseba zeide: Het is goed, 15274 1Kon 2:19 | voor Adonia aan te spreken. En de koning stond op, haar 15275 1Kon 2:19 | stond op, haar tegemoet, en boog zich voor haar; daarna 15276 1Kon 2:19 | daarna zat hij op zijn troon, en deed een stoel voor de moeder 15277 1Kon 2:19 | moeder des konings zetten; en zij zat aan zijn rechterhand. ~ 15278 1Kon 2:20 | mijn aangezicht niet af. En de koning zeide tot haar: 15279 1Kon 2:21 | 21 En zij zeide: Laat Abisag, 15280 1Kon 2:22 | antwoordde de koning Salomo, en zeide tot zijn moeder: En 15281 1Kon 2:22 | en zeide tot zijn moeder: En waarom begeert gij Abisag, 15282 1Kon 2:22 | dan ik ben), ja, voor hem, en voor Abjathar, den priester, 15283 1Kon 2:22 | Abjathar, den priester, en voor Joab, den zoon van 15284 1Kon 2:23 | 23 En de koning Salomo zwoer bij 15285 1Kon 2:23 | zeggende: Zo doe mij God, en zo doe Hij daartoe, voorzeker 15286 1Kon 2:24 | 24 En nu, zo waarachtig als de 15287 1Kon 2:24 | Die mij bevestigd heeft, en mij heeft doen zitten op 15288 1Kon 2:24 | troon van mijn vader David, en Die mij een huis gemaakt 15289 1Kon 2:25 | 25 En de koning Salomo zond door 15290 1Kon 2:26 | 26 En tot Abjathar, den priester, 15291 1Kon 2:26 | vader David gedragen hebt, en omdat gij verdrukt zijt 15292 1Kon 2:28 | tot de tent des HEEREN, en vatte de hoornen des altaars. ~ 15293 1Kon 2:29 | 29 En het werd den koning Salomo 15294 1Kon 2:29 | des HEEREN gevloden was, en zie, hij is bij het altaar. 15295 1Kon 2:30 | 30 En Benaja kwam tot de tent 15296 1Kon 2:30 | tot de tent des HEEREN, en zeide tot hem: Zo zegt de 15297 1Kon 2:30 | zegt de koning: Kom uit. En hij zeide: Neen, maar hier 15298 1Kon 2:30 | maar hier zal ik sterven! En Benaja bracht het antwoord 15299 1Kon 2:30 | Zo heeft Joab gesproken, en zo heeft hij mij geantwoord. ~ 15300 1Kon 2:31 | 31 En de koning zeide tot hem: 15301 1Kon 2:31 | als hij gesproken heeft, en val op hem aan, en begraaf 15302 1Kon 2:31 | heeft, en val op hem aan, en begraaf hem, opdat gij wegdoet, 15303 1Kon 2:31 | opdat gij wegdoet, van mij en van mijns vaders huis, dat 15304 1Kon 2:32 | twee mannen, rechtvaardiger en beter dan hij, aangevallen 15305 1Kon 2:32 | dan hij, aangevallen is, en die met het zwaard gedood 15306 1Kon 2:32 | krijgsoverste van Israel, en Amasa, den zoon van Jether, 15307 1Kon 2:33 | wederkeren op het hoofd van Joab, en op het hoofd van zijn zaad 15308 1Kon 2:33 | eeuwigheid; maar David, en zijn zaad, en zijn huis, 15309 1Kon 2:33 | maar David, en zijn zaad, en zijn huis, en zijn troon 15310 1Kon 2:33 | zijn zaad, en zijn huis, en zijn troon zal vrede hebben 15311 1Kon 2:34 | 34 En Benaja, de zoon van Jojada, 15312 1Kon 2:34 | zoon van Jojada, ging op, en viel op hem aan, en doodde 15313 1Kon 2:34 | op, en viel op hem aan, en doodde hem; en hij werd 15314 1Kon 2:34 | hem aan, en doodde hem; en hij werd begraven in zijn 15315 1Kon 2:35 | 35 En de koning zette Benaja, 15316 1Kon 2:35 | zijn plaats over het heir; en Zadok, den priester, zette 15317 1Kon 2:36 | 36 Daarna zond de koning, en riep Simei, en zeide tot 15318 1Kon 2:36 | de koning, en riep Simei, en zeide tot hem: Bouw u een 15319 1Kon 2:36 | u een huis in Jeruzalem, en woon aldaar; en ga van daar 15320 1Kon 2:36 | Jeruzalem, en woon aldaar; en ga van daar niet uit herwaarts 15321 1Kon 2:38 | 38 En Simei zeide tot den koning: 15322 1Kon 2:38 | alzo zal uw knecht doen. En Simei woonde te Jeruzalem 15323 1Kon 2:39 | Maacha, den koning van Gath; en men gaf het Simei te kennen, 15324 1Kon 2:40 | Toen maakte zich Simei op, en zadelde zijn ezel, en toog 15325 1Kon 2:40 | op, en zadelde zijn ezel, en toog heen naar Gath tot 15326 1Kon 2:40 | zoeken; zo toog Simei heen, en bracht zijn knechten van 15327 1Kon 2:41 | 41 En het werd Salomo aangezegd, 15328 1Kon 2:41 | Jeruzalem naar Gath getogen, en wedergekomen was. ~ 15329 1Kon 2:42 | 42 Toen zond de koning, en riep Simei, en zeide tot 15330 1Kon 2:42 | de koning, en riep Simei, en zeide tot hem: Heb ik u 15331 1Kon 2:42 | niet beedigd bij den HEERE, en tegen u betuigd, zeggende: 15332 1Kon 2:42 | gij den dood zult sterven? En gij zeidet tot mij: Dat 15333 1Kon 2:43 | des HEEREN niet gehouden, en het gebod, dat ik over u 15334 1Kon 2:45 | koning Salomo is gezegend; en de troon van David zal bevestigd 15335 1Kon 2:46 | 46 En de koning gebood Benaja, 15336 1Kon 2:46 | van Jojada; die ging uit, en viel op hem aan, dat hij 15337 1Kon 3:1 | 1 En Salomo verzwagerde zich 15338 1Kon 3:1 | den koning van Egypte; en nam de dochter van Farao, 15339 1Kon 3:1 | nam de dochter van Farao, en bracht ze in de stad Davids 15340 1Kon 3:1 | het bouwen van zijn huis en het huis des HEEREN, en 15341 1Kon 3:1 | en het huis des HEEREN, en den muur van Jeruzalem rondom. ~ 15342 1Kon 3:3 | 3 En Salomo had den HEERE lief, 15343 1Kon 3:3 | alleenlijk offerde hij en rookte op de hoogten. ~ 15344 1Kon 3:4 | 4 En de koning ging naar Gibeon, 15345 1Kon 3:5 | in een droom des nachts en God zeide: Begeer wat Ik 15346 1Kon 3:6 | 6 En Salomo zeide: Gij hebt aan 15347 1Kon 3:6 | gewandeld heeft, in waarheid, en in gerechtigheid, en in 15348 1Kon 3:6 | waarheid, en in gerechtigheid, en in oprechtheid des harten 15349 1Kon 3:6 | oprechtheid des harten met U; en Gij hebt hem deze grote 15350 1Kon 3:7 | plaats van mijn vader David; en ik ben een klein jongeling, 15351 1Kon 3:8 | 8 En Uw knecht is in het midden 15352 1Kon 3:9 | onderscheidende tussen goed en kwaad; want wie zou dit 15353 1Kon 3:11 | 11 En God zeide tot hem: Daarom 15354 1Kon 3:11 | deze zaak begeerd hebt, en niet begeerd hebt, voor 15355 1Kon 3:12 | zie, Ik heb u een wijs en verstandig hart gegeven, 15356 1Kon 3:12 | voor u niet geweest is, en uws gelijke na u niet opstaan 15357 1Kon 3:13 | u gegeven, beide rijkdom en eer; dat uws gelijke niemand 15358 1Kon 3:14 | 14 En zo gij in Mijn wegen wandelen 15359 1Kon 3:14 | onderhoudende Mijn inzettingen en Mijn geboden, gelijk als 15360 1Kon 3:15 | 15 En Salomo waakte op, en ziet, 15361 1Kon 3:15 | 15 En Salomo waakte op, en ziet, het was een droom. 15362 1Kon 3:15 | ziet, het was een droom. En hij kwam te Jeruzalem, en 15363 1Kon 3:15 | En hij kwam te Jeruzalem, en stond voor de ark des verbonds 15364 1Kon 3:15 | des verbonds des HEEREN, en offerde brandofferen, en 15365 1Kon 3:15 | en offerde brandofferen, en bereidde dankofferen, en 15366 1Kon 3:15 | en bereidde dankofferen, en maakte een maaltijd voor 15367 1Kon 3:16 | hoeren waren, tot den koning; en zij stonden voor zijn aangezicht. ~ 15368 1Kon 3:17 | 17 En de ene vrouw zeide: Och, 15369 1Kon 3:17 | zeide: Och, mijn heer. Ik en deze vrouw wonen in een 15370 1Kon 3:17 | vrouw wonen in een huis; en ik heb bij haar in dat huis 15371 1Kon 3:18 | vrouw ook gebaard heeft; en wij waren te zamen, geen 15372 1Kon 3:19 | 19 En de zoon dezer vrouw is des 15373 1Kon 3:20 | 20 En zij stond ter middernacht 15374 1Kon 3:20 | stond ter middernacht op, en nam mijn zoon van bij mij, 15375 1Kon 3:20 | als uw dienstmaagd sliep, en legde hem in haar schoot, 15376 1Kon 3:20 | legde hem in haar schoot, en haar doden zoon legde zij 15377 1Kon 3:21 | 21 En ik stond in de morgen op, 15378 1Kon 3:21 | om mijn zoon te zogen, en zie, hij was dood; maar 15379 1Kon 3:21 | lette in den morgen op hem, en zie, het was mijn zoon niet, 15380 1Kon 3:22 | die levende is mijn zoon, en de dode is uw zoon; gene 15381 1Kon 3:22 | maar de dode is uw zoon, en de levende is mijn zoon! 15382 1Kon 3:23 | zoon is het, die dood is; en die zegt: Neen, maar de 15383 1Kon 3:23 | maar de dode is uw zoon, en de levende mijn zoon. ~ 15384 1Kon 3:24 | koning: Haalt mij een zwaard; en zij brachten een zwaard 15385 1Kon 3:25 | 25 En de koning zeide: Doorsnijdt 15386 1Kon 3:25 | levende kind in tweeen, en geeft de ene een helft, 15387 1Kon 3:25 | geeft de ene een helft, en de andere een helft. ~ 15388 1Kon 3:26 | ontstak over haar zoon), en zeide: Och, mijn heer! Geef 15389 1Kon 3:26 | Geef haar dat levende kind, en dood het geenszins; deze 15390 1Kon 3:27 | Toen antwoordde de koning, en zeide: Geeft aan die het 15391 1Kon 3:28 | 28 En geheel Israel hoorde dat 15392 1Kon 3:28 | de koning geoordeeld had, en vreesde voor het aangezicht 15393 1Kon 4:2 | 2 En deze waren de vorsten, die 15394 1Kon 4:3 | 3 Elihoref, en Ahia, de zoon van Sisa, 15395 1Kon 4:4 | 4 En Benaja, de zoon van Jojada, 15396 1Kon 4:4 | Jojada, was over het heir; en Zadok en Abjathar waren 15397 1Kon 4:4 | over het heir; en Zadok en Abjathar waren priesters. ~ 15398 1Kon 4:5 | 5 En Azaria, de zoon van Nathan, 15399 1Kon 4:5 | over de bestelmeesters; en Zabud, de zoon van Nathan, 15400 1Kon 4:6 | 6 En Ahisar was hofmeester; en 15401 1Kon 4:6 | En Ahisar was hofmeester; en Adoniram, de zoon van Abda, 15402 1Kon 4:7 | 7 En Salomo had twaalf bestelmeesters 15403 1Kon 4:7 | gans Israel, die den koning en zijn huis verzorgden; voor 15404 1Kon 4:8 | 8 En dit zijn hun namen: de zoon 15405 1Kon 4:9 | zoon van Deker in Makaz, en in Saalbim, en Beth-Semes, 15406 1Kon 4:9 | in Makaz, en in Saalbim, en Beth-Semes, en Elon-Beth-hanan. ~ 15407 1Kon 4:9 | Saalbim, en Beth-Semes, en Elon-Beth-hanan. ~ 15408 1Kon 4:10 | Arubboth; hij had daartoe Socho en het ganse land Hefer. ~ 15409 1Kon 4:12 | van Ahilud, had Taanach, en Megiddo, en het ganse Beth-Sean, 15410 1Kon 4:12 | had Taanach, en Megiddo, en het ganse Beth-Sean, hetwelk 15411 1Kon 4:13 | grote steden, met muren en koperen grendelen. ~ 15412 1Kon 4:16 | zoon van Husai, was in Aser en in Aloth. ~ 15413 1Kon 4:19 | den koning der Amorieten, en van Og, den koning van Basan, 15414 1Kon 4:19 | Og, den koning van Basan, en hij was de enige bestelmeester, 15415 1Kon 4:20 | 20 Juda nu en Israel waren velen, als 15416 1Kon 4:20 | zee is in menigte, etende, en drinkende, en blijde zijnde. ~ 15417 1Kon 4:20 | menigte, etende, en drinkende, en blijde zijnde. ~ 15418 1Kon 4:21 | 21 En Salomo was heersende over 15419 1Kon 4:21 | het land der Filistijnen, en tot aan de landpale van 15420 1Kon 4:21 | die brachten geschenken, en dienden Salomo al de dagen 15421 1Kon 4:22 | dag, dertig kor meelbloem, en zestig kor meel; ~ 15422 1Kon 4:23 | 23 Tien vette runderen, en twintig weiderunderen, en 15423 1Kon 4:23 | en twintig weiderunderen, en honderd schapen; uitgenomen 15424 1Kon 4:23 | schapen; uitgenomen de herten, en reeen, en buffelen, en gemeste 15425 1Kon 4:23 | uitgenomen de herten, en reeen, en buffelen, en gemeste vogelen. ~ 15426 1Kon 4:23 | en reeen, en buffelen, en gemeste vogelen. ~ 15427 1Kon 4:24 | op deze zijde der rivier; en hij had vrede van al zijn 15428 1Kon 4:25 | 25 En Juda en Israel woonden zeker, 15429 1Kon 4:25 | 25 En Juda en Israel woonden zeker, een 15430 1Kon 4:25 | iegelijk onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom, van 15431 1Kon 4:26 | paardenstallen tot zijn wagenen, en twaalf duizend ruiteren. ~ 15432 1Kon 4:27 | verzorgden den koning Salomo, en al degenen, die tot de tafel 15433 1Kon 4:28 | 28 De gerst nu en het stro voor de paarden, 15434 1Kon 4:28 | het stro voor de paarden, en voor de snelle kemelen, 15435 1Kon 4:29 | 29 En God gaf Salomo wijsheid 15436 1Kon 4:29 | God gaf Salomo wijsheid en zeer veel verstand, en een 15437 1Kon 4:29 | wijsheid en zeer veel verstand, en een wijd begrip des harten, 15438 1Kon 4:30 | 30 En de wijsheid van Salomo was 15439 1Kon 4:30 | van al die van het oosten, en dan alle wijsheid der Egyptenaren; ~ 15440 1Kon 4:31 | dan Ethan, de Ezrahiet, en Heman, en Chalcol, en Darda, 15441 1Kon 4:31 | de Ezrahiet, en Heman, en Chalcol, en Darda, de zonen 15442 1Kon 4:31 | Ezrahiet, en Heman, en Chalcol, en Darda, de zonen van Mahol; 15443 1Kon 4:31 | Darda, de zonen van Mahol; en zijn naam was onder alle 15444 1Kon 4:32 | 32 En hij sprak drie duizend spreuken; 15445 1Kon 4:32 | waren zijn liederen duizend en vijf. ~ 15446 1Kon 4:33 | hij sprak ook van het vee, en van het gevogelte, en van 15447 1Kon 4:33 | vee, en van het gevogelte, en van de kruipende dieren, 15448 1Kon 4:33 | van de kruipende dieren, en van de vissen. ~ 15449 1Kon 4:34 | 34 En van alle volken kwamen er, 15450 1Kon 5:1 | 1 En Hiram, de koning van Tyrus, 15451 1Kon 5:4 | is geen tegenpartijder, en geen bejegening van kwaad. ~ 15452 1Kon 5:5 | 5 En zie, ik denk voor den Naam 15453 1Kon 5:6 | cederen uit den Libanon houwe, en mijn knechten zullen met 15454 1Kon 5:6 | zullen met uw knechten zijn, en het loon uwer knechten zal 15455 1Kon 5:7 | 7 En het geschiedde, als Hiram 15456 1Kon 5:7 | hij zich zeer verblijdde, en zeide: Gezegend zij de HEERE 15457 1Kon 5:8 | 8 En Hiram zond tot Salomo, zeggende: 15458 1Kon 5:8 | doen met het cederenhout, en met het dennenhout. ~ 15459 1Kon 5:9 | den Libanon aan de zee; en ik zal het op vlotten over 15460 1Kon 5:9 | aan mij ontbieden zult, en zal het aldaar los maken, 15461 1Kon 5:9 | zal het aldaar los maken, en gij zult het wegnemen; gij 15462 1Kon 5:10 | Hiram aan Salomo cederenhout en dennenhout, naar al zijn 15463 1Kon 5:11 | 11 En Salomo gaf Hiram twintig 15464 1Kon 5:11 | tot spijze van zijn huis, en twintig kor gestoten olie; 15465 1Kon 5:12 | Hij tot hem gesproken had; en er was vrede tussen Hiram 15466 1Kon 5:12 | er was vrede tussen Hiram en tussen Salomo, en zij beiden 15467 1Kon 5:12 | Hiram en tussen Salomo, en zij beiden maakten een verbond. ~ 15468 1Kon 5:13 | 13 En de koning Salomo deed een 15469 1Kon 5:13 | opkomen uit gans Israel; en het uitschot was dertig 15470 1Kon 5:14 | 14 En hij zond hen naar den Libanon, 15471 1Kon 5:14 | maanden elk in zijn huis; en Adoniram was over dit uitschot. ~ 15472 1Kon 5:15 | duizend, die last droegen, en tachtig duizend houwers 15473 1Kon 5:16 | werk waren, drie duizend en driehonderd, die heerschappij 15474 1Kon 5:18 | 18 En de bouwlieden van Salomo, 15475 1Kon 5:18 | de bouwlieden van Salomo, en de bouwlieden van Hiram, 15476 1Kon 5:18 | de bouwlieden van Hiram, en de Giblieten behieuwen ze, 15477 1Kon 5:18 | Giblieten behieuwen ze, en bereidden het hout toe, 15478 1Kon 5:18 | bereidden het hout toe, en de stenen, om dat huis te 15479 1Kon 6:1 | geschiedde nu in het vierhonderd en tachtigste jaar, na den 15480 1Kon 6:2 | 2 En dat huis, hetwelk de koning 15481 1Kon 6:2 | zestig ellen in zijn lengte, en van twintig in zijn breedte, 15482 1Kon 6:2 | twintig in zijn breedte, en van dertig ellen in zijn 15483 1Kon 6:3 | 3 En het voorhuis, vooraan den 15484 1Kon 6:4 | 4 En hij maakte vensteren aan 15485 1Kon 6:5 | 5 En rondom aan den wand van 15486 1Kon 6:5 | rondom, beide van den tempel en van de aanspraakplaats. 15487 1Kon 6:6 | vijf ellen in haar breedte, en de middelste van zes ellen 15488 1Kon 6:6 | zes ellen in haar breedte, en de derde van zeven ellen 15489 1Kon 6:8 | rechterzijde van het huis; en door wenteltrappen ging 15490 1Kon 6:8 | tot de middelste zijkamer, en van de middelste tot de 15491 1Kon 6:9 | Alzo bouwde hij het huis, en volmaakte het; en bedekte 15492 1Kon 6:9 | huis, en volmaakte het; en bedekte dat huis met gewelven 15493 1Kon 6:9 | bedekte dat huis met gewelven en rijen van cederen. ~ 15494 1Kon 6:10 | vijf ellen in haar hoogte; en hij voegde ze vast aan dat 15495 1Kon 6:12 | wandelt in Mijn inzettingen, en doet Mijn rechten, en onderhoudt 15496 1Kon 6:12 | inzettingen, en doet Mijn rechten, en onderhoudt al Mijn geboden, 15497 1Kon 6:13 | 13 En Ik zal in het midden der 15498 1Kon 6:13 | der zonen Israels wonen; en Ik zal Mijn volk Israel 15499 1Kon 6:14 | Alzo bouwde Salomo dat huis en volmaakte hetzelve. ~ 15500 1Kon 6:15 | ze van binnen met hout; en overdekte den vloer van


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License