1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
20501 2Kro 7:6 | Mijn Naam daar zou wezen; en Ik heb David verkoren, dat
20502 2Kro 7:10 | plaats van mijn vader David, en ik zit op den troon van
20503 2Kro 7:10 | de HEERE gesproken heeft; en ik heb een huis gebouwd
20504 2Kro 7:11 | 11 En ik heb daar de ark gesteld,
20505 2Kro 7:12 | 12 En hij stond voor het altaar
20506 2Kro 7:12 | ganse gemeente van Israel; en hij breidde zijn handen
20507 2Kro 7:13 | koperen gestoelte gemaakt, en had het gesteld in het midden
20508 2Kro 7:13 | vijf ellen in zijn lengte en vijf ellen in zijn breedte,
20509 2Kro 7:13 | vijf ellen in zijn breedte, en drie ellen in zijn hoogte;
20510 2Kro 7:13 | drie ellen in zijn hoogte; en hij stond daarop, en knielde
20511 2Kro 7:13 | hoogte; en hij stond daarop, en knielde op zijn knieen voor
20512 2Kro 7:13 | ganse gemeente van Israel, en breidde zijn handen uit
20513 2Kro 7:14 | 14 En hij zeide: HEERE, God van
20514 2Kro 7:14 | aarde, houdende het verbond en de weldadigheid aan Uw knechten,
20515 2Kro 7:15 | mond hebt Gij gesproken, en met Uw hand vervuld, gelijk
20516 2Kro 7:16 | 16 En nu, HEERE, God van Israel,
20517 2Kro 7:19 | tot het gebed Uws knechts, en tot zijn smeking, o HEERE,
20518 2Kro 7:19 | te horen naar het geroep en naar het gebed, dat Uw knecht
20519 2Kro 7:20 | Dat Uw ogen open zijn, dag en nacht, over dit huis, over
20520 2Kro 7:21 | smekingen van Uw knecht, en van Uw volk Israel, die
20521 2Kro 7:21 | deze plaats zullen bidden; en hoor Gij uit de plaats Uwer
20522 2Kro 7:21 | uit den hemel, ja, hoor, en vergeef. ~
20523 2Kro 7:22 | naaste zal gezondigd hebben, en die hem een eed des vloeks
20524 2Kro 7:22 | zichzelven te vervloeken, en de eed des vloeks voor Uw
20525 2Kro 7:23 | Hoor Gij dan uit den hemel, en doe, en richt Uw knechten,
20526 2Kro 7:23 | dan uit den hemel, en doe, en richt Uw knechten, vergeldende
20527 2Kro 7:23 | zijn weg op zijn hoofd, en rechtvaardigende den rechtvaardige,
20528 2Kro 7:24 | gezondigd zullen hebben, en zich bekeren, en Uw Naam
20529 2Kro 7:24 | hebben, en zich bekeren, en Uw Naam belijden, en voor
20530 2Kro 7:24 | bekeren, en Uw Naam belijden, en voor Uw aangezicht in dit
20531 2Kro 7:24 | aangezicht in dit huis bidden en smeken zullen, ~
20532 2Kro 7:25 | Hoor Gij dan uit den hemel, en vergeef de zonden van Uw
20533 2Kro 7:25 | zonden van Uw volk Israel, en breng hen weder in het land,
20534 2Kro 7:25 | in het land, dat Gij hun en hun vaderen gegeven hebt. ~
20535 2Kro 7:26 | gezondigd zullen hebben; en zij in deze plaats bidden,
20536 2Kro 7:26 | zij in deze plaats bidden, en Uw Naam belijden, en van
20537 2Kro 7:26 | bidden, en Uw Naam belijden, en van hun zonden zich bekeren
20538 2Kro 7:27 | Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonden Uwer knechten
20539 2Kro 7:27 | de zonden Uwer knechten en van Uw volk Israel, als
20540 2Kro 7:27 | denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat
20541 2Kro 7:28 | of honigdauw, sprinkhanen en kevers wezen zullen, als
20542 2Kro 7:29 | erkennen, een ieder zijn plage en zijn smarte, en een ieder
20543 2Kro 7:29 | zijn plage en zijn smarte, en een ieder zijn handen in
20544 2Kro 7:30 | vaste plaats Uwer woning, en vergeef, en geef een iegelijk
20545 2Kro 7:30 | Uwer woning, en vergeef, en geef een iegelijk naar al
20546 2Kro 7:32 | lande, om Uws groten Naams, en Uwer sterke hand, en Uws
20547 2Kro 7:32 | Naams, en Uwer sterke hand, en Uws uitgestrekten arms wil,
20548 2Kro 7:32 | komen zal; als zij komen, en bidden zullen in dit huis; ~
20549 2Kro 7:33 | vaste plaats Uwer woning, en doe naar alles, waarom die
20550 2Kro 7:34 | Gij hen heenzenden zult, en zullen tot U bidden naar
20551 2Kro 7:34 | die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, hetwelk ik
20552 2Kro 7:35 | uit den hemel hun gebed en hun smeking, en voer hun
20553 2Kro 7:35 | hun gebed en hun smeking, en voer hun recht uit. ~
20554 2Kro 7:36 | is er, die niet zondigt), en Gij tegen hen vertoornd
20555 2Kro 7:36 | hen vertoornd zult zijn, en hen leveren zult voor het
20556 2Kro 7:37 | 37 En zij in het land, waar zij
20557 2Kro 7:37 | zullen, dat zij zich bekeren, en tot U smeken in het land
20558 2Kro 7:37 | gezondigd, verkeerdelijk gedaan, en goddelooslijk gehandeld; ~
20559 2Kro 7:38 | 38 En zij zich tot U bekeren,
20560 2Kro 7:38 | bekeren, met hun ganse hart en met hun ganse ziel, in het
20561 2Kro 7:38 | gevankelijk weggevoerd hebben, en bidden zullen naar den weg
20562 2Kro 7:38 | hun vaderen gegeven hebt, en naar deze stad, die Gij
20563 2Kro 7:38 | die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, dat ik Uw
20564 2Kro 7:39 | plaats Uwer woning, hun gebed en hun smekingen, en voer hun
20565 2Kro 7:39 | gebed en hun smekingen, en voer hun recht uit, en vergeef
20566 2Kro 7:39 | en voer hun recht uit, en vergeef Uw volk, wat zij
20567 2Kro 7:40 | laat toch Uw ogen open en Uw oren opmerkende zijn
20568 2Kro 7:41 | 41 En nu, HEERE God, maak U op
20569 2Kro 7:41 | maak U op tot Uw rust, Gij en de ark Uwer kracht; laat
20570 2Kro 7:41 | met heil bekleed worden, en laat Uw gunstgenoten over
20571 2Kro 8:1 | het vuur van den hemel, en verteerde het brandoffer
20572 2Kro 8:1 | verteerde het brandoffer en de slachtofferen; en de
20573 2Kro 8:1 | brandoffer en de slachtofferen; en de heerlijkheid des HEEREN
20574 2Kro 8:2 | 2 En de priesters konden niet
20575 2Kro 8:3 | 3 En als al de kinderen Israels
20576 2Kro 8:3 | dat vuur zagen afdalen, en de heerlijkheid des HEEREN
20577 2Kro 8:3 | ter aarde op den vloer, en aanbaden en loofden den
20578 2Kro 8:3 | op den vloer, en aanbaden en loofden den HEERE, dat Hij
20579 2Kro 8:4 | 4 De koning nu en al het volk offerden slachtofferen
20580 2Kro 8:5 | 5 En de koning Salomo offerde
20581 2Kro 8:5 | slachtofferen van runderen, twee en twintig duizend, en van
20582 2Kro 8:5 | twee en twintig duizend, en van schapen, honderd en
20583 2Kro 8:5 | en van schapen, honderd en twintig duizend. Alzo hebben
20584 2Kro 8:5 | duizend. Alzo hebben de koning en het ganse volk het huis
20585 2Kro 8:6 | priesters in hun wachten, en de Levieten met de muzikale
20586 2Kro 8:6 | door hun dienst Hem prees; en de priesters trompetten
20587 2Kro 8:6 | trompetten tegen hen over, en gans Israel stond. ~
20588 2Kro 8:7 | 7 En Salomo heiligde het middelste
20589 2Kro 8:7 | hij daar de brandofferen en het vette der dankofferen
20590 2Kro 8:7 | had, kon het brandoffer, en het spijsoffer, en het vette
20591 2Kro 8:7 | brandoffer, en het spijsoffer, en het vette niet vatten. ~
20592 2Kro 8:8 | tijd het feest zeven dagen, en gans Israel met hem, een
20593 2Kro 8:9 | 9 En ten achtsten dage hielden
20594 2Kro 8:9 | des altaars zeven dagen, en het feest zeven dagen. ~
20595 2Kro 8:10 | 10 Doch op den drie en twintigsten dag der zevende
20596 2Kro 8:10 | gaan tot hun hutten, blijde en goedsmoeds over het goede,
20597 2Kro 8:10 | dat de HEERE aan David en Salomo, en Zijn volk Israel
20598 2Kro 8:10 | HEERE aan David en Salomo, en Zijn volk Israel gedaan
20599 2Kro 8:11 | Salomo het huis des HEEREN, en het huis des konings; en
20600 2Kro 8:11 | en het huis des konings; en al wat in Salomo's hart
20601 2Kro 8:11 | om in het huis des HEEREN en in zijn huis te maken, richtte
20602 2Kro 8:12 | 12 En de HEERE verscheen Salomo
20603 2Kro 8:12 | verscheen Salomo des nachts, en Hij zeide tot hem: Ik heb
20604 2Kro 8:12 | Ik heb uw gebed verhoord, en heb Mij deze plaats verkoren
20605 2Kro 8:14 | 14 En Mijn volk, over dewelken
20606 2Kro 8:14 | wordt, zich verootmoedigt en bidt, en zij Mijn aangezicht
20607 2Kro 8:14 | zich verootmoedigt en bidt, en zij Mijn aangezicht zoeken,
20608 2Kro 8:14 | Mijn aangezicht zoeken, en zich bekeren van hun boze
20609 2Kro 8:14 | Ik uit den hemel horen, en hun zonden vergeven, en
20610 2Kro 8:14 | en hun zonden vergeven, en hun land genezen. ~
20611 2Kro 8:15 | zullen Mijn ogen open zijn, en Mijn oren opmerkende op
20612 2Kro 8:16 | heb nu dit huis verkoren en geheiligd, opdat Mijn Naam
20613 2Kro 8:16 | daar zij tot in eeuwigheid en Mijn ogen en Mijn hart zullen
20614 2Kro 8:16 | eeuwigheid en Mijn ogen en Mijn hart zullen daar te
20615 2Kro 8:17 | 17 En u aangaande, zo gij voor
20616 2Kro 8:17 | vader David gewandeld heeft, en doen naar alles, wat Ik
20617 2Kro 8:17 | alles, wat Ik u geboden heb, en Mijn inzettingen en Mijn
20618 2Kro 8:17 | heb, en Mijn inzettingen en Mijn rechten houden zult; ~
20619 2Kro 8:19 | gijlieden u afkeren zult, en Mijn inzettingen en Mijn
20620 2Kro 8:19 | zult, en Mijn inzettingen en Mijn geboden, die Ik voor
20621 2Kro 8:19 | aangezicht gegeven heb, verlaten, en heengaan, en andere goden
20622 2Kro 8:19 | verlaten, en heengaan, en andere goden dienen, en
20623 2Kro 8:19 | en andere goden dienen, en u voor die nederbuigen zult; ~
20624 2Kro 8:20 | dat Ik hun gegeven heb, en dit huis, dat Ik Mijn Naam
20625 2Kro 8:20 | Mijn aangezicht wegwerpen, en zal het tot een spreekwoord
20626 2Kro 8:20 | het tot een spreekwoord en spotrede onder alle volken
20627 2Kro 8:21 | 21 En dit huis, dat verheven zal
20628 2Kro 8:21 | heeft de HEERE aan dit land en aan dit huis alzo gedaan? ~
20629 2Kro 8:22 | 22 En men zal zeggen: Omdat zij
20630 2Kro 8:22 | Egypteland uitgevoerd had, en hebben zich aan andere goden
20631 2Kro 8:22 | aan andere goden gehouden, en zich voor dezelve nedergebogen,
20632 2Kro 8:22 | voor dezelve nedergebogen, en hen gediend; daarom heeft
20633 2Kro 9:1 | Salomo het huis des HEEREN en zijn huis gebouwd had, ~
20634 2Kro 9:2 | hem gegeven had, bouwde, en de kinderen Israels aldaar
20635 2Kro 9:3 | Salomo naar Hamath-Zoba, en hij overweldigde het. ~
20636 2Kro 9:4 | Thadmor in de woestijn, en al de schatsteden, die hij
20637 2Kro 9:5 | hij het hoge Beth-horon en het neder Beth-horon, vaste
20638 2Kro 9:5 | steden met muren, deuren en grendelen; ~
20639 2Kro 9:6 | 6 Mitsgaders Baalath, en al de schatsteden, die Salomo
20640 2Kro 9:6 | schatsteden, die Salomo had, en alle wagensteden, en de
20641 2Kro 9:6 | had, en alle wagensteden, en de steden der ruiteren,
20642 2Kro 9:6 | de steden der ruiteren, en wat de begeerte van Salomo
20643 2Kro 9:6 | te bouwen, in Jeruzalem, en in den Libanon, en in het
20644 2Kro 9:6 | Jeruzalem, en in den Libanon, en in het ganse land zijner
20645 2Kro 9:7 | overgebleven was van de Hethieten, en de Amorieten, en de Ferezieten,
20646 2Kro 9:7 | Hethieten, en de Amorieten, en de Ferezieten, en de Hevieten,
20647 2Kro 9:7 | Amorieten, en de Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten,
20648 2Kro 9:7 | Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten, die niet
20649 2Kro 9:9 | zij waren krijgslieden, en oversten zijner hoofdlieden,
20650 2Kro 9:9 | oversten zijner hoofdlieden, en oversten zijner wagenen
20651 2Kro 9:9 | oversten zijner wagenen en zijner ruiteren); ~
20652 2Kro 9:10 | Salomo had, tweehonderd en vijftig, die over het volk
20653 2Kro 9:13 | Mozes, op de sabbatten, en op de nieuwe maanden, en
20654 2Kro 9:13 | en op de nieuwe maanden, en op de gezette hoogtijden,
20655 2Kro 9:13 | van de ongezuurde broden, en op het feest der weken,
20656 2Kro 9:13 | op het feest der weken, en op het feest der loofhutten. ~
20657 2Kro 9:14 | priesteren over hun dienst, en der Levieten over hun wachten,
20658 2Kro 9:14 | wachten, om God te prijzen, en voor de priesteren te dienen,
20659 2Kro 9:14 | naar den eis van elken dag; en de poortiers in hun verdelingen,
20660 2Kro 9:15 | 15 En men week niet van des konings
20661 2Kro 9:15 | gebod aan de priesteren en de Levieten, aangaande alle
20662 2Kro 9:15 | Levieten, aangaande alle zaken, en aangaande de schatten. ~
20663 2Kro 9:16 | van het huis des HEEREN, en tot het volbrengen van hetzelve,
20664 2Kro 9:17 | Salomo naar Ezeon-Geber, en naar Eloth, aan den oever
20665 2Kro 9:18 | 18 En Huram zond hem, door de
20666 2Kro 9:18 | knechten, kenners van de zee; en zij gingen met Salomo's
20667 2Kro 9:18 | Salomo's knechten naar Ofir, en zij haalden van daar vierhonderd
20668 2Kro 9:18 | haalden van daar vierhonderd en vijftig talenten gouds,
20669 2Kro 10:1 | 1 En toen de koningin van Scheba
20670 2Kro 10:1 | met een zeer zwaar heir, en kemelen, dragende specerijen
20671 2Kro 10:1 | kemelen, dragende specerijen en goud in menigte, en kostelijk
20672 2Kro 10:1 | specerijen en goud in menigte, en kostelijk gesteente; en
20673 2Kro 10:1 | en kostelijk gesteente; en zij kwam tot Salomo, en
20674 2Kro 10:1 | en zij kwam tot Salomo, en sprak met hem al wat in
20675 2Kro 10:2 | 2 En Salomo verklaarde haar al
20676 2Kro 10:2 | verklaarde haar al haar woorden; en geen ding was er verborgen
20677 2Kro 10:3 | de wijsheid van Salomo, en het huis, dat hij gebouwd
20678 2Kro 10:4 | 4 En de spijze zijner tafel,
20679 2Kro 10:4 | de spijze zijner tafel, en het zitten zijner knechten,
20680 2Kro 10:4 | zitten zijner knechten, en het staan zijner dienaren,
20681 2Kro 10:4 | het staan zijner dienaren, en hun kledingen, en zijn schenkers,
20682 2Kro 10:4 | dienaren, en hun kledingen, en zijn schenkers, en hun kledingen,
20683 2Kro 10:4 | kledingen, en zijn schenkers, en hun kledingen, en zijn opgang,
20684 2Kro 10:4 | schenkers, en hun kledingen, en zijn opgang, waardoor hij
20685 2Kro 10:5 | 5 En zij zeide tot den koning:
20686 2Kro 10:5 | gehoord heb, van uw zaken en van uw wijsheid. ~
20687 2Kro 10:6 | 6 En ik heb hun woorden niet
20688 2Kro 10:6 | totdat ik gekomen ben, en mijn ogen dat gezien hebben;
20689 2Kro 10:6 | ogen dat gezien hebben; en zie, de helft van de grootheid
20690 2Kro 10:7 | Welgelukzalig zijn uw mannen, en welgelukzalig deze uw knechten,
20691 2Kro 10:7 | voor uw aangezicht staan, en uw wijsheid horen. ~
20692 2Kro 10:8 | over hen gesteld, om recht en gerechtigheid te doen. ~
20693 2Kro 10:9 | 9 En zij gaf de koning honderd
20694 2Kro 10:9 | zij gaf de koning honderd en twintig talenten gouds,
20695 2Kro 10:9 | twintig talenten gouds, en specerijen in grote menigte,
20696 2Kro 10:9 | specerijen in grote menigte, en kostelijk gesteente; en
20697 2Kro 10:9 | en kostelijk gesteente; en er was gelijk deze specerij,
20698 2Kro 10:10 | Verder ook Hurams knechten, en Salomo's knechten, die goud
20699 2Kro 10:10 | Ofir, brachten algummimhout en edelgesteente. ~
20700 2Kro 10:11 | 11 En de koning maakte van dat
20701 2Kro 10:11 | tot het huis des HEEREN en tot het huis des konings,
20702 2Kro 10:11 | konings, mitsgaders harpen en luiten voor de zangers;
20703 2Kro 10:12 | 12 En de koning Salomo gaf de
20704 2Kro 10:12 | gebracht had; zo keerde zij, en toog naar haar land, zij
20705 2Kro 10:12 | toog naar haar land, zij en haar knechten. ~
20706 2Kro 10:13 | inkwam, was zeshonderd zes en zestig talenten gouds; ~
20707 2Kro 10:14 | Behalve dat zij van de kramers en de kooplieden inbrachten;
20708 2Kro 10:14 | alle koningen van Arabie, en de vorsten deszelven lands,
20709 2Kro 10:14 | vorsten deszelven lands, goud en zilver aan Salomo. ~
20710 2Kro 10:16 | opwegen tot elk schild; en de koning legde ze in het
20711 2Kro 10:17 | groten elpenbenen troon, en hij overtoog denzelven met
20712 2Kro 10:18 | 18 En de troon had zes trappen
20713 2Kro 10:18 | de troon had zes trappen en een voetbank van goud, aan
20714 2Kro 10:18 | aan den troon vast zijnde, en leuningen aan beide zijden,
20715 2Kro 10:18 | zijden, tot de zitplaats toe; en twee leeuwen stonden bij
20716 2Kro 10:19 | 19 En twaalf leeuwen stonden daar
20717 2Kro 10:20 | koning Salomo van goud, en alle vaten van het huis
20718 2Kro 10:21 | Tharsis in, brengende goud, en zilver, elpenbeen, en apen,
20719 2Kro 10:21 | goud, en zilver, elpenbeen, en apen, en pauwen. ~
20720 2Kro 10:21 | zilver, elpenbeen, en apen, en pauwen. ~
20721 2Kro 10:22 | koningen der aarde in rijkdom en wijsheid. ~
20722 2Kro 10:23 | 23 En alle koningen der aarde
20723 2Kro 10:24 | 24 En zij brachten een ieder zijn
20724 2Kro 10:24 | geschenk, zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen,
20725 2Kro 10:24 | vaten, en gouden vaten, en klederen, harnas, en specerijen,
20726 2Kro 10:24 | vaten, en klederen, harnas, en specerijen, paarden, en
20727 2Kro 10:24 | en specerijen, paarden, en muilezelen, van elk van
20728 2Kro 10:25 | duizend paardenstallen, en wagenen, en twaalf duizend
20729 2Kro 10:25 | paardenstallen, en wagenen, en twaalf duizend ruiteren;
20730 2Kro 10:25 | twaalf duizend ruiteren; en hij legde ze in de wagensteden,
20731 2Kro 10:25 | legde ze in de wagensteden, en bij den koning te Jeruzalem. ~
20732 2Kro 10:26 | 26 En hij heerste over alle koningen,
20733 2Kro 10:26 | het land der Filistijnen, en tot aan de landpale van
20734 2Kro 10:27 | Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen maakte hij te
20735 2Kro 10:28 | 28 En zij brachten voor Salomo
20736 2Kro 10:28 | Salomo paarden uit Egypte, en uit al die landen. ~
20737 2Kro 10:29 | geschiedenissen van Salomo, der eerste en der laatste, zijn die niet
20738 2Kro 10:29 | van Nathan, den profeet, en in de profetie van Ahia,
20739 2Kro 10:29 | van Ahia, den Siloniet, en in de gezichten van Jedi,
20740 2Kro 10:30 | 30 En Salomo regeerde te Jeruzalem
20741 2Kro 10:31 | 31 En Salomo ontsliep met zijn
20742 2Kro 10:31 | ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de
20743 2Kro 10:31 | stad zijns vaders Davids; en zijn zoon Rehabeam werd
20744 2Kro 11:1 | 1 En Rehabeam toog naar Sichem;
20745 2Kro 11:3 | 3 Want zij zonden henen, en lieten hem roepen; zo kwam
20746 2Kro 11:3 | Jerobeam met het ganse Israel, en zij spraken tot Rehabeam,
20747 2Kro 11:4 | uws vaders harden dienst, en zijn zwaar juk, dat hij
20748 2Kro 11:4 | opgelegd heeft, lichter, en wij zullen u dienen. ~
20749 2Kro 11:5 | 5 En hij zeide tot hen: Komt
20750 2Kro 11:5 | drie dagen weder tot mij. En het volk ging heen. ~
20751 2Kro 11:6 | 6 En de koning Rehabeam hield
20752 2Kro 11:7 | 7 En zij spraken tot hem, zeggende:
20753 2Kro 11:7 | gij dit volk goedertieren en jegens hen goedwillig wezen
20754 2Kro 11:7 | hen goedwillig wezen zult, en tot hen goede woorden spreken,
20755 2Kro 11:8 | zij hem geraden hadden; en hij hield raad met de jongelingen,
20756 2Kro 11:9 | 9 En hij zeide tot hen: Wat raadt
20757 2Kro 11:10 | 10 En de jongelingen die met hem
20758 2Kro 11:12 | 12 Zo kwam Jerobeam en al het volk tot Rehabeam,
20759 2Kro 11:13 | 13 En de koning antwoordde hun
20760 2Kro 11:14 | 14 En hij sprak tot hen naar den
20761 2Kro 11:18 | die over de schatting was; en de kinderen Israels stenigden
20762 2Kro 12:1 | vergaderde hij het huis van Juda en Benjamin, eenhonderd en
20763 2Kro 12:1 | en Benjamin, eenhonderd en tachtig duizend, uitgelezenen,
20764 2Kro 12:3 | Salomo, den koning van Juda, en tot het ganse Israel in
20765 2Kro 12:3 | het ganse Israel in Juda en Benjamin, zeggende: ~
20766 2Kro 12:4 | zaak is van Mij geschied. En zij hoorden de woorden des
20767 2Kro 12:4 | hoorden de woorden des HEEREN, en zij keerden weder van tegen
20768 2Kro 12:5 | nu woonde te Jeruzalem; en hij bouwde steden tot vastigheden
20769 2Kro 12:6 | Hij bouwde nu Bethlehem, en Etham, en Thekoa, ~
20770 2Kro 12:6 | nu Bethlehem, en Etham, en Thekoa, ~
20771 2Kro 12:7 | 7 En Beth-Zur, en Socho, en Adullam, ~
20772 2Kro 12:7 | 7 En Beth-Zur, en Socho, en Adullam, ~
20773 2Kro 12:7 | 7 En Beth-Zur, en Socho, en Adullam, ~
20774 2Kro 12:8 | 8 En Gath, en Maresa, en Zif, ~
20775 2Kro 12:8 | 8 En Gath, en Maresa, en Zif, ~
20776 2Kro 12:8 | 8 En Gath, en Maresa, en Zif, ~
20777 2Kro 12:9 | 9 En Adoraim, en Lachis, en Azeka, ~
20778 2Kro 12:9 | 9 En Adoraim, en Lachis, en Azeka, ~
20779 2Kro 12:9 | 9 En Adoraim, en Lachis, en Azeka, ~
20780 2Kro 12:10 | 10 En Zora, en Ajalon, en Hebron;
20781 2Kro 12:10 | 10 En Zora, en Ajalon, en Hebron; dewelke
20782 2Kro 12:10 | 10 En Zora, en Ajalon, en Hebron; dewelke in Juda
20783 2Kro 12:10 | Hebron; dewelke in Juda en in Benjamin de vaste steden
20784 2Kro 12:11 | 11 En hij sterkte deze vastigheden,
20785 2Kro 12:11 | sterkte deze vastigheden, en legde oversten daarin, en
20786 2Kro 12:11 | en legde oversten daarin, en schatten van spijs, en olie,
20787 2Kro 12:11 | en schatten van spijs, en olie, en wijn; ~
20788 2Kro 12:11 | schatten van spijs, en olie, en wijn; ~
20789 2Kro 12:12 | 12 En in elke stad rondassen en
20790 2Kro 12:12 | En in elke stad rondassen en spiesen, en sterkte ze gans
20791 2Kro 12:12 | stad rondassen en spiesen, en sterkte ze gans zeer; zo
20792 2Kro 12:12 | gans zeer; zo was Juda, en Benjamin zijne. ~
20793 2Kro 12:13 | 13 Daartoe de priesteren en de Levieten, die in het
20794 2Kro 12:14 | verlieten hun voorsteden en hun bezitting, en kwamen
20795 2Kro 12:14 | voorsteden en hun bezitting, en kwamen in Juda en in Jeruzalem;
20796 2Kro 12:14 | bezitting, en kwamen in Juda en in Jeruzalem; want Jerobeam
20797 2Kro 12:14 | Jeruzalem; want Jerobeam en zijn zonen hadden hen verstoten,
20798 2Kro 12:15 | 15 En hij had zich priesteren
20799 2Kro 12:15 | gesteld voor de hoogte, en voor de duivelen, en voor
20800 2Kro 12:15 | hoogte, en voor de duivelen, en voor de kalveren, die hij
20801 2Kro 12:17 | het koninkrijk van Juda, en bekrachtigden Rehabeam,
20802 2Kro 12:17 | zij in den weg van David, en Salomo. ~
20803 2Kro 12:18 | 18 En Rehabeam nam zich, benevens
20804 2Kro 12:19 | hem zonen baarde, Jeus, en Semaria, en Zaham. ~
20805 2Kro 12:19 | baarde, Jeus, en Semaria, en Zaham. ~
20806 2Kro 12:20 | 20 En na haar nam hij Maacha,
20807 2Kro 12:20 | Absalom; deze baarde hem Abia, en Attai, en Ziza, en Selomith. ~
20808 2Kro 12:20 | baarde hem Abia, en Attai, en Ziza, en Selomith. ~
20809 2Kro 12:20 | Abia, en Attai, en Ziza, en Selomith. ~
20810 2Kro 12:21 | 21 En Rehabeam had Maacha, Absaloms
20811 2Kro 12:21 | liever dan al zijn vrouwen en zijn bijwijven; want hij
20812 2Kro 12:21 | achttien vrouwen genomen, en zestig bijwijven; en hij
20813 2Kro 12:21 | genomen, en zestig bijwijven; en hij gewon acht en twintig
20814 2Kro 12:21 | bijwijven; en hij gewon acht en twintig zonen en zestig
20815 2Kro 12:21 | gewon acht en twintig zonen en zestig dochteren. ~
20816 2Kro 12:22 | 22 En Rehabeam stelde Abia, den
20817 2Kro 12:23 | 23 En hij handelde verstandelijk,
20818 2Kro 12:23 | door alle landen van Juda en Benjamin, in alle vaste
20819 2Kro 12:23 | spijze gaf in overvloed; en hij begeerde de veelheid
20820 2Kro 13:1 | koninkrijk bevestigd had, en hij sterk geworden was,
20821 2Kro 13:1 | wet des HEEREN verliet, en gans Israel met hem. ~
20822 2Kro 13:3 | 3 Met duizend en tweehonderd wagenen, en
20823 2Kro 13:3 | en tweehonderd wagenen, en met zestig duizend ruiteren;
20824 2Kro 13:3 | zestig duizend ruiteren; en des volks was geen getal,
20825 2Kro 13:3 | Egypte, Libiers, Suchieten en Moren; ~
20826 2Kro 13:4 | 4 En hij nam de vaste steden
20827 2Kro 13:4 | steden in, die Juda had, en hij kwam tot Jeruzalem toe. ~
20828 2Kro 13:5 | de profeet, tot Rehabeam en de oversten van Juda, die
20829 2Kro 13:5 | uit oorzaak van Sisak, en hij zeide tot hen: Alzo
20830 2Kro 13:6 | zich de oversten van Israel en de koning, en zij zeiden:
20831 2Kro 13:6 | van Israel en de koning, en zij zeiden: De HEERE is
20832 2Kro 13:8 | onderkennen Mijn dienst, en den dienst van de koninkrijken
20833 2Kro 13:9 | Egypte, op tegen Jeruzalem; en hij nam de schatten van
20834 2Kro 13:9 | van het huis des HEEREN en de schatten van het huis
20835 2Kro 13:10 | 10 En de koning Rehabeam maakte,
20836 2Kro 13:10 | van die, koperen schilden; en hij beval die onder de hand
20837 2Kro 13:11 | 11 En het geschiedde, zo wanneer
20838 2Kro 13:11 | dat de trawanten kwamen, en die droegen, en die wederbrachten
20839 2Kro 13:11 | kwamen, en die droegen, en die wederbrachten in der
20840 2Kro 13:12 | 12 En als hij zich verootmoedigde,
20841 2Kro 13:13 | koning Rehabeam in Jeruzalem, en regeerde; want Rehabeam
20842 2Kro 13:13 | regeerde; want Rehabeam was een en veertig jaren oud, als hij
20843 2Kro 13:13 | oud, als hij koning werd, en hij regeerde zeventien jaren
20844 2Kro 13:13 | Zijn Naam daar te zetten; en de naam zijner moeder was
20845 2Kro 13:14 | 14 En hij deed dat kwaad was,
20846 2Kro 13:15 | van Rehabeam, de eerste en de laatste, zijn die niet
20847 2Kro 13:15 | van Semaja, den profeet, en Iddo, den ziener, verhalende
20848 2Kro 13:15 | de krijgen van Rehabeam en Jerobeam in al hun dagen? ~
20849 2Kro 13:16 | 16 En Rehabeam ontsliep met zijn
20850 2Kro 13:16 | ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven in de stad
20851 2Kro 13:16 | begraven in de stad Davids; en zijn zoon Abia werd koning
20852 2Kro 14:2 | drie jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was
20853 2Kro 14:2 | dochter van Uriel, van Gibea; en er was krijg tussen Abia
20854 2Kro 14:2 | er was krijg tussen Abia en tussen Jerobeam. ~
20855 2Kro 14:3 | 3 En Abia bond den strijd aan
20856 2Kro 14:3 | duizend uitgelezen mannen; en Jerobeam stelde tegen hem
20857 2Kro 14:4 | 4 En Abia maakte zich op van
20858 2Kro 14:4 | het gebergte van Efraim; en hij zeide: Hoort mij toe,
20859 2Kro 14:4 | Hoort mij toe, Jerobeam, en gans Israel! ~
20860 2Kro 14:5 | tot in eeuwigheid, hem en zijn zonen, met een zoutverbond? ~
20861 2Kro 14:6 | zoon van David, opgestaan, en heeft gerebelleerd tegen
20862 2Kro 14:7 | Belials, tot hem vergaderd, en hebben zich sterk gemaakt
20863 2Kro 14:7 | Salomo, als Rehabeam jong was en teder van hart, dat hij
20864 2Kro 14:8 | 8 En nu, gij denkt u te versterken
20865 2Kro 14:9 | HEEREN, de zonen van Aaron, en de Levieten uitgedreven,
20866 2Kro 14:9 | de Levieten uitgedreven, en hebt u priesteren gemaakt,
20867 2Kro 14:9 | vullen met een jong rund en zeven rammen, die wordt
20868 2Kro 14:10 | aangaande, de HEERE is onze God, en wij hebben Hem niet verlaten;
20869 2Kro 14:10 | hebben Hem niet verlaten; en de priesters, die den HEERE
20870 2Kro 14:10 | zijn de zonen van Aaron, en de Levieten zijn in het
20871 2Kro 14:11 | 11 En zij steken aan voor den
20872 2Kro 14:11 | brandofferen, op elken morgen en op elken avond, ook reukwerk
20873 2Kro 14:11 | broods op de reine tafel, en den gouden kandelaar en
20874 2Kro 14:11 | en den gouden kandelaar en zijn lampen, om die op elken
20875 2Kro 14:12 | is met ons aan de spitse, en Zijn priesteren met de trompetten
20876 2Kro 14:13 | het aangezicht van Juda, en de achterlage was achter
20877 2Kro 14:14 | hadden zij den strijd voor en achter; en zij riepen tot
20878 2Kro 14:14 | den strijd voor en achter; en zij riepen tot den HEERE,
20879 2Kro 14:14 | zij riepen tot den HEERE, en de priesters trompetten
20880 2Kro 14:15 | 15 En de mannen van Juda maakten
20881 2Kro 14:15 | maakten een alarmgeschrei; en het geschiedde, als de mannen
20882 2Kro 14:15 | maakten, dat God Jerobeam en het ganse Israel sloeg voor
20883 2Kro 14:15 | ganse Israel sloeg voor Abia en Juda. ~
20884 2Kro 14:16 | 16 En de kinderen Israels vloden
20885 2Kro 14:16 | het aangezicht van Juda; en God gaf hen in hun hand. ~
20886 2Kro 14:17 | 17 Abia dan, en zijn volk, sloeg hen met
20887 2Kro 14:19 | 19 En Abia jaagde Jerobeam achterna,
20888 2Kro 14:19 | jaagde Jerobeam achterna, en nam van hem de steden, Beth-El
20889 2Kro 14:19 | haar onderhorige plaatsen, en Jesana met haar onderhorige
20890 2Kro 14:19 | haar onderhorige plaatsen, en Efron met haar onderhorige
20891 2Kro 14:20 | 20 En Jerobeam behield geen kracht
20892 2Kro 14:21 | Zo versterkte zich Abia; en hij nam zich veertien vrouwen,
20893 2Kro 14:21 | nam zich veertien vrouwen, en gewon twee en twintig zonen
20894 2Kro 14:21 | veertien vrouwen, en gewon twee en twintig zonen en zestien
20895 2Kro 14:21 | gewon twee en twintig zonen en zestien dochteren. ~
20896 2Kro 15:1 | ontsliep Abia met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de
20897 2Kro 15:1 | begroeven hem in de stad Davids, en zijn zoon Asa werd koning
20898 2Kro 15:2 | 2 En Asa deed dat goed en dat
20899 2Kro 15:2 | 2 En Asa deed dat goed en dat recht was in de ogen
20900 2Kro 15:3 | de altaren der vreemden, en de hoogten weg, en brak
20901 2Kro 15:3 | vreemden, en de hoogten weg, en brak de opgerichte beelden,
20902 2Kro 15:3 | brak de opgerichte beelden, en hieuw de bossen af. ~
20903 2Kro 15:4 | 4 En hij zeide tot Juda, dat
20904 2Kro 15:4 | hunner vaderen, zoeken, en dat zij de wet en het gebod
20905 2Kro 15:4 | zoeken, en dat zij de wet en het gebod doen zouden. ~
20906 2Kro 15:5 | steden van Juda de hoogten en de zonnebeelden; en het
20907 2Kro 15:5 | hoogten en de zonnebeelden; en het koninkrijk was voor
20908 2Kro 15:6 | want het land was stil, en er was geen oorlog in die
20909 2Kro 15:7 | ons deze steden bouwen, en muren daarom trekken, en
20910 2Kro 15:7 | en muren daarom trekken, en torens, deuren en grendelen,
20911 2Kro 15:7 | trekken, en torens, deuren en grendelen, terwijl het land
20912 2Kro 15:7 | wij hebben Hem gezocht, en Hij heeft ons rondom henen
20913 2Kro 15:7 | gegeven. Zo bouwden zij en hadden voorspoed. ~
20914 2Kro 15:8 | duizend uit Juda, rondas en spies dragende, en tweehonderd
20915 2Kro 15:8 | rondas en spies dragende, en tweehonderd en tachtig duizend
20916 2Kro 15:8 | dragende, en tweehonderd en tachtig duizend uit Benjamin,
20917 2Kro 15:8 | Benjamin, het schild dragende en den boog spannende; al dezen
20918 2Kro 15:9 | 9 En Zerah, de Moor, kwam tegen
20919 2Kro 15:9 | van duizend maal duizend, en driehonderd wagenen; en
20920 2Kro 15:9 | en driehonderd wagenen; en hij kwam tot Maresa toe. ~
20921 2Kro 15:10 | toog Asa tegen hem uit; en zij stelden de slagorde
20922 2Kro 15:11 | 11 En Asa riep tot den HEERE,
20923 2Kro 15:11 | tot den HEERE, zijn God, en zeide: HEERE, het is niets
20924 2Kro 15:11 | Want wij steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen
20925 2Kro 15:12 | 12 En de HEERE plaagde de Moren
20926 2Kro 15:12 | plaagde de Moren voor Asa en voor Juda; en de Moren vloden. ~
20927 2Kro 15:12 | Moren voor Asa en voor Juda; en de Moren vloden. ~
20928 2Kro 15:13 | 13 Asa nu en het volk, dat met hem was,
20929 2Kro 15:13 | jaagden hen na tot Gerar toe; en zo velen vielen er van de
20930 2Kro 15:13 | verbroken voor den HEERE en voor Zijn leger; en zij
20931 2Kro 15:13 | HEERE en voor Zijn leger; en zij droegen zeer veel roofs
20932 2Kro 15:14 | 14 En zij sloegen alle steden
20933 2Kro 15:14 | des HEEREN was over hen; en zij beroofden al de steden,
20934 2Kro 15:15 | 15 En zij sloegen ook de tenten
20935 2Kro 15:15 | ook de tenten van het vee, en voerden weg schapen in menigte,
20936 2Kro 15:15 | weg schapen in menigte, en kemelen; en kwamen weder
20937 2Kro 15:15 | in menigte, en kemelen; en kwamen weder te Jeruzalem. ~ ~
20938 2Kro 16:2 | 2 En hij ging uit, Asa tegen,
20939 2Kro 16:2 | hij ging uit, Asa tegen, en hij zeide tot hem: Hoort
20940 2Kro 16:2 | tot hem: Hoort mij, Asa, en gans Juda, en Benjamin!
20941 2Kro 16:2 | mij, Asa, en gans Juda, en Benjamin! De HEERE is met
20942 2Kro 16:2 | terwijl gij met Hem zijt; en zo gij Hem zoekt, Hij zal
20943 2Kro 16:3 | geweest zonder den waren God, en zonder een lerenden priester,
20944 2Kro 16:3 | zonder een lerenden priester, en zonder de wet. ~
20945 2Kro 16:4 | HEERE, den God Israels, en Hem zochten, zo werd Hij
20946 2Kro 16:5 | 5 En in die tijden was er geen
20947 2Kro 16:5 | voor dengene, die uitging, en dengene, die inkwam; maar
20948 2Kro 16:6 | 6 Dat volk tegen volk, en stad tegen stad in stukken
20949 2Kro 16:7 | Daarom weest gij sterk, en laat uw handen niet verslappen;
20950 2Kro 16:8 | Asa deze woorden hoorde, en de profetie van den profeet
20951 2Kro 16:8 | Oded, sterkte hij zich, en hij deed weg de verfoeiselen
20952 2Kro 16:8 | het ganse land van Juda en Benjamin, en uit de steden,
20953 2Kro 16:8 | land van Juda en Benjamin, en uit de steden, die hij van
20954 2Kro 16:8 | van Efraim genomen had, en vernieuwde het altaar des
20955 2Kro 16:9 | 9 En hij vergaderde het ganse
20956 2Kro 16:9 | vergaderde het ganse Juda en Benjamin, en de vreemdelingen
20957 2Kro 16:9 | ganse Juda en Benjamin, en de vreemdelingen met hen
20958 2Kro 16:9 | vreemdelingen met hen uit Efraim, en Manasse, en uit Simeon;
20959 2Kro 16:9 | uit Efraim, en Manasse, en uit Simeon; want uit Israel
20960 2Kro 16:10 | 10 En zij vergaderden zich te
20961 2Kro 16:11 | 11 En zij offerden den HEERE ten
20962 2Kro 16:11 | hadden, zevenhonderd runderen en zeven duizend schapen. ~
20963 2Kro 16:12 | 12 En zij traden in een verbond,
20964 2Kro 16:12 | zouden met hun ganse hart en met hun ganse ziel. ~
20965 2Kro 16:13 | 13 En al wie den HEERE, den God
20966 2Kro 16:13 | den kleine tot den grote, en van den man tot de vrouw
20967 2Kro 16:14 | 14 En zij zwoeren den HEERE met
20968 2Kro 16:14 | den HEERE met luider stem en met gejuich, desgelijks
20969 2Kro 16:14 | desgelijks met trompetten en met bazuinen. ~
20970 2Kro 16:15 | 15 En gans Juda was verblijd over
20971 2Kro 16:15 | hun ganse hart gezworen, en met hun gansen wil Hem gezocht;
20972 2Kro 16:15 | gansen wil Hem gezocht; en Hij werd van hen gevonden,
20973 2Kro 16:15 | Hij werd van hen gevonden, en de HEERE gaf hun rust rondom
20974 2Kro 16:16 | afgrijselijken afgod uit, en verbrijzelde en verbrandde
20975 2Kro 16:16 | afgod uit, en verbrijzelde en verbrandde hem aan de beek
20976 2Kro 16:18 | 18 En hij bracht in het huis Gods
20977 2Kro 16:18 | geheiligde dingen zijns vaders, en zijn geheiligde dingen,
20978 2Kro 16:18 | geheiligde dingen, zilver en goud, en vaten. ~
20979 2Kro 16:18 | dingen, zilver en goud, en vaten. ~
20980 2Kro 16:19 | 19 En er was geen oorlog tot in
20981 2Kro 16:19 | geen oorlog tot in het vijf en dertigste jaar van het koninkrijk
20982 2Kro 17:1 | 1 In het zes en dertigste jaar van het koninkrijk
20983 2Kro 17:1 | van Israel, op tegen Juda, en bouwde Rama, opdat hij niemand
20984 2Kro 17:1 | niemand toeliet uit te gaan en in te komen tot Asa, den
20985 2Kro 17:2 | Toen bracht Asa het zilver en het goud voort, uit de schatten
20986 2Kro 17:2 | van het huis des HEEREN en van het huis des konings,
20987 2Kro 17:2 | van het huis des konings, en zond tot Benhadad, den koning
20988 2Kro 17:3 | is een verbond tussen mij en tussen u, en tussen mijn
20989 2Kro 17:3 | tussen mij en tussen u, en tussen mijn vader en tussen
20990 2Kro 17:3 | u, en tussen mijn vader en tussen uw vader; zie, ik
20991 2Kro 17:3 | vader; zie, ik zend u zilver en goud, ga heen, maak uw verbond
20992 2Kro 17:4 | 4 En Benhadad hoorde naar den
20993 2Kro 17:4 | hoorde naar den koning Asa, en zond de oversten der heiren,
20994 2Kro 17:4 | tegen de steden van Israel, en zij sloegen Ijon, en Dan,
20995 2Kro 17:4 | Israel, en zij sloegen Ijon, en Dan, en Abel-Maim, en alle
20996 2Kro 17:4 | zij sloegen Ijon, en Dan, en Abel-Maim, en alle schatsteden
20997 2Kro 17:4 | Ijon, en Dan, en Abel-Maim, en alle schatsteden van Nafthali. ~
20998 2Kro 17:5 | 5 En het geschiedde, als Baesa
20999 2Kro 17:5 | afliet van Rama te bouwen, en zijn werk staakte. ~
21000 2Kro 17:6 | de koning Asa gans Juda, en zij droegen weg de stenen
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |