1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
20001 1Kro 26:3 | met den HEERE te danken en te loven. ~
20002 1Kro 26:4 | Mattanja, Uzziel, Sebuel, en Jerimoth, Hananja, Hanani,
20003 1Kro 26:4 | Hanani, Eliatha, Giddalti, en Romamthi-Ezer, Josbekasa,
20004 1Kro 26:5 | veertien zonen gegeven, en drie dochters. ~
20005 1Kro 26:6 | HEEREN, op cimbalen, luiten, en harpen, tot den dienst van
20006 1Kro 26:6 | koning, van Asaf, Jeduthun, en van Heman. ~
20007 1Kro 26:7 | 7 En hun getal met hun broederen,
20008 1Kro 26:7 | meesters, was tweehonderd acht en tachtig. ~
20009 1Kro 26:8 | 8 En zij wierpen de loten over
20010 1Kro 26:9 | tweede voor Gedalja; hij en zijn broederen, en zijn
20011 1Kro 26:9 | hij en zijn broederen, en zijn zonen, waren twaalf. ~
20012 1Kro 26:10 | voor Zakkur; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20013 1Kro 26:11 | vierde voor Jizri; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20014 1Kro 26:12 | voor Nethanja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20015 1Kro 26:13 | voor Bukkia; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20016 1Kro 26:14 | voor Jesarela; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20017 1Kro 26:15 | voor Jesaja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20018 1Kro 26:16 | voor Mattanja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20019 1Kro 26:17 | tiende voor Simei; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20020 1Kro 26:18 | voor Azareel; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20021 1Kro 26:19 | voor Hasabja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20022 1Kro 26:20 | voor Subael; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20023 1Kro 26:21 | voor Mattithja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20024 1Kro 26:22 | voor Jeremoth; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20025 1Kro 26:23 | voor Hananja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20026 1Kro 26:24 | voor Josbekasa; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20027 1Kro 26:25 | voor Hanani; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20028 1Kro 26:26 | voor Mallothi; zijn zonen en zijn broederen; twaalf. ~
20029 1Kro 26:27 | voor Eliatha; zijn zonen en zijn broederen; twaalf. ~
20030 1Kro 26:28 | 28 Het een en twintigste voor Hothir;
20031 1Kro 26:28 | voor Hothir; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20032 1Kro 26:29 | 29 Het twee en twintigste voor Giddalti;
20033 1Kro 26:29 | voor Giddalti; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20034 1Kro 26:30 | 30 Het drie en twintigste voor Mahazioth;
20035 1Kro 26:30 | voor Mahazioth; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~
20036 1Kro 26:31 | 31 Het vier en twintigste voor Romamthi-Ezer;
20037 1Kro 26:31 | Romamthi-Ezer; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. ~ ~ ~
20038 1Kro 27:4 | de tweede, Joah de derde, en Sachar de vierde, en Nethaneel
20039 1Kro 27:4 | derde, en Sachar de vierde, en Nethaneel de vijfde. ~
20040 1Kro 27:7 | van Semaja waren Othni, en Refael, en Obed, en Elzabad,
20041 1Kro 27:7 | waren Othni, en Refael, en Obed, en Elzabad, zijn broeders,
20042 1Kro 27:7 | Othni, en Refael, en Obed, en Elzabad, zijn broeders,
20043 1Kro 27:7 | broeders, kloeke lieden; Elihu, en Semachja. ~
20044 1Kro 27:8 | kinderen van Obed-Edom; zij, en hun kinderen, en hun broeders,
20045 1Kro 27:8 | Obed-Edom; zij, en hun kinderen, en hun broeders, kloeke mannen
20046 1Kro 27:8 | dienst; daar waren er twee en zestig van Obed-Edom. ~
20047 1Kro 27:9 | Meselemja nu had kinderen en broeders, kloeke lieden,
20048 1Kro 27:10 | 10 En Hosa, uit de kinderen van
20049 1Kro 27:11 | de vierde; al de kinderen en broederen van Hosa waren
20050 1Kro 27:13 | 13 En zij wierpen de loten, zo
20051 1Kro 27:14 | was, wierp men de loten, en zijn lot is uitgekomen tegen
20052 1Kro 27:15 | Obed-Edom tegen het zuiden; en voor zijn kinderen het huis
20053 1Kro 27:16 | 16 Suppim en Hosa tegen het westen, met
20054 1Kro 27:17 | bij de schatkameren twee en twee. ~
20055 1Kro 27:19 | kinderen der Korahieten, en der kinderen van Merari. ~
20056 1Kro 27:20 | schatten van het huis Gods, en over de schatten der geheiligde
20057 1Kro 27:22 | van Jehieli waren Zetham en Joel, zijn broeder; dezen
20058 1Kro 27:24 | 24 En Sebuel, de zoon van Gersom,
20059 1Kro 27:25 | Rehabja was zijn zoon, en Jesaja zijn zoon, en Joram
20060 1Kro 27:25 | zoon, en Jesaja zijn zoon, en Joram zijn zoon, en Zichri
20061 1Kro 27:25 | zoon, en Joram zijn zoon, en Zichri zijn zoon, en Selomith
20062 1Kro 27:25 | zoon, en Zichri zijn zoon, en Selomith zijn zoon. ~
20063 1Kro 27:26 | 26 Deze Selomith en zijn broederen waren over
20064 1Kro 27:26 | oversten over duizenden en honderden, en de oversten
20065 1Kro 27:26 | duizenden en honderden, en de oversten des heirs;
20066 1Kro 27:27 | 27 Van de krijgen en van den buit hadden zij
20067 1Kro 27:28 | de ziener, geheiligd had, en Saul, de zoon van Kis, en
20068 1Kro 27:28 | en Saul, de zoon van Kis, en Abner, de zoon van Ner,
20069 1Kro 27:28 | Abner, de zoon van Ner, en Joab, de zoon van Zeruja;
20070 1Kro 27:28 | onder de hand van Selomith en zijn broederen. ~
20071 1Kro 27:29 | Jizharieten waren Chenanja en zijn zonen tot het buitenwerk
20072 1Kro 27:29 | in Israel, tot ambtlieden en tot rechters. ~
20073 1Kro 27:30 | Hebronieten was Hasabja, en zijn broeders, kloeke mannen,
20074 1Kro 27:30 | kloeke mannen, duizend en zevenhonderd, over de ambten
20075 1Kro 27:30 | al het werk des HEEREN, en tot den dienst des konings. ~
20076 1Kro 27:31 | van David zijn er gezocht en onder hen gevonden kloeke
20077 1Kro 27:32 | 32 En zijn broeders waren kloeke
20078 1Kro 27:32 | kloeke lieden, twee duizend en zevenhonderd hoofden der
20079 1Kro 27:32 | zevenhonderd hoofden der vaderen; en de koning David stelde hen
20080 1Kro 27:32 | hen over de Rubenieten, en Gadieten, en den halven
20081 1Kro 27:32 | Rubenieten, en Gadieten, en den halven stam der Manassieten,
20082 1Kro 27:32 | Manassieten, tot alle zaken Gods en de zaken des konings. ~ ~
20083 1Kro 28:1 | de hoofden der vaderen, en de oversten der duizenden
20084 1Kro 28:1 | de oversten der duizenden en der honderden, met hun ambtlieden,
20085 1Kro 28:1 | der verdelingen, aangaande en afgaande van maand tot maand
20086 1Kro 28:1 | elke verdeling was vier en twintig duizend. ~
20087 1Kro 28:2 | Jasobam, de zoon van Zabdiel; en in zijn verdeling waren
20088 1Kro 28:2 | verdeling waren er vier en twintig duizend. ~
20089 1Kro 28:4 | 4 En over de verdeling in de
20090 1Kro 28:4 | maand was Dodai, de Ahohiet, en over zijn verdeling was
20091 1Kro 28:4 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
20092 1Kro 28:5 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
20093 1Kro 28:6 | een held van de dertig, en over de dertig; en over
20094 1Kro 28:6 | dertig, en over de dertig; en over zijn verdeling was
20095 1Kro 28:7 | Asahel, de broeder van Joab, en na hem Zebadja, zijn zoon;
20096 1Kro 28:7 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
20097 1Kro 28:8 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
20098 1Kro 28:9 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
20099 1Kro 28:10 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
20100 1Kro 28:11 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
20101 1Kro 28:12 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
20102 1Kro 28:13 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
20103 1Kro 28:14 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
20104 1Kro 28:15 | verdeling waren er ook vier en twintig duizend. ~
20105 1Kro 28:23 | op, die twintig jaren oud en daar beneden waren; omdat
20106 1Kro 28:25 | 25 En over de schatten des konings
20107 1Kro 28:25 | Azmaveth, de zoon van Adiel; en over de schatten op het
20108 1Kro 28:25 | het land, in de steden, en in de dorpen, en in de torens,
20109 1Kro 28:25 | steden, en in de dorpen, en in de torens, was Jonathan,
20110 1Kro 28:26 | 26 En over die, die het akkerwerk
20111 1Kro 28:27 | 27 En over de wijngaarden was
20112 1Kro 28:28 | 28 En over de olijfgaarden en
20113 1Kro 28:28 | En over de olijfgaarden en de wilde vijgebomen, die
20114 1Kro 28:29 | 29 En over de runderen, die in
20115 1Kro 28:30 | 30 En over de kemelen was Obil,
20116 1Kro 28:30 | was Obil, de Ismaeliet; en over de ezelinnen was Jechdeja,
20117 1Kro 28:31 | 31 En over het kleine vee was
20118 1Kro 28:32 | 32 En Jonathan, Davids oom, was
20119 1Kro 28:33 | 33 En Achitofel was raad des konings;
20120 1Kro 28:33 | Achitofel was raad des konings; en Husai, de Archiet, was des
20121 1Kro 28:34 | 34 En na Achitofel was Jojada,
20122 1Kro 28:34 | Jojada, de zoon van Benaja, en Abjathar; maar Joab was
20123 1Kro 29:1 | de oversten der stammen, en de oversten der verdelingen,
20124 1Kro 29:1 | verdelingen, den koning dienende, en de oversten der duizenden,
20125 1Kro 29:1 | oversten der duizenden, en de oversten der honderden,
20126 1Kro 29:1 | oversten der honderden, en de oversten van alle have
20127 1Kro 29:1 | de oversten van alle have en vee des konings en zijner
20128 1Kro 29:1 | have en vee des konings en zijner zonen, met de kamerlingen,
20129 1Kro 29:1 | zonen, met de kamerlingen, en de helden, ja, allen kloeken
20130 1Kro 29:2 | 2 En de koning David stond op
20131 1Kro 29:2 | David stond op zijn voeten, en hij zeide: Hoort mij, mijn
20132 1Kro 29:2 | Hoort mij, mijn broeders, en mijn volk! Ik had in mijn
20133 1Kro 29:2 | verbonds des HEEREN te bouwen, en voor de voetbank der voeten
20134 1Kro 29:2 | voetbank der voeten onzes Gods, en ik heb gereedschap gemaakt
20135 1Kro 29:3 | gij zijt een krijgsman, en gij hebt veel bloeds vergoten. ~
20136 1Kro 29:4 | een voorganger verkoren, en mijns vaders huis in het
20137 1Kro 29:4 | huis in het huis van Juda; en onder de zonen mijns vaders
20138 1Kro 29:5 | 5 En uit al mijn zonen (want
20139 1Kro 29:6 | 6 En Hij heeft tot mij gezegd:
20140 1Kro 29:6 | Salomo, die zal Mijn huis en Mijn voorhoven bouwen; want
20141 1Kro 29:6 | uitverkoren tot een zoon, en Ik zal hem tot een Vader
20142 1Kro 29:7 | 7 En Ik zal zijn koninkrijk bevestigen
20143 1Kro 29:7 | wezen zal, om Mijn geboden en Mijn rechten te doen, gelijk
20144 1Kro 29:8 | de gemeente des HEEREN, en voor de oren onzes Gods,
20145 1Kro 29:8 | de oren onzes Gods, houdt en zoekt al de geboden des
20146 1Kro 29:8 | goede land erfelijk bezit, en uw kinderen na u tot in
20147 1Kro 29:9 | 9 En gij, mijn zoon Salomo, ken
20148 1Kro 29:9 | ken den God uws vaders, en dien Hem met een volkomen
20149 1Kro 29:9 | Hem met een volkomen hart en met een willige ziel; want
20150 1Kro 29:9 | HEERE doorzoekt alle harten, en Hij verstaat al het gedichtsel
20151 1Kro 29:10 | heiligdom bouwt; wees sterk, en doe het. ~
20152 1Kro 29:11 | 11 En David gaf zijn zoon Salomo
20153 1Kro 29:11 | voorhuis, met zijn behuizingen, en zijn schatkameren, en zijn
20154 1Kro 29:11 | behuizingen, en zijn schatkameren, en zijn opperzalen, en zijn
20155 1Kro 29:11 | schatkameren, en zijn opperzalen, en zijn binnenkameren, en van
20156 1Kro 29:11 | en zijn binnenkameren, en van het huis des verzoendeksels; ~
20157 1Kro 29:12 | 12 En een voorbeeld van alles,
20158 1Kro 29:12 | van het huis des HEEREN, en van alle kameren rondom;
20159 1Kro 29:12 | schatten van het huis Gods, en tot de schatten der heilige
20160 1Kro 29:13 | 13 En van de verdelingen der priesteren
20161 1Kro 29:13 | verdelingen der priesteren en der Levieten, en van alle
20162 1Kro 29:13 | priesteren en der Levieten, en van alle werk van den dienst
20163 1Kro 29:13 | van het huis des HEEREN, en van alle vaten van den dienst
20164 1Kro 29:15 | 15 En het gewicht tot de gouden
20165 1Kro 29:15 | tot de gouden kandelaars, en hun gouden lampen, naar
20166 1Kro 29:15 | gewicht van elken kandelaar en zijn lampen; ook tot de
20167 1Kro 29:15 | gewicht van een kandelaar en zijn lampen, naar den dienst
20168 1Kro 29:16 | toerichting, tot elke tafel, en het zilver tot de zilveren
20169 1Kro 29:17 | 17 En louter goud tot de krauwelen,
20170 1Kro 29:17 | louter goud tot de krauwelen, en tot de sprengbekkens, en
20171 1Kro 29:17 | en tot de sprengbekkens, en tot de schotelen, en tot
20172 1Kro 29:17 | sprengbekkens, en tot de schotelen, en tot gouden bekers, het gewicht
20173 1Kro 29:18 | 18 En tot het reukaltaar gelouterd
20174 1Kro 29:18 | gelouterd goud in gewicht; en goud tot het voorbeeld des
20175 1Kro 29:18 | vleugels zouden uitbreiden, en de ark des verbonds des
20176 1Kro 29:20 | 20 En David zeide tot zijn zoon
20177 1Kro 29:20 | zoon Salomo: Wees sterk, en heb goeden moed, en doe
20178 1Kro 29:20 | sterk, en heb goeden moed, en doe het, vrees niet, en
20179 1Kro 29:20 | en doe het, vrees niet, en wees niet verslagen; want
20180 1Kro 29:20 | Hij zal u niet begeven, en Hij zal u niet verlaten,
20181 1Kro 29:21 | 21 En zie, daar zijn de verdelingen
20182 1Kro 29:21 | verdelingen der priesteren en der Levieten, tot allen
20183 1Kro 29:21 | dienst van het huis Gods; en bij u zijn tot alle werk
20184 1Kro 29:21 | dienst, ook de vorsten, en het ganse volk, bereid tot
20185 1Kro 30:1 | verkoren, een jongeling en teder; dit werk daarentegen
20186 1Kro 30:2 | mijns Gods, goud tot gouden, en zilver tot zilveren, en
20187 1Kro 30:2 | en zilver tot zilveren, en koper tot koperen, ijzer
20188 1Kro 30:2 | koperen, ijzer tot ijzeren, en hout tot houten werken;
20189 1Kro 30:2 | houten werken; sardonixstenen en vervullende stenen, versierstenen
20190 1Kro 30:2 | vervullende stenen, versierstenen en borduursel, en allerlei
20191 1Kro 30:2 | versierstenen en borduursel, en allerlei kostelijke stenen,
20192 1Kro 30:2 | allerlei kostelijke stenen, en marmerstenen in menigte. ~
20193 1Kro 30:3 | 3 En daartoe, uit mijn welgevallen
20194 1Kro 30:3 | geef ik het bijzonder goud en zilver, dat ik heb, tot
20195 1Kro 30:4 | van het goud van Ofir, en zeven duizend talenten gelouterd
20196 1Kro 30:5 | 5 Goud tot de gouden, en zilver tot de zilveren vaten,
20197 1Kro 30:5 | zilver tot de zilveren vaten, en tot alle werk, door de hand
20198 1Kro 30:5 | werkmeesteren te maken. En wie is er willig, heden
20199 1Kro 30:6 | de oversten der vaderen, en de oversten der stammen
20200 1Kro 30:6 | der stammen van Israel, en de oversten der duizenden
20201 1Kro 30:6 | de oversten der duizenden en der honderden, en de oversten
20202 1Kro 30:6 | duizenden en der honderden, en de oversten van het werk
20203 1Kro 30:7 | 7 En zij gaven, tot den dienst
20204 1Kro 30:7 | duizend talenten gouds, en tien duizend drachmen, en
20205 1Kro 30:7 | en tien duizend drachmen, en tien duizend talenten zilvers,
20206 1Kro 30:7 | duizend talenten zilvers, en achttien duizend talenten
20207 1Kro 30:7 | duizend talenten kopers, en honderd duizend talenten
20208 1Kro 30:8 | 8 En bij wien stenen gevonden
20209 1Kro 30:9 | 9 En het volk was verblijd over
20210 1Kro 30:9 | hart den HEERE vrijwillig; en de koning David verblijdde
20211 1Kro 30:10 | ogen der ganse gemeente; en David zeide: Geloofd zijt
20212 1Kro 30:11 | HEERE, is de grootheid, en de macht, en de heerlijkheid,
20213 1Kro 30:11 | grootheid, en de macht, en de heerlijkheid, en de overwinning,
20214 1Kro 30:11 | macht, en de heerlijkheid, en de overwinning, en de majesteit;
20215 1Kro 30:11 | heerlijkheid, en de overwinning, en de majesteit; want alles,
20216 1Kro 30:11 | alles, wat in den hemel en op aarde is, is Uw: Uw,
20217 1Kro 30:11 | HEERE, is het Koninkrijk, en Gij hebt U verhoogd tot
20218 1Kro 30:12 | 12 En rijkdom en eer zijn voor
20219 1Kro 30:12 | 12 En rijkdom en eer zijn voor Uw aangezicht,
20220 1Kro 30:12 | zijn voor Uw aangezicht, en Gij heerst over alles; en
20221 1Kro 30:12 | en Gij heerst over alles; en in Uw hand is kracht en
20222 1Kro 30:12 | en in Uw hand is kracht en macht; ook staat het in
20223 1Kro 30:12 | hand alles groot te maken en sterk te maken. ~
20224 1Kro 30:13 | onze God, wij danken U, en loven den Naam Uwer heerlijkheid. ~
20225 1Kro 30:14 | 14 Want wie ben ik, en wat is mijn volk, dat wij
20226 1Kro 30:14 | Want het is alles van U, en wij geven het U uit Uw hand. ~
20227 1Kro 30:15 | Want wij zijn vreemdelingen en bijwoners voor Uw aangezicht,
20228 1Kro 30:15 | aarde zijn als een schaduw, en er is geen verwachting. ~
20229 1Kro 30:16 | heiligheid, dat is van Uw hand, en het is alles Uw. ~
20230 1Kro 30:17 | 17 En ik weet, mijn God, dat Gij
20231 1Kro 30:17 | dat Gij het hart proeft, en dat Gij een welgevallen
20232 1Kro 30:17 | dingen vrijwillig gegeven, en ik heb nu met vreugde Uw
20233 1Kro 30:18 | onzer vaderen, Abraham, Izak en Israel, bewaar dit in der
20234 1Kro 30:18 | van het hart Uws volks, en richt hun hart tot U. ~
20235 1Kro 30:19 | 19 En geef mijn zoon Salomo een
20236 1Kro 30:19 | geboden, Uw getuigenissen en Uw inzettingen; en om alles
20237 1Kro 30:19 | getuigenissen en Uw inzettingen; en om alles te doen, en om
20238 1Kro 30:19 | inzettingen; en om alles te doen, en om dit paleis te bouwen,
20239 1Kro 30:20 | den God hunner vaderen; en zij neigden het hoofd, en
20240 1Kro 30:20 | en zij neigden het hoofd, en zij bogen zich neder voor
20241 1Kro 30:20 | zich neder voor den HEERE, en voor den koning. ~
20242 1Kro 30:21 | 21 En zij offerden den HEERE slachtofferen;
20243 1Kro 30:21 | lammeren, met hun drankofferen; en slachtofferen in menigte,
20244 1Kro 30:22 | 22 En zij aten en dronken deszelven
20245 1Kro 30:22 | 22 En zij aten en dronken deszelven daags
20246 1Kro 30:22 | HEEREN met grote vreugde; en zij maakten Salomo, den
20247 1Kro 30:22 | ten andere male koning, en zij zalfden hem den HEERE
20248 1Kro 30:22 | den HEERE tot voorganger, en Zadok tot priester. ~
20249 1Kro 30:23 | zijns vaders Davids plaats, en hij was voorspoedig; en
20250 1Kro 30:23 | en hij was voorspoedig; en gans Israel hoorde naar
20251 1Kro 30:24 | 24 En al de vorsten, en helden,
20252 1Kro 30:24 | 24 En al de vorsten, en helden, ja, ook al de zonen
20253 1Kro 30:25 | 25 En de HEERE maakte Salomo groot
20254 1Kro 30:25 | de ogen van gans Israel; en Hij gaf aan hem een koninklijke
20255 1Kro 30:27 | regeerde hij zeven jaren, en te Jeruzalem regeerde hij
20256 1Kro 30:27 | Jeruzalem regeerde hij drie en dertig. ~
20257 1Kro 30:28 | 28 En hij stierf in goeden ouderdom,
20258 1Kro 30:28 | zat van dagen, rijkdom en eer; en zijn zoon Salomo
20259 1Kro 30:28 | van dagen, rijkdom en eer; en zijn zoon Salomo regeerde
20260 1Kro 30:29 | koning David, de eerste en de laatste, ziet, die zijn
20261 1Kro 30:29 | van Samuel, den ziener, en in de geschiedenissen van
20262 1Kro 30:29 | van den profeet Nathan, en in de geschiedenissen van
20263 1Kro 30:30 | Met al zijn koninkrijk, en zijn macht, en de tijden,
20264 1Kro 30:30 | koninkrijk, en zijn macht, en de tijden, die over hem
20265 1Kro 30:30 | over hem verlopen zijn, en over Israel, en over al
20266 1Kro 30:30 | verlopen zijn, en over Israel, en over al de koninkrijken
20267 2Kro 1:1 | 1 En Salomo, de zoon van David,
20268 2Kro 1:1 | zijn God, was met hem, en maakte hem ten hoogste groot. ~
20269 2Kro 1:2 | 2 En Salomo sprak tot het ganse
20270 2Kro 1:2 | de oversten der duizenden en der honderden, en tot de
20271 2Kro 1:2 | duizenden en der honderden, en tot de richteren, en tot
20272 2Kro 1:2 | honderden, en tot de richteren, en tot alle vorsten in gans
20273 2Kro 1:3 | 3 En zij gingen henen, Salomo
20274 2Kro 1:3 | zij gingen henen, Salomo en de ganse gemeente met hem,
20275 2Kro 1:5 | tabernakel des HEEREN; Salomo nu en de gemeente bezochten hetzelve. ~
20276 2Kro 1:6 | 6 En Salomo offerde daar, voor
20277 2Kro 1:6 | tent der samenkomst was; en hij offerde daarop duizend
20278 2Kro 1:7 | verscheen God aan Salomo; en Hij zeide tot hem: Begeer,
20279 2Kro 1:8 | 8 En Salomo zeide tot God: Gij
20280 2Kro 1:8 | grote weldadigheid gedaan; en Gij hebt mij koning gemaakt
20281 2Kro 1:10 | 10 Geef mij nu wijsheid en wetenschap, dat ik voor
20282 2Kro 1:10 | aangezicht van dit volk uitga en inga; want wie zou dit Uw
20283 2Kro 1:11 | dit in uw hart geweest is, en gij niet begeerd hebt rijkdom,
20284 2Kro 1:11 | begeerd hebt; maar wijsheid en wetenschap voor u begeerd
20285 2Kro 1:12 | 12 De wijsheid, en de wetenschap is u gegeven;
20286 2Kro 1:12 | daartoe zal Ik u rijkdom, en goederen, en eer geven,
20287 2Kro 1:12 | u rijkdom, en goederen, en eer geven, dergelijke geen
20288 2Kro 1:12 | geweest zijn, gehad hebben, en na u zal dergelijke niet
20289 2Kro 1:13 | de tent der samenkomst; en hij regeerde over Israel. ~
20290 2Kro 1:14 | 14 En Salomo vergaderde wagenen
20291 2Kro 1:14 | Salomo vergaderde wagenen en ruiteren, zodat hij duizend
20292 2Kro 1:14 | ruiteren, zodat hij duizend en vierhonderd wagenen, en
20293 2Kro 1:14 | en vierhonderd wagenen, en twaalf duizend ruiteren
20294 2Kro 1:14 | twaalf duizend ruiteren had; en hij legde ze in de wagensteden,
20295 2Kro 1:14 | legde ze in de wagensteden, en bij den koning te Jeruzalem. ~
20296 2Kro 1:15 | 15 En de koning maakte het zilver
20297 2Kro 1:15 | koning maakte het zilver en het goud in Jeruzalem te
20298 2Kro 1:15 | Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen maakte hij te
20299 2Kro 1:16 | 16 En het uitbrengen der paarden
20300 2Kro 1:16 | hetgeen Salomo uit Egypte had; en aangaande het linnengaren,
20301 2Kro 1:17 | 17 En zij brachten op, en voerden
20302 2Kro 1:17 | 17 En zij brachten op, en voerden een wagen uit van
20303 2Kro 1:17 | zeshonderd sikkelen zilvers, en een paard voor eenhonderd
20304 2Kro 1:17 | een paard voor eenhonderd en vijftig; en alzo voerden
20305 2Kro 1:17 | voor eenhonderd en vijftig; en alzo voerden zij die door
20306 2Kro 1:17 | koningen der Hethieten, en voor de koningen van Syrie. ~ ~
20307 2Kro 2:1 | HEEREN een huis te bouwen, en een huis voor zijn koninkrijk. ~
20308 2Kro 2:2 | 2 En Salomo telde zeventig duizend
20309 2Kro 2:2 | duizend lastdragende mannen, en tachtig duizend mannen,
20310 2Kro 2:2 | mitsgaders drie duizend en zeshonderd opzieners over
20311 2Kro 2:3 | 3 En Salomo zond tot Huram, den
20312 2Kro 2:3 | vader David gedaan hebt, en hebt hem cederen gezonden,
20313 2Kro 2:4 | aangezicht aan te steken, en voor de toerichting des
20314 2Kro 2:4 | toerichting des gedurigen broods, en voor de brandofferen des
20315 2Kro 2:4 | brandofferen des morgens en des avonds, op de sabbatten,
20316 2Kro 2:4 | avonds, op de sabbatten, en op de nieuwe maanden, en
20317 2Kro 2:4 | en op de nieuwe maanden, en op de gezette hoogtijden
20318 2Kro 2:5 | 5 En het huis, dat ik zal bouwen,
20319 2Kro 2:6 | Hem niet bevatten zouden? En wie ben ik, dat ik voor
20320 2Kro 2:7 | man, om te werken in goud, en in zilver, en in koper,
20321 2Kro 2:7 | werken in goud, en in zilver, en in koper, en in ijzer, en
20322 2Kro 2:7 | in zilver, en in koper, en in ijzer, en in purper,
20323 2Kro 2:7 | en in koper, en in ijzer, en in purper, en karmozijn,
20324 2Kro 2:7 | in ijzer, en in purper, en karmozijn, en hemelsblauw,
20325 2Kro 2:7 | in purper, en karmozijn, en hemelsblauw, en die weet
20326 2Kro 2:7 | karmozijn, en hemelsblauw, en die weet graveerselen te
20327 2Kro 2:7 | die bij mij zijn in Juda en in Jeruzalem, die mijn vader
20328 2Kro 2:8 | mij ook cederen, dennen, en algummimhout uit Libanon;
20329 2Kro 2:8 | Libanon weten te houwen; en zie, mijn knechten zullen
20330 2Kro 2:9 | 9 En dat om mij hout in menigte
20331 2Kro 2:9 | ik zal bouwen, zal groot en wonderlijk zijn. ~
20332 2Kro 2:10 | 10 En zie, ik zal uw knechten,
20333 2Kro 2:10 | duizend kor uitgeslagen tarwe, en twintig duizend kor gerst
20334 2Kro 2:10 | twintig duizend bath wijn, en twintig duizend bath olie. ~
20335 2Kro 2:11 | antwoordde door schrift, en zond tot Salomo: Daarom
20336 2Kro 2:12 | God Israels, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft,
20337 2Kro 2:12 | kloek in voorzichtigheid en verstand, gegeven heeft,
20338 2Kro 2:12 | een huis voor den HEERE, en een huis voor zijn koninkrijk
20339 2Kro 2:14 | uit de dochteren van Dan, en wiens vader een man geweest
20340 2Kro 2:14 | weet te werken in goud, en in zilver, in koper, in
20341 2Kro 2:14 | koper, in ijzer, in stenen, en in hout, in purper, in hemelsblauw,
20342 2Kro 2:14 | purper, in hemelsblauw, en in fijn linnen, en in karmozijn,
20343 2Kro 2:14 | hemelsblauw, en in fijn linnen, en in karmozijn, en om alle
20344 2Kro 2:14 | linnen, en in karmozijn, en om alle graveersels te graveren,
20345 2Kro 2:14 | graveersels te graveren, en om te bedenken allen vernuftigen
20346 2Kro 2:14 | voorgesteld worden, met uw wijzen, en de wijzen van mijn heer,
20347 2Kro 2:15 | heer zijn knechten de tarwe en de gerst, de olie en den
20348 2Kro 2:15 | tarwe en de gerst, de olie en den wijn, die hij gezegd
20349 2Kro 2:16 | 16 En wij zullen hout houwen uit
20350 2Kro 2:16 | Libanon, naar al uw nooddruft, en zullen het tot u met vlotten,
20351 2Kro 2:16 | zee, naar Jafo brengen; en gij zult het laten ophalen
20352 2Kro 2:17 | 17 En Salomo telde al de vreemde
20353 2Kro 2:17 | vader David die geteld had; en er werden gevonden honderd
20354 2Kro 2:17 | werden gevonden honderd drie en vijftig duizend en zeshonderd. ~
20355 2Kro 2:17 | drie en vijftig duizend en zeshonderd. ~
20356 2Kro 2:18 | 18 En hij maakte uit dezelve zeventig
20357 2Kro 2:18 | zeventig duizend lastdragers, en tachtig duizend houwers
20358 2Kro 2:18 | mitsgaders drie duizend en zeshonderd opzieners, om
20359 2Kro 3:1 | 1 En Salomo begon het huis des
20360 2Kro 3:3 | 3 En deze zijn de grondleggingen
20361 2Kro 3:3 | mate, was zestig ellen, en de breedte twintig ellen. ~
20362 2Kro 3:4 | 4 En het voorhuis, hetwelk vooraan
20363 2Kro 3:4 | het huis, twintig ellen, en de hoogte honderd en twintig;
20364 2Kro 3:4 | ellen, en de hoogte honderd en twintig; hetwelk hij van
20365 2Kro 3:5 | overtoog hij dat met goed goud; en hij maakte daarop palmen
20366 2Kro 3:5 | hij maakte daarop palmen en ketenwerk. ~
20367 2Kro 3:7 | huis de balken, de posten en de wanden daarvan, en de
20368 2Kro 3:7 | posten en de wanden daarvan, en de deuren daarvan met goud;
20369 2Kro 3:7 | deuren daarvan met goud; en hij graveerde cherubs aan
20370 2Kro 3:8 | huis, was twintig ellen, en de breedte daarvan twintig
20371 2Kro 3:8 | breedte daarvan twintig ellen; en hij overtoog dat met goed
20372 2Kro 3:9 | 9 En het gewicht der nagelen
20373 2Kro 3:9 | vijftig sikkelen gouds; en hij overtoog de opperzalen
20374 2Kro 3:10 | cherubim van uittrekkend werk, en hij overtoog die met goud. ~
20375 2Kro 3:11 | aan den wand van het huis, en de andere vleugel van vijf
20376 2Kro 3:12 | aan den wand van het huis; en de andere vleugel was van
20377 2Kro 3:13 | zich uit twintig ellen; en zij stonden op hun voeten,
20378 2Kro 3:13 | zij stonden op hun voeten, en hun aangezichten waren huiswaarts. ~
20379 2Kro 3:14 | voorhang van hemelsblauw, en purper, en karmozijn, en
20380 2Kro 3:14 | hemelsblauw, en purper, en karmozijn, en fijn linnen;
20381 2Kro 3:14 | en purper, en karmozijn, en fijn linnen; en hij maakte
20382 2Kro 3:14 | karmozijn, en fijn linnen; en hij maakte cherubs daarop. ~
20383 2Kro 3:15 | huis twee pilaren, van vijf en dertig ellen in lengte;
20384 2Kro 3:15 | dertig ellen in lengte; en het kapiteel, dat op derzelver
20385 2Kro 3:16 | als in de aanspraakplaats, en hij zette ze op de hoofden
20386 2Kro 3:16 | honderd granaatappelen, en zette ze tussen de ketenen. ~
20387 2Kro 3:17 | 17 En hij richtte de pilaren op
20388 2Kro 3:17 | tempel, een ter rechterhand, en een ter linkerhand; en hij
20389 2Kro 3:17 | en een ter linkerhand; en hij noemde den naam van
20390 2Kro 3:17 | van den rechter Jachin, en den naam van den linker
20391 2Kro 4:1 | twintig ellen in zijn lengte, en twintig ellen in zijn breedte,
20392 2Kro 4:1 | twintig ellen in zijn breedte, en tien ellen in zijn hoogte. ~
20393 2Kro 4:2 | anderen rand, rondom rond, en van vijf ellen in haar hoogte,
20394 2Kro 4:2 | vijf ellen in haar hoogte, en een meetsnoer van dertig
20395 2Kro 4:4 | ziende naar het noorden, en drie ziende naar het westen,
20396 2Kro 4:4 | ziende naar het westen, en drie ziende naar het zuiden,
20397 2Kro 4:4 | ziende naar het zuiden, en drie ziende naar het oosten;
20398 2Kro 4:4 | ziende naar het oosten; en de zee was boven op dezelve;
20399 2Kro 4:4 | zee was boven op dezelve; en al hun achterdelen waren
20400 2Kro 4:5 | dikte nu was een hand breed, en haar rand als het werk van
20401 2Kro 4:6 | 6 En hij maakte tien wasvaten,
20402 2Kro 4:6 | hij maakte tien wasvaten, en stelde vijf ter rechter
20403 2Kro 4:6 | stelde vijf ter rechter hand en vijf ter linkerhand, om
20404 2Kro 4:7 | kandelaren, naar hun wijze, en hij stelde ze in den tempel,
20405 2Kro 4:7 | vijf aan de rechterhand, en vijf aan de linkerhand. ~
20406 2Kro 4:8 | maakte hij tien tafelen, en hij zette ze in den tempel,
20407 2Kro 4:8 | vijf aan de rechterhand, en vijf aan de linkerhand;
20408 2Kro 4:8 | vijf aan de linkerhand; en hij maakte honderd gouden
20409 2Kro 4:9 | voorhof der priesteren, en het grote voorhof, mitsgaders
20410 2Kro 4:9 | deuren voor het voorhof, en overtoog hun deuren met
20411 2Kro 4:11 | maakte Huram de potten, en de schoffelen, en de sprengbekkens;
20412 2Kro 4:11 | potten, en de schoffelen, en de sprengbekkens; alzo voleindde
20413 2Kro 4:12 | 12 De twee pilaren, en de bollen, en de twee kapitelen,
20414 2Kro 4:12 | twee pilaren, en de bollen, en de twee kapitelen, op het
20415 2Kro 4:12 | op het hoofd der pilaren; en de twee netten, om de twee
20416 2Kro 4:13 | 13 En de vierhonderd granaatappelen
20417 2Kro 4:14 | maakte ook de stellingen; en wasvaten maakte hij op de
20418 2Kro 4:15 | 15 Een zee, en de twaalf runderen daaronder. ~
20419 2Kro 4:16 | 16 Insgelijks de potten, en de schoffelen, en de krauwelen,
20420 2Kro 4:16 | potten, en de schoffelen, en de krauwelen, en al hun
20421 2Kro 4:16 | schoffelen, en de krauwelen, en al hun vaten maakte Huram
20422 2Kro 4:17 | dichte aarde, tussen Sukkoth, en tussen Zeredatha. ~
20423 2Kro 4:18 | 18 En Salomo maakte al deze vaten,
20424 2Kro 4:19 | voor het huis Gods waren, en het gouden altaar, en de
20425 2Kro 4:19 | waren, en het gouden altaar, en de tafelen, waarop de toonbroden
20426 2Kro 4:20 | 20 En de kandelaren met hun lampen,
20427 2Kro 4:21 | 21 En de bloemen, en de lampen,
20428 2Kro 4:21 | 21 En de bloemen, en de lampen, en de snuiters,
20429 2Kro 4:21 | de bloemen, en de lampen, en de snuiters, van goud; het
20430 2Kro 4:22 | Mitsgaders de gaffelen, en de sprengbekkens, en de
20431 2Kro 4:22 | gaffelen, en de sprengbekkens, en de rookschalen, en de wierookvaten,
20432 2Kro 4:22 | sprengbekkens, en de rookschalen, en de wierookvaten, van gesloten
20433 2Kro 4:22 | het heilige der heiligen, en de deuren van het huis des
20434 2Kro 5:1 | dingen van zijn vader David; en het zilver, en het goud,
20435 2Kro 5:1 | vader David; en het zilver, en het goud, en al de vaten
20436 2Kro 5:1 | het zilver, en het goud, en al de vaten legde hij onder
20437 2Kro 5:2 | Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden der stammen,
20438 2Kro 5:3 | 3 En alle mannen van Israel verzamelden
20439 2Kro 5:4 | 4 En al de oudsten van Israel
20440 2Kro 5:4 | oudsten van Israel kwamen, en de Levieten namen de ark
20441 2Kro 5:5 | 5 En zij brachten de ark, en
20442 2Kro 5:5 | En zij brachten de ark, en de tent der samenkomst opwaarts,
20443 2Kro 5:5 | deze brachten de priesters en Levieten opwaarts. ~
20444 2Kro 5:6 | 6 De koning Salomo nu, en de ganse vergadering van
20445 2Kro 5:6 | de ark, offerden schapen en runderen, die vanwege de
20446 2Kro 5:8 | over de plaats der ark; en de cherubim overdekten de
20447 2Kro 5:8 | cherubim overdekten de ark en haar handbomen van boven. ~
20448 2Kro 5:9 | buiten niet gezien werden; en zij was daar tot op dezen
20449 2Kro 5:11 | 11 En het geschiedde, als de priesters
20450 2Kro 5:12 | 12 En de Levieten, die zangers
20451 2Kro 5:12 | van Heman, van Jeduthun, en van hun zonen, en van hun
20452 2Kro 5:12 | Jeduthun, en van hun zonen, en van hun broederen, in fijn
20453 2Kro 5:12 | linnen gekleed, met cimbalen, en met luiten, en harpen, stonden
20454 2Kro 5:12 | cimbalen, en met luiten, en harpen, stonden tegen het
20455 2Kro 5:12 | het oosten des altaars, en met hen tot honderd en twintig
20456 2Kro 5:12 | en met hen tot honderd en twintig priesteren toe,
20457 2Kro 5:13 | eenpariglijk trompetten en zongen, om een eenparige
20458 2Kro 5:13 | te laten horen, prijzende en lovende den HEERE; en als
20459 2Kro 5:13 | prijzende en lovende den HEERE; en als zij de stem verhieven
20460 2Kro 5:13 | verhieven met trompetten, en met cimbalen, en andere
20461 2Kro 5:13 | trompetten, en met cimbalen, en andere muzikale instrumenten,
20462 2Kro 5:13 | andere muzikale instrumenten, en als zij den HEERE prezen,
20463 2Kro 5:14 | 14 En de priesters konden, vanwege
20464 2Kro 6:1 | dingen van zijn vader David; en het zilver, en het goud,
20465 2Kro 6:1 | vader David; en het zilver, en het goud, en al de vaten
20466 2Kro 6:1 | het zilver, en het goud, en al de vaten legde hij onder
20467 2Kro 6:2 | Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden der stammen,
20468 2Kro 6:3 | 3 En alle mannen van Israel verzamelden
20469 2Kro 6:4 | 4 En al de oudsten van Israel
20470 2Kro 6:4 | oudsten van Israel kwamen, en de Levieten namen de ark
20471 2Kro 6:5 | 5 En zij brachten de ark, en
20472 2Kro 6:5 | En zij brachten de ark, en de tent der samenkomst opwaarts,
20473 2Kro 6:5 | deze brachten de priesters en Levieten opwaarts. ~
20474 2Kro 6:6 | 6 De koning Salomo nu, en de ganse vergadering van
20475 2Kro 6:6 | de ark, offerden schapen en runderen, die vanwege de
20476 2Kro 6:8 | over de plaats der ark; en de cherubim overdekten de
20477 2Kro 6:8 | cherubim overdekten de ark en haar handbomen van boven. ~
20478 2Kro 6:9 | buiten niet gezien werden; en zij was daar tot op dezen
20479 2Kro 6:11 | 11 En het geschiedde, als de priesters
20480 2Kro 6:12 | 12 En de Levieten, die zangers
20481 2Kro 6:12 | van Heman, van Jeduthun, en van hun zonen, en van hun
20482 2Kro 6:12 | Jeduthun, en van hun zonen, en van hun broederen, in fijn
20483 2Kro 6:12 | linnen gekleed, met cimbalen, en met luiten, en harpen, stonden
20484 2Kro 6:12 | cimbalen, en met luiten, en harpen, stonden tegen het
20485 2Kro 6:12 | het oosten des altaars, en met hen tot honderd en twintig
20486 2Kro 6:12 | en met hen tot honderd en twintig priesteren toe,
20487 2Kro 6:13 | eenpariglijk trompetten en zongen, om een eenparige
20488 2Kro 6:13 | te laten horen, prijzende en lovende den HEERE; en als
20489 2Kro 6:13 | prijzende en lovende den HEERE; en als zij de stem verhieven
20490 2Kro 6:13 | verhieven met trompetten, en met cimbalen, en andere
20491 2Kro 6:13 | trompetten, en met cimbalen, en andere muzikale instrumenten,
20492 2Kro 6:13 | andere muzikale instrumenten, en als zij den HEERE prezen,
20493 2Kro 6:14 | 14 En de priesters konden, vanwege
20494 2Kro 7:2 | 2 En ik heb U een huis ter woonstede
20495 2Kro 7:2 | huis ter woonstede gebouwd, en een vaste plaats tot Uw
20496 2Kro 7:3 | koning zijn aangezicht om, en zegende de ganse gemeente
20497 2Kro 7:3 | ganse gemeente van Israel; en de ganse gemeente van Israel
20498 2Kro 7:4 | 4 En hij zeide: Geloofd zij de
20499 2Kro 7:4 | vader David gesproken heeft, en heeft het met Zijn handen
20500 2Kro 7:5 | Mijn Naam daar zou wezen; en geen man verkoren om een
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |