Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
emmaus 1
emmer 1
emmeren 1
en 46573
en-dor 1
en-eglaim 1
en-gannim 3
Frequency    [«  »]
-----
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het

Bijbel

IntraText - Concordances

en

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

      Book Chapter: Verse
21001 2Kro 17:6 | weg de stenen van Rama, en het hout daarvan, waarmede 21002 2Kro 17:6 | waarmede Baesa gebouwd had; en hij bouwde daarmede Geba 21003 2Kro 17:6 | hij bouwde daarmede Geba en Mizpa. ~ 21004 2Kro 17:7 | 7 En in denzelfden tijd kwam 21005 2Kro 17:7 | Asa, den koning van Juda, en hij zeide tot hem: Omdat 21006 2Kro 17:7 | op den koning van Syrie, en niet gesteund hebt op den 21007 2Kro 17:8 | 8 Waren niet de Moren en de Libiers een groot heir 21008 2Kro 17:8 | heir met zeer veel wagenen en ruiteren? Toen gij nochtans 21009 2Kro 17:10 | toornig tegen den ziener, en leidde hem in het gevangenhuis; 21010 2Kro 17:11 | 11 En ziet, de geschiedenissen 21011 2Kro 17:11 | boek der koningen van Juda en Israel. 21012 2Kro 17:12 | Asa nu werd, in het negen en dertigste jaar van zijn 21013 2Kro 17:13 | ontsliep Asa met zijn vaderen; en hij stierf in het een en 21014 2Kro 17:13 | en hij stierf in het een en veertigste jaar zijner regering. ~ 21015 2Kro 17:14 | 14 En zij begroeven hem in zijn 21016 2Kro 17:14 | gegraven had in de stad Davids, en legden hem op het bed, hetwelk 21017 2Kro 17:14 | gevuld had met specerijen, en dat van verscheidene soorten, 21018 2Kro 17:14 | apothekerskunst toebereid; en zij brandden over hem een 21019 2Kro 18:1 | 1 En zijn zoon Josafat werd koning 21020 2Kro 18:1 | werd koning in zijn plaats, en hij sterkte zich tegen Israel. ~ 21021 2Kro 18:2 | 2 En hij legde krijgsvolk in 21022 2Kro 18:2 | alle vaste steden van Juda, en legde bezettingen in het 21023 2Kro 18:2 | bezettingen in het land van Juda, en in de steden van Efraim, 21024 2Kro 18:3 | 3 En de HEERE was met Josafat; 21025 2Kro 18:3 | wegen zijns vaders Davids, en zocht de Baals niet. ~ 21026 2Kro 18:4 | zocht den God zijns vaders, en wandelde in Zijn geboden, 21027 2Kro 18:4 | wandelde in Zijn geboden, en niet naar het doen van Israel. ~ 21028 2Kro 18:5 | 5 En de HEERE bevestigde het 21029 2Kro 18:5 | koninkrijk in zijn hand, en gans Juda gaf Josafat geschenken; 21030 2Kro 18:5 | gaf Josafat geschenken; en hij had rijkdom en eer in 21031 2Kro 18:5 | geschenken; en hij had rijkdom en eer in menigte. ~ 21032 2Kro 18:6 | 6 En zijn hart verhief zich in 21033 2Kro 18:6 | in de wegen des HEEREN; en hij nam verder de hoogten 21034 2Kro 18:6 | hij nam verder de hoogten en de bossen uit Juda weg. ~ 21035 2Kro 18:7 | vorsten, tot Ben-chail, en tot Obadja, en tot Zecharja, 21036 2Kro 18:7 | Ben-chail, en tot Obadja, en tot Zecharja, en tot Nathaneel, 21037 2Kro 18:7 | Obadja, en tot Zecharja, en tot Nathaneel, en tot Michaja, 21038 2Kro 18:7 | Zecharja, en tot Nathaneel, en tot Michaja, opdat men zou 21039 2Kro 18:8 | 8 En met hen de Levieten, Semaja 21040 2Kro 18:8 | hen de Levieten, Semaja en Nethanja, en Zebadja, en 21041 2Kro 18:8 | Levieten, Semaja en Nethanja, en Zebadja, en Asael, en Semiramoth, 21042 2Kro 18:8 | en Nethanja, en Zebadja, en Asael, en Semiramoth, en 21043 2Kro 18:8 | Nethanja, en Zebadja, en Asael, en Semiramoth, en Jonathan, 21044 2Kro 18:8 | en Asael, en Semiramoth, en Jonathan, en Adonia, en 21045 2Kro 18:8 | Semiramoth, en Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-Adonia 21046 2Kro 18:8 | en Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-Adonia de 21047 2Kro 18:8 | Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-Adonia de Levieten, 21048 2Kro 18:8 | Tob-Adonia de Levieten, en met hen de priesters Elisama 21049 2Kro 18:8 | hen de priesters Elisama en Joram. ~ 21050 2Kro 18:9 | 9 En zij leerden in Juda, en 21051 2Kro 18:9 | En zij leerden in Juda, en het wetboek des HEEREN was 21052 2Kro 18:9 | des HEEREN was bij hen; en zij gingen rondom in alle 21053 2Kro 18:9 | in alle steden van Juda, en leerden onder het volk. ~ 21054 2Kro 18:10 | 10 En een verschrikking des HEEREN 21055 2Kro 18:11 | 11 En van de Filistijnen brachten 21056 2Kro 18:11 | klein vee, zeven duizend en zevenhonderd rammen, en 21057 2Kro 18:11 | en zevenhonderd rammen, en zeven duizend en zevenhonderd 21058 2Kro 18:11 | rammen, en zeven duizend en zevenhonderd bokken. ~ 21059 2Kro 18:12 | 12 Alzo nam Josafat toe, en werd ten hoogste groot; 21060 2Kro 18:12 | bouwde hij in Juda burchten en schatsteden. ~ 21061 2Kro 18:13 | 13 En hij had veel werks in de 21062 2Kro 18:13 | werks in de steden van Juda, en krijgslieden, kloeke helden 21063 2Kro 18:14 | duizenden: Adna de overste, en met hem waren driehonderd 21064 2Kro 18:15 | was de overste Johanan; en met hem waren tweehonderd 21065 2Kro 18:16 | 16 En naast hem was Amasia, de 21066 2Kro 18:16 | den HEERE overgegeven had; en met hem waren tweehonderd 21067 2Kro 18:17 | 17 En uit Benjamin was Eljada, 21068 2Kro 18:17 | Eljada, een kloek held; en met hem tweehonderd duizend, 21069 2Kro 18:17 | tweehonderd duizend, die met boog en schild gewapend waren. ~ 21070 2Kro 18:18 | 18 En naast hem was Jozabad; en 21071 2Kro 18:18 | En naast hem was Jozabad; en met hem waren honderd en 21072 2Kro 18:18 | en met hem waren honderd en tachtig duizend, ten krijge 21073 2Kro 19:1 | 1 Josafat nu had rijkdom en eer in overvloed; en hij 21074 2Kro 19:1 | rijkdom en eer in overvloed; en hij verzwagerde zich aan 21075 2Kro 19:2 | 2 En ten einde van enige jaren 21076 2Kro 19:2 | tot Achab naar Samaria; en Achab slachtte schapen en 21077 2Kro 19:2 | en Achab slachtte schapen en runderen voor hem in menigte, 21078 2Kro 19:2 | runderen voor hem in menigte, en voor het volk, dat met hem 21079 2Kro 19:2 | het volk, dat met hem was; en hij porde hem aan, om op 21080 2Kro 19:3 | gaan naar Ramoth in Gilead? En hij zeide tot hem: Zo zal 21081 2Kro 19:3 | ik zijn, gelijk gij zijt, en gelijk uw volk is, zal mijn 21082 2Kro 19:3 | is, zal mijn volk zijn, en wij zullen met u zijn in 21083 2Kro 19:5 | profeten, vierhonderd mannen, en hij zeide tot hen: Zullen 21084 2Kro 19:5 | of zal ik het nalaten? En zij zeiden: Trek op, want 21085 2Kro 19:7 | Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide: de koning 21086 2Kro 19:8 | van Israel een kamerling, en hij zeide: Haal haastelijk 21087 2Kro 19:9 | De koning van Israel nu en Josafat, de koning van Juda, 21088 2Kro 19:9 | bekleed met hun klederen, en zij zaten op het plein, 21089 2Kro 19:9 | deur der poort van Samaria; en al de profeten profeteerden 21090 2Kro 19:10 | 10 En Zedekia, de zoon van Kenaana, 21091 2Kro 19:10 | ijzeren hoornen gemaakt, en hij zeide: Zo zegt de HEERE: 21092 2Kro 19:11 | 11 En al de profeten profeteerden 21093 2Kro 19:11 | op naar Ramoth in Gilead, en gij zult voorspoedig zijn, 21094 2Kro 19:12 | gelijk als van een uit hen, en spreek het goede. ~ 21095 2Kro 19:14 | of zal ik het nalaten? En hij zeide: Trekt op, en 21096 2Kro 19:14 | En hij zeide: Trekt op, en gijlieden zult voorspoedig 21097 2Kro 19:15 | 15 En de koning zeide tot hem: 21098 2Kro 19:16 | 16 En hij zeide: Ik zag het ganse 21099 2Kro 19:16 | die geen herder hebben; en de HEERE zeide: Dezen hebben 21100 2Kro 19:18 | zittende op Zijn troon, en al het hemelse heir, staande 21101 2Kro 19:18 | staande aan Zijn rechter hand en Zijn linkerhand. ~ 21102 2Kro 19:19 | 19 En de HEERE zeide: Wie zal 21103 2Kro 19:19 | overreden, dat hij optrekke, en valle te Ramoth in Gilead? 21104 2Kro 19:19 | zeide Hij: Deze zegt aldus, en die zegt alzo. ~ 21105 2Kro 19:20 | Toen kwam een geest voort, en stond voor het aangezicht 21106 2Kro 19:20 | het aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik zal hem overreden. 21107 2Kro 19:20 | zeide: Ik zal hem overreden. En de HEERE zeide tot hem: 21108 2Kro 19:21 | 21 En Hij zeide: Ik zal uitgaan, 21109 2Kro 19:21 | Hij zeide: Ik zal uitgaan, en een leugengeest zijn in 21110 2Kro 19:21 | mond van al zijn profeten. En Hij zeide: Gij zult overreden, 21111 2Kro 19:21 | zeide: Gij zult overreden, en zult ook vermogen; ga uit, 21112 2Kro 19:21 | zult ook vermogen; ga uit, en doe alzo. ~ 21113 2Kro 19:22 | deze uw profeten gegeven, en de HEERE heeft kwaad over 21114 2Kro 19:23 | de zoon van Kenaana, toe, en sloeg Micha op het kinnebakken, 21115 2Kro 19:23 | Micha op het kinnebakken, en hij zeide: Door wat weg 21116 2Kro 19:24 | 24 En Micha zeide: Zie, gij zult 21117 2Kro 19:25 | Israel nu zeide: Neemt Micha, en brengt hem weder tot Amon, 21118 2Kro 19:25 | Amon, den overste der stad, en tot Joas, den zoon des konings; ~ 21119 2Kro 19:26 | 26 En gijlieden zult zeggen: Zo 21120 2Kro 19:26 | dezen in het gevangenhuis, en spijst hem met brood der 21121 2Kro 19:26 | met brood der bedruktheid, en met water der bedruktheid, 21122 2Kro 19:27 | 27 En Micha zeide: Indien gij 21123 2Kro 19:28 | toog de koning van Israel, en Josafat, de koning van Juda, 21124 2Kro 19:29 | 29 En de koning van Israel zeide 21125 2Kro 19:29 | zich de koning van Israel, en zij kwamen in den strijd. ~ 21126 2Kro 19:31 | is de koning van Israel; en zij togen rondom hem, om 21127 2Kro 19:31 | strijden; maar Josafat riep, en de HEERE hielp hem, en God 21128 2Kro 19:31 | en de HEERE hielp hem, en God wendde hen van hem af. ~ 21129 2Kro 19:33 | boog in zijn eenvoudigheid, en schoot den koning van Israel 21130 2Kro 19:33 | Israel tussen de gespen en tussen het pantsier. Toen 21131 2Kro 19:33 | den voerman: Keer uw hand en voer mij uit het leger, 21132 2Kro 19:34 | 34 En de strijd nam op dien dag 21133 2Kro 19:34 | strijd nam op dien dag toe, en de koning van Israel deed 21134 2Kro 19:34 | Syriers, tot den avond toe; en hij stierf ter tijd, als 21135 2Kro 20:1 | 1 En Josafat, de koning van Juda, 21136 2Kro 20:2 | 2 En Jehu, de zoon van Hanani, 21137 2Kro 20:2 | ziener, ging uit, hem tegen, en zeide tot den koning Josafat: 21138 2Kro 20:2 | gij den goddeloze helpen, en die den HEERE haten, liefhebben? 21139 2Kro 20:3 | uit het land weggedaan, en uw hart gericht om God te 21140 2Kro 20:4 | nu woonde in Jeruzalem; en hij toog wederom uit door 21141 2Kro 20:4 | gebergte van Efraim toe, en deed hen wederkeren tot 21142 2Kro 20:5 | 5 En hij stelde richters in het 21143 2Kro 20:6 | 6 En hij zeide tot de richters: 21144 2Kro 20:6 | den mens, maar den HEERE; en Hij is bij u in de zaak 21145 2Kro 20:7 | op ulieden; neemt waar, en doet het; want bij den HEERE, 21146 2Kro 20:8 | Jeruzalem enige van de Levieten, en van de priesteren, en van 21147 2Kro 20:8 | Levieten, en van de priesteren, en van de hoofden der vaderen 21148 2Kro 20:8 | het gericht des HEEREN, en over rechtsgeschillen, als 21149 2Kro 20:9 | 9 En hij gebood hun, zeggende: 21150 2Kro 20:9 | HEEREN, met getrouwheid en met een volkomen hart. ~ 21151 2Kro 20:10 | 10 En in alle geschil, hetwelk 21152 2Kro 20:10 | zal komen, tussen bloed en bloed, tussen wet en gebod, 21153 2Kro 20:10 | bloed en bloed, tussen wet en gebod, en inzettingen en 21154 2Kro 20:10 | bloed, tussen wet en gebod, en inzettingen en rechten, 21155 2Kro 20:10 | en gebod, en inzettingen en rechten, zo vermaant hen, 21156 2Kro 20:10 | schuldig worden aan den HEERE, en een grote toornigheid over 21157 2Kro 20:10 | grote toornigheid over u en over uw broederen zij; doet 21158 2Kro 20:10 | broederen zij; doet alzo, en gij zult niet schuldig worden. ~ 21159 2Kro 20:11 | 11 En ziet, Amarja, den hoofdpriester, 21160 2Kro 20:11 | in alle zaak des HEEREN; en Zebadja, de zoon van Ismael, 21161 2Kro 20:11 | aangezicht; weest sterk en doet het, en de HEERE zal 21162 2Kro 20:11 | weest sterk en doet het, en de HEERE zal met den goede 21163 2Kro 21:1 | dat de kinderen Moabs, en de kinderen Ammons, en het 21164 2Kro 21:1 | en de kinderen Ammons, en het hen anderen benevens 21165 2Kro 21:2 | zijde der zee, uit Syrie, en zie, zij zijn te Hazezon-Thamar, 21166 2Kro 21:3 | 3 Josafat nu vreesde, en stelde zijn aangezicht, 21167 2Kro 21:3 | om den HEERE te zoeken; en hij riep een vasten uit 21168 2Kro 21:4 | 4 En Juda werd vergaderd, om 21169 2Kro 21:5 | 5 En Josafat stond in de gemeente 21170 2Kro 21:5 | in de gemeente van Juda en Jeruzalem, in het huis des 21171 2Kro 21:6 | 6 En hij zeide: O, HEERE, God 21172 2Kro 21:6 | koninkrijken der heidenen; en in Uw hand is kracht en 21173 2Kro 21:6 | en in Uw hand is kracht en sterkte, zodat niemand zich 21174 2Kro 21:7 | Uw volk Israel verdreven, en dat aan het zaad van Abraham, 21175 2Kro 21:8 | nu hebben daarin gewoond, en zij hebben U daarin een 21176 2Kro 21:9 | wij zullen voor dit huis, en voor Uw aangezicht staan, 21177 2Kro 21:9 | Uw Naam in dit huis is; en wij zullen uit onze benauwdheid 21178 2Kro 21:9 | benauwdheid tot U roepen, en Gij zult verhoren en verlossen. ~ 21179 2Kro 21:9 | roepen, en Gij zult verhoren en verlossen. ~ 21180 2Kro 21:10 | 10 En nu, zie de kinderen Ammons, 21181 2Kro 21:10 | zie de kinderen Ammons, en Moab, en die van het gebergte 21182 2Kro 21:10 | kinderen Ammons, en Moab, en die van het gebergte Seir, 21183 2Kro 21:10 | maar zij weken van hen, en verdelgden hen niet; ~ 21184 2Kro 21:12 | menigte, die tegen ons komt, en wij weten niet, wat wij 21185 2Kro 21:13 | 13 En gans Juda stond voor het 21186 2Kro 21:13 | kinderkens, hun vrouwen en hun zonen. ~ 21187 2Kro 21:15 | 15 En hij zeide: Merkt op, geheel 21188 2Kro 21:15 | Merkt op, geheel Juda, en gij, inwoners van Jeruzalem, 21189 2Kro 21:15 | inwoners van Jeruzalem, en gij, koning Josafat! Alzo 21190 2Kro 21:15 | Vreest gijlieden niet, en wordt niet ontzet vanwege 21191 2Kro 21:16 | bij den opgang van Ziz; en gij zult hen vinden in het 21192 2Kro 21:17 | hebben; stelt uzelven, staat en ziet het heil des HEEREN 21193 2Kro 21:17 | des HEEREN met u, o Juda en Jeruzalem! Vreest niet, 21194 2Kro 21:17 | Jeruzalem! Vreest niet, en ontzet u niet, gaat morgen 21195 2Kro 21:18 | het aangezicht ter aarde; en gans Juda en de inwoners 21196 2Kro 21:18 | ter aarde; en gans Juda en de inwoners van Jeruzalem 21197 2Kro 21:19 | 19 En de Levieten uit de kinderen 21198 2Kro 21:19 | kinderen der Kahathieten, en uit de kinderen der Korahieten, 21199 2Kro 21:20 | 20 En zij maakten zich des morgens 21200 2Kro 21:20 | zich des morgens vroeg op, en togen uit naar de woestijn 21201 2Kro 21:20 | de woestijn van Thekoa; en als zij uittogen, stond 21202 2Kro 21:20 | uittogen, stond Josafat en zeide: Hoort mij, o Juda, 21203 2Kro 21:20 | zeide: Hoort mij, o Juda, en gij, inwoners van Jeruzalem! 21204 2Kro 21:20 | gelooft aan Zijn profeten, en gij zult voorspoedig zijn. ~ 21205 2Kro 21:21 | beraadslaagde zich met het volk, en hij stelde den HEERE zangers, 21206 2Kro 21:21 | de toegerusten uitgaande en zeggende: Looft den HEERE, 21207 2Kro 21:22 | aanhieven met een vreugdegeroep en lofzang, stelde de HEERE 21208 2Kro 21:22 | de kinderen Ammons, Moab, en die van het gebergte Seir, 21209 2Kro 21:22 | tegen Juda gekomen waren; en zij werden geslagen. ~ 21210 2Kro 21:23 | Want de kinderen Ammons en Moab stonden op tegen de 21211 2Kro 21:23 | gebergte Seir, om te verbannen en te verdelgen; en als zij 21212 2Kro 21:23 | verbannen en te verdelgen; en als zij met de inwoners 21213 2Kro 21:24 | zij zich naar de menigte; en ziet, het waren dode lichamen, 21214 2Kro 21:24 | lichamen, liggende op de aarde, en niemand was ontkomen. ~ 21215 2Kro 21:25 | 25 Josafat nu en zijn volk kwamen, om hun 21216 2Kro 21:25 | kwamen, om hun buit te roven, en zij vonden bij hen in menigte, 21217 2Kro 21:25 | hen in menigte, zowel have en dode lichamen, als kostelijk 21218 2Kro 21:25 | als kostelijk gereedschap, en namen voor zich weg, totdat 21219 2Kro 21:25 | niet meer dragen konden; en zij roofden den buit drie 21220 2Kro 21:26 | 26 En op den vierden dag vergaderden 21221 2Kro 21:27 | keerden alle mannen van Juda en Jeruzalem weder, en Josafat 21222 2Kro 21:27 | Juda en Jeruzalem weder, en Josafat in de voorspitse 21223 2Kro 21:28 | 28 En zij kwamen te Jeruzalem, 21224 2Kro 21:28 | te Jeruzalem, met luiten, en met harpen, en met trompetten, 21225 2Kro 21:28 | met luiten, en met harpen, en met trompetten, tot het 21226 2Kro 21:29 | 29 En er werd een verschrikking 21227 2Kro 21:30 | koninkrijk van Josafat stil; en zijn God gaf hem rust rondom 21228 2Kro 21:31 | over Juda; hij was vijf en dertig jaren oud, als hij 21229 2Kro 21:31 | oud, als hij koning werd, en hij regeerde vijf en twintig 21230 2Kro 21:31 | werd, en hij regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem; 21231 2Kro 21:31 | twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was 21232 2Kro 21:32 | 32 En hij wandelde in den weg 21233 2Kro 21:32 | weg van zijn vader Asa, en hij week daarvan niet af, 21234 2Kro 21:34 | geschiedenissen van Josafat, de eerste en de laatste, ziet, die zijn 21235 2Kro 21:36 | 36 En hij vergezelschapte zich 21236 2Kro 21:36 | om naar Tharsis te gaan; en zij maakten de schepen te 21237 2Kro 22:1 | Josafat met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen 21238 2Kro 22:1 | vaderen in de stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning 21239 2Kro 22:2 | 2 En hij had broederen, Josafats 21240 2Kro 22:2 | Josafats zonen, Azarja, en Jehiel, en Zecharja, en 21241 2Kro 22:2 | zonen, Azarja, en Jehiel, en Zecharja, en Azarjahu, en 21242 2Kro 22:2 | en Jehiel, en Zecharja, en Azarjahu, en Michael, en 21243 2Kro 22:2 | en Zecharja, en Azarjahu, en Michael, en Sefatja; deze 21244 2Kro 22:2 | en Azarjahu, en Michael, en Sefatja; deze allen waren 21245 2Kro 22:3 | 3 En hun vader had hun vele gaven 21246 2Kro 22:3 | gaven gegeven van zilver, en van goud, en van kostelijkheden, 21247 2Kro 22:3 | van zilver, en van goud, en van kostelijkheden, met 21248 2Kro 22:4 | zijns vaders opgekomen was, en zich versterkt had, zo doodde 21249 2Kro 22:5 | 5 Twee en dertig jaar was Joram oud, 21250 2Kro 22:5 | oud, toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren 21251 2Kro 22:6 | 6 En hij wandelde in de weg der 21252 2Kro 22:6 | van Achab tot een vrouw; en hij deed dat kwaad was in 21253 2Kro 22:7 | Hij met David gemaakt had; en gelijk als Hij gezegd had, 21254 2Kro 22:7 | als Hij gezegd had, hem en zijn zonen te allen dage 21255 2Kro 22:8 | onder het gebied van Juda, en zij maakten over zich een 21256 2Kro 22:9 | voort met zijn oversten, en al de wagenen met hem; en 21257 2Kro 22:9 | en al de wagenen met hem; en hij maakte zich des nachts 21258 2Kro 22:9 | maakte zich des nachts op, en sloeg de Edomieten, die 21259 2Kro 22:9 | Edomieten, die rondom hem waren, en de oversten der wagenen. ~ 21260 2Kro 22:11 | hoogten op de bergen van Juda; en hij deed de inwoners van 21261 2Kro 22:12 | wegen van uw vader Josafat, en in de wegen van Asa, den 21262 2Kro 22:13 | der koningen van Israel, en hebt Juda en de inwoners 21263 2Kro 22:13 | van Israel, en hebt Juda en de inwoners van Jeruzalem 21264 2Kro 22:13 | van het huis van Achab; en ook uw broederen, van uws 21265 2Kro 22:14 | grote plage aan uw volk, en aan uw kinderen, en aan 21266 2Kro 22:14 | volk, en aan uw kinderen, en aan uw vrouwen, en aan al 21267 2Kro 22:14 | kinderen, en aan uw vrouwen, en aan al uw have. ~ 21268 2Kro 22:16 | den geest der Filistijnen en der Arabieren, die aan de 21269 2Kro 22:17 | 17 Die togen op in Juda, en braken daarin, en voerden 21270 2Kro 22:17 | Juda, en braken daarin, en voerden alle have weg, die 21271 2Kro 22:17 | zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen; zodat hem 21272 2Kro 22:18 | 18 En na dit alles plaagde hem 21273 2Kro 22:19 | stierf van boze krankheden; en zijn volk maakte hem gene 21274 2Kro 22:20 | 20 Hij was twee en dertig jaren oud, als hij 21275 2Kro 22:20 | oud, als hij koning werd, en regeerde acht jaren te Jeruzalem; 21276 2Kro 22:20 | acht jaren te Jeruzalem; en hij ging henen zonder begeerd 21277 2Kro 22:20 | zonder begeerd te zijn; en zij begroeven hem in de 21278 2Kro 22:21 | Josafat met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen 21279 2Kro 22:21 | vaderen in de stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning 21280 2Kro 22:22 | 2 En hij had broederen, Josafats 21281 2Kro 22:22 | Josafats zonen, Azarja, en Jehiel, en Zecharja, en 21282 2Kro 22:22 | zonen, Azarja, en Jehiel, en Zecharja, en Azarjahu, en 21283 2Kro 22:22 | en Jehiel, en Zecharja, en Azarjahu, en Michael, en 21284 2Kro 22:22 | en Zecharja, en Azarjahu, en Michael, en Sefatja; deze 21285 2Kro 22:22 | en Azarjahu, en Michael, en Sefatja; deze allen waren 21286 2Kro 22:23 | 3 En hun vader had hun vele gaven 21287 2Kro 22:23 | gaven gegeven van zilver, en van goud, en van kostelijkheden, 21288 2Kro 22:23 | van zilver, en van goud, en van kostelijkheden, met 21289 2Kro 22:24 | zijns vaders opgekomen was, en zich versterkt had, zo doodde 21290 2Kro 22:25 | 5 Twee en dertig jaar was Joram oud, 21291 2Kro 22:25 | oud, toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren 21292 2Kro 22:26 | 6 En hij wandelde in de weg der 21293 2Kro 22:26 | van Achab tot een vrouw; en hij deed dat kwaad was in 21294 2Kro 22:27 | Hij met David gemaakt had; en gelijk als Hij gezegd had, 21295 2Kro 22:27 | als Hij gezegd had, hem en zijn zonen te allen dage 21296 2Kro 22:28 | onder het gebied van Juda, en zij maakten over zich een 21297 2Kro 22:29 | voort met zijn oversten, en al de wagenen met hem; en 21298 2Kro 22:29 | en al de wagenen met hem; en hij maakte zich des nachts 21299 2Kro 22:29 | maakte zich des nachts op, en sloeg de Edomieten, die 21300 2Kro 22:29 | Edomieten, die rondom hem waren, en de oversten der wagenen. ~ 21301 2Kro 22:31 | hoogten op de bergen van Juda; en hij deed de inwoners van 21302 2Kro 22:32 | wegen van uw vader Josafat, en in de wegen van Asa, den 21303 2Kro 22:33 | der koningen van Israel, en hebt Juda en de inwoners 21304 2Kro 22:33 | van Israel, en hebt Juda en de inwoners van Jeruzalem 21305 2Kro 22:33 | van het huis van Achab; en ook uw broederen, van uws 21306 2Kro 22:34 | grote plage aan uw volk, en aan uw kinderen, en aan 21307 2Kro 22:34 | volk, en aan uw kinderen, en aan uw vrouwen, en aan al 21308 2Kro 22:34 | kinderen, en aan uw vrouwen, en aan al uw have. ~ 21309 2Kro 22:36 | den geest der Filistijnen en der Arabieren, die aan de 21310 2Kro 22:37 | 17 Die togen op in Juda, en braken daarin, en voerden 21311 2Kro 22:37 | Juda, en braken daarin, en voerden alle have weg, die 21312 2Kro 22:37 | zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen; zodat hem 21313 2Kro 22:38 | 18 En na dit alles plaagde hem 21314 2Kro 22:39 | stierf van boze krankheden; en zijn volk maakte hem gene 21315 2Kro 22:40 | 20 Hij was twee en dertig jaren oud, als hij 21316 2Kro 22:40 | oud, als hij koning werd, en regeerde acht jaren te Jeruzalem; 21317 2Kro 22:40 | acht jaren te Jeruzalem; en hij ging henen zonder begeerd 21318 2Kro 22:40 | zonder begeerd te zijn; en zij begroeven hem in de 21319 2Kro 23:1 | 1 En de inwoners van Jeruzalem 21320 2Kro 23:2 | 2 Twee en veertig jaar was Ahazia 21321 2Kro 23:2 | oud, toen hij koning werd, en hij regeerde een jaar te 21322 2Kro 23:2 | regeerde een jaar te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was 21323 2Kro 23:4 | 4 En hij deed dat kwaad was in 21324 2Kro 23:5 | wandelde ook in hun raad, en toog henen met Joram, den 21325 2Kro 23:5 | Syrie, bij Ramoth in Gilead; en de Syriers sloegen Joram. ~ 21326 2Kro 23:6 | 6 En hij keerde weder om zich 21327 2Kro 23:6 | Hazael, den koning van Syrie; en Azarja, de zoon van Joram, 21328 2Kro 23:8 | hij de vorsten van Juda en de zonen der broederen van 21329 2Kro 23:8 | die Ahazia dienden, vond, en die doodde. ~ 21330 2Kro 23:9 | Daarna zocht hij Ahazia, en zij kregen hem (want hij 21331 2Kro 23:9 | was verstoken in Samaria), en zij brachten hem tot Jehu, 21332 2Kro 23:9 | zij brachten hem tot Jehu, en zij doodden hem, en begroeven 21333 2Kro 23:9 | Jehu, en zij doodden hem, en begroeven hem; want zij 21334 2Kro 23:10 | zo maakte zij zich op, en bracht al het koninklijke 21335 2Kro 23:11 | Joas, den zoon van Ahazia, en stal hem uit het midden 21336 2Kro 23:11 | zonen, die gedood werden, en zette hem en zijn voedster 21337 2Kro 23:11 | gedood werden, en zette hem en zijn voedster in een slaapkamer; 21338 2Kro 23:12 | 12 En hij was bij hen verstoken 21339 2Kro 23:12 | het huis Gods zes jaren; en Athalia regeerde over het 21340 2Kro 23:14 | versterkte zich Jojada, en nam de oversten der honderden, 21341 2Kro 23:14 | Azarja, den zoon van Jeroham en Ismael, den zoon van Johanan, 21342 2Kro 23:14 | Ismael, den zoon van Johanan, en Azarja, den zoon van Obed, 21343 2Kro 23:14 | Azarja, den zoon van Obed, en Maaseja, den zoon van Adaja 21344 2Kro 23:14 | Maaseja, den zoon van Adaja en Elisafat, den zoon van Zichri, 21345 2Kro 23:15 | 2 Die togen om in Juda, en vergaderden de Levieten 21346 2Kro 23:15 | uit alle steden van Juda, en de hoofden der vaderen van 21347 2Kro 23:15 | der vaderen van Israel, en zij kwamen naar Jeruzalem. ~ 21348 2Kro 23:16 | 3 En die ganse gemeente maakte 21349 2Kro 23:16 | huis Gods, met den koning; en hij zeide tot hen: Ziet, 21350 2Kro 23:17 | ingaan, van de priesteren en van de Levieten, zullen 21351 2Kro 23:18 | 5 En een derde deel zal zijn 21352 2Kro 23:18 | aan het huis des konings; en een derde deel aan de Fondamentpoort; 21353 2Kro 23:18 | deel aan de Fondamentpoort; en al het volk zal in de voorhoven 21354 2Kro 23:19 | HEEREN, dan de priesteren en de Levieten, die dienen; 21355 2Kro 23:20 | zijn wapenen in zijn hand; en die tot het huis inkomt, 21356 2Kro 23:20 | den koning, als hij inkomt en uitgaat. ~ 21357 2Kro 23:21 | 8 En de Levieten en gans Juda 21358 2Kro 23:21 | 8 En de Levieten en gans Juda deden naar alles, 21359 2Kro 23:21 | priester Jojada geboden had; en zij namen een ieder zijn 21360 2Kro 23:22 | der honderden de spiesen, en de rondassen, en de schilden, 21361 2Kro 23:22 | spiesen, en de rondassen, en de schilden, die van den 21362 2Kro 23:23 | 10 En hij stelde al het volk, 21363 2Kro 23:23 | hij stelde al het volk, en een ieder met zijn geweer 21364 2Kro 23:23 | het huis, naar het altaar, en naar het huis, bij den koning 21365 2Kro 23:24 | zij des Konings zoon voor, en zetten hem de kroon op, 21366 2Kro 23:24 | zetten hem de kroon op, en gaven hem de getuigenis, 21367 2Kro 23:24 | gaven hem de getuigenis, en zij maakten hem koning; 21368 2Kro 23:24 | zij maakten hem koning; en Jojada en zijn zonen zalfden 21369 2Kro 23:24 | maakten hem koning; en Jojada en zijn zonen zalfden hem, 21370 2Kro 23:24 | zijn zonen zalfden hem, en zeiden: De koning leve! ~ 21371 2Kro 23:25 | stem des volks, dat toeliep en den koning roemde, kwam 21372 2Kro 23:26 | 13 En zij zag toe; en ziet, de 21373 2Kro 23:26 | 13 En zij zag toe; en ziet, de koning stond bij 21374 2Kro 23:26 | zijn pilaar, aan de ingang; en de oversten en de trompetten 21375 2Kro 23:26 | de ingang; en de oversten en de trompetten waren bij 21376 2Kro 23:26 | trompetten waren bij den koning; en al het volk des lands was 21377 2Kro 23:26 | volk des lands was blijde, en blies met de trompetten; 21378 2Kro 23:26 | blies met de trompetten; en de zangers waren er met 21379 2Kro 23:26 | met muzikale instrumenten, en gaven te kennen, dat men 21380 2Kro 23:26 | verscheurde Athalia haar klederen, en zij riep: Verraad, verraad! ~ 21381 2Kro 23:27 | heir gesteld waren, uit, en zeide tot hen: Brengt ze 21382 2Kro 23:27 | tot buiten de ordeningen, en die haar volgt, zal met 21383 2Kro 23:28 | 15 En zij legden de handen aan 21384 2Kro 23:28 | legden de handen aan haar, en zij ging naar den ingang 21385 2Kro 23:28 | naar het huis des konings; en zij doodden ze daar. ~ 21386 2Kro 23:29 | 16 En Jojada maakte een verbond 21387 2Kro 23:29 | een verbond tussen zich, en tussen al het volk, en tussen 21388 2Kro 23:29 | en tussen al het volk, en tussen den koning, dat zij 21389 2Kro 23:30 | volk in het huis van Baal, en braken dat af; en zijn altaren 21390 2Kro 23:30 | Baal, en braken dat af; en zijn altaren en zijn beelden 21391 2Kro 23:30 | dat af; en zijn altaren en zijn beelden verbraken zij, 21392 2Kro 23:30 | zijn beelden verbraken zij, en Matthan, den priester van 21393 2Kro 23:31 | geschreven is, met blijdschap en met gezang, naar de instelling 21394 2Kro 23:32 | 19 En hij stelde de poortiers 21395 2Kro 23:33 | 20 En hij nam de oversten der 21396 2Kro 23:33 | oversten der honderden, en de machtigen, en die heerschappij 21397 2Kro 23:33 | honderden, en de machtigen, en die heerschappij hadden 21398 2Kro 23:33 | heerschappij hadden onder het volk, en al het volk des lands, en 21399 2Kro 23:33 | en al het volk des lands, en bracht den koning van het 21400 2Kro 23:33 | het huis des HEEREN af, en zij kwamen door het midden 21401 2Kro 23:33 | in het huis des konings; en zij zetten den koning op 21402 2Kro 23:34 | 21 En al het volk des lands was 21403 2Kro 23:34 | volk des lands was blijde, en de stad werd stil, nadat 21404 2Kro 24:1 | oud, toen hij koning werd, en hij regeerde veertig jaren 21405 2Kro 24:1 | veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was 21406 2Kro 24:2 | 2 En Joas deed dat recht was 21407 2Kro 24:3 | 3 En Jojada nam voor hem twee 21408 2Kro 24:3 | nam voor hem twee vrouwen; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 21409 2Kro 24:3 | vrouwen; en hij gewon zonen en dochteren. ~ 21410 2Kro 24:5 | vergaderde hij de priesteren en de Levieten, en zeide tot 21411 2Kro 24:5 | priesteren en de Levieten, en zeide tot hen: Trekt uit 21412 2Kro 24:5 | tot de steden van Juda, en vergadert geld van het ganse 21413 2Kro 24:5 | beteren van jaar tot jaar; en gijlieden, haast tot deze 21414 2Kro 24:6 | 6 En de koning riep Jojada, het 21415 2Kro 24:6 | riep Jojada, het hoofd, en zeide tot hem: Waarom hebt 21416 2Kro 24:6 | Levieten, dat zij uit Juda en uit Jeruzalem inbrengen 21417 2Kro 24:6 | den knecht des HEEREN, en van de gemeente van Israel, 21418 2Kro 24:8 | 8 En de koning gebood, en zij 21419 2Kro 24:8 | 8 En de koning gebood, en zij maakten een kist, en 21420 2Kro 24:8 | en zij maakten een kist, en stelden die buiten aan de 21421 2Kro 24:9 | 9 En men deed uitroeping in Juda 21422 2Kro 24:9 | deed uitroeping in Juda en in Jeruzalem, dat men den 21423 2Kro 24:10 | verblijdden zich alle oversten en al het volk, en zij brachten 21424 2Kro 24:10 | oversten en al het volk, en zij brachten in, en wierpen 21425 2Kro 24:10 | volk, en zij brachten in, en wierpen in de kist, totdat 21426 2Kro 24:11 | der Levieten, inbracht, en als zij zagen, dat er veel 21427 2Kro 24:11 | schrijver des konings kwam, en de bestelde van de hoofdpriester, 21428 2Kro 24:11 | bestelde van de hoofdpriester, en de kist ledig maakten, en 21429 2Kro 24:11 | en de kist ledig maakten, en die opnamen, en die wederbrachten 21430 2Kro 24:11 | maakten, en die opnamen, en die wederbrachten aan haar 21431 2Kro 24:11 | deden zij van dag tot dag, en verzamelden geld in menigte; ~ 21432 2Kro 24:12 | 12 Hetwelk de koning en Jojada gaven aan dengenen, 21433 2Kro 24:12 | huis des HEEREN verzorgden; en zij huurden houwers en timmerlieden, 21434 2Kro 24:12 | en zij huurden houwers en timmerlieden, om het huis 21435 2Kro 24:12 | ook werkmeesters in ijzer en koper, om het huis des HEEREN 21436 2Kro 24:13 | werks door hun hand toenam; en zij herstelden het huis 21437 2Kro 24:13 | Gods in zijn gestaltenis, en maakten het vast. ~ 21438 2Kro 24:14 | brachten zij voor den koning en Jojada het overige des gelds, 21439 2Kro 24:14 | HEEREN, vaten om te dienen en te offeren, en rookschalen, 21440 2Kro 24:14 | te dienen en te offeren, en rookschalen, en gouden en 21441 2Kro 24:14 | offeren, en rookschalen, en gouden en zilveren vaten; 21442 2Kro 24:14 | en rookschalen, en gouden en zilveren vaten; en zij offerden 21443 2Kro 24:14 | gouden en zilveren vaten; en zij offerden geduriglijk 21444 2Kro 24:15 | 15 En Jojada werd oud en zat van 21445 2Kro 24:15 | 15 En Jojada werd oud en zat van dagen, en stierf; 21446 2Kro 24:15 | werd oud en zat van dagen, en stierf; hij was honderd 21447 2Kro 24:15 | stierf; hij was honderd en dertig jaren oud, toen hij 21448 2Kro 24:16 | 16 En zij begroeven hem in de 21449 2Kro 24:16 | in Israel, beide aan God en zijn huize. ~ 21450 2Kro 24:17 | kwamen de vorsten van Juda, en bogen zich neder voor den 21451 2Kro 24:18 | des Gods hunner vaderen, en dienden de bossen en de 21452 2Kro 24:18 | vaderen, en dienden de bossen en de afgoden; toen was een 21453 2Kro 24:18 | grote toornigheid over Juda en Jeruzalem, om deze hun schuld. ~ 21454 2Kro 24:20 | 20 En de Geest Gods toog Zacharia 21455 2Kro 24:20 | die boven het volk stond, en hij zeide tot hen: Zo zegt 21456 2Kro 24:21 | 21 En zij maakten een verbintenis 21457 2Kro 24:21 | een verbintenis tegen hem, en stenigden hem met stenen 21458 2Kro 24:22 | zeide: De HEERE zal het zien en zoeken! ~ 21459 2Kro 24:23 | Syrie tegen hem optoog, en zij kwamen tot Juda en Jeruzalem, 21460 2Kro 24:23 | en zij kwamen tot Juda en Jeruzalem, en verdierven 21461 2Kro 24:23 | kwamen tot Juda en Jeruzalem, en verdierven uit het volk 21462 2Kro 24:23 | al de vorsten des volks; en zij zonden al hun roof tot 21463 2Kro 24:25 | 25 En toen zij van hem getogen 21464 2Kro 24:25 | een verbintenis tegen hem, en zij sloegen hem dood op 21465 2Kro 24:25 | zijn bed, dat hij stierf; en zij begroeven hem in de 21466 2Kro 24:26 | Simeath, de Ammonietische, en Jozabad, de zoon van Simrith, 21467 2Kro 24:27 | Aangaande nu zijn zonen, en de grootheid van den last, 21468 2Kro 24:27 | den last, hem opgelegd, en het gebouw van het huis 21469 2Kro 24:27 | van het boek der koningen; en zijn zoon Amazia werd koning 21470 2Kro 25:1 | 1 Amazia, vijf en twintig jaren oud zijnde, 21471 2Kro 25:1 | oud zijnde, werd koning, en regeerde negen en twintig 21472 2Kro 25:1 | koning, en regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; 21473 2Kro 25:1 | twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was 21474 2Kro 25:2 | 2 En hij deed dat recht was in 21475 2Kro 25:4 | sterven om de kinderen, en de kinderen zullen niet 21476 2Kro 25:5 | 5 En Amazia vergaderde Juda, 21477 2Kro 25:5 | Amazia vergaderde Juda, en stelde hen, naar de huizen 21478 2Kro 25:5 | tot oversten van duizenden en tot oversten van honderden, 21479 2Kro 25:5 | honderden, door gans Juda en Benjamin; en hij monsterde 21480 2Kro 25:5 | door gans Juda en Benjamin; en hij monsterde hen, van twintig 21481 2Kro 25:5 | hen, van twintig jaren oud en daarboven, en vond hen driehonderd 21482 2Kro 25:5 | jaren oud en daarboven, en vond hen driehonderd duizend 21483 2Kro 25:5 | heire, handelende spies en rondas. ~ 21484 2Kro 25:8 | is kracht, om te helpen en om te doen vallen. ~ 21485 2Kro 25:9 | 9 En Amazia zeide tot den man 21486 2Kro 25:9 | van Israel gegeven heb? En de man Gods zeide: De HEERE 21487 2Kro 25:10 | hun toorn zeer tegen Juda, en zij keerden weder tot hun 21488 2Kro 25:11 | Amazia nu sterkte zich, en leidde zijn volk uit, en 21489 2Kro 25:11 | en leidde zijn volk uit, en toog in het Zoutdal, en 21490 2Kro 25:11 | en toog in het Zoutdal, en sloeg van de kinderen van 21491 2Kro 25:12 | Juda tien duizend levend, en brachten ze op de hoogte 21492 2Kro 25:12 | de hoogte der steenrots, en stieten hen van de spits 21493 2Kro 25:13 | Samaria af tot Beth-horon toe, en sloegen van hen drie duizend, 21494 2Kro 25:13 | sloegen van hen drie duizend, en roofden veel roofs. ~ 21495 2Kro 25:14 | der Edomieten gekomen was, en dat hij de goden der kinderen 21496 2Kro 25:14 | die zich tot goden stelde, en zich voor dezelve neder 21497 2Kro 25:14 | voor dezelve neder boog en dien rookte. ~ 21498 2Kro 25:15 | des HEEREN tegen Amazia; en Hij zond tot hem een profeet, 21499 2Kro 25:16 | 16 En het geschiedde, als hij 21500 2Kro 25:16 | Toen hield de profeet op, en zeide: Ik merk, dat God


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License