Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
emmaus 1
emmer 1
emmeren 1
en 46573
en-dor 1
en-eglaim 1
en-gannim 3
Frequency    [«  »]
-----
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het

Bijbel

IntraText - Concordances

en

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

      Book Chapter: Verse
17001 2Kon 5:5 | zenden. En hij ging heen, en nam in zijn hand tien talenten 17002 2Kon 5:5 | hand tien talenten zilvers, en zes duizend sikkelen gouds, 17003 2Kon 5:5 | duizend sikkelen gouds, en tien wisselklederen. ~ 17004 2Kon 5:6 | 6 En hij bracht den brief tot 17005 2Kon 5:7 | 7 En het geschiedde, als de koning 17006 2Kon 5:7 | zijn klederen scheurde, en zeide: Ben ik dan God, om 17007 2Kon 5:7 | ik dan God, om te doden en levend te maken, dat deze 17008 2Kon 5:7 | Want voorwaar, merkt toch, en ziet, dat hij oorzaak tegen 17009 2Kon 5:9 | Naaman met zijn paarden en met zijn wagen, en stond 17010 2Kon 5:9 | paarden en met zijn wagen, en stond voor de deur van het 17011 2Kon 5:10 | bode, zeggende: Ga heen en was u zevenmaal in de Jordaan, 17012 2Kon 5:10 | zevenmaal in de Jordaan, en uw vlees zal u wederkomen, 17013 2Kon 5:10 | vlees zal u wederkomen, en gij zult rein zijn. 17014 2Kon 5:11 | Naaman werd zeer toornig, en toog weg, en zeide: Zie, 17015 2Kon 5:11 | zeer toornig, en toog weg, en zeide: Zie, ik zeide bij 17016 2Kon 5:11 | zal zekerlijk uitkomen, en staan, en den Naam des HEEREN, 17017 2Kon 5:11 | zekerlijk uitkomen, en staan, en den Naam des HEEREN, Zijns 17018 2Kon 5:11 | Zijns Gods, aanroepen, en zijn hand over de plaats 17019 2Kon 5:11 | over de plaats strijken, en den melaatse ontledigen. ~ 17020 2Kon 5:12 | 12 Zijn niet Abana en Farpar, de rivieren van 17021 2Kon 5:12 | in die niet kunnen wassen en rein worden? Zo wendde hij 17022 2Kon 5:12 | worden? Zo wendde hij zich, en toog weg met grimmigheid. ~ 17023 2Kon 5:13 | traden zijn knechten toe, en spraken tot hem, en zeiden: 17024 2Kon 5:13 | toe, en spraken tot hem, en zeiden: Mijn vader, zo die 17025 2Kon 5:13 | tot u gezegd heeft: Was u, en gij zult rein zijn? ~ 17026 2Kon 5:14 | 14 Zo klom hij af, en doopte zich in de Jordaan 17027 2Kon 5:14 | woord van den man Gods; en zijn vlees kwam weder, gelijk 17028 2Kon 5:14 | van een kleinen jongen; en hij werd rein. ~ 17029 2Kon 5:15 | weder tot den man Gods, hij en zijn ganse heir, en kwam, 17030 2Kon 5:15 | hij en zijn ganse heir, en kwam, en stond voor zijn 17031 2Kon 5:15 | zijn ganse heir, en kwam, en stond voor zijn aangezicht 17032 2Kon 5:15 | stond voor zijn aangezicht en zeide: Zie, nu weet ik, 17033 2Kon 5:16 | sta, indien ik het neme! En hij hield bij hem aan, opdat 17034 2Kon 5:17 | 17 En Naaman zeide: Zo niet; laat 17035 2Kon 5:18 | zich daar neder te buigen, en hij op mijn hand leunen 17036 2Kon 5:18 | op mijn hand leunen zal en ik mij in het huis van Rimmon 17037 2Kon 5:19 | 19 En hij zeide tot hem: Ga in 17038 2Kon 5:19 | zeide tot hem: Ga in vrede. En hij ging van hem een kleine 17039 2Kon 5:20 | leeft, ik zal hem nalopen, en zal wat van hem nemen! ~ 17040 2Kon 5:21 | Gehazi Naaman achterna. En toen Naaman zag, dat hij 17041 2Kon 5:21 | wagen af, hem tegemoet, en hij zeide: Is het wel? ~ 17042 2Kon 5:22 | 22 En hij zeide: Het is wel; mijn 17043 2Kon 5:22 | toch een talent zilvers en twee wisselklederen. ~ 17044 2Kon 5:23 | 23 En Naaman zeide: Belieft het 17045 2Kon 5:23 | het u, neem twee talenten. En hij hield aan bij hem, en 17046 2Kon 5:23 | En hij hield aan bij hem, en bond twee talenten zilvers 17047 2Kon 5:23 | met twee wisselklederen, en hij legde ze op twee van 17048 2Kon 5:24 | nam hij ze van hun hand, en bestelde ze in een huis; 17049 2Kon 5:24 | bestelde ze in een huis; en hij liet de mannen gaan, 17050 2Kon 5:24 | hij liet de mannen gaan, en zij togen heen. ~ 17051 2Kon 5:25 | 25 Daarna kwam hij in, en stond voor zijn heer. En 17052 2Kon 5:25 | en stond voor zijn heer. En Elisa zeide tot hem: Van 17053 2Kon 5:25 | tot hem: Van waar, Gehazi? En hij zeide: Uw knecht is 17054 2Kon 5:26 | om dat zilver te nemen, en om klederen te nemen, en 17055 2Kon 5:26 | en om klederen te nemen, en olijfbomen, en wijngaarden, 17056 2Kon 5:26 | te nemen, en olijfbomen, en wijngaarden, en schapen, 17057 2Kon 5:26 | olijfbomen, en wijngaarden, en schapen, en runderen, en 17058 2Kon 5:26 | wijngaarden, en schapen, en runderen, en knechten, en 17059 2Kon 5:26 | en schapen, en runderen, en knechten, en dienstmaagden? ~ 17060 2Kon 5:26 | en runderen, en knechten, en dienstmaagden? ~ 17061 2Kon 5:27 | melaatsheid van Naaman aankleven, en uw zaad in eeuwigheid! Toen 17062 2Kon 6:1 | 1 En de kinderen der profeten 17063 2Kon 6:2 | tot aan de Jordaan gaan, en elk van daar een timmerhout 17064 2Kon 6:2 | plaats maken, om er te wonen. En hij zeide: Gaat heen. ~ 17065 2Kon 6:3 | 3 En er zeide een: Het believe 17066 2Kon 6:3 | te gaan met uw knechten. En hij zeide: Ik zal gaan. ~ 17067 2Kon 6:5 | 5 En het geschiedde, als een 17068 2Kon 6:5 | ijzer in het water viel; en hij riep, en zeide: Ach, 17069 2Kon 6:5 | water viel; en hij riep, en zeide: Ach, mijn heer, want 17070 2Kon 6:6 | 6 En de man Gods zeide: Waar 17071 2Kon 6:6 | zeide: Waar is het gevallen? En toen hij hem de plaats gewezen 17072 2Kon 6:6 | sneed hij een hout af, en wierp het daarhenen, en 17073 2Kon 6:6 | en wierp het daarhenen, en deed het ijzer boven zwemmen. ~ 17074 2Kon 6:7 | 7 En hij zeide: Neem het tot 17075 2Kon 6:7 | stak hij zijn hand uit, en nam het, ~ 17076 2Kon 6:8 | 8 En de koning van Syrie voerde 17077 2Kon 6:8 | voerde krijg tegen Israel, en beraadslaagde zich met zijn 17078 2Kon 6:10 | waarvan hem de man Gods gezegd en hem gewaarschuwd had, en 17079 2Kon 6:10 | en hem gewaarschuwd had, en wachtte zich aldaar, niet 17080 2Kon 6:11 | onstuimig over dezen handel; en hij riep zijn knechten, 17081 2Kon 6:11 | hij riep zijn knechten, en zeide tot hen: Zult gij 17082 2Kon 6:12 | 12 En een van zijn knechten zeide: 17083 2Kon 6:13 | 13 En hij zeide: Gaat heen, en 17084 2Kon 6:13 | En hij zeide: Gaat heen, en ziet, waar hij is, dat ik 17085 2Kon 6:13 | waar hij is, dat ik zende en hem halen late. En hem werd 17086 2Kon 6:13 | zende en hem halen late. En hem werd te kennen gegeven, 17087 2Kon 6:14 | zond hij daarhenen paarden, en wagenen, en een zwaar heir; 17088 2Kon 6:14 | daarhenen paarden, en wagenen, en een zwaar heir; welke des 17089 2Kon 6:14 | welke des nachts kwamen, en omsingelden de stad. ~ 17090 2Kon 6:15 | 15 En de dienaar van den man Gods 17091 2Kon 6:15 | Gods stond zeer vroeg op, en ging uit; en ziet, een heir 17092 2Kon 6:15 | zeer vroeg op, en ging uit; en ziet, een heir omringde 17093 2Kon 6:15 | omringde de stad met paarden en wagenen. Toen zeide zijn 17094 2Kon 6:16 | 16 En hij zeide: Vrees niet; want 17095 2Kon 6:17 | 17 En Elisa bad, en zeide: HEERE, 17096 2Kon 6:17 | 17 En Elisa bad, en zeide: HEERE, open toch 17097 2Kon 6:17 | zijn ogen, dat hij zie! En de HEERE opende de ogen 17098 2Kon 6:17 | den jongen, dat hij zag; en ziet, de berg was vol vurige 17099 2Kon 6:17 | berg was vol vurige paarden en wagenen rondom Elisa. ~ 17100 2Kon 6:18 | bad Elisa tot den HEERE, en zeide: Sla toch dit volk 17101 2Kon 6:18 | volk met verblindheden. En Hij sloeg hen met verblindheden, 17102 2Kon 6:19 | hen: Dit is de weg niet, en dit is de stad niet; volgt 17103 2Kon 6:19 | stad niet; volgt mij na, en ik zal u leiden tot den 17104 2Kon 6:19 | den man, dien gij zoekt; en hij leidde hen naar Samaria. ~ 17105 2Kon 6:20 | 20 En het geschiedde, als zij 17106 2Kon 6:20 | van dezen, dat zij zien! En de HEERE opende hun ogen, 17107 2Kon 6:20 | hun ogen, dat zij zagen; en ziet, zij waren in het midden 17108 2Kon 6:21 | 21 En de koning van Israel zeide 17109 2Kon 6:22 | slaan, die gij met uw zwaard en met uw boog gevangen hadt? 17110 2Kon 6:22 | gevangen hadt? Zet hun brood en water voor, dat zij eten 17111 2Kon 6:22 | water voor, dat zij eten en drinken, en tot hun heer 17112 2Kon 6:22 | dat zij eten en drinken, en tot hun heer trekken. ~ 17113 2Kon 6:23 | 23 En hij bereidde hun een groten 17114 2Kon 6:23 | groten maaltijd, dat zij aten en dronken; daarna liet hij 17115 2Kon 6:23 | daarna liet hij hen gaan, en zij trokken tot hun heer. 17116 2Kon 6:24 | 24 En het geschiedde daarna, dat 17117 2Kon 6:24 | gehele leger verzamelde, en optoog, en Samaria belegerde. ~ 17118 2Kon 6:24 | leger verzamelde, en optoog, en Samaria belegerde. ~ 17119 2Kon 6:25 | 25 En er werd grote honger in 17120 2Kon 6:25 | zilverlingen was verkocht, en een vierendeel van een kab 17121 2Kon 6:26 | 26 En het geschiedde, als de koning 17122 2Kon 6:27 | 27 En hij zeide: De HEERE helpt 17123 2Kon 6:28 | koning tot haar: Wat is u? En zij zeide: Deze vrouw heeft 17124 2Kon 6:28 | dat wij hem heden eten, en morgen zullen wij mijn zoon 17125 2Kon 6:29 | hebben wij mijn zoon gezoden, en hebben hem gegeten; maar 17126 2Kon 6:30 | 30 En het geschiedde, als de koning 17127 2Kon 6:30 | hij op den muur voortging; en het volk zag, dat, ziet, 17128 2Kon 6:31 | 31 En hij zeide: Zo doe mij God, 17129 2Kon 6:31 | hij zeide: Zo doe mij God, en doe zo daartoe, indien het 17130 2Kon 6:32 | Elisa nu zat in zijn huis, en de oudsten zaten bij hem.) 17131 2Kon 6:32 | oudsten zaten bij hem.) En hij zond een man van voor 17132 2Kon 6:32 | komt, sluit de deur toe, en dringt hem uit met de deur; 17133 2Kon 6:33 | kwam de bode tot hem af; en hij zeide: Zie, dat kwaad 17134 2Kon 7:1 | worden voor een sikkel, en twee maten gerst voor een 17135 2Kon 7:2 | antwoordde den man Gods, en zeide: Zie, zo de HEERE 17136 2Kon 7:2 | zaak kunnen geschieden? En hij zeide: Zie, gij zult 17137 2Kon 7:4 | is de honger in de stad, en wij zullen daar sterven, 17138 2Kon 7:4 | wij zullen daar sterven, en indien wij hier blijven, 17139 2Kon 7:4 | ook sterven; nu dan, komt, en laat ons in het leger der 17140 2Kon 7:4 | leven, wij zullen leven; en indien zij ons doden, wij 17141 2Kon 7:5 | 5 En zij stonden op in de schemering, 17142 2Kon 7:6 | een geluid van wagenen, en een geluid van paarden, 17143 2Kon 7:6 | koningen der Hethieten, en de koningen der Egyptenaren, 17144 2Kon 7:7 | hadden zij zich opgemaakt, en waren in de schemering gevloden, 17145 2Kon 7:7 | de schemering gevloden, en hadden hun tenten gelaten, 17146 2Kon 7:7 | hadden hun tenten gelaten, en hun paarden, en hun ezelen, 17147 2Kon 7:7 | gelaten, en hun paarden, en hun ezelen, het leger gelijk 17148 2Kon 7:7 | leger gelijk als het was; en waren gevloden om huns levens 17149 2Kon 7:8 | gingen zij in een tent, en aten en dronken, en namen 17150 2Kon 7:8 | zij in een tent, en aten en dronken, en namen van daar 17151 2Kon 7:8 | tent, en aten en dronken, en namen van daar zilver, en 17152 2Kon 7:8 | en namen van daar zilver, en goud, en klederen, en gingen 17153 2Kon 7:8 | van daar zilver, en goud, en klederen, en gingen henen, 17154 2Kon 7:8 | zilver, en goud, en klederen, en gingen henen, en verborgen 17155 2Kon 7:8 | klederen, en gingen henen, en verborgen het; daarna keerden 17156 2Kon 7:8 | daarna keerden zij weder, en kwamen in een andere tent, 17157 2Kon 7:8 | tent, namen van daar ook, en gingen henen, en verborgen 17158 2Kon 7:8 | daar ook, en gingen henen, en verborgen het. ~ 17159 2Kon 7:9 | dag van goede boodschap, en wij zwijgen stil. Indien 17160 2Kon 7:9 | nu, komt, laat ons gaan, en dit aan het huis des konings 17161 2Kon 7:10 | 10 Zo kwamen zij, en riepen tot den poortier 17162 2Kon 7:10 | tot den poortier der stad, en boodschapten hun, zeggende: 17163 2Kon 7:10 | tot het leger der Syriers, en ziet, niemand was daar, 17164 2Kon 7:10 | maar paarden aangebonden, en ezels aangebonden, en tenten, 17165 2Kon 7:10 | aangebonden, en ezels aangebonden, en tenten, gelijk als zij waren. ~ 17166 2Kon 7:11 | 11 En hij riep de poortiers; en 17167 2Kon 7:11 | En hij riep de poortiers; en zij deden de boodschap binnen 17168 2Kon 7:12 | 12 En de koning stond op in den 17169 2Kon 7:12 | koning stond op in den nacht, en zeide tot zijn knechten: 17170 2Kon 7:12 | wij hen levend grijpen, en wij zullen in de stad komen. ~ 17171 2Kon 7:13 | antwoordde een van zijn knechten, en zeide: Dat men toch neme 17172 2Kon 7:13 | zijn), laat ons die zenden, en zien. ~ 17173 2Kon 7:14 | namen dan twee wagenpaarden. En de koning zond het leger 17174 2Kon 7:14 | achterna, zeggende: Gaat henen, en ziet. ~ 17175 2Kon 7:15 | 15 En zij volgden hen na tot de 17176 2Kon 7:15 | hen na tot de Jordaan toe; en ziet, de ganse weg was vol 17177 2Kon 7:15 | weg was vol van klederen en gereedschap, die de Syriers 17178 2Kon 7:15 | boden nu keerden weder, en boodschapten het den koning. ~ 17179 2Kon 7:16 | Toen ging het volk uit, en beroofde het leger der Syriers; 17180 2Kon 7:16 | beroofde het leger der Syriers; en een maat meelbloem werd 17181 2Kon 7:16 | verkocht voor een sikkel, en twee maten gerst voor een 17182 2Kon 7:17 | over die poort gesteld; en het volk vertrad hem in 17183 2Kon 7:18 | maten gerst voor een sikkel, en een maat meelbloem voor 17184 2Kon 7:19 | 19 En die hoofdman had den man 17185 2Kon 7:19 | den man Gods geantwoord en gezegd: Zie, zo de HEERE 17186 2Kon 7:19 | woord geschieden kunnen? En hij had gezegd: Zie, gij 17187 2Kon 8:1 | had, zeggende: Maak u op, en ga heen, gij en uw huisgezin, 17188 2Kon 8:1 | Maak u op, en ga heen, gij en uw huisgezin, en verkeer 17189 2Kon 8:1 | heen, gij en uw huisgezin, en verkeer als vreemdeling, 17190 2Kon 8:2 | 2 En de vrouw had zich opgemaakt, 17191 2Kon 8:2 | vrouw had zich opgemaakt, en had gedaan naar het woord 17192 2Kon 8:2 | gegaan met haar huisgezin, en had als vreemdeling verkeerd 17193 2Kon 8:3 | 3 En het geschiedde met het einde 17194 2Kon 8:3 | Filistijnen wederkeerde; en zij ging uit, dat zij tot 17195 2Kon 8:3 | koning riep, om haar huis en om haar akker. ~ 17196 2Kon 8:5 | 5 En het geschiedde, als hij 17197 2Kon 8:5 | den koning, om haar huis en om haar akker. Toen zeide 17198 2Kon 8:5 | koning! Dit is de vrouw, en dit is haar zoon, dien Elisa 17199 2Kon 8:6 | 6 En de koning ondervraagde de 17200 2Kon 8:6 | koning ondervraagde de vrouw, en zij vertelde het hem. Toen 17201 2Kon 8:7 | koning van Syrie, krank was; en men boodschapte hem, zeggende: 17202 2Kon 8:8 | een geschenk in uw hand, en ga den man Gods tegemoet; 17203 2Kon 8:8 | ga den man Gods tegemoet; en vraag door hem den HEERE, 17204 2Kon 8:9 | ging Hazael hem tegemoet, en nam een geschenk in zijn 17205 2Kon 8:9 | last van veertig kemelen; en hij kwam, en stond voor 17206 2Kon 8:9 | veertig kemelen; en hij kwam, en stond voor zijn aangezicht, 17207 2Kon 8:9 | stond voor zijn aangezicht, en zeide: Uw zoon Benhadad, 17208 2Kon 8:10 | 10 En Elisa zeide tot hem: Ga, 17209 2Kon 8:11 | 11 En hij hield zijn gezicht staande, 17210 2Kon 8:11 | hield zijn gezicht staande, en zette het vast tot schamens 17211 2Kon 8:11 | het vast tot schamens toe; en de man Gods weende. ~ 17212 2Kon 8:12 | Waarom weent mijn heer? En hij zeide: omdat ik weet, 17213 2Kon 8:12 | sterkten in het vuur zetten, en hun jonge manschap met het 17214 2Kon 8:12 | manschap met het zwaard doden, en hun jonge kinderen verpletteren, 17215 2Kon 8:12 | jonge kinderen verpletteren, en hun zwangere vrouwen opensnijden. ~ 17216 2Kon 8:13 | 13 En Hazael zeide: Maar wat is 17217 2Kon 8:13 | deze grote zaak doen zou? En Elisa zeide: De HEERE heeft 17218 2Kon 8:14 | ging hij weg van Elisa, en kwam tot zijn heer, die 17219 2Kon 8:14 | heeft Elisa tot u gezegd? En hij zeide: Hij heeft tot 17220 2Kon 8:15 | 15 En het geschiedde des anderen 17221 2Kon 8:15 | dat hij een deken nam, en in het water doopte, en 17222 2Kon 8:15 | en in het water doopte, en over zijn aangezicht uitspreidde, 17223 2Kon 8:15 | uitspreidde, dat hij stierf; en Hazael werd koning in zijn 17224 2Kon 8:17 | 17 Hij was twee en dertig jaren oud, toen hij 17225 2Kon 8:17 | oud, toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren 17226 2Kon 8:18 | 18 En hij wandelde op den weg 17227 2Kon 8:18 | hem ter vrouw geworden; en hij deed dat kwaad was in 17228 2Kon 8:20 | het gebied van Juda af, en maakten een koning over 17229 2Kon 8:21 | toog Joram over naar Zair, en al de wagenen met hem; en 17230 2Kon 8:21 | en al de wagenen met hem; en hij maakte zich des nachts 17231 2Kon 8:21 | maakte zich des nachts op, en sloeg de Edomieten, die 17232 2Kon 8:21 | de oversten der wagenen; en het volk vlood in zijn hutten. ~ 17233 2Kon 8:23 | geschiedenissen van Joram, en alles wat hij gedaan heeft, 17234 2Kon 8:24 | 24 En Joram ontsliep met zijn 17235 2Kon 8:24 | ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen, 17236 2Kon 8:24 | vaderen, in de stad Davids; en Ahazia, zijn zoon, werd 17237 2Kon 8:26 | 26 Twee en twintig jaren was Ahazia 17238 2Kon 8:26 | oud, als hij koning werd, en regeerde een jaar te Jeruzalem; 17239 2Kon 8:26 | regeerde een jaar te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was 17240 2Kon 8:27 | 27 En hij wandelde in den weg 17241 2Kon 8:27 | van het huis van Achab, en deed dat kwaad was in de 17242 2Kon 8:28 | 28 En hij toog met Joram, den 17243 2Kon 8:28 | Hazael, den koning van Syrie; en de Syriers sloegen Joram. ~ 17244 2Kon 8:29 | Hazael den koning van Syrie; en Ahazia, de zoon van Jehoram, 17245 2Kon 9:1 | van de zonen der profeten, en hij zeide tot hem: Gord 17246 2Kon 9:1 | tot hem: Gord uw lenden, en neem deze oliekruik in uw 17247 2Kon 9:1 | deze oliekruik in uw hand, en ga heen naar Ramoth in Gilead. ~ 17248 2Kon 9:2 | den zoon van Nimsi, is; en ga in, en doe hem opstaan 17249 2Kon 9:2 | van Nimsi, is; en ga in, en doe hem opstaan uit het 17250 2Kon 9:2 | midden zijner broederen, en breng hem in een binnenste 17251 2Kon 9:3 | 3 En neem de oliekruik, en giet 17252 2Kon 9:3 | 3 En neem de oliekruik, en giet ze uit op zijn hoofd, 17253 2Kon 9:3 | giet ze uit op zijn hoofd, en zeg: Zo zegt de HEERE: Ik 17254 2Kon 9:3 | Doe daarna de deur open, en vlied, en vertoef niet. ~ 17255 2Kon 9:3 | de deur open, en vlied, en vertoef niet. ~ 17256 2Kon 9:5 | 5 En toen hij inkwam, ziet, daar 17257 2Kon 9:5 | hoofdmannen van het heir, en hij zeide: Ik heb een woord 17258 2Kon 9:5 | woord aan u, o hoofdman! En Jehu zeide: Tot wien van 17259 2Kon 9:5 | Tot wien van ons allen? En hij zeide: Tot u, o hoofdman! ~ 17260 2Kon 9:6 | 6 Toen stond hij op, en ging in huis; hij dan goot 17261 2Kon 9:6 | goot de olie op zijn hoofd, en hij zeide tot hem: Zo zegt 17262 2Kon 9:7 | 7 En gij zult het huis van Achab, 17263 2Kon 9:7 | Mijn knechten, de profeten, en het bloed van alle knechten 17264 2Kon 9:8 | 8 En het ganse huis van Achab 17265 2Kon 9:8 | huis van Achab zal omkomen; en Ik zal van Achab uitroeien, 17266 2Kon 9:8 | mannelijk is, ook den beslotene en verlatene in Israel. ~ 17267 2Kon 9:9 | Jerobeam, den zoon van Nebat, en als het huis van Baesa, 17268 2Kon 9:10 | stuk lands van Jizreel, en er zal niemand zijn, die 17269 2Kon 9:10 | Toen deed hij de deur open en vlood. ~ 17270 2Kon 9:11 | 11 En als Jehu uitging tot de 17271 2Kon 9:11 | onzinnige tot u gekomen? En hij zeide tot hen: Gij kent 17272 2Kon 9:11 | tot hen: Gij kent den man en zijn spraak. ~ 17273 2Kon 9:12 | geef het ons nu te kennen. En hij zeide: Zo en zo heeft 17274 2Kon 9:12 | kennen. En hij zeide: Zo en zo heeft hij tot mij gesproken, 17275 2Kon 9:13 | Toen haastten zij zich, en een iegelijk nam zijn kleed, 17276 2Kon 9:13 | iegelijk nam zijn kleed, en legde het onder hem, op 17277 2Kon 9:13 | hem, op den hoogsten trap; en zij bliezen met de bazuin, 17278 2Kon 9:13 | zij bliezen met de bazuin, en zeiden: Jehu is koning geworden! ~ 17279 2Kon 9:14 | Ramoth in Gilead bewaard, hij en gans Israel, uit oorzake 17280 2Kon 9:15 | den koning van Syrie.) En Jehu zeide: Zo het ulieder 17281 2Kon 9:16 | 16 Toen reed Jehu, en toog naar Jizreel; want 17282 2Kon 9:16 | want Joram lag aldaar; en Ahazia, de koning van Juda, 17283 2Kon 9:17 | op den toren te Jizreel, en zag den hoop van Jehu, als 17284 2Kon 9:17 | van Jehu, als hij aankwam, en zeide: Ik zie een hoop. 17285 2Kon 9:17 | Joram: Neem een ruiter, en zend dien hunlieden tegemoet, 17286 2Kon 9:17 | dien hunlieden tegemoet, en dat hij zegge: Is het vrede? ~ 17287 2Kon 9:18 | 18 En de ruiter te paard toog 17288 2Kon 9:18 | toog heen hem tegemoet, en zeide: Zo zegt de koning: 17289 2Kon 9:18 | de koning: Is het vrede? En Jehu zeide: Wat hebt gij 17290 2Kon 9:18 | Keer om naar achter mij. En de wachter gaf het te kennen, 17291 2Kon 9:19 | anderen ruiter te paard; en als deze tot hen gekomen 17292 2Kon 9:19 | de koning: Is het vrede? En Jehu zeide: Wat hebt gij 17293 2Kon 9:20 | 20 En de wachter gaf dit te kennen, 17294 2Kon 9:20 | maar hij komt niet weder; en het drijven is als het drijven 17295 2Kon 9:21 | Toen zeide Joram: Span aan. En men spande zijn wagen aan. 17296 2Kon 9:21 | koning van Israel, uit, en Ahazia, de koning van Juda, 17297 2Kon 9:21 | een ieder op zijn wagen; en zij togen uit Jehu tegemoet, 17298 2Kon 9:21 | togen uit Jehu tegemoet, en vonden hem op het stuk lands 17299 2Kon 9:22 | hoererijen van uw moeder Izebel, en haar toverijen zo vele zijn? ~ 17300 2Kon 9:23 | keerde Joram zijn hand, en vlood, en zeide tot Ahazia: 17301 2Kon 9:23 | Joram zijn hand, en vlood, en zeide tot Ahazia: Het is 17302 2Kon 9:24 | den boog met volle kracht, en schoot Joram tussen zijn 17303 2Kon 9:24 | door zijn hart uitging; en hij kromde zich in zijn 17304 2Kon 9:25 | Jizreeliet; want gedenk, als ik en gij nevens elkander achter 17305 2Kon 9:26 | heb het bloed van Naboth, en het bloed zijner zonen, 17306 2Kon 9:26 | zijner zonen, zegt de HEERE, en Ik u dat niet vergelde op 17307 2Kon 9:27 | vervolgde hem achterna, en zeide: Slaat hem ook op 17308 2Kon 9:27 | Gur, die bij Jibleam is; en hij vlood naar Megiddo, 17309 2Kon 9:27 | hij vlood naar Megiddo, en stierf aldaar. ~ 17310 2Kon 9:28 | 28 En zijn knechten voerden hem 17311 2Kon 9:28 | voerden hem naar Jeruzalem, en zij begroeven hem in zijn 17312 2Kon 9:30 | 30 En Jehu kwam te Jizreel. Als 17313 2Kon 9:30 | blankette zij haar aangezicht, en versierde haar hoofd, en 17314 2Kon 9:30 | en versierde haar hoofd, en keek ten venster uit. ~ 17315 2Kon 9:32 | 32 En hij hief zijn aangezicht 17316 2Kon 9:32 | aangezicht op naar het venster, en zeide: Wie is met mij? Wie? 17317 2Kon 9:33 | 33 En hij zeide: Stoot ze van 17318 2Kon 9:33 | Stoot ze van boven neder. En zij stieten haar van boven 17319 2Kon 9:33 | haar bloed aan den wand en aan de paarden gesprengd 17320 2Kon 9:33 | paarden gesprengd werd; en hij vertrad haar. ~ 17321 2Kon 9:34 | Als hij nu ingekomen was, en gegeten en gedronken had, 17322 2Kon 9:34 | ingekomen was, en gegeten en gedronken had, zeide hij: 17323 2Kon 9:34 | nu naar die vervloekte, en begraaf ze; want zij is 17324 2Kon 9:35 | 35 En zij gingen heen om haar 17325 2Kon 9:35 | haar, dan het bekkeneel, en de voeten, en de palmen 17326 2Kon 9:35 | bekkeneel, en de voeten, en de palmen harer handen. ~ 17327 2Kon 9:36 | 36 Toen kwamen zij weder, en gaven het hem te kennen, 17328 2Kon 9:36 | gaven het hem te kennen, en hij zeide: Dit is het woord 17329 2Kon 9:37 | 37 En het dode lichaam van Izebel 17330 2Kon 10:1 | zeventig zonen te Samaria; en Jehu schreef brieven, dewelke 17331 2Kon 10:1 | van Jizreel, de oudsten, en tot de voedsterheren van 17332 2Kon 10:2 | bij u zijn, ook de wagenen en de paarden bij u zijn, mitsgaders 17333 2Kon 10:2 | mitsgaders een vaste stad, en wapenen; ~ 17334 2Kon 10:3 | 3 Zo ziet naar den beste en gerechtigste van de zonen 17335 2Kon 10:3 | dien op zijns vaders troon; en strijdt voor het huis uws 17336 2Kon 10:4 | zij vreesden gans zeer, en zeiden: Ziet, twee koningen 17337 2Kon 10:5 | Die dan over het huis was, en die over de stad was, en 17338 2Kon 10:5 | en die over de stad was, en de oudsten, en de voedsterheren 17339 2Kon 10:5 | stad was, en de oudsten, en de voedsterheren zonden 17340 2Kon 10:5 | zeggende: Wij zijn uw knechten, en al wat gij tot ons zeggen 17341 2Kon 10:6 | zeggende: Zo gij mijn zijt, en gij naar mijn stem hoort, 17342 2Kon 10:6 | mannen, de zonen uws heren, en komt tot mij morgen omtrent 17343 2Kon 10:7 | zonen des konings namen, en zeventig mannen sloegen; 17344 2Kon 10:7 | zeventig mannen sloegen; en zij legden hun hoofden in 17345 2Kon 10:8 | 8 En er kwam een bode, en boodschapte 17346 2Kon 10:8 | 8 En er kwam een bode, en boodschapte hem, zeggende: 17347 2Kon 10:8 | zonen des konings gebracht. En hij zeide: Legt ze in twee 17348 2Kon 10:9 | 9 En het geschiedde des morgens, 17349 2Kon 10:9 | uitging, dat hij stil stond, en tot al het volk zeide: Gij 17350 2Kon 10:9 | gemaakt tegen mijn heer, en heb hem doodgeslagen; en 17351 2Kon 10:9 | en heb hem doodgeslagen; en wie heeft alle dezen geslagen? ~ 17352 2Kon 10:11 | huis van Achab te Jizreel, en al zijn groten, en zijn 17353 2Kon 10:11 | Jizreel, en al zijn groten, en zijn bekenden, en zijn priesteren; 17354 2Kon 10:11 | groten, en zijn bekenden, en zijn priesteren; totdat 17355 2Kon 10:12 | 12 En hij maakte zich op, en toog 17356 2Kon 10:12 | 12 En hij maakte zich op, en toog heen en ging naar Samaria; 17357 2Kon 10:12 | maakte zich op, en toog heen en ging naar Samaria; en zijnde 17358 2Kon 10:12 | heen en ging naar Samaria; en zijnde te Beth-Heked der 17359 2Kon 10:13 | Ahazia, den koning van Juda, en hij zeide: Wie zijt gijlieden? 17360 2Kon 10:13 | zeide: Wie zijt gijlieden? En zij zeiden: Wij zijn de 17361 2Kon 10:13 | de broederen van Ahazia, en zijn afgekomen, om de zonen 17362 2Kon 10:13 | om de zonen des konings en de zonen der koningin te 17363 2Kon 10:14 | hij: Grijpt hen levend. En zij grepen hen levend; en 17364 2Kon 10:14 | En zij grepen hen levend; en zij sloegen hen bij den 17365 2Kon 10:14 | bornput van Beth-Heked, twee en veertig mannen, en hij liet 17366 2Kon 10:14 | twee en veertig mannen, en hij liet niet een van hen 17367 2Kon 10:15 | 15 En van daar gegaan zijnde, 17368 2Kon 10:15 | tegemoet; die hem groette; en hij zeide tot hem: Is uw 17369 2Kon 10:15 | mijn hart met uw hart is? En Jonadab zeide: Het is, ja, 17370 2Kon 10:15 | ja, het is; geef uw hand. En hij gaf zijn hand, en hij 17371 2Kon 10:15 | hand. En hij gaf zijn hand, en hij deed hem tot zich op 17372 2Kon 10:16 | 16 En hij zeide: Ga met mij, en 17373 2Kon 10:16 | En hij zeide: Ga met mij, en zie mijn ijver aan voor 17374 2Kon 10:17 | 17 En toen hij te Samaria kwam, 17375 2Kon 10:18 | 18 En Jehu verzamelde al het volk, 17376 2Kon 10:18 | verzamelde al het volk, en zeide tot hen: Achab heeft 17377 2Kon 10:19 | Baal, al zijn dienaren, en al zijn priesteren tot mij, 17378 2Kon 10:20 | Heiligt Baal een verbods dag. en zij riepen dien uit. ~ 17379 2Kon 10:21 | Jehu in het ganse Israel; en alle Baalsdienaren kwamen, 17380 2Kon 10:21 | overbleef, die niet kwam; en zij kwamen in het huis van 17381 2Kon 10:22 | van Baal de kleding uit. En hij bracht voor hen de kleding 17382 2Kon 10:23 | 23 En Jehu kwam met Jonadab, den 17383 2Kon 10:23 | Rechab, in het huis van Baal; en hij zeide tot de dienaren 17384 2Kon 10:23 | dienaren van Baal: Onderzoekt, en ziet toe, dat hier misschien 17385 2Kon 10:24 | inkwamen, om slachtofferen en brandofferen te doen, bestelde 17386 2Kon 10:24 | daarbuiten tachtig mannen, en hij zeide: Zo iemand van 17387 2Kon 10:25 | 25 En het geschiedde, als hij 17388 2Kon 10:25 | Jehu zeide tot de trawanten en tot de hoofdmannen: Komt 17389 2Kon 10:25 | hen, dat niemand uitkome. En zij sloegen hen met de scherpte 17390 2Kon 10:25 | de scherpte des zwaard; en de trawanten en hoofdmannen 17391 2Kon 10:25 | zwaard; en de trawanten en hoofdmannen wierpen hen 17392 2Kon 10:26 | 26 En zij brachten de opgerichte 17393 2Kon 10:26 | beelden uit het huis van Baal, en verbrandden ze. ~ 17394 2Kon 10:27 | zij het huis van Baal af, en maakten dat tot heimelijke 17395 2Kon 10:29 | kalveren, die te Beth-El en die te Dan waren. ~ 17396 2Kon 10:30 | wat recht is in Mijn ogen, en hebt aan het huis van Achab 17397 2Kon 10:33 | van Gilead, der Gadieten, en der Rubenieten, en der Manassieten; 17398 2Kon 10:33 | Gadieten, en der Rubenieten, en der Manassieten; van Aroer, 17399 2Kon 10:33 | aan de beek van Arnon is, en Gilead, en Basan. ~ 17400 2Kon 10:33 | van Arnon is, en Gilead, en Basan. ~ 17401 2Kon 10:34 | geschiedenissen van Jehu, en al wat hij gedaan heeft, 17402 2Kon 10:34 | al wat hij gedaan heeft, en al zijn macht, zijn die 17403 2Kon 10:35 | 35 En Jehu ontsliep met zijn vaderen, 17404 2Kon 10:35 | ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem te Samaria, 17405 2Kon 10:35 | begroeven hem te Samaria, en zijn zoon Joahaz werd koning 17406 2Kon 10:36 | 36 En de dagen, die Jehu over 17407 2Kon 10:36 | heeft in Samaria, zijn acht en twintig jaren. ~ 17408 2Kon 11:1 | zo maakte zij zich op, en bracht al het koninklijke 17409 2Kon 11:2 | Joas, den zoon van Ahazia, en stal hem uit het midden 17410 2Kon 11:2 | gedood werden, zettende hem en zijn voedster in een slaapkamer; 17411 2Kon 11:2 | voedster in een slaapkamer; en zij verborgen hem voor Athalia, 17412 2Kon 11:3 | 3 En hij was met haar verstoken 17413 2Kon 11:3 | huis des HEEREN zes jaren; en Athalia regeerde over het 17414 2Kon 11:4 | zevende jaar nu zond Jojada, en nam de oversten van honderd 17415 2Kon 11:4 | honderd met de hoofdmannen, en met de trawanten, en hij 17416 2Kon 11:4 | hoofdmannen, en met de trawanten, en hij bracht hen tot zich, 17417 2Kon 11:4 | in het huis des HEEREN; en hij maakte een verbond met 17418 2Kon 11:4 | maakte een verbond met hen, en hij beedigde hen in het 17419 2Kon 11:4 | in het huis des HEEREN, en hij toonde hun den zoon 17420 2Kon 11:5 | 5 En hij gebood hun, zeggende: 17421 2Kon 11:6 | 6 En een derde deel zal zijn 17422 2Kon 11:6 | zal zijn aan de poort Sur; en een derde deel aan de poort 17423 2Kon 11:7 | 7 En de twee delen van ulieden, 17424 2Kon 11:8 | 8 En gij zult den koning rondom 17425 2Kon 11:8 | zijn wapenen in zijn hand, en hij, die tussen de ordeningen 17426 2Kon 11:8 | intreedt, zal gedood worden; en zijt gij bij den koning, 17427 2Kon 11:8 | koning, als hij uitgaat, en als hij inkomt. ~ 17428 2Kon 11:9 | priester Jojada geboden had, en namen ieder zijn mannen, 17429 2Kon 11:9 | op den sabbat uitgingen; en zij kwamen tot den priester 17430 2Kon 11:10 | 10 En de priester gaf aan de oversten 17431 2Kon 11:10 | oversten van honderd de spiesen en de schilden, die van den 17432 2Kon 11:11 | 11 En de trawanten stonden, ieder 17433 2Kon 11:11 | het huis, naar het altaar en naar het huis toe, bij den 17434 2Kon 11:12 | hij des konings zoon voor, en zette hem de kroon op, en 17435 2Kon 11:12 | en zette hem de kroon op, en gaf hem de getuigenis; en 17436 2Kon 11:12 | en gaf hem de getuigenis; en zij maakten hem koning, 17437 2Kon 11:12 | zij maakten hem koning, en zalfden hem; daartoe klapten 17438 2Kon 11:12 | klapten zij met de handen, en zeiden: De koning leve! ~ 17439 2Kon 11:13 | hoorde de stem der trawanten en des volks, zo kwam zij tot 17440 2Kon 11:14 | 14 En zij zag toe, en ziet, de 17441 2Kon 11:14 | 14 En zij zag toe, en ziet, de koning stond bij 17442 2Kon 11:14 | den pilaar, naar de wijze, en de oversten en de trompetten 17443 2Kon 11:14 | de wijze, en de oversten en de trompetten bij den koning; 17444 2Kon 11:14 | trompetten bij den koning; en al het volk des lands was 17445 2Kon 11:14 | volk des lands was blijde, en blies met trompetten. Toen 17446 2Kon 11:14 | verscheurde Athalia haar klederen, en zij riep: Verraad, verraad! ~ 17447 2Kon 11:15 | het heir gesteld waren, en zeide tot hen: Brengt haar 17448 2Kon 11:15 | tot buiten de ordeningen, en doodt, wie haar volgt, met 17449 2Kon 11:16 | 16 En zij legden de handen aan 17450 2Kon 11:16 | legden de handen aan haar; en zij ging den weg van den 17451 2Kon 11:16 | naar het huis des konings, en zij werd daar gedood. ~ 17452 2Kon 11:17 | 17 En Jojada maakte een verbond 17453 2Kon 11:17 | verbond tussen den HEERE en tussen den koning, en tussen 17454 2Kon 11:17 | HEERE en tussen den koning, en tussen het volk, dat het 17455 2Kon 11:17 | mitsgaders tussen de koning en tussen het volk. ~ 17456 2Kon 11:18 | lands in het huis van Baal, en braken dat af; zijn altaren 17457 2Kon 11:18 | braken dat af; zijn altaren en zijn beelden verbraken zij 17458 2Kon 11:18 | verbraken zij recht wel; en Mattan, den priester van 17459 2Kon 11:19 | 19 En hij nam de oversten van 17460 2Kon 11:19 | de oversten van honderd, en de hoofdmannen, en de trawanten, 17461 2Kon 11:19 | honderd, en de hoofdmannen, en de trawanten, en al het 17462 2Kon 11:19 | hoofdmannen, en de trawanten, en al het volk des lands; en 17463 2Kon 11:19 | en al het volk des lands; en zij brachten den koning 17464 2Kon 11:19 | uit het huis des HEEREN, en kwamen door den weg van 17465 2Kon 11:19 | tot het huis des konings, en hij zat op den troon der 17466 2Kon 11:20 | 20 En al het volk des lands was 17467 2Kon 11:20 | volk des lands was blijde, en de stad werd stil, nadat 17468 2Kon 12:1 | van Jehu werd Joas koning, en regeerde veertig jaren te 17469 2Kon 12:1 | veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was 17470 2Kon 12:2 | 2 En Joas deed dat recht was 17471 2Kon 12:3 | weggenomen; het volk offerde en rookte nog op de hoogten. ~ 17472 2Kon 12:4 | 4 En Joas zeide tot de priesteren: 17473 2Kon 12:4 | personen naar zijn schatting, en al het geld, dat in ieders 17474 2Kon 12:5 | ieder van zijn bekende; en zij zullen de breuken van 17475 2Kon 12:6 | het geschiedde in het drie en twintigste jaar van den 17476 2Kon 12:7 | Joas den priester Jojada en de andere priesteren, en 17477 2Kon 12:7 | en de andere priesteren, en zeide tot hen: Waarom betert 17478 2Kon 12:8 | 8 En de priesters bewilligden 17479 2Kon 12:9 | priester Jojada nam een kist, en boorde een gat in haar deksel, 17480 2Kon 12:9 | een gat in haar deksel, en zette die bij het altaar 17481 2Kon 12:9 | in het huis des HEEREN; en de priesters, die den dorpel 17482 2Kon 12:10 | den hogepriester opkwam, en zij bonden het samen, en 17483 2Kon 12:10 | en zij bonden het samen, en telden het geld, dat in 17484 2Kon 12:11 | 11 En zij gaven het geld wel gewogen 17485 2Kon 12:11 | over het huis des HEEREN; en zij besteedden het uit aan 17486 2Kon 12:11 | uit aan de timmerlieden en aan de bouwlieden, die het 17487 2Kon 12:12 | 12 En aan de metselaren, en aan 17488 2Kon 12:12 | 12 En aan de metselaren, en aan de steenhouwers, en 17489 2Kon 12:12 | en aan de steenhouwers, en om hout en gehouwen stenen 17490 2Kon 12:12 | steenhouwers, en om hout en gehouwen stenen te kopen, 17491 2Kon 12:12 | des HEEREN te verbeteren, en voor al wat uitgegeven werd 17492 2Kon 12:14 | degenen, die het werk deden; en zij verbeterden daarmede 17493 2Kon 12:16 | Het geld van schuldoffer, en het geld van zondofferen 17494 2Kon 12:17 | de koning van Syrie op, en krijgde tegen Gath, en nam 17495 2Kon 12:17 | en krijgde tegen Gath, en nam haar in; daarna stelde 17496 2Kon 12:18 | geheiligde dingen, die Josafat, en Joram, en Ahazia, zijn vaderen, 17497 2Kon 12:18 | die Josafat, en Joram, en Ahazia, zijn vaderen, de 17498 2Kon 12:18 | Juda, geheiligd hadden, en zijn geheiligde dingen, 17499 2Kon 12:18 | zijn geheiligde dingen, en al het goud, dat gevonden 17500 2Kon 12:18 | van het huis des HEEREN, en van het huis des konings,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License