1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
19501 1Kro 15:2 | om de ark Gods te dragen, en om Hem te dienen tot in
19502 1Kro 15:4 | 4 En David verzamelde de kinderen
19503 1Kro 15:4 | verzamelde de kinderen van Aaron en de Levieten. ~
19504 1Kro 15:5 | Kehath was Uriel overste, en van zijn broederen waren
19505 1Kro 15:5 | broederen waren honderd en twintig. ~
19506 1Kro 15:6 | Merari was Asaja overste, en van zijn broederen waren
19507 1Kro 15:6 | broederen waren tweehonderd en twintig. ~
19508 1Kro 15:7 | Gersom was Joel overste, en van zijn broederen waren
19509 1Kro 15:7 | broederen waren honderd en dertig. ~
19510 1Kro 15:8 | Elizafan was overste Semaja, en van zijn broederen waren
19511 1Kro 15:9 | Hebron was Eliel overste, en zijn broederen waren tachtig. ~
19512 1Kro 15:10 | Uzziel was Amminadab overste, en zijn broederen waren honderd
19513 1Kro 15:10 | broederen waren honderd en twaalf. ~
19514 1Kro 15:11 | 11 En David riep de priesters
19515 1Kro 15:11 | riep de priesters Zadok en Abjathar, en de Levieten
19516 1Kro 15:11 | priesters Zadok en Abjathar, en de Levieten Uriel, Asaja
19517 1Kro 15:11 | de Levieten Uriel, Asaja en Joel, Semaja, en Eliel,
19518 1Kro 15:11 | Asaja en Joel, Semaja, en Eliel, en Amminadab. ~
19519 1Kro 15:11 | Joel, Semaja, en Eliel, en Amminadab. ~
19520 1Kro 15:12 | 12 En hij zeide tot hen: Gijlieden
19521 1Kro 15:12 | Levieten; heiligt u, gij en uw broeders, dat gij de
19522 1Kro 15:14 | heiligden zich dan de priesters en Levieten, om de ark des
19523 1Kro 15:15 | 15 En de kinderen der Levieten
19524 1Kro 15:16 | 16 En David zeide tot de oversten
19525 1Kro 15:16 | muziekinstrumenten, met luiten, en harpen, en cimbalen, dat
19526 1Kro 15:16 | met luiten, en harpen, en cimbalen, dat zij zich zouden
19527 1Kro 15:17 | Heman, den zoon van Joel, en uit zijn broederen Asaf,
19528 1Kro 15:17 | den zoon van Berechja; en uit de zonen van Merari,
19529 1Kro 15:18 | 18 En met hen hun broeders van
19530 1Kro 15:18 | tweede orde: Zecharja, Ben en Jaaziel, en Semiramoth,
19531 1Kro 15:18 | Zecharja, Ben en Jaaziel, en Semiramoth, en Jehiel, en
19532 1Kro 15:18 | Jaaziel, en Semiramoth, en Jehiel, en Unni, Eliab,
19533 1Kro 15:18 | en Semiramoth, en Jehiel, en Unni, Eliab, en Benaja,
19534 1Kro 15:18 | Jehiel, en Unni, Eliab, en Benaja, en Maaseja, en Mattithja,
19535 1Kro 15:18 | Unni, Eliab, en Benaja, en Maaseja, en Mattithja, en
19536 1Kro 15:18 | en Benaja, en Maaseja, en Mattithja, en Elifele, en
19537 1Kro 15:18 | en Maaseja, en Mattithja, en Elifele, en Mikneja, en
19538 1Kro 15:18 | en Mattithja, en Elifele, en Mikneja, en Obed-Edom, en
19539 1Kro 15:18 | en Elifele, en Mikneja, en Obed-Edom, en Jeiel, de
19540 1Kro 15:18 | en Mikneja, en Obed-Edom, en Jeiel, de poortiers. ~
19541 1Kro 15:19 | zangers nu, Heman, Asaf en Ethan, lieten zich horen
19542 1Kro 15:20 | 20 En Zecharja, en Aziel, en Semiramoth,
19543 1Kro 15:20 | 20 En Zecharja, en Aziel, en Semiramoth, en
19544 1Kro 15:20 | 20 En Zecharja, en Aziel, en Semiramoth, en Jehiel, en
19545 1Kro 15:20 | en Aziel, en Semiramoth, en Jehiel, en Unni, en Eliab,
19546 1Kro 15:20 | en Semiramoth, en Jehiel, en Unni, en Eliab, en Maaseja,
19547 1Kro 15:20 | Semiramoth, en Jehiel, en Unni, en Eliab, en Maaseja, en Benaja,
19548 1Kro 15:20 | Jehiel, en Unni, en Eliab, en Maaseja, en Benaja, met
19549 1Kro 15:20 | Unni, en Eliab, en Maaseja, en Benaja, met luiten op Alamoth. ~
19550 1Kro 15:21 | 21 En Mattithja, en Elifele, en
19551 1Kro 15:21 | 21 En Mattithja, en Elifele, en Mikneja, en
19552 1Kro 15:21 | En Mattithja, en Elifele, en Mikneja, en Obed-Edom, en
19553 1Kro 15:21 | en Elifele, en Mikneja, en Obed-Edom, en Jeiel, en
19554 1Kro 15:21 | en Mikneja, en Obed-Edom, en Jeiel, en Azazja, met harpen
19555 1Kro 15:21 | en Obed-Edom, en Jeiel, en Azazja, met harpen op de
19556 1Kro 15:22 | 22 En Chenanja, de overste der
19557 1Kro 15:23 | 23 En Berechja en Elkana waren
19558 1Kro 15:23 | 23 En Berechja en Elkana waren poortiers der
19559 1Kro 15:24 | 24 En Sebanja, en Josafat, en
19560 1Kro 15:24 | 24 En Sebanja, en Josafat, en Nethaneel, en
19561 1Kro 15:24 | En Sebanja, en Josafat, en Nethaneel, en Amasai, en
19562 1Kro 15:24 | en Josafat, en Nethaneel, en Amasai, en Zecharja, en
19563 1Kro 15:24 | en Nethaneel, en Amasai, en Zecharja, en Benaja, en
19564 1Kro 15:24 | en Amasai, en Zecharja, en Benaja, en Eliezer, de priesters,
19565 1Kro 15:24 | en Zecharja, en Benaja, en Eliezer, de priesters, trompetten
19566 1Kro 15:24 | trompetten voor de ark Gods; en Obed-Edom en Jehia waren
19567 1Kro 15:24 | de ark Gods; en Obed-Edom en Jehia waren poortiers der
19568 1Kro 15:25 | geschiedde nu, dat David en de oudsten van Israel, en
19569 1Kro 15:25 | en de oudsten van Israel, en de oversten der duizenden,
19570 1Kro 15:26 | droegen, dat zij zeven varren en zeven rammen offerden. ~
19571 1Kro 15:27 | Levieten, die de ark droegen, en de zangers, en Chenanja,
19572 1Kro 15:27 | droegen, en de zangers, en Chenanja, de overste van
19573 1Kro 15:28 | HEEREN op, met gejuich, en met geluid der bazuin, en
19574 1Kro 15:28 | en met geluid der bazuin, en met trompetten, en met cimbalen,
19575 1Kro 15:28 | bazuin, en met trompetten, en met cimbalen, makende geluid
19576 1Kro 15:28 | makende geluid met luiten en met harpen. ~
19577 1Kro 15:29 | door een venster keek, en den koning David zag, springende
19578 1Kro 15:29 | koning David zag, springende en spelende; zo verachtte zij
19579 1Kro 16:1 | voor haar gespannen had; en zij offerden brandofferen
19580 1Kro 16:1 | zij offerden brandofferen en dankofferen voor het aangezicht
19581 1Kro 16:2 | Als David het brandoffer en de dankofferen geeindigd
19582 1Kro 16:3 | 3 En hij deelde een iegelijk
19583 1Kro 16:3 | iegelijk een bol broods, en een schoon stuk vlees, en
19584 1Kro 16:3 | en een schoon stuk vlees, en een fles wijn.
19585 1Kro 16:4 | 4 En hij stelde voor de ark des
19586 1Kro 16:4 | de Levieten tot dienaars, en dat, om den HEERE, den God
19587 1Kro 16:4 | God Israels, te vermelden, en te loven, en te prijzen. ~
19588 1Kro 16:4 | vermelden, en te loven, en te prijzen. ~
19589 1Kro 16:5 | 5 Asaf was het hoofd, en Zecharja de tweede na hem;
19590 1Kro 16:5 | de tweede na hem; Jeiel, en Semiramoth, en Jehiel, en
19591 1Kro 16:5 | hem; Jeiel, en Semiramoth, en Jehiel, en Mattithja, en
19592 1Kro 16:5 | en Semiramoth, en Jehiel, en Mattithja, en Eliab, en
19593 1Kro 16:5 | en Jehiel, en Mattithja, en Eliab, en Benaja, en Obed-Edom,
19594 1Kro 16:5 | en Mattithja, en Eliab, en Benaja, en Obed-Edom, en
19595 1Kro 16:5 | Mattithja, en Eliab, en Benaja, en Obed-Edom, en Jeiel, met
19596 1Kro 16:5 | en Benaja, en Obed-Edom, en Jeiel, met instrumenten
19597 1Kro 16:5 | instrumenten der luiten en met harpen; en Asaf liet
19598 1Kro 16:5 | der luiten en met harpen; en Asaf liet zich horen met
19599 1Kro 16:6 | 6 Maar Benaja en Jahaziel, de priesters,
19600 1Kro 16:7 | door den dienst van Asaf, en zijn broederen. ~
19601 1Kro 16:11 | 11 Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte, zoekt Zijn
19602 1Kro 16:12 | heeft, Zijner wondertekenen, en de oordelen Zijns monds; ~
19603 1Kro 16:16 | met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak; ~
19604 1Kro 16:19 | getal waart; ja, weinigen en vreemdelingen daarin. ~
19605 1Kro 16:20 | 20 En zij wandelden van volk tot
19606 1Kro 16:20 | wandelden van volk tot volk, en van het ene koninkrijk tot
19607 1Kro 16:22 | Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen
19608 1Kro 16:25 | Want de HEERE is groot, en zeer te prijzen, en Hij
19609 1Kro 16:25 | groot, en zeer te prijzen, en Hij is vreselijk boven alle
19610 1Kro 16:27 | 27 Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn
19611 1Kro 16:27 | Zijn aangezicht, sterkte en vrolijkheid zijn in Zijn
19612 1Kro 16:28 | volken, geeft den HEERE eer en sterkte. ~
19613 1Kro 16:29 | Zijns Naams, brengt offer, en komt voor Zijn aangezicht;
19614 1Kro 16:31 | hemelen zich verblijden, en de aarde verheuge zich,
19615 1Kro 16:31 | de aarde verheuge zich, en dat men onder de heidenen
19616 1Kro 16:35 | 35 En zegt: Verlos ons, o God
19617 1Kro 16:35 | ons, o God onzes heils, en verzamel ons, en red ons
19618 1Kro 16:35 | heils, en verzamel ons, en red ons van de heidenen,
19619 1Kro 16:35 | Uw heiligen Naam loven, en dat wij ons Uws lofs roemen. ~
19620 1Kro 16:36 | eeuwigheid tot eeuwigheid! En al het volk zeide: Amen!
19621 1Kro 16:36 | al het volk zeide: Amen! en het loofde den HEERE. ~
19622 1Kro 16:37 | verbonds des HEEREN, Asaf en zijn broederen, om geduriglijk
19623 1Kro 16:38 | hunlieder broederen, waren acht en zestig; en hij stelde Obed-Edom,
19624 1Kro 16:38 | broederen, waren acht en zestig; en hij stelde Obed-Edom, den
19625 1Kro 16:38 | den zoon van Jeduthun, en Hosa, tot poortiers;
19626 1Kro 16:39 | 39 En den priester Zadok, en zijn
19627 1Kro 16:39 | 39 En den priester Zadok, en zijn broederen, de priesters,
19628 1Kro 16:40 | brandofferaltaar, des morgens en des avonds; en zulks naar
19629 1Kro 16:40 | des morgens en des avonds; en zulks naar alles, wat er
19630 1Kro 16:41 | 41 En met hen Heman en Jeduthun,
19631 1Kro 16:41 | 41 En met hen Heman en Jeduthun, en de overige
19632 1Kro 16:41 | met hen Heman en Jeduthun, en de overige uitgelezenen,
19633 1Kro 16:42 | Met hen dan waren Heman en Jeduthun, met trompetten
19634 1Kro 16:42 | Jeduthun, met trompetten en cimbalen voor degenen, die
19635 1Kro 16:42 | die zich lieten horen, en met instrumenten der muziek
19636 1Kro 16:43 | een iegelijk in zijn huis; en David keerde zich, om zijn
19637 1Kro 17:4 | 4 Ga heen en zeg tot David, Mijn knecht:
19638 1Kro 17:5 | gegaan van tent tot tent, en van tabernakel tot tabernakel. ~
19639 1Kro 17:8 | 8 En Ik ben met u geweest overal,
19640 1Kro 17:8 | waar gij heengegaan zijt, en Ik heb al uw vijanden uitgeroeid
19641 1Kro 17:8 | van voor uw aangezicht; en Ik heb u een naam gemaakt,
19642 1Kro 17:9 | 9 En Ik heb voor Mijn volk Israel
19643 1Kro 17:9 | Israel een plaats besteld, en hem geplant, dat hij aan
19644 1Kro 17:9 | hij aan zijn plaats wone, en niet meer heen en weder
19645 1Kro 17:9 | wone, en niet meer heen en weder gedreven worde; en
19646 1Kro 17:9 | en weder gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid
19647 1Kro 17:10 | 10 En van die dagen af, dat Ik
19648 1Kro 17:10 | wezen over Mijn volk Israel; en heb al uw vijanden vernederd;
19649 1Kro 17:11 | 11 En het zal geschieden, als
19650 1Kro 17:11 | hetwelk uit uw zonen zijn zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen. ~
19651 1Kro 17:12 | zal Mij een huis bouwen, en Ik zal zijn stoel bevestigen
19652 1Kro 17:13 | hem tot een Vader zijn, en hij zal Mij tot een zoon
19653 1Kro 17:13 | zal Mij tot een zoon zijn; en Mijn goedertierenheid zal
19654 1Kro 17:14 | Mijn huis bestendig maken, en in Mijn Koninkrijk tot in
19655 1Kro 17:14 | Koninkrijk tot in eeuwigheid; en zijn stoel zal vast zijn
19656 1Kro 17:15 | 15 Naar al deze woorden, en naar dit ganse gezicht,
19657 1Kro 17:16 | kwam de koning David in, en bleef voor het aangezicht
19658 1Kro 17:16 | het aangezicht des HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik, HEERE
19659 1Kro 17:16 | Wie ben ik, HEERE God, en wat is mijn huis, dat Gij
19660 1Kro 17:17 | 17 En dit is klein in Uw ogen
19661 1Kro 17:17 | van verre heen gesproken, en Gij hebt mij naar menselijke
19662 1Kro 17:19 | HEERE, om Uws knechts wil, en naar Uw hart, hebt Gij al
19663 1Kro 17:20 | er is niemand gelijk Gij, en er is geen God behalve Gij,
19664 1Kro 17:21 | 21 En wie is als Uw volk Israel,
19665 1Kro 17:21 | een Naam maaktet van grote en verschrikkelijke dingen,
19666 1Kro 17:22 | 22 En Gij hebt Uw volk Israel
19667 1Kro 17:22 | gemaakt tot in der eeuwigheid; en Gij, HEERE, zijt hun tot
19668 1Kro 17:23 | Uw knecht gesproken hebt, en over zijn huis, dat worde
19669 1Kro 17:23 | waar tot in eeuwigheid; en doe, gelijk als Gij gesproken
19670 1Kro 17:24 | 24 Ja, het worde waar, en Uw Naam worde groot gemaakt
19671 1Kro 17:24 | Israel, is Israels God; en het huis van David, Uw knecht,
19672 1Kro 17:26 | HEERE, Gij zijt die God; en Gij hebt dit goede over
19673 1Kro 17:27 | HEERE, hebt het gezegend, en het zal gezegend zijn in
19674 1Kro 18:1 | David de Filistijnen sloeg, en hen ten onderbracht; en
19675 1Kro 18:1 | en hen ten onderbracht; en hij nam Gath, en haar onderhorige
19676 1Kro 18:1 | onderbracht; en hij nam Gath, en haar onderhorige plaatsen,
19677 1Kro 18:4 | 4 En David nam hem duizend wagens
19678 1Kro 18:4 | nam hem duizend wagens af, en zeven duizend ruiters, en
19679 1Kro 18:4 | en zeven duizend ruiters, en twintig duizend man te voet;
19680 1Kro 18:4 | twintig duizend man te voet; en David ontzenuwde al de wagen
19681 1Kro 18:5 | 5 En de Syriers van Damaskus
19682 1Kro 18:5 | sloeg van de Syriers twee en twintig duizend man. ~
19683 1Kro 18:6 | 6 En David legde bezetting in
19684 1Kro 18:6 | werden, geschenken brengende. En de HEERE behoedde David
19685 1Kro 18:7 | 7 En David nam de gouden schilden,
19686 1Kro 18:7 | Hadar-ezers knechten waren, en hij bracht ze te Jeruzalem. ~
19687 1Kro 18:8 | veel kopers uit Tibchath, en uit Chun, steden van Hadar-ezer;
19688 1Kro 18:8 | heeft Salomo de koperen zee, en de pilaren, en de koperen
19689 1Kro 18:8 | koperen zee, en de pilaren, en de koperen vaten gemaakt. ~
19690 1Kro 18:10 | zijn welstand te vragen, en om hem te zegenen, vanwege
19691 1Kro 18:10 | met Hadar-ezer gestreden, en hem verslagen had (want
19692 1Kro 18:10 | voerde oorlog tegen Thou), en alle gouden, en zilveren,
19693 1Kro 18:10 | tegen Thou), en alle gouden, en zilveren, en koperen vaten; ~
19694 1Kro 18:10 | alle gouden, en zilveren, en koperen vaten; ~
19695 1Kro 18:11 | den HEERE, met het zilver en het goud, hetwelk hij medegebracht
19696 1Kro 18:11 | heidenen: van de Edomieten, en van de Moabieten, en van
19697 1Kro 18:11 | Edomieten, en van de Moabieten, en van de kinderen Ammons,
19698 1Kro 18:11 | van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen, en van
19699 1Kro 18:11 | en van de Filistijnen, en van de Amalekieten. ~
19700 1Kro 18:13 | 13 En hij legde bezetting in Edom,
19701 1Kro 18:13 | Davids knechten werden; en de HEERE behoedde David
19702 1Kro 18:14 | David over gans Israel, en hij deed zijn gansen volke
19703 1Kro 18:14 | zijn gansen volke recht en gerechtigheid. ~
19704 1Kro 18:15 | Zeruja, was over het heir; en Josafat, de zoon van Ahilud,
19705 1Kro 18:16 | 16 En Zadok, de zoon van Ahitub,
19706 1Kro 18:16 | Zadok, de zoon van Ahitub, en Abimelech, de zoon van Abjathar,
19707 1Kro 18:16 | Abjathar, waren priesters, en Sausa schrijver; ~
19708 1Kro 18:17 | 17 En Benaja, de zoon van Jojada,
19709 1Kro 18:17 | Jojada, was over de Krethi en Plethi; maar de zonen van
19710 1Kro 19:1 | David de Filistijnen sloeg, en hen ten onderbracht; en
19711 1Kro 19:1 | en hen ten onderbracht; en hij nam Gath, en haar onderhorige
19712 1Kro 19:1 | onderbracht; en hij nam Gath, en haar onderhorige plaatsen,
19713 1Kro 19:4 | 4 En David nam hem duizend wagens
19714 1Kro 19:4 | nam hem duizend wagens af, en zeven duizend ruiters, en
19715 1Kro 19:4 | en zeven duizend ruiters, en twintig duizend man te voet;
19716 1Kro 19:4 | twintig duizend man te voet; en David ontzenuwde al de wagen
19717 1Kro 19:5 | 5 En de Syriers van Damaskus
19718 1Kro 19:5 | sloeg van de Syriers twee en twintig duizend man. ~
19719 1Kro 19:6 | 6 En David legde bezetting in
19720 1Kro 19:6 | werden, geschenken brengende. En de HEERE behoedde David
19721 1Kro 19:7 | 7 En David nam de gouden schilden,
19722 1Kro 19:7 | Hadar-ezers knechten waren, en hij bracht ze te Jeruzalem. ~
19723 1Kro 19:8 | veel kopers uit Tibchath, en uit Chun, steden van Hadar-ezer;
19724 1Kro 19:8 | heeft Salomo de koperen zee, en de pilaren, en de koperen
19725 1Kro 19:8 | koperen zee, en de pilaren, en de koperen vaten gemaakt. ~
19726 1Kro 19:10 | zijn welstand te vragen, en om hem te zegenen, vanwege
19727 1Kro 19:10 | met Hadar-ezer gestreden, en hem verslagen had (want
19728 1Kro 19:10 | voerde oorlog tegen Thou), en alle gouden, en zilveren,
19729 1Kro 19:10 | tegen Thou), en alle gouden, en zilveren, en koperen vaten; ~
19730 1Kro 19:10 | alle gouden, en zilveren, en koperen vaten; ~
19731 1Kro 19:11 | den HEERE, met het zilver en het goud, hetwelk hij medegebracht
19732 1Kro 19:11 | heidenen: van de Edomieten, en van de Moabieten, en van
19733 1Kro 19:11 | Edomieten, en van de Moabieten, en van de kinderen Ammons,
19734 1Kro 19:11 | van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen, en van
19735 1Kro 19:11 | en van de Filistijnen, en van de Amalekieten. ~
19736 1Kro 19:13 | 13 En hij legde bezetting in Edom,
19737 1Kro 19:13 | Davids knechten werden; en de HEERE behoedde David
19738 1Kro 19:14 | David over gans Israel, en hij deed zijn gansen volke
19739 1Kro 19:14 | zijn gansen volke recht en gerechtigheid. ~
19740 1Kro 19:15 | Zeruja, was over het heir; en Josafat, de zoon van Ahilud,
19741 1Kro 19:16 | 16 En Zadok, de zoon van Ahitub,
19742 1Kro 19:16 | Zadok, de zoon van Ahitub, en Abimelech, de zoon van Abjathar,
19743 1Kro 19:16 | Abjathar, waren priesters, en Sausa schrijver; ~
19744 1Kro 19:17 | 17 En Benaja, de zoon van Jojada,
19745 1Kro 19:17 | Jojada, was over de Krethi en Plethi; maar de zonen van
19746 1Kro 20:1 | 1 En het geschiedde na dezen,
19747 1Kro 20:1 | kinderen Ammons, stierf, en zijn zoon werd koning in
19748 1Kro 20:3 | gekomen, om te doorzoeken, en om om te keren, en om het
19749 1Kro 20:3 | doorzoeken, en om om te keren, en om het land te verspieden? ~
19750 1Kro 20:4 | Hanun de knechten van David, en hij beschoor hen, en sneed
19751 1Kro 20:4 | David, en hij beschoor hen, en sneed hun klederen half
19752 1Kro 20:4 | half af tot aan de heupen, en liet hen henengaan. ~
19753 1Kro 20:5 | 5 Zij nu gingen henen, en men boodschapte David van
19754 1Kro 20:5 | boodschapte David van deze mannen; en hij zond hun tegemoet; want
19755 1Kro 20:6 | bij David, zo zond Hanun en de kinderen Ammons duizend
19756 1Kro 20:6 | zilvers, om zich wagenen en ruiters te huren uit Mesopotamie,
19757 1Kro 20:6 | te huren uit Mesopotamie, en uit Syrie-Maacha, en uit
19758 1Kro 20:6 | Mesopotamie, en uit Syrie-Maacha, en uit Zoba; ~
19759 1Kro 20:7 | Zodat zij zich huurden twee en dertig duizend wagenen;
19760 1Kro 20:7 | dertig duizend wagenen; en de koning van Maacha en
19761 1Kro 20:7 | en de koning van Maacha en zijn volk kwamen en legerden
19762 1Kro 20:7 | Maacha en zijn volk kwamen en legerden zich voor Medeba;
19763 1Kro 20:7 | kinderen Ammons uit hun steden, en zij kwamen ten strijde. ~
19764 1Kro 20:8 | hoorde, zo zond hij Joab en het ganse heir met de helden. ~
19765 1Kro 20:10 | spits der slagorde van voren en van achteren tegen hem was,
19766 1Kro 20:10 | uitgelezenen in Israel, en hij stelde hen in orde tegen
19767 1Kro 20:11 | 11 En het overige des volks gaf
19768 1Kro 20:11 | van zijn broeder Abisai, en zij stelden hen in orde
19769 1Kro 20:12 | 12 En hij zeide: Indien mij de
19770 1Kro 20:12 | gij mij komen verlossen; en indien de kinderen Ammons
19771 1Kro 20:13 | 13 Wees sterk, en laat ons sterk zijn voor
19772 1Kro 20:13 | sterk zijn voor ons volk, en voor de steden onzes Gods;
19773 1Kro 20:14 | 14 Toen naderde Joab en het volk, dat bij hem was,
19774 1Kro 20:14 | aangezicht der Syriers; en zij vloden voor zijn aangezicht. ~
19775 1Kro 20:15 | van Abisai, zijn broeder, en zij kwamen in de stad; en
19776 1Kro 20:15 | en zij kwamen in de stad; en Joab kwam te Jeruzalem. ~
19777 1Kro 20:16 | waren, zo zonden zij boden, en brachten de Syriers uit,
19778 1Kro 20:16 | zijde der rivier woonden; en Sofach, de krijgsoverste
19779 1Kro 20:17 | vergaderde hij gans Israel, en hij toog over de Jordaan,
19780 1Kro 20:17 | hij toog over de Jordaan, en hij kwam tot hen, en hij
19781 1Kro 20:17 | Jordaan, en hij kwam tot hen, en hij stelde de slagorde tegen
19782 1Kro 20:18 | het aangezicht van Israel, en David versloeg van de Syriers
19783 1Kro 20:18 | Syriers zeven duizend wagenen, en veertig duizend mannen te
19784 1Kro 20:19 | maakten zij vrede met David, en dienden hem; en de Syriers
19785 1Kro 20:19 | met David, en dienden hem; en de Syriers wilden de kinderen
19786 1Kro 21:1 | voerde Joab de heirkracht, en hij verdierf het land der
19787 1Kro 21:1 | land der kinderenAmmons; en hij kwam, en belegerde Rabba;
19788 1Kro 21:1 | kinderenAmmons; en hij kwam, en belegerde Rabba; maar David
19789 1Kro 21:1 | David bleef te Jeruzalem. En Joab sloeg Rabba, en verwoestte
19790 1Kro 21:1 | Jeruzalem. En Joab sloeg Rabba, en verwoestte ze. ~
19791 1Kro 21:2 | konings van zijn hoofd, en hij bevond haar in gewicht
19792 1Kro 21:2 | gewicht een talent gouds, en daar was edelgesteente aan;
19793 1Kro 21:2 | daar was edelgesteente aan; en zij werd op Davids hoofdgezet,
19794 1Kro 21:2 | werd op Davids hoofdgezet, en hij voerde zeer veel roofs
19795 1Kro 21:3 | volk uit, dat daarin was, en hij zaagde ze met de zaag,
19796 1Kro 21:3 | hij zaagde ze met de zaag, en met ijzeren dorswagens,
19797 1Kro 21:3 | met ijzeren dorswagens, en met bijlen; en alzo deed
19798 1Kro 21:3 | dorswagens, en met bijlen; en alzo deed David aan al de
19799 1Kro 21:4 | de kinderen van Rafa was; en zij werdenten ondergebracht. ~
19800 1Kro 21:5 | krijg tegen de Filistijnen, en Elhanan, de zoon van Jair,
19801 1Kro 21:6 | er nog een krijg te Gath; en daar was een zeer lang man,
19802 1Kro 21:6 | daar was een zeer lang man, en zijn vingeren waren zes
19803 1Kro 21:6 | zijn vingeren waren zes en zes, vier en twintig, en
19804 1Kro 21:6 | vingeren waren zes en zes, vier en twintig, en hij was ook
19805 1Kro 21:6 | en zes, vier en twintig, en hij was ook van Rafa geboren; ~
19806 1Kro 21:8 | van Rafa geboren te Gath; en zij vielen door de hand
19807 1Kro 21:8 | door de hand van David, en door de hand zijner knechten. ~ ~
19808 1Kro 22:1 | de satan op tegen Israel, en hij porde David aan, dat
19809 1Kro 22:2 | 2 En David zeide tot Joab en
19810 1Kro 22:2 | En David zeide tot Joab en tot de oversten des volks:
19811 1Kro 22:2 | van Ber-seba tot Dan toe, en brengt hen tot mij, dat
19812 1Kro 22:4 | derhalve toog Joab uit, en hij doorwandelde gans Israel;
19813 1Kro 22:5 | 5 En Joab gaf David de som van
19814 1Kro 22:5 | som van het gestelde volk; en gans Israel was elfhonderd
19815 1Kro 22:5 | die het zwaard uittrokken, en Juda vierhonderd duizend,
19816 1Kro 22:5 | Juda vierhonderd duizend, en zeventig duizend man, die
19817 1Kro 22:6 | 6 Doch Levi en Benjamin telde hij onder
19818 1Kro 22:7 | 7 En deze zaak was kwaad in de
19819 1Kro 22:10 | 10 Ga heen, en spreek tot David, zeggende:
19820 1Kro 22:11 | 11 En Gad kwam tot David, en zeide
19821 1Kro 22:11 | 11 En Gad kwam tot David, en zeide tot hem: Zo zegt de
19822 1Kro 22:12 | aangezicht uwer wederpartij, en dat het zwaard uwer vijanden
19823 1Kro 22:12 | pestilentie in het land, en een verdervenden engel des
19824 1Kro 22:14 | gaf pestilentie in Israel; en er vielen van Israel zeventig
19825 1Kro 22:15 | 15 En God zond een engel naar
19826 1Kro 22:15 | Jeruzalem, om die te verderven; en als hij haar verdierf, zag
19827 1Kro 22:15 | verdierf, zag het de HEERE, en het berouwde Hem over dat
19828 1Kro 22:15 | berouwde Hem over dat kwaad; en Hij zeide tot den verdervenden
19829 1Kro 22:16 | staande tussen de aarde en tussen den hemel, met zijn
19830 1Kro 22:16 | Jeruzalem; toen viel David, en de oudsten, bedekt met zakken,
19831 1Kro 22:17 | 17 En David zeide tot God: Ben
19832 1Kro 22:17 | zelf ben het, die gezondigd en zeer kwalijk gehandeld heb;
19833 1Kro 22:17 | toch Uw hand tegen mij, en tegen het huis mijns vaders
19834 1Kro 22:20 | wendde, zo zag hij den engel; en zijn vier zonen, die bij
19835 1Kro 22:20 | hem waren, verstaken zich; en Ornan dorste tarwe. ~
19836 1Kro 22:21 | 21 En David kwam tot Ornan; en
19837 1Kro 22:21 | En David kwam tot Ornan; en Ornan zag toe, en zag David;
19838 1Kro 22:21 | Ornan; en Ornan zag toe, en zag David; zo ging hij uit
19839 1Kro 22:21 | ging hij uit den dorsvloer, en boog zich neder voor David,
19840 1Kro 22:22 | 22 En David zeide tot Ornan: Geef
19841 1Kro 22:23 | David: Neem ze maar henen, en mijn heer de koning doe
19842 1Kro 22:23 | runderen tot brandofferen, en deze sleden tot hout, en
19843 1Kro 22:23 | en deze sleden tot hout, en de tarwe tot spijsoffer;
19844 1Kro 22:24 | 24 En de koning David zeide tot
19845 1Kro 22:25 | 25 En David gaf aan Ornan voor
19846 1Kro 22:26 | aldaar den HEERE een altaar, en hij offerde brandofferen
19847 1Kro 22:26 | hij offerde brandofferen en dankofferen. Als hij den
19848 1Kro 22:27 | 27 En de HEERE zeide tot den engel,
19849 1Kro 22:29 | de woestijn gemaakt had, en het altaar des brandoffers,
19850 1Kro 23:1 | 1 En David zeide: Hier zal het
19851 1Kro 23:1 | huis Gods des HEEREN zijn, en hier zal het altaar des
19852 1Kro 23:2 | 2 En David zeide, dat men vergaderen
19853 1Kro 23:2 | het land Israels waren; en hij bestelde steenhouwers,
19854 1Kro 23:3 | 3 En David bereidde ijzer in
19855 1Kro 23:3 | aan de deuren der poorten, en tot de samenvoegingen; ook
19856 1Kro 23:4 | 4 En cederenhout zonder getal;
19857 1Kro 23:4 | getal; want de Sidoniers en de Tyriers brachten tot
19858 1Kro 23:5 | Salomo is een jongeling en teder; en het huis, dat
19859 1Kro 23:5 | een jongeling en teder; en het huis, dat men den HEERE
19860 1Kro 23:5 | groot maken, tot een Naam en tot heerlijkheid in alle
19861 1Kro 23:6 | riep hij zijn zoon Salomo, en gebood hem den HEERE, den
19862 1Kro 23:7 | 7 En David zeide tot Salomo:
19863 1Kro 23:9 | zijn naam zal Salomo zijn, en Ik zal vrede en stilte over
19864 1Kro 23:9 | Salomo zijn, en Ik zal vrede en stilte over Israel geven
19865 1Kro 23:10 | Mijn Naam een huis bouwen, en die zal Mij tot een zoon
19866 1Kro 23:10 | zal Mij tot een zoon zijn, en Ik hem tot een Vader; en
19867 1Kro 23:10 | en Ik hem tot een Vader; en Ik zal den troon zijns rijks
19868 1Kro 23:11 | de HEERE zal met u zijn, en gij zult voorspoedig zijn,
19869 1Kro 23:11 | gij zult voorspoedig zijn, en zult het huis des HEEREN,
19870 1Kro 23:12 | de HEERE geve u kloekheid en verstand, en geve u bevel
19871 1Kro 23:12 | u kloekheid en verstand, en geve u bevel over Israel,
19872 1Kro 23:12 | geve u bevel over Israel, en dat om te onderhouden de
19873 1Kro 23:13 | zult te doen de inzettingen en de rechten, die de HEERE
19874 1Kro 23:13 | over Israel. Wees sterk en heb goeden moed, vrees niet,
19875 1Kro 23:13 | goeden moed, vrees niet, en wees niet verslagen! ~
19876 1Kro 23:14 | duizend talenten gouds, en duizend maal duizend talenten
19877 1Kro 23:14 | duizend talenten zilvers; en des kopers en des ijzers
19878 1Kro 23:14 | talenten zilvers; en des kopers en des ijzers is geen gewicht,
19879 1Kro 23:14 | menigte; ik heb ook hout en stenen bereid; doe gij er
19880 1Kro 23:15 | werk kunnen doen, houwers, en werkmeesters in steen en
19881 1Kro 23:15 | en werkmeesters in steen en hout, en allerlei wijze
19882 1Kro 23:15 | werkmeesters in steen en hout, en allerlei wijze lieden in
19883 1Kro 23:16 | Des gouds, des zilvers, en des kopers, en des ijzers
19884 1Kro 23:16 | zilvers, en des kopers, en des ijzers is geen getal;
19885 1Kro 23:16 | is geen getal; maak u op, en doe het, en de HEERE zal
19886 1Kro 23:16 | maak u op, en doe het, en de HEERE zal met u zijn. ~
19887 1Kro 23:18 | HEERE, uw God, met ulieden, en heeft u rust gegeven rondom
19888 1Kro 23:18 | lands in mijn hand gegeven, en dit land is onderworpen
19889 1Kro 23:19 | Zo begeeft dan nu uw hart en uw ziel, om te zoeken den
19890 1Kro 23:19 | zoeken den HEERE, uw God, en maakt u op, en bouwt het
19891 1Kro 23:19 | uw God, en maakt u op, en bouwt het heiligdom Gods
19892 1Kro 23:19 | des verbonds des HEEREN en de heilige vaten Gods in
19893 1Kro 24:1 | 1 Toen nu David oud was en zat van dagen, maakte hij
19894 1Kro 24:2 | 2 En hij vergaderde al de vorsten
19895 1Kro 24:2 | Israel, ook de priesters en de Levieten. ~
19896 1Kro 24:3 | 3 En de Levieten werden geteld,
19897 1Kro 24:3 | geteld, van dertig jaren af en daarboven; en hun getal
19898 1Kro 24:3 | dertig jaren af en daarboven; en hun getal was, naar hun
19899 1Kro 24:3 | hoofden, aan mannen, acht en dertig duizend. ~
19900 1Kro 24:4 | Uit dezen waren er vier en twintig duizend om het werk
19901 1Kro 24:4 | des HEEREN aan te drijven; en zes duizend ambtlieden en
19902 1Kro 24:4 | en zes duizend ambtlieden en rechters; ~
19903 1Kro 24:5 | 5 En vier duizend poortiers,
19904 1Kro 24:5 | vier duizend poortiers, en vier duizend lofzangers
19905 1Kro 24:6 | 6 En David verdeelde hen in verdelingen,
19906 1Kro 24:6 | van Levi, Gerson, Kehath en Merari. ~
19907 1Kro 24:7 | Gersonieten waren Ladan en Simei. ~
19908 1Kro 24:8 | dezen: Jehiel, het hoofd, en Zetham, en Joel; drie. ~
19909 1Kro 24:8 | Jehiel, het hoofd, en Zetham, en Joel; drie. ~
19910 1Kro 24:9 | van Simei waren Selomith, en Haziel, en Haran, drie;
19911 1Kro 24:9 | waren Selomith, en Haziel, en Haran, drie; dezen waren
19912 1Kro 24:10 | Simei nu waren Jahath, Zina, en Jeus, en Beria; dezen waren
19913 1Kro 24:10 | waren Jahath, Zina, en Jeus, en Beria; dezen waren de kinderen
19914 1Kro 24:11 | 11 En Jahath was het hoofd, en
19915 1Kro 24:11 | En Jahath was het hoofd, en Zizza de tweede; maar Jeus
19916 1Kro 24:11 | Zizza de tweede; maar Jeus en Beria hadden niet vele kinderen;
19917 1Kro 24:12 | waren Amram, Jizhar, Hebron en Uzziel; vier. ~
19918 1Kro 24:13 | kinderen van Amram waren Aaron en Mozes. Aaron nu werd afgezonderd,
19919 1Kro 24:13 | allerheiligste dingen, hij en zijn zonen, tot in eeuwigheid,
19920 1Kro 24:13 | HEEREN, om Hem te dienen en om in Zijn Naam tot in eeuwigheid
19921 1Kro 24:15 | kinderen van Mozes waren Gersom en Eliezer. ~
19922 1Kro 24:17 | dezen: Rehabja het hoofd; en Eliezer had geen andere
19923 1Kro 24:19 | tweede, Jahaziel de derde, en Jekameam de vierde. ~
19924 1Kro 24:20 | Uzziel: Micha was het hoofd, en Jissia de tweede. ~
19925 1Kro 24:21 | van Merari waren Maheli en Musi; de kinderen van Maheli
19926 1Kro 24:21 | van Maheli waren Eleazar en Kis. ~
19927 1Kro 24:22 | 22 En Eleazar stierf, en hij had
19928 1Kro 24:22 | 22 En Eleazar stierf, en hij had geen zonen, maar
19929 1Kro 24:22 | geen zonen, maar dochters; en de kinderen van Kis, haar
19930 1Kro 24:23 | kinderen van Musi waren Maheli, en Eder, en Jeremoth; drie. ~
19931 1Kro 24:23 | Musi waren Maheli, en Eder, en Jeremoth; drie. ~
19932 1Kro 24:24 | HEEREN van twintig jaren oud en daarboven. ~
19933 1Kro 24:25 | Zijn volk rust gegeven, en Hij zal te Jeruzalem wonen
19934 1Kro 24:26 | 26 En ook aangaande de Levieten,
19935 1Kro 24:27 | geteld, van twintig jaren oud en daarboven; ~
19936 1Kro 24:28 | HEEREN, over de voorhoven, en over de kameren, en over
19937 1Kro 24:28 | voorhoven, en over de kameren, en over de reiniging van alle
19938 1Kro 24:28 | van alle heilige dingen, en het werk van den dienst
19939 1Kro 24:29 | het brood der toerichting, en tot de meelbloem ten spijsoffer,
19940 1Kro 24:29 | meelbloem ten spijsoffer, en tot ongezuurde vladen, en
19941 1Kro 24:29 | en tot ongezuurde vladen, en tot de pannen, en tot het
19942 1Kro 24:29 | vladen, en tot de pannen, en tot het gerooste, en tot
19943 1Kro 24:29 | pannen, en tot het gerooste, en tot alle mate en afmeting; ~
19944 1Kro 24:29 | gerooste, en tot alle mate en afmeting; ~
19945 1Kro 24:30 | 30 En om alle morgens te staan,
19946 1Kro 24:30 | staan, om den HEERE te loven en te prijzen; en desgelijks
19947 1Kro 24:30 | te loven en te prijzen; en desgelijks des avonds; ~
19948 1Kro 24:31 | 31 En tot al het offeren der brandofferen
19949 1Kro 24:31 | sabbatten, op de nieuwe maanden, en op de gezette hoogtijden
19950 1Kro 24:32 | 32 En dat zij de wacht van de
19951 1Kro 24:32 | samenkomst zouden waarnemen, en de wacht des heiligdoms,
19952 1Kro 24:32 | de wacht des heiligdoms, en de wacht der zonen van Aaron,
19953 1Kro 25:1 | zonen van Aaron waren Nadab, en Abihu, Eleazar en Ithamar. ~
19954 1Kro 25:1 | Nadab, en Abihu, Eleazar en Ithamar. ~
19955 1Kro 25:2 | 2 Maar Nadab stierf, en Abihu, voor het aangezicht
19956 1Kro 25:2 | aangezicht huns vaders, en zij hadden geen kinderen.
19957 1Kro 25:2 | zij hadden geen kinderen. En Eleazar en Ithamar bedienden
19958 1Kro 25:2 | geen kinderen. En Eleazar en Ithamar bedienden het priesterambt.
19959 1Kro 25:3 | David nu verdeelde hen, en Zadok uit de kinderen van
19960 1Kro 25:3 | de kinderen van Eleazar, en Abimelech uit de kinderen
19961 1Kro 25:4 | 4 En van de kinderen van Eleazar
19962 1Kro 25:5 | 5 En zij deelden hen door loten
19963 1Kro 25:5 | oversten des heiligdoms en de oversten Gods waren uit
19964 1Kro 25:5 | de kinderen van Eleazar en van de kinderen van Ithamar. ~
19965 1Kro 25:6 | 6 En Semaja, de zoon van Nethaneel,
19966 1Kro 25:6 | aangezicht des konings, en van de vorsten, en van den
19967 1Kro 25:6 | konings, en van de vorsten, en van den priester Zadok,
19968 1Kro 25:6 | van den priester Zadok, en van Achimelech, den zoon
19969 1Kro 25:6 | den zoon van Abjathar, en van de hoofden der vaderen
19970 1Kro 25:6 | vaderen onder de priesters en onder de Levieten; een vaderlijk
19971 1Kro 25:6 | werd genomen voor Eleazer, en desgelijks werd genomen
19972 1Kro 25:17 | 17 Het een en twintigste voor Jachin,
19973 1Kro 25:17 | twintigste voor Jachin, het twee en twintigste voor Gamul, ~
19974 1Kro 25:18 | 18 Het drie en twintigste voor Delaja,
19975 1Kro 25:18 | twintigste voor Delaja, het vier en twintigste voor Maazja. ~
19976 1Kro 25:23 | 23 En van de kinderen van Hebron
19977 1Kro 25:26 | van Merari waren Maheli en Musi. De kinderen van Jaazia
19978 1Kro 25:27 | Merari van Jaazia waren Beno, en Soham, en Zakkur, en Hibri. ~
19979 1Kro 25:27 | Jaazia waren Beno, en Soham, en Zakkur, en Hibri. ~
19980 1Kro 25:27 | Beno, en Soham, en Zakkur, en Hibri. ~
19981 1Kro 25:28 | Van Maheli was Eleazar; en die had geen kinderen. ~
19982 1Kro 25:30 | 30 En de kinderen van Musi waren
19983 1Kro 25:30 | kinderen van Musi waren Maheli, en Eder, en Jerimoth. Dezen
19984 1Kro 25:30 | Musi waren Maheli, en Eder, en Jerimoth. Dezen zijn de
19985 1Kro 25:31 | 31 En zij wierpen ook loten, nevens
19986 1Kro 25:31 | aangezicht van den koning David, en Zadok, en Achimelech, en
19987 1Kro 25:31 | koning David, en Zadok, en Achimelech, en van de hoofden
19988 1Kro 25:31 | en Zadok, en Achimelech, en van de hoofden der vaderen
19989 1Kro 25:31 | vaderen onder de priesteren en onder de Levieten; het hoofd
19990 1Kro 26:1 | 1 En David, mitsgaders de oversten
19991 1Kro 26:1 | van de kinderen van Asaf, en van Heman, en van Jeduthun,
19992 1Kro 26:1 | van Asaf, en van Heman, en van Jeduthun, die met harpen,
19993 1Kro 26:1 | die met harpen, met luiten en met cimbalen profeteren
19994 1Kro 26:1 | cimbalen profeteren zouden; en die onder hen geteld werden,
19995 1Kro 26:2 | kinderen van Asaf waren Zakkur, en Jozef, en Nethanja, en Asarela,
19996 1Kro 26:2 | waren Zakkur, en Jozef, en Nethanja, en Asarela, kinderen
19997 1Kro 26:2 | en Jozef, en Nethanja, en Asarela, kinderen van Asaf;
19998 1Kro 26:3 | Jeduthun waren Gedalja, en Zeri, en Jesaja, Hasabja
19999 1Kro 26:3 | waren Gedalja, en Zeri, en Jesaja, Hasabja en Mattithja,
20000 1Kro 26:3 | Zeri, en Jesaja, Hasabja en Mattithja, zes; aan de handen
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |