1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
16501 1Kon 20:4 | koning van Israel antwoordde en zeide: Naar uw woord, mijn
16502 1Kon 20:4 | heer de koning, ik ben uwe, en al wat ik heb. ~
16503 1Kon 20:5 | Daarna kwamen de boden weder, en zeiden: Alzo spreekt Benhadad,
16504 1Kon 20:5 | gezonden, zeggende: Uw zilver, en uw goud, en uw vrouwen,
16505 1Kon 20:5 | Uw zilver, en uw goud, en uw vrouwen, en uw kinderen
16506 1Kon 20:5 | uw goud, en uw vrouwen, en uw kinderen zult gij mij
16507 1Kon 20:6 | zenden, dat zij uw huis en de huizen uwer knechten
16508 1Kon 20:6 | uwer knechten bezoeken; en het zal geschieden, dat
16509 1Kon 20:6 | ogen in hun handen leggen en wegnemen zullen. ~
16510 1Kon 20:7 | alle oudsten des lands, en zeide: Merkt toch en ziet,
16511 1Kon 20:7 | lands, en zeide: Merkt toch en ziet, dat deze het kwade
16512 1Kon 20:7 | gezonden, om mijn vrouwen, en om mijn kinderen, en om
16513 1Kon 20:7 | vrouwen, en om mijn kinderen, en om mijn zilver, en om mijn
16514 1Kon 20:7 | kinderen, en om mijn zilver, en om mijn goud, en ik heb
16515 1Kon 20:7 | zilver, en om mijn goud, en ik heb het hem niet geweigerd. ~
16516 1Kon 20:8 | 8 Doch al de oudsten, en het ganse volk, zeiden tot
16517 1Kon 20:8 | zeiden tot hem: Hoor niet, en bewillig niet. ~
16518 1Kon 20:9 | Zo gingen de boden heen en brachten hem bescheid weder. ~
16519 1Kon 20:10 | 10 En Benhadad zond tot hem en
16520 1Kon 20:10 | En Benhadad zond tot hem en zeide: De goden doen mij
16521 1Kon 20:10 | zeide: De goden doen mij zo, en doen zo daartoe, indien
16522 1Kon 20:11 | koning van Israel antwoordde en zeide: Spreekt tot hem:
16523 1Kon 20:12 | 12 En het geschiedde, als hij
16524 1Kon 20:12 | daar hij was drinkende, hij en de koningen in de tenten,
16525 1Kon 20:12 | zijn knechten: Legt aan! En zij legden aan tegen de
16526 1Kon 20:13 | 13 En ziet, een profeet trad tot
16527 1Kon 20:13 | den koning van Israel, en zeide: Zo zegt de HEERE:
16528 1Kon 20:14 | 14 En Achab zeide: Door wie? En
16529 1Kon 20:14 | En Achab zeide: Door wie? En hij zeide: Zo zegt de HEERE:
16530 1Kon 20:14 | oversten der landschappen. En hij zeide: Wie zal den strijd
16531 1Kon 20:14 | zal den strijd aanbinden? En hij zeide: Gij. ~
16532 1Kon 20:15 | oversten der landschappen, en zij waren tweehonderd twee
16533 1Kon 20:15 | zij waren tweehonderd twee en dertig; en na hen telde
16534 1Kon 20:15 | tweehonderd twee en dertig; en na hen telde hij al het
16535 1Kon 20:16 | 16 En zij togen uit op den middag.
16536 1Kon 20:16 | dronken in de tenten, hij en de koningen, de twee en
16537 1Kon 20:16 | en de koningen, de twee en dertig koningen, die hem
16538 1Kon 20:17 | 17 En de jongens van de oversten
16539 1Kon 20:17 | Benhadad zond enigen uit, en zij boodschapten hem, zeggende:
16540 1Kon 20:18 | 18 En hij zeide: Hetzij dat zij
16541 1Kon 20:19 | landschappen uit de stad, en het heir, dat hen navolgde. ~
16542 1Kon 20:20 | 20 En een ieder sloeg zijn man,
16543 1Kon 20:20 | zodat de Syriers vloden, en Israel jaagde hen na. Doch
16544 1Kon 20:21 | 21 En de koning van Israel toog
16545 1Kon 20:21 | koning van Israel toog uit, en sloeg paarden en wagenen,
16546 1Kon 20:21 | toog uit, en sloeg paarden en wagenen, dat hij een groten
16547 1Kon 20:22 | tot den koning van Israel, en zeide tot hem: Ga heen,
16548 1Kon 20:22 | tot hem: Ga heen, sterk u; en bemerk, en zie, wat gij
16549 1Kon 20:22 | heen, sterk u; en bemerk, en zie, wat gij doen zult;
16550 1Kon 20:24 | elkeen uit zijn plaats, en stel landvoogden in hun
16551 1Kon 20:25 | 25 En gij, tel u een heir, als
16552 1Kon 20:25 | van de uwen gevallen is, en paarden, als die paarden,
16553 1Kon 20:25 | paarden, als die paarden, en wagenen, als die wagenen;
16554 1Kon 20:25 | wagenen, als die wagenen; en laat ons tegen hen op het
16555 1Kon 20:25 | niet sterker zijn dan zij! En hij hoorde naar hun stem,
16556 1Kon 20:25 | hij hoorde naar hun stem, en deed alzo. ~
16557 1Kon 20:26 | Benhadad de Syriers monsterde; en hij toog op naar Afek, ten
16558 1Kon 20:27 | Israels werden ook gemonsterd, en waren verzorgd van leeftocht,
16559 1Kon 20:27 | verzorgd van leeftocht, en trokken hun tegemoet; en
16560 1Kon 20:27 | en trokken hun tegemoet; en de kinderen Israels legerden
16561 1Kon 20:28 | 28 En de man Gods trad toe, en
16562 1Kon 20:28 | En de man Gods trad toe, en sprak tot den koning van
16563 1Kon 20:28 | tot den koning van Israel, en zeide: Zo zegt de HEERE:
16564 1Kon 20:28 | HEERE is een God der bergen, en Hij is niet een God der
16565 1Kon 20:29 | 29 En dezen waren gelegerd tegenover
16566 1Kon 20:29 | dat de strijd aanging; en de kinderen Israels sloegen
16567 1Kon 20:30 | 30 En de overgeblevenen vloden
16568 1Kon 20:30 | vloden naar Afek in de stad, en de muur viel op zeven en
16569 1Kon 20:30 | en de muur viel op zeven en twintig duizend mannen,
16570 1Kon 20:30 | waren; ook vlood Benhadad, en kwam in de stad van kamer
16571 1Kon 20:31 | zakken om onze lenden leggen, en koorden om onze hoofden,
16572 1Kon 20:31 | koorden om onze hoofden, en uitgaan tot den koning van
16573 1Kon 20:32 | zij zakken om hun lenden, en koorden om hun hoofden,
16574 1Kon 20:32 | koorden om hun hoofden, en kwamen tot den koning van
16575 1Kon 20:32 | tot den koning van Israel, en zeiden: Uw knecht Benhadad
16576 1Kon 20:32 | Laat toch mijn ziel leven. En hij zeide: Leeft hij dan
16577 1Kon 20:33 | namen naarstiglijk waar, en vatten het haastelijk, of
16578 1Kon 20:33 | haastelijk, of het van hem ware, en zeiden: Uw broeder Benhadad
16579 1Kon 20:33 | broeder Benhadad leeft. En hij zeide: Komt, brengt
16580 1Kon 20:33 | kwam Benhadad tot hem uit, en hij deed hem op den wagen
16581 1Kon 20:34 | 34 En hij zeide tot hem: De steden,
16582 1Kon 20:34 | heeft, zal ik wedergeven, en maak u straten in Damaskus,
16583 1Kon 20:34 | in Samaria gemaakt heeft. En ik, antwoordde Achab, zal
16584 1Kon 20:34 | hij een verbond met hem, en liet hem gaan. ~
16585 1Kon 20:35 | des HEEREN: Sla mij toch. En de man weigerde hem te slaan. ~
16586 1Kon 20:36 | 36 En hij zeide tot hem: Daarom
16587 1Kon 20:36 | zo zal u een leeuw slaan. En als hij van bij hem weggegaan
16588 1Kon 20:37 | vond hij een anderen man, en zeide: Sla mij toch. En
16589 1Kon 20:37 | en zeide: Sla mij toch. En die man sloeg hem, slaande
16590 1Kon 20:37 | die man sloeg hem, slaande en wondende. ~
16591 1Kon 20:38 | Toen ging de profeet heen, en stond voor den koning op
16592 1Kon 20:38 | voor den koning op den weg; en hij verstelde zich met as
16593 1Kon 20:39 | 39 En het geschiedde, als de koning
16594 1Kon 20:39 | hij tot den koning riep, en zeide: Uw knecht was uitgegaan
16595 1Kon 20:39 | het midden des strijds; en zie, een man was afgeweken,
16596 1Kon 20:39 | een man was afgeweken, en bracht tot mij een man,
16597 1Kon 20:39 | bracht tot mij een man, en zeide: Bewaar dezen man,
16598 1Kon 20:40 | geschiedde nu, als uw knecht hier en daar doende was, dat hij
16599 1Kon 20:41 | 41 Toen haastte hij zich, en deed de as af van zijn ogen;
16600 1Kon 20:41 | de as af van zijn ogen; en de koning van Israel kende
16601 1Kon 20:42 | 42 En hij zeide tot hem: Zo zegt
16602 1Kon 20:42 | plaats van zijn ziel zijn, en uw volk in de plaats van
16603 1Kon 20:43 | 43 En de koning van Israel toog
16604 1Kon 20:43 | Israel toog henen, gemelijk en toornig, naar zijn huis,
16605 1Kon 20:43 | toornig, naar zijn huis, en kwam te Samaria. ~ ~ ~
16606 1Kon 21:1 | deze dingen, alzo Naboth, en Jizreeliet, een wijngaard
16607 1Kon 21:2 | hij nabij mijn huis is; en ik zal u daarvoor geven
16608 1Kon 21:4 | Achab in zijn huis, gemelijk en toornig over het woord,
16609 1Kon 21:4 | tot hem gesproken had, en gezegd: Ik zal de erve mijner
16610 1Kon 21:4 | mijner vaderen niet geven. En hij legde zich neder op
16611 1Kon 21:4 | zich neder op zijn bed, en keerde zijn aangezicht om,
16612 1Kon 21:4 | keerde zijn aangezicht om, en at geen brood. ~
16613 1Kon 21:5 | huisvrouw, kwam tot hem, en sprak tot hem: Wat is dit,
16614 1Kon 21:5 | uw geest dus gemelijk is, en dat gij geen brood eet? ~
16615 1Kon 21:6 | 6 En hij sprak tot haar: Omdat
16616 1Kon 21:6 | den Jizreeliet, gesproken en hem gezegd heb: Geef mij
16617 1Kon 21:7 | regeren? Sta op, eet brood, en uw hart zij vrolijk; ik
16618 1Kon 21:8 | brieven in den naam van Achab, en verzegelde ze met zijn signet;
16619 1Kon 21:8 | verzegelde ze met zijn signet; en zond de brieven tot de oudsten
16620 1Kon 21:8 | de brieven tot de oudsten en tot de edelen, die in zijn
16621 1Kon 21:9 | 9 En zij schreef in die brieven,
16622 1Kon 21:9 | zeggende: Roept een vasten uit, en zet Naboth in de hoogste
16623 1Kon 21:10 | 10 En zet tegenover hem twee mannen,
16624 1Kon 21:10 | zeggende: Gij hebt God en den koning gezegend; en
16625 1Kon 21:10 | en den koning gezegend; en voert hem uit, en stenigt
16626 1Kon 21:10 | gezegend; en voert hem uit, en stenigt hem, dat hij sterve. ~
16627 1Kon 21:11 | 11 En de mannen zijner stad, die
16628 1Kon 21:11 | zijner stad, die oudsten en die edelen, die in zijn
16629 1Kon 21:12 | Zij riepen een vasten uit; en zij zetten Naboth in de
16630 1Kon 21:13 | twee mannen, zonen Belials, en zetten zich tegenover hem;
16631 1Kon 21:13 | zetten zich tegenover hem; en de mannen Belials getuigden
16632 1Kon 21:13 | zeggende: Naboth heeft God en den koning gezegend. En
16633 1Kon 21:13 | en den koning gezegend. En zij voerden hem buiten de
16634 1Kon 21:13 | voerden hem buiten de stad, en stenigden hem met stenen,
16635 1Kon 21:14 | zeggende: Naboth is gestenigd en is dood. ~
16636 1Kon 21:15 | hoorde, dat Naboth gestenigd en dood was, dat Izebel tot
16637 1Kon 21:16 | 16 En het geschiedde, als Achab
16638 1Kon 21:19 | 19 En gij zult tot hem spreken,
16639 1Kon 21:19 | Hebt gij doodgeslagen, en ook een erfelijke bezitting
16640 1Kon 21:20 | 20 En Achab zeide tot Elia: Hebt
16641 1Kon 21:20 | gevonden, o, mijn vijand? En hij zeide: Ik heb u gevonden,
16642 1Kon 21:21 | zal kwaad over u brengen, en uw nakomelingen wegdoen;
16643 1Kon 21:21 | uw nakomelingen wegdoen; en Ik zal van Achab uitroeien,
16644 1Kon 21:21 | mitsgaders den beslotene en verlatene in Israel. ~
16645 1Kon 21:22 | 22 En Ik zal uw huis maken gelijk
16646 1Kon 21:22 | Jerobeam, den zoon van Nebat, en gelijk het huis van Baesa,
16647 1Kon 21:22 | waarmede gij Mij getergd hebt, en dat gij Israel hebt doen
16648 1Kon 21:24 | zullen de honden eten; en die in het veld sterft,
16649 1Kon 21:26 | 26 En hij deed zeer gruwelijk,
16650 1Kon 21:27 | zijn klederen scheurde, en een zak om zijn vlees legde,
16651 1Kon 21:27 | zak om zijn vlees legde, en vastte; hij lag ook neder
16652 1Kon 21:27 | lag ook neder in den zak, en ging langzaam. ~
16653 1Kon 21:28 | 28 En het woord des HEEREN geschiedde
16654 1Kon 22:1 | 1 En zij zaten drie jaren stil,
16655 1Kon 22:1 | geen krijg was tussen Syrie en tussen Israel. ~
16656 1Kon 22:3 | Ramoth in Gilead onze is? En wij zijn stil, zonder dat
16657 1Kon 22:4 | strijd naar Ramoth in Gilead? En Josafat zeide tot den koning
16658 1Kon 22:6 | omtrent vierhonderd man, en hij zeide tot hen: Zal ik
16659 1Kon 22:6 | of zal ik het nalaten? En zij zeiden: Trek op, want
16660 1Kon 22:8 | Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide: De koning
16661 1Kon 22:9 | van Israel een kamerling, en hij zeide: Haal haastelijk
16662 1Kon 22:10 | De koning van Israel nu, en Josafat, de koning van Juda,
16663 1Kon 22:10 | deur der poort van Samaria; en al de profeten profeteerden
16664 1Kon 22:11 | 11 En Zedekia, de zoon van Kenaana,
16665 1Kon 22:11 | ijzeren horens gemaakt; en hij zeide: Zo zegt de HEERE:
16666 1Kon 22:12 | 12 En al de profeten profeteerden
16667 1Kon 22:12 | op naar Ramoth in Gilead, en gij zult voorspoedig zijn;
16668 1Kon 22:13 | het woord van een uit hen, en spreek het goede. ~
16669 1Kon 22:15 | zullen wij het nalaten? En hij zeide tot hem: Trek
16670 1Kon 22:15 | zeide tot hem: Trek op, en gij zult voorspoedig zijn,
16671 1Kon 22:16 | 16 En de koning zeide tot hem:
16672 1Kon 22:17 | 17 En hij zeide: Ik zag het ganse
16673 1Kon 22:17 | die geen herder hebben; en de HEERE zeide: Dezen hebben
16674 1Kon 22:19 | zittende op Zijn troon, en al het hemelse heir staande
16675 1Kon 22:19 | Hem, aan Zijn rechter hand en aan Zijn linkerhand. ~
16676 1Kon 22:20 | 20 En de HEERE zeide: Wie zal
16677 1Kon 22:20 | overreden, dat hij optrekke en valle te Ramoth in Gilead?
16678 1Kon 22:20 | De een nu zeide aldus, en de andere zeide alzo. ~
16679 1Kon 22:21 | Toen ging een geest uit, en stond voor het aangezicht
16680 1Kon 22:21 | het aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik zal hem overreden.
16681 1Kon 22:21 | zeide: Ik zal hem overreden. En de HEERE zeide tot hem:
16682 1Kon 22:22 | 22 En hij zeide: Ik zal uitgaan,
16683 1Kon 22:22 | hij zeide: Ik zal uitgaan, en een leugengeest zijn in
16684 1Kon 22:22 | mond van al zijn profeten. En Hij zeide: Gij zult overreden,
16685 1Kon 22:22 | zeide: Gij zult overreden, en zult het ook vermogen; ga
16686 1Kon 22:22 | het ook vermogen; ga uit en doe alzo. ~
16687 1Kon 22:23 | deze uw profeten gegeven; en de HEERE heeft kwaad over
16688 1Kon 22:24 | de zoon van Kenaana, toe, en sloeg Micha op het kinnebakken;
16689 1Kon 22:24 | Micha op het kinnebakken; en hij zeide: Door wat weg
16690 1Kon 22:25 | 25 En Micha zeide: Zie, gij zult
16691 1Kon 22:26 | Israel nu zeide: Neem Micha, en breng hem weder tot Amon,
16692 1Kon 22:26 | Amon, den overste der stad, en tot Joas, den zoon des konings; ~
16693 1Kon 22:27 | 27 En gij zult zeggen: Zo zegt
16694 1Kon 22:27 | dezen in het gevangenhuis, en spijst hem met brood der
16695 1Kon 22:27 | met brood der bedruktheid, en met water der bedruktheid,
16696 1Kon 22:28 | 28 En Micha zeide: Indien gij
16697 1Kon 22:29 | toog de koning van Israel en Josafat, de koning van Juda,
16698 1Kon 22:30 | 30 En de koning van Israel zeide
16699 1Kon 22:30 | zich de koning van Israel, en kwam in den strijd. ~
16700 1Kon 22:31 | wagenen, van welke hij twee en dertig had, zeggende: Gij
16701 1Kon 22:32 | is de koning van Israel, en zij keerden zich naar hem,
16702 1Kon 22:33 | 33 En het geschiedde, als de oversten
16703 1Kon 22:34 | boog in zijn eenvoudigheid, en schoot den koning van Israel
16704 1Kon 22:34 | Israel tussen de gespen en tussen het pantsier. Toen
16705 1Kon 22:34 | zijn voerman: Keer uw hand, en voer mij uit het leger,
16706 1Kon 22:35 | 35 En de strijd nam op denzelven
16707 1Kon 22:35 | nam op denzelven dag toe, en de koning werd met den wagen
16708 1Kon 22:35 | maar hij stierf des avonds, en het bloed der wonde vloeide
16709 1Kon 22:36 | 36 En er ging een uitroeping door
16710 1Kon 22:36 | ieder kere naar zijn stad, en een ieder naar zijn land! ~
16711 1Kon 22:37 | 37 Alzo stierf de koning, en werd naar Samaria gebracht;
16712 1Kon 22:37 | werd naar Samaria gebracht; en zij begroeven den koning
16713 1Kon 22:39 | geschiedenissen van Achab, en al wat hij gedaan heeft,
16714 1Kon 22:39 | al wat hij gedaan heeft, en het elpenbenen huis, dat
16715 1Kon 22:39 | dat hij gebouwd heeft, en al de steden, die hij gebouwd
16716 1Kon 22:40 | Achab met zijn vaderen; en zijn zoon Ahazia werd koning
16717 1Kon 22:42 | 42 Josafat was vijf en dertig jaren oud, als hij
16718 1Kon 22:42 | oud, als hij koning werd, en regeerde vijf en twintig
16719 1Kon 22:42 | koning werd, en regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem;
16720 1Kon 22:42 | twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was
16721 1Kon 22:43 | 43 En hij wandelde in al den weg
16722 1Kon 22:44 | weggenomen; het volk offerde en rookte nog op de hoogten. ~
16723 1Kon 22:45 | 45 En Josafat maakte vrede met
16724 1Kon 22:46 | geschiedenissen van Josafat, en zijn macht, die hij bewezen
16725 1Kon 22:46 | die hij bewezen heeft, en hoe hij geoorloogd heeft,
16726 1Kon 22:49 | 49 En Josafat maakte schepen van
16727 1Kon 22:51 | 51 En Josafat ontsliep met zijn
16728 1Kon 22:51 | ontsliep met zijn vaderen, en werd bij zijn vaderen begraven
16729 1Kon 22:51 | stad van zijn vader David; en zijn zoon Joram werd koning
16730 1Kon 22:52 | Josafat, den koning van Juda, en regeerde twee jaren over
16731 1Kon 22:53 | 53 En hij deed dat kwaad was in
16732 1Kon 22:53 | den weg van zijn vader, en in den weg van zijn moeder,
16733 1Kon 22:53 | den weg van zijn moeder, en in den weg van Jerobeam,
16734 1Kon 22:54 | 54 En hij diende Baal, en boog
16735 1Kon 22:54 | 54 En hij diende Baal, en boog zich voor hem, en vertoornde
16736 1Kon 22:54 | en boog zich voor hem, en vertoornde den HEERE, den
16737 2Kon 1:1 | 1 En Moab viel van Israel af,
16738 2Kon 1:2 | 2 En Ahazia viel door een tralie
16739 2Kon 1:2 | opperzaal, die te Samaria was, en werd krank. En hij zond
16740 2Kon 1:2 | Samaria was, en werd krank. En hij zond boden, en zeide
16741 2Kon 1:2 | krank. En hij zond boden, en zeide tot hen: Gaat heen,
16742 2Kon 1:3 | konings van Samaria tegemoet, en spreek tot hen: Is het,
16743 2Kon 1:4 | gij zult den dood sterven. En Elia ging weg. ~
16744 2Kon 1:5 | de boden weder tot hem; en hij zeide tot hen: Wat is
16745 2Kon 1:6 | 6 En zij zeiden tot hem: Een
16746 2Kon 1:6 | man kwam op, ons tegemoet, en zeide tot ons: Gaat heen,
16747 2Kon 1:6 | koning die u gezonden heeft, en spreekt tot hem: Zo zegt
16748 2Kon 1:7 | 7 En hij sprak tot hen: Hoedanig
16749 2Kon 1:7 | u tegemoet opgekomen is, en deze woorden tot u gesproken
16750 2Kon 1:8 | 8 En zij zeiden tot hem: Hij
16751 2Kon 1:8 | man met een harig kleed, en met een lederen gordel gegord
16752 2Kon 1:9 | 9 En hij zond tot hem een hoofdman
16753 2Kon 1:9 | vijftig met zijn vijftigen. En als hij tot hem opkwam (
16754 2Kon 1:10 | 10 Maar Elia antwoordde en sprak tot den hoofdman van
16755 2Kon 1:10 | dale vuur van den hemel, en vertere u en uw vijftigen.
16756 2Kon 1:10 | den hemel, en vertere u en uw vijftigen. Toen daalde
16757 2Kon 1:10 | daalde vuur van den hemel, en verteerde hem en zijn vijftigen. ~
16758 2Kon 1:10 | hemel, en verteerde hem en zijn vijftigen. ~
16759 2Kon 1:11 | 11 En hij zond wederom tot hem
16760 2Kon 1:11 | vijftigen. Deze antwoordde en sprak tot hem: Gij, man
16761 2Kon 1:12 | 12 En Elia antwoordde en sprak
16762 2Kon 1:12 | 12 En Elia antwoordde en sprak tot hem: Ben ik een
16763 2Kon 1:12 | dale vuur van den hemel, en vertere u en uw vijftigen.
16764 2Kon 1:12 | den hemel, en vertere u en uw vijftigen. Toen daalde
16765 2Kon 1:12 | vuur Gods van den hemel en verteerde hem en zijn vijftigen. ~
16766 2Kon 1:12 | den hemel en verteerde hem en zijn vijftigen. ~
16767 2Kon 1:13 | 13 En wederom zond hij een hoofdman
16768 2Kon 1:13 | hoofdman van vijftigen op, en kwam en boog zich op zijn
16769 2Kon 1:13 | van vijftigen op, en kwam en boog zich op zijn knieen,
16770 2Kon 1:13 | zijn knieen, voor Elia, en smeekte hem, en sprak tot
16771 2Kon 1:13 | voor Elia, en smeekte hem, en sprak tot hem: Gij, man
16772 2Kon 1:13 | Gods, laat toch mijn ziel en de ziel van uw knechten,
16773 2Kon 1:14 | is van den hemel gedaald, en heeft die twee eerste hoofdmannen
16774 2Kon 1:15 | niet voor zijn aangezicht. En hij stond op, en ging met
16775 2Kon 1:15 | aangezicht. En hij stond op, en ging met hem af tot den
16776 2Kon 1:16 | 16 En hij sprak tot hem: Zo zegt
16777 2Kon 1:17 | dat Elia gesproken had; en Joram werd koning in zijn
16778 2Kon 2:2 | 2 En Elia zeide tot Elisa: Blijf
16779 2Kon 2:2 | waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft ik zal u niet
16780 2Kon 2:3 | Beth-El waren, tot Elisa uit, en zeiden tot hem: Weet gij,
16781 2Kon 2:3 | van uw hoofd wegnemen zal? En hij zeide: Ik weet het ook
16782 2Kon 2:4 | 4 En Elia zeide tot hem: Elisa,
16783 2Kon 2:4 | waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u
16784 2Kon 2:5 | Jericho waren, naar Elisa toe, en zeiden tot hem: Weet gij,
16785 2Kon 2:5 | van uw hoofd wegnemen zal? En hij zeide: Ik weet het ook
16786 2Kon 2:6 | 6 En Elia zeide tot hem: Blijf
16787 2Kon 2:6 | waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u
16788 2Kon 2:6 | ik zal u niet verlaten! En zij beiden gingen henen. ~
16789 2Kon 2:7 | 7 En vijftig mannen van de zonen
16790 2Kon 2:7 | der profeten gingen henen, en stonden tegenover van verre;
16791 2Kon 2:7 | stonden tegenover van verre; en die beiden stonden aan de
16792 2Kon 2:8 | Toen nam Elia zijn mantel, en wond hem samen, en sloeg
16793 2Kon 2:8 | mantel, en wond hem samen, en sloeg het water, en het
16794 2Kon 2:8 | samen, en sloeg het water, en het werd herwaarts en derwaarts
16795 2Kon 2:8 | water, en het werd herwaarts en derwaarts verdeeld; en zij
16796 2Kon 2:8 | herwaarts en derwaarts verdeeld; en zij beiden gingen er door
16797 2Kon 2:9 | bij u weggenomen worde. En Elisa zeide: Dat toch twee
16798 2Kon 2:10 | 10 En hij zeide: Gij hebt een
16799 2Kon 2:11 | 11 En het gebeurde, als zij voortgingen,
16800 2Kon 2:11 | zij voortgingen, gaande en sprekende, ziet, zo was
16801 2Kon 2:12 | 12 En Elisa zag het, en hij riep:
16802 2Kon 2:12 | 12 En Elisa zag het, en hij riep: Mijn vader, mijn
16803 2Kon 2:12 | mijn vader, wagen Israels en zijn ruiteren! En hij zag
16804 2Kon 2:12 | Israels en zijn ruiteren! En hij zag hem niet meer; en
16805 2Kon 2:12 | En hij zag hem niet meer; en hij vatte zijn klederen
16806 2Kon 2:12 | hij vatte zijn klederen en scheurde ze in twee stukken. ~
16807 2Kon 2:13 | van hem afgevallen was, en keerde weder, en stond aan
16808 2Kon 2:13 | afgevallen was, en keerde weder, en stond aan den oever van
16809 2Kon 2:14 | 14 En hij nam den mantel van Elia,
16810 2Kon 2:14 | van hem afgevallen was, en sloeg het water, en zeide:
16811 2Kon 2:14 | was, en sloeg het water, en zeide: Waar is de HEERE,
16812 2Kon 2:14 | God van Elia? Ja, Dezelve? En hij sloeg het water, en
16813 2Kon 2:14 | En hij sloeg het water, en het werd herwaarts en derwaarts
16814 2Kon 2:14 | water, en het werd herwaarts en derwaarts verdeeld, en Elisa
16815 2Kon 2:14 | herwaarts en derwaarts verdeeld, en Elisa ging er door. ~
16816 2Kon 2:15 | van Elia rust op Elisa; en zij kwamen hem tegemoet,
16817 2Kon 2:15 | zij kwamen hem tegemoet, en bogen zich voor hem neder
16818 2Kon 2:16 | 16 En zij zeiden tot hem: Zie
16819 2Kon 2:16 | laat hen toch heengaan, en uw heer zoeken, of niet
16820 2Kon 2:16 | des HEEREN hem opgenomen, en op een der bergen, of in
16821 2Kon 2:17 | hem aan tot schamens toe; en hij zeide: Zendt. En zij
16822 2Kon 2:17 | toe; en hij zeide: Zendt. En zij zonden vijftig mannen,
16823 2Kon 2:18 | te Jericho gebleven was; en hij zeide tot hen: Heb ik
16824 2Kon 2:19 | 19 En de mannen der stad zeiden
16825 2Kon 2:19 | maar het water is kwaad, en het land onvruchtbaar. ~
16826 2Kon 2:20 | 20 En hij zeide: Brengt mij een
16827 2Kon 2:20 | Brengt mij een nieuwe schaal, en legt er zout in. En zij
16828 2Kon 2:20 | schaal, en legt er zout in. En zij brachten ze tot hem. ~
16829 2Kon 2:21 | hij uit tot de waterwel, en wierp het zout daarin, en
16830 2Kon 2:21 | en wierp het zout daarin, en zeide: Zo zegt de HEERE:
16831 2Kon 2:23 | 23 En hij ging van daar op naar
16832 2Kon 2:23 | stad; die bespotten hem, en zeiden tot hem: Kaalkop,
16833 2Kon 2:24 | 24 En hij keerde zich achterom,
16834 2Kon 2:24 | hij keerde zich achterom, en hij zag ze, en vloekte hen,
16835 2Kon 2:24 | achterom, en hij zag ze, en vloekte hen, in den Naam
16836 2Kon 2:24 | twee beren uit het woud, en verscheurden van dezelve
16837 2Kon 2:24 | verscheurden van dezelve twee en veertig kinderen. ~
16838 2Kon 2:25 | 25 En hij ging van daar naar den
16839 2Kon 2:25 | daar naar den berg Karmel; en van daar keerde hij weder
16840 2Kon 3:1 | Josafat, den koning van Juda, en hij regeerde twaalf jaren. ~
16841 2Kon 3:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in
16842 2Kon 3:2 | doch niet gelijk zijn vader en gelijk zijn moeder; want
16843 2Kon 3:4 | Moabieten, was een veehandelaar, en bracht op aan den koning
16844 2Kon 3:4 | honderd duizend lammeren, en honderd duizend rammen met
16845 2Kon 3:6 | zelfder tijd uit Samaria, en monsterde gans Israel. ~
16846 2Kon 3:7 | 7 En hij ging heen, en zond tot
16847 2Kon 3:7 | 7 En hij ging heen, en zond tot Josafat, den koning
16848 2Kon 3:7 | oorlog tegen de Moabieten? En hij zeide: Ik zal opkomen;
16849 2Kon 3:8 | 8 En hij zeide: Door welken weg
16850 2Kon 3:9 | koning van Israel heen, en de koning van Juda, en de
16851 2Kon 3:9 | en de koning van Juda, en de koning van Edom; en als
16852 2Kon 3:9 | en de koning van Edom; en als zij zeven dagreizen
16853 2Kon 3:9 | waren, zo had het leger en het vee, dat hen navolgde,
16854 2Kon 3:11 | 11 En Josafat zeide: Is hier geen
16855 2Kon 3:11 | des konings van Israel, en zeide: Hier is Elisa, de
16856 2Kon 3:12 | 12 En Josafat zeide: Des HEEREN
16857 2Kon 3:12 | af de koning van Israel, en Josafat, en de koning van
16858 2Kon 3:12 | van Israel, en Josafat, en de koning van Edom. ~
16859 2Kon 3:13 | de profeten uws vaders, en tot de profeten uwer moeder.
16860 2Kon 3:14 | 14 En Elisa zeide: Zo waarachtig
16861 2Kon 3:15 | brengt mij een speelman. En het geschiedde, als de speelman
16862 2Kon 3:16 | 16 En hij zeide: Zo zegt de HEERE:
16863 2Kon 3:17 | Gijlieden zult geen wind zien, en gij zult geen regen zien;
16864 2Kon 3:17 | zodat gij zult drinken, gij en uw vee, en uw beesten. ~
16865 2Kon 3:17 | drinken, gij en uw vee, en uw beesten. ~
16866 2Kon 3:19 | 19 En gij zult alle vaste steden,
16867 2Kon 3:19 | zult alle vaste steden, en alle uitgelezene steden
16868 2Kon 3:19 | uitgelezene steden slaan, en zult alle goede bomen vellen,
16869 2Kon 3:19 | alle goede bomen vellen, en zult alle waterfonteinen
16870 2Kon 3:19 | waterfonteinen stoppen; en alle goede stukken lands
16871 2Kon 3:20 | 20 En het geschiedde des morgens,
16872 2Kon 3:20 | door den weg van Edom kwam, en het land met water vervuld
16873 2Kon 3:21 | die den gordel aangordden en daarboven, en zij stonden
16874 2Kon 3:21 | aangordden en daarboven, en zij stonden aan de landpale. ~
16875 2Kon 3:22 | 22 En toen zij zich des morgens
16876 2Kon 3:22 | morgens vroeg opmaakten, en de zon over dat water oprees,
16877 2Kon 3:23 | 23 En zij zeiden: Dit is bloed;
16878 2Kon 3:23 | met het zwaard verdorven, en hebben de een de ander verslagen;
16879 2Kon 3:24 | zich de Israelieten op, en sloegen de Moabieten; en
16880 2Kon 3:24 | en sloegen de Moabieten; en zij vloden van hun aangezicht;
16881 2Kon 3:25 | steden nu braken zij af, en een iegelijk wierp zijn
16882 2Kon 3:25 | alle goede stukken lands, en zij vulden ze, en stopten
16883 2Kon 3:25 | lands, en zij vulden ze, en stopten alle waterfonteinen,
16884 2Kon 3:25 | stopten alle waterfonteinen, en velden alle goede bomen,
16885 2Kon 3:25 | daarvan lieten overblijven; en de slingeraars omsingelden
16886 2Kon 3:25 | slingeraars omsingelden en sloegen hen. ~
16887 2Kon 3:27 | plaats koning zou worden, en offerde hem ten brandoffer
16888 2Kon 3:27 | trokken zij van hem af, en keerden weder in hun land. ~ ~ ~
16889 2Kon 4:1 | mijn man, is gestorven, en gij weet, dat uw knecht
16890 2Kon 4:2 | 2 En Elisa zeide tot haar: Wat
16891 2Kon 4:2 | wat gij in het huis hebt. En zij zeide: Uw dienstmaagd
16892 2Kon 4:4 | 4 Kom dan in, en sluit de deur voor u en
16893 2Kon 4:4 | en sluit de deur voor u en voor uw zonen toe; daarna
16894 2Kon 4:4 | daarna giet in al die vaten, en zet weg, dat vol is. ~
16895 2Kon 4:5 | 5 Zo ging zij van hem, en sloot de deur voor zich
16896 2Kon 4:5 | sloot de deur voor zich en voor haar zonen toe; die
16897 2Kon 4:5 | brachten haar de vaten toe, en zij goot in. ~
16898 2Kon 4:6 | 6 En het geschiedde, als die
16899 2Kon 4:6 | haar: Er is geen vat meer. En de olie stond stil. ~
16900 2Kon 4:7 | 7 Toen kwam zij, en gaf het den man Gods te
16901 2Kon 4:7 | den man Gods te kennen; en hij zeide: Ga heen, verkoop
16902 2Kon 4:7 | Ga heen, verkoop de olie, en betaal uw schuldheer; gij
16903 2Kon 4:9 | 9 En zij zeide tot haar man:
16904 2Kon 4:10 | opperkamer van een wand maken, en laat ons daar voor hem zetten
16905 2Kon 4:10 | voor hem zetten een bed, en tafel, en stoel, en kandelaar;
16906 2Kon 4:10 | zetten een bed, en tafel, en stoel, en kandelaar; zo
16907 2Kon 4:10 | bed, en tafel, en stoel, en kandelaar; zo zal het geschieden,
16908 2Kon 4:11 | 11 En het geschiedde op een dag,
16909 2Kon 4:11 | dag, dat hij daar kwam; en hij week in die opperkamer,
16910 2Kon 4:11 | week in die opperkamer, en legde zich daar neder. ~
16911 2Kon 4:12 | Roep deze Sunamietische. En als hij ze geroepen had,
16912 2Kon 4:13 | of tot den krijgsoverste? En zij had gezegd: Ik woon
16913 2Kon 4:14 | er dan voor haar te doen? En Gehazi had gezegd: Zij heeft
16914 2Kon 4:14 | Zij heeft toch geen zoon, en haar man is oud. ~
16915 2Kon 4:15 | had hij gezegd: Roep haar. En als hij ze geroepen had,
16916 2Kon 4:16 | 16 En hij zeide: Op dezen gezetten
16917 2Kon 4:16 | zult gij een zoon omhelzen. En zij zeide: Neen, mijn heer,
16918 2Kon 4:17 | 17 En de vrouw werd zwanger, en
16919 2Kon 4:17 | En de vrouw werd zwanger, en baarde een zoon op dien
16920 2Kon 4:19 | 19 En het zeide tot zijn vader:
16921 2Kon 4:20 | 20 En hij droeg hem, en bracht
16922 2Kon 4:20 | 20 En hij droeg hem, en bracht hem tot zijn moeder.
16923 2Kon 4:20 | bracht hem tot zijn moeder. En hij zat op haar knieen tot
16924 2Kon 4:21 | 21 En zij ging op, en legde hem
16925 2Kon 4:21 | 21 En zij ging op, en legde hem op het bed van
16926 2Kon 4:21 | sloot zij voor hem toe, en ging uit. ~
16927 2Kon 4:22 | 22 En zij riep om haar man, en
16928 2Kon 4:22 | En zij riep om haar man, en zeide: Zend mij toch een
16929 2Kon 4:22 | toch een van de jongens, en een van de ezelinnen, dat
16930 2Kon 4:22 | ik tot den man Gods lope, en wederkomen. ~
16931 2Kon 4:23 | 23 En hij zeide: Waarom gaat gij
16932 2Kon 4:23 | nieuwe maan, noch sabbat. En zij zeide: Het zal wel zijn. ~
16933 2Kon 4:24 | Toen zadelde zij de ezelin, en zeide tot haar jongen: Drijf,
16934 2Kon 4:24 | tot haar jongen: Drijf, en ga voort; houd mij niet
16935 2Kon 4:25 | 25 Alzo toog zij heen, en kwam tot den man Gods, tot
16936 2Kon 4:25 | Gods, tot den berg Karmel. En het geschiedde, als de man
16937 2Kon 4:26 | loop toch haar tegemoet, en zeg tot haar: Is het wel
16938 2Kon 4:26 | Is het wel met uw kind? En zij zeide: Het is wel. ~
16939 2Kon 4:27 | haar bitterlijk bedroefd, en de HEERE heeft het voor
16940 2Kon 4:27 | het voor mij verborgen, en mij niet verkondigd. ~
16941 2Kon 4:28 | 28 En zij zeide: Heb ik een zoon
16942 2Kon 4:29 | 29 En hij zeide tot Gehazi: Gord
16943 2Kon 4:29 | Gehazi: Gord uw lenden, en neem mijn staf in uw hand,
16944 2Kon 4:29 | neem mijn staf in uw hand, en ga henen; zo gij iemand
16945 2Kon 4:29 | iemand vindt, groet hem niet; en zo u iemand groet, antwoord
16946 2Kon 4:29 | groet, antwoord hem niet; en leg mijn staf op het aangezicht
16947 2Kon 4:30 | waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u
16948 2Kon 4:30 | verlaten! Hij stond dan op, en volgde haar na. ~
16949 2Kon 4:31 | hun aangezicht doorgegaan; en hij legde den staf op het
16950 2Kon 4:31 | hij weder hem tegemoet, en bracht hem boodschap, zeggende:
16951 2Kon 4:32 | 32 En toen Elisa in het huis kwam,
16952 2Kon 4:33 | 33 Zo ging hij in, en sloot de deur voor hen beiden
16953 2Kon 4:33 | deur voor hen beiden toe, en bad tot den HEERE. ~
16954 2Kon 4:34 | 34 En hij klom op, en legde zich
16955 2Kon 4:34 | 34 En hij klom op, en legde zich neder op het
16956 2Kon 4:34 | zich neder op het kind, en leggende zijn mond op deszelfs
16957 2Kon 4:34 | zijn mond op deszelfs mond, en zijn ogen op zijn ogen,
16958 2Kon 4:34 | zijn ogen op zijn ogen, en zijn handen op zijn handen,
16959 2Kon 4:34 | breidde zich over hem uit. En het vlees des kinds werd
16960 2Kon 4:35 | 35 Daarna kwam hij weder, en wandelde in het huis eens
16961 2Kon 4:35 | het huis eens herwaarts, en eens derwaarts, en klom
16962 2Kon 4:35 | herwaarts, en eens derwaarts, en klom weder op, en breidde
16963 2Kon 4:35 | derwaarts, en klom weder op, en breidde zich over hem uit;
16964 2Kon 4:35 | breidde zich over hem uit; en de jongen niesde tot zevenmaal
16965 2Kon 4:36 | 36 En hij riep Gehazi, en zeide:
16966 2Kon 4:36 | 36 En hij riep Gehazi, en zeide: Roep deze Sunamietische.
16967 2Kon 4:36 | Roep deze Sunamietische. En hij riep ze, en zij kwam
16968 2Kon 4:36 | Sunamietische. En hij riep ze, en zij kwam tot hem; en hij
16969 2Kon 4:36 | ze, en zij kwam tot hem; en hij zeide: Neem uw zoon
16970 2Kon 4:37 | 37 Zo kwam zij, en viel voor zijn voeten, en
16971 2Kon 4:37 | en viel voor zijn voeten, en boog zich ter aarde, en
16972 2Kon 4:37 | en boog zich ter aarde, en zij nam haar zoon op, en
16973 2Kon 4:37 | en zij nam haar zoon op, en ging uit. ~
16974 2Kon 4:38 | was er honger in dat land, en de zonen der profeten zaten
16975 2Kon 4:38 | zaten voor zijn aangezicht; en hij zeide tot zijn jongen:
16976 2Kon 4:38 | Zet den groten pot aan, en zied moes voor de zonen
16977 2Kon 4:39 | om moeskruiden te lezen, en hij vond een wilden wijnstok,
16978 2Kon 4:39 | vond een wilden wijnstok, en las daarvan, zijn kleed
16979 2Kon 4:39 | kleed vol wilde kolokwinten, en kwam, en sneed ze in den
16980 2Kon 4:39 | wilde kolokwinten, en kwam, en sneed ze in den moespot;
16981 2Kon 4:40 | de mannen op om te eten; en het geschiedde, als zij
16982 2Kon 4:40 | dat moes, dat zij riepen en zeiden: Man Gods, de dood
16983 2Kon 4:40 | de dood is in den pot! En zij konden het niet eten. ~
16984 2Kon 4:41 | zeide: Brengt dan meel; en hij wierp het in den pot;
16985 2Kon 4:41 | hij wierp het in den pot; en hij zeide: Schep voor het
16986 2Kon 4:42 | 42 En er kwam een man van Baal-Salisa,
16987 2Kon 4:42 | een man van Baal-Salisa, en bracht den man Gods broden
16988 2Kon 4:42 | eerstelingen, twintig gerstebroden, en groene aren in haar hulzen;
16989 2Kon 4:42 | groene aren in haar hulzen; en hij zeide: Geef aan het
16990 2Kon 4:43 | honderd mannen voorzetten? En hij zeide: Geef aan het
16991 2Kon 4:43 | zegt de HEERE: Men zal eten en overhouden. ~
16992 2Kon 4:44 | zette hij het hun voor, en zij aten, en zij hielden
16993 2Kon 4:44 | het hun voor, en zij aten, en zij hielden over, naar het
16994 2Kon 5:1 | aangezicht zijns heren, en van hoog aanzien; want door
16995 2Kon 5:2 | 2 En er waren benden uit Syrie
16996 2Kon 5:2 | benden uit Syrie getogen, en hadden een kleine jonge
16997 2Kon 5:4 | 4 Toen ging hij in en gaf het zijn heer te kennen,
16998 2Kon 5:4 | te kennen, zeggende: Zo en zo heeft de jonge dochter
16999 2Kon 5:5 | van Syrie: Ga heen, kom, en ik zal een brief aan den
17000 2Kon 5:5 | koning van Israel zenden. En hij ging heen, en nam in
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |