1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
21001 2Kro 17:6 | weg de stenen van Rama, en het hout daarvan, waarmede
21002 2Kro 17:6 | waarmede Baesa gebouwd had; en hij bouwde daarmede Geba
21003 2Kro 17:6 | hij bouwde daarmede Geba en Mizpa. ~
21004 2Kro 17:7 | 7 En in denzelfden tijd kwam
21005 2Kro 17:7 | Asa, den koning van Juda, en hij zeide tot hem: Omdat
21006 2Kro 17:7 | op den koning van Syrie, en niet gesteund hebt op den
21007 2Kro 17:8 | 8 Waren niet de Moren en de Libiers een groot heir
21008 2Kro 17:8 | heir met zeer veel wagenen en ruiteren? Toen gij nochtans
21009 2Kro 17:10 | toornig tegen den ziener, en leidde hem in het gevangenhuis;
21010 2Kro 17:11 | 11 En ziet, de geschiedenissen
21011 2Kro 17:11 | boek der koningen van Juda en Israel.
21012 2Kro 17:12 | Asa nu werd, in het negen en dertigste jaar van zijn
21013 2Kro 17:13 | ontsliep Asa met zijn vaderen; en hij stierf in het een en
21014 2Kro 17:13 | en hij stierf in het een en veertigste jaar zijner regering. ~
21015 2Kro 17:14 | 14 En zij begroeven hem in zijn
21016 2Kro 17:14 | gegraven had in de stad Davids, en legden hem op het bed, hetwelk
21017 2Kro 17:14 | gevuld had met specerijen, en dat van verscheidene soorten,
21018 2Kro 17:14 | apothekerskunst toebereid; en zij brandden over hem een
21019 2Kro 18:1 | 1 En zijn zoon Josafat werd koning
21020 2Kro 18:1 | werd koning in zijn plaats, en hij sterkte zich tegen Israel. ~
21021 2Kro 18:2 | 2 En hij legde krijgsvolk in
21022 2Kro 18:2 | alle vaste steden van Juda, en legde bezettingen in het
21023 2Kro 18:2 | bezettingen in het land van Juda, en in de steden van Efraim,
21024 2Kro 18:3 | 3 En de HEERE was met Josafat;
21025 2Kro 18:3 | wegen zijns vaders Davids, en zocht de Baals niet. ~
21026 2Kro 18:4 | zocht den God zijns vaders, en wandelde in Zijn geboden,
21027 2Kro 18:4 | wandelde in Zijn geboden, en niet naar het doen van Israel. ~
21028 2Kro 18:5 | 5 En de HEERE bevestigde het
21029 2Kro 18:5 | koninkrijk in zijn hand, en gans Juda gaf Josafat geschenken;
21030 2Kro 18:5 | gaf Josafat geschenken; en hij had rijkdom en eer in
21031 2Kro 18:5 | geschenken; en hij had rijkdom en eer in menigte. ~
21032 2Kro 18:6 | 6 En zijn hart verhief zich in
21033 2Kro 18:6 | in de wegen des HEEREN; en hij nam verder de hoogten
21034 2Kro 18:6 | hij nam verder de hoogten en de bossen uit Juda weg. ~
21035 2Kro 18:7 | vorsten, tot Ben-chail, en tot Obadja, en tot Zecharja,
21036 2Kro 18:7 | Ben-chail, en tot Obadja, en tot Zecharja, en tot Nathaneel,
21037 2Kro 18:7 | Obadja, en tot Zecharja, en tot Nathaneel, en tot Michaja,
21038 2Kro 18:7 | Zecharja, en tot Nathaneel, en tot Michaja, opdat men zou
21039 2Kro 18:8 | 8 En met hen de Levieten, Semaja
21040 2Kro 18:8 | hen de Levieten, Semaja en Nethanja, en Zebadja, en
21041 2Kro 18:8 | Levieten, Semaja en Nethanja, en Zebadja, en Asael, en Semiramoth,
21042 2Kro 18:8 | en Nethanja, en Zebadja, en Asael, en Semiramoth, en
21043 2Kro 18:8 | Nethanja, en Zebadja, en Asael, en Semiramoth, en Jonathan,
21044 2Kro 18:8 | en Asael, en Semiramoth, en Jonathan, en Adonia, en
21045 2Kro 18:8 | Semiramoth, en Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-Adonia
21046 2Kro 18:8 | en Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-Adonia de
21047 2Kro 18:8 | Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-Adonia de Levieten,
21048 2Kro 18:8 | Tob-Adonia de Levieten, en met hen de priesters Elisama
21049 2Kro 18:8 | hen de priesters Elisama en Joram. ~
21050 2Kro 18:9 | 9 En zij leerden in Juda, en
21051 2Kro 18:9 | En zij leerden in Juda, en het wetboek des HEEREN was
21052 2Kro 18:9 | des HEEREN was bij hen; en zij gingen rondom in alle
21053 2Kro 18:9 | in alle steden van Juda, en leerden onder het volk. ~
21054 2Kro 18:10 | 10 En een verschrikking des HEEREN
21055 2Kro 18:11 | 11 En van de Filistijnen brachten
21056 2Kro 18:11 | klein vee, zeven duizend en zevenhonderd rammen, en
21057 2Kro 18:11 | en zevenhonderd rammen, en zeven duizend en zevenhonderd
21058 2Kro 18:11 | rammen, en zeven duizend en zevenhonderd bokken. ~
21059 2Kro 18:12 | 12 Alzo nam Josafat toe, en werd ten hoogste groot;
21060 2Kro 18:12 | bouwde hij in Juda burchten en schatsteden. ~
21061 2Kro 18:13 | 13 En hij had veel werks in de
21062 2Kro 18:13 | werks in de steden van Juda, en krijgslieden, kloeke helden
21063 2Kro 18:14 | duizenden: Adna de overste, en met hem waren driehonderd
21064 2Kro 18:15 | was de overste Johanan; en met hem waren tweehonderd
21065 2Kro 18:16 | 16 En naast hem was Amasia, de
21066 2Kro 18:16 | den HEERE overgegeven had; en met hem waren tweehonderd
21067 2Kro 18:17 | 17 En uit Benjamin was Eljada,
21068 2Kro 18:17 | Eljada, een kloek held; en met hem tweehonderd duizend,
21069 2Kro 18:17 | tweehonderd duizend, die met boog en schild gewapend waren. ~
21070 2Kro 18:18 | 18 En naast hem was Jozabad; en
21071 2Kro 18:18 | En naast hem was Jozabad; en met hem waren honderd en
21072 2Kro 18:18 | en met hem waren honderd en tachtig duizend, ten krijge
21073 2Kro 19:1 | 1 Josafat nu had rijkdom en eer in overvloed; en hij
21074 2Kro 19:1 | rijkdom en eer in overvloed; en hij verzwagerde zich aan
21075 2Kro 19:2 | 2 En ten einde van enige jaren
21076 2Kro 19:2 | tot Achab naar Samaria; en Achab slachtte schapen en
21077 2Kro 19:2 | en Achab slachtte schapen en runderen voor hem in menigte,
21078 2Kro 19:2 | runderen voor hem in menigte, en voor het volk, dat met hem
21079 2Kro 19:2 | het volk, dat met hem was; en hij porde hem aan, om op
21080 2Kro 19:3 | gaan naar Ramoth in Gilead? En hij zeide tot hem: Zo zal
21081 2Kro 19:3 | ik zijn, gelijk gij zijt, en gelijk uw volk is, zal mijn
21082 2Kro 19:3 | is, zal mijn volk zijn, en wij zullen met u zijn in
21083 2Kro 19:5 | profeten, vierhonderd mannen, en hij zeide tot hen: Zullen
21084 2Kro 19:5 | of zal ik het nalaten? En zij zeiden: Trek op, want
21085 2Kro 19:7 | Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide: de koning
21086 2Kro 19:8 | van Israel een kamerling, en hij zeide: Haal haastelijk
21087 2Kro 19:9 | De koning van Israel nu en Josafat, de koning van Juda,
21088 2Kro 19:9 | bekleed met hun klederen, en zij zaten op het plein,
21089 2Kro 19:9 | deur der poort van Samaria; en al de profeten profeteerden
21090 2Kro 19:10 | 10 En Zedekia, de zoon van Kenaana,
21091 2Kro 19:10 | ijzeren hoornen gemaakt, en hij zeide: Zo zegt de HEERE:
21092 2Kro 19:11 | 11 En al de profeten profeteerden
21093 2Kro 19:11 | op naar Ramoth in Gilead, en gij zult voorspoedig zijn,
21094 2Kro 19:12 | gelijk als van een uit hen, en spreek het goede. ~
21095 2Kro 19:14 | of zal ik het nalaten? En hij zeide: Trekt op, en
21096 2Kro 19:14 | En hij zeide: Trekt op, en gijlieden zult voorspoedig
21097 2Kro 19:15 | 15 En de koning zeide tot hem:
21098 2Kro 19:16 | 16 En hij zeide: Ik zag het ganse
21099 2Kro 19:16 | die geen herder hebben; en de HEERE zeide: Dezen hebben
21100 2Kro 19:18 | zittende op Zijn troon, en al het hemelse heir, staande
21101 2Kro 19:18 | staande aan Zijn rechter hand en Zijn linkerhand. ~
21102 2Kro 19:19 | 19 En de HEERE zeide: Wie zal
21103 2Kro 19:19 | overreden, dat hij optrekke, en valle te Ramoth in Gilead?
21104 2Kro 19:19 | zeide Hij: Deze zegt aldus, en die zegt alzo. ~
21105 2Kro 19:20 | Toen kwam een geest voort, en stond voor het aangezicht
21106 2Kro 19:20 | het aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik zal hem overreden.
21107 2Kro 19:20 | zeide: Ik zal hem overreden. En de HEERE zeide tot hem:
21108 2Kro 19:21 | 21 En Hij zeide: Ik zal uitgaan,
21109 2Kro 19:21 | Hij zeide: Ik zal uitgaan, en een leugengeest zijn in
21110 2Kro 19:21 | mond van al zijn profeten. En Hij zeide: Gij zult overreden,
21111 2Kro 19:21 | zeide: Gij zult overreden, en zult ook vermogen; ga uit,
21112 2Kro 19:21 | zult ook vermogen; ga uit, en doe alzo. ~
21113 2Kro 19:22 | deze uw profeten gegeven, en de HEERE heeft kwaad over
21114 2Kro 19:23 | de zoon van Kenaana, toe, en sloeg Micha op het kinnebakken,
21115 2Kro 19:23 | Micha op het kinnebakken, en hij zeide: Door wat weg
21116 2Kro 19:24 | 24 En Micha zeide: Zie, gij zult
21117 2Kro 19:25 | Israel nu zeide: Neemt Micha, en brengt hem weder tot Amon,
21118 2Kro 19:25 | Amon, den overste der stad, en tot Joas, den zoon des konings; ~
21119 2Kro 19:26 | 26 En gijlieden zult zeggen: Zo
21120 2Kro 19:26 | dezen in het gevangenhuis, en spijst hem met brood der
21121 2Kro 19:26 | met brood der bedruktheid, en met water der bedruktheid,
21122 2Kro 19:27 | 27 En Micha zeide: Indien gij
21123 2Kro 19:28 | toog de koning van Israel, en Josafat, de koning van Juda,
21124 2Kro 19:29 | 29 En de koning van Israel zeide
21125 2Kro 19:29 | zich de koning van Israel, en zij kwamen in den strijd. ~
21126 2Kro 19:31 | is de koning van Israel; en zij togen rondom hem, om
21127 2Kro 19:31 | strijden; maar Josafat riep, en de HEERE hielp hem, en God
21128 2Kro 19:31 | en de HEERE hielp hem, en God wendde hen van hem af. ~
21129 2Kro 19:33 | boog in zijn eenvoudigheid, en schoot den koning van Israel
21130 2Kro 19:33 | Israel tussen de gespen en tussen het pantsier. Toen
21131 2Kro 19:33 | den voerman: Keer uw hand en voer mij uit het leger,
21132 2Kro 19:34 | 34 En de strijd nam op dien dag
21133 2Kro 19:34 | strijd nam op dien dag toe, en de koning van Israel deed
21134 2Kro 19:34 | Syriers, tot den avond toe; en hij stierf ter tijd, als
21135 2Kro 20:1 | 1 En Josafat, de koning van Juda,
21136 2Kro 20:2 | 2 En Jehu, de zoon van Hanani,
21137 2Kro 20:2 | ziener, ging uit, hem tegen, en zeide tot den koning Josafat:
21138 2Kro 20:2 | gij den goddeloze helpen, en die den HEERE haten, liefhebben?
21139 2Kro 20:3 | uit het land weggedaan, en uw hart gericht om God te
21140 2Kro 20:4 | nu woonde in Jeruzalem; en hij toog wederom uit door
21141 2Kro 20:4 | gebergte van Efraim toe, en deed hen wederkeren tot
21142 2Kro 20:5 | 5 En hij stelde richters in het
21143 2Kro 20:6 | 6 En hij zeide tot de richters:
21144 2Kro 20:6 | den mens, maar den HEERE; en Hij is bij u in de zaak
21145 2Kro 20:7 | op ulieden; neemt waar, en doet het; want bij den HEERE,
21146 2Kro 20:8 | Jeruzalem enige van de Levieten, en van de priesteren, en van
21147 2Kro 20:8 | Levieten, en van de priesteren, en van de hoofden der vaderen
21148 2Kro 20:8 | het gericht des HEEREN, en over rechtsgeschillen, als
21149 2Kro 20:9 | 9 En hij gebood hun, zeggende:
21150 2Kro 20:9 | HEEREN, met getrouwheid en met een volkomen hart. ~
21151 2Kro 20:10 | 10 En in alle geschil, hetwelk
21152 2Kro 20:10 | zal komen, tussen bloed en bloed, tussen wet en gebod,
21153 2Kro 20:10 | bloed en bloed, tussen wet en gebod, en inzettingen en
21154 2Kro 20:10 | bloed, tussen wet en gebod, en inzettingen en rechten,
21155 2Kro 20:10 | en gebod, en inzettingen en rechten, zo vermaant hen,
21156 2Kro 20:10 | schuldig worden aan den HEERE, en een grote toornigheid over
21157 2Kro 20:10 | grote toornigheid over u en over uw broederen zij; doet
21158 2Kro 20:10 | broederen zij; doet alzo, en gij zult niet schuldig worden. ~
21159 2Kro 20:11 | 11 En ziet, Amarja, den hoofdpriester,
21160 2Kro 20:11 | in alle zaak des HEEREN; en Zebadja, de zoon van Ismael,
21161 2Kro 20:11 | aangezicht; weest sterk en doet het, en de HEERE zal
21162 2Kro 20:11 | weest sterk en doet het, en de HEERE zal met den goede
21163 2Kro 21:1 | dat de kinderen Moabs, en de kinderen Ammons, en het
21164 2Kro 21:1 | en de kinderen Ammons, en het hen anderen benevens
21165 2Kro 21:2 | zijde der zee, uit Syrie, en zie, zij zijn te Hazezon-Thamar,
21166 2Kro 21:3 | 3 Josafat nu vreesde, en stelde zijn aangezicht,
21167 2Kro 21:3 | om den HEERE te zoeken; en hij riep een vasten uit
21168 2Kro 21:4 | 4 En Juda werd vergaderd, om
21169 2Kro 21:5 | 5 En Josafat stond in de gemeente
21170 2Kro 21:5 | in de gemeente van Juda en Jeruzalem, in het huis des
21171 2Kro 21:6 | 6 En hij zeide: O, HEERE, God
21172 2Kro 21:6 | koninkrijken der heidenen; en in Uw hand is kracht en
21173 2Kro 21:6 | en in Uw hand is kracht en sterkte, zodat niemand zich
21174 2Kro 21:7 | Uw volk Israel verdreven, en dat aan het zaad van Abraham,
21175 2Kro 21:8 | nu hebben daarin gewoond, en zij hebben U daarin een
21176 2Kro 21:9 | wij zullen voor dit huis, en voor Uw aangezicht staan,
21177 2Kro 21:9 | Uw Naam in dit huis is; en wij zullen uit onze benauwdheid
21178 2Kro 21:9 | benauwdheid tot U roepen, en Gij zult verhoren en verlossen. ~
21179 2Kro 21:9 | roepen, en Gij zult verhoren en verlossen. ~
21180 2Kro 21:10 | 10 En nu, zie de kinderen Ammons,
21181 2Kro 21:10 | zie de kinderen Ammons, en Moab, en die van het gebergte
21182 2Kro 21:10 | kinderen Ammons, en Moab, en die van het gebergte Seir,
21183 2Kro 21:10 | maar zij weken van hen, en verdelgden hen niet; ~
21184 2Kro 21:12 | menigte, die tegen ons komt, en wij weten niet, wat wij
21185 2Kro 21:13 | 13 En gans Juda stond voor het
21186 2Kro 21:13 | kinderkens, hun vrouwen en hun zonen. ~
21187 2Kro 21:15 | 15 En hij zeide: Merkt op, geheel
21188 2Kro 21:15 | Merkt op, geheel Juda, en gij, inwoners van Jeruzalem,
21189 2Kro 21:15 | inwoners van Jeruzalem, en gij, koning Josafat! Alzo
21190 2Kro 21:15 | Vreest gijlieden niet, en wordt niet ontzet vanwege
21191 2Kro 21:16 | bij den opgang van Ziz; en gij zult hen vinden in het
21192 2Kro 21:17 | hebben; stelt uzelven, staat en ziet het heil des HEEREN
21193 2Kro 21:17 | des HEEREN met u, o Juda en Jeruzalem! Vreest niet,
21194 2Kro 21:17 | Jeruzalem! Vreest niet, en ontzet u niet, gaat morgen
21195 2Kro 21:18 | het aangezicht ter aarde; en gans Juda en de inwoners
21196 2Kro 21:18 | ter aarde; en gans Juda en de inwoners van Jeruzalem
21197 2Kro 21:19 | 19 En de Levieten uit de kinderen
21198 2Kro 21:19 | kinderen der Kahathieten, en uit de kinderen der Korahieten,
21199 2Kro 21:20 | 20 En zij maakten zich des morgens
21200 2Kro 21:20 | zich des morgens vroeg op, en togen uit naar de woestijn
21201 2Kro 21:20 | de woestijn van Thekoa; en als zij uittogen, stond
21202 2Kro 21:20 | uittogen, stond Josafat en zeide: Hoort mij, o Juda,
21203 2Kro 21:20 | zeide: Hoort mij, o Juda, en gij, inwoners van Jeruzalem!
21204 2Kro 21:20 | gelooft aan Zijn profeten, en gij zult voorspoedig zijn. ~
21205 2Kro 21:21 | beraadslaagde zich met het volk, en hij stelde den HEERE zangers,
21206 2Kro 21:21 | de toegerusten uitgaande en zeggende: Looft den HEERE,
21207 2Kro 21:22 | aanhieven met een vreugdegeroep en lofzang, stelde de HEERE
21208 2Kro 21:22 | de kinderen Ammons, Moab, en die van het gebergte Seir,
21209 2Kro 21:22 | tegen Juda gekomen waren; en zij werden geslagen. ~
21210 2Kro 21:23 | Want de kinderen Ammons en Moab stonden op tegen de
21211 2Kro 21:23 | gebergte Seir, om te verbannen en te verdelgen; en als zij
21212 2Kro 21:23 | verbannen en te verdelgen; en als zij met de inwoners
21213 2Kro 21:24 | zij zich naar de menigte; en ziet, het waren dode lichamen,
21214 2Kro 21:24 | lichamen, liggende op de aarde, en niemand was ontkomen. ~
21215 2Kro 21:25 | 25 Josafat nu en zijn volk kwamen, om hun
21216 2Kro 21:25 | kwamen, om hun buit te roven, en zij vonden bij hen in menigte,
21217 2Kro 21:25 | hen in menigte, zowel have en dode lichamen, als kostelijk
21218 2Kro 21:25 | als kostelijk gereedschap, en namen voor zich weg, totdat
21219 2Kro 21:25 | niet meer dragen konden; en zij roofden den buit drie
21220 2Kro 21:26 | 26 En op den vierden dag vergaderden
21221 2Kro 21:27 | keerden alle mannen van Juda en Jeruzalem weder, en Josafat
21222 2Kro 21:27 | Juda en Jeruzalem weder, en Josafat in de voorspitse
21223 2Kro 21:28 | 28 En zij kwamen te Jeruzalem,
21224 2Kro 21:28 | te Jeruzalem, met luiten, en met harpen, en met trompetten,
21225 2Kro 21:28 | met luiten, en met harpen, en met trompetten, tot het
21226 2Kro 21:29 | 29 En er werd een verschrikking
21227 2Kro 21:30 | koninkrijk van Josafat stil; en zijn God gaf hem rust rondom
21228 2Kro 21:31 | over Juda; hij was vijf en dertig jaren oud, als hij
21229 2Kro 21:31 | oud, als hij koning werd, en hij regeerde vijf en twintig
21230 2Kro 21:31 | werd, en hij regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem;
21231 2Kro 21:31 | twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was
21232 2Kro 21:32 | 32 En hij wandelde in den weg
21233 2Kro 21:32 | weg van zijn vader Asa, en hij week daarvan niet af,
21234 2Kro 21:34 | geschiedenissen van Josafat, de eerste en de laatste, ziet, die zijn
21235 2Kro 21:36 | 36 En hij vergezelschapte zich
21236 2Kro 21:36 | om naar Tharsis te gaan; en zij maakten de schepen te
21237 2Kro 22:1 | Josafat met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen
21238 2Kro 22:1 | vaderen in de stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning
21239 2Kro 22:2 | 2 En hij had broederen, Josafats
21240 2Kro 22:2 | Josafats zonen, Azarja, en Jehiel, en Zecharja, en
21241 2Kro 22:2 | zonen, Azarja, en Jehiel, en Zecharja, en Azarjahu, en
21242 2Kro 22:2 | en Jehiel, en Zecharja, en Azarjahu, en Michael, en
21243 2Kro 22:2 | en Zecharja, en Azarjahu, en Michael, en Sefatja; deze
21244 2Kro 22:2 | en Azarjahu, en Michael, en Sefatja; deze allen waren
21245 2Kro 22:3 | 3 En hun vader had hun vele gaven
21246 2Kro 22:3 | gaven gegeven van zilver, en van goud, en van kostelijkheden,
21247 2Kro 22:3 | van zilver, en van goud, en van kostelijkheden, met
21248 2Kro 22:4 | zijns vaders opgekomen was, en zich versterkt had, zo doodde
21249 2Kro 22:5 | 5 Twee en dertig jaar was Joram oud,
21250 2Kro 22:5 | oud, toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren
21251 2Kro 22:6 | 6 En hij wandelde in de weg der
21252 2Kro 22:6 | van Achab tot een vrouw; en hij deed dat kwaad was in
21253 2Kro 22:7 | Hij met David gemaakt had; en gelijk als Hij gezegd had,
21254 2Kro 22:7 | als Hij gezegd had, hem en zijn zonen te allen dage
21255 2Kro 22:8 | onder het gebied van Juda, en zij maakten over zich een
21256 2Kro 22:9 | voort met zijn oversten, en al de wagenen met hem; en
21257 2Kro 22:9 | en al de wagenen met hem; en hij maakte zich des nachts
21258 2Kro 22:9 | maakte zich des nachts op, en sloeg de Edomieten, die
21259 2Kro 22:9 | Edomieten, die rondom hem waren, en de oversten der wagenen. ~
21260 2Kro 22:11 | hoogten op de bergen van Juda; en hij deed de inwoners van
21261 2Kro 22:12 | wegen van uw vader Josafat, en in de wegen van Asa, den
21262 2Kro 22:13 | der koningen van Israel, en hebt Juda en de inwoners
21263 2Kro 22:13 | van Israel, en hebt Juda en de inwoners van Jeruzalem
21264 2Kro 22:13 | van het huis van Achab; en ook uw broederen, van uws
21265 2Kro 22:14 | grote plage aan uw volk, en aan uw kinderen, en aan
21266 2Kro 22:14 | volk, en aan uw kinderen, en aan uw vrouwen, en aan al
21267 2Kro 22:14 | kinderen, en aan uw vrouwen, en aan al uw have. ~
21268 2Kro 22:16 | den geest der Filistijnen en der Arabieren, die aan de
21269 2Kro 22:17 | 17 Die togen op in Juda, en braken daarin, en voerden
21270 2Kro 22:17 | Juda, en braken daarin, en voerden alle have weg, die
21271 2Kro 22:17 | zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen; zodat hem
21272 2Kro 22:18 | 18 En na dit alles plaagde hem
21273 2Kro 22:19 | stierf van boze krankheden; en zijn volk maakte hem gene
21274 2Kro 22:20 | 20 Hij was twee en dertig jaren oud, als hij
21275 2Kro 22:20 | oud, als hij koning werd, en regeerde acht jaren te Jeruzalem;
21276 2Kro 22:20 | acht jaren te Jeruzalem; en hij ging henen zonder begeerd
21277 2Kro 22:20 | zonder begeerd te zijn; en zij begroeven hem in de
21278 2Kro 22:21 | Josafat met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen
21279 2Kro 22:21 | vaderen in de stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning
21280 2Kro 22:22 | 2 En hij had broederen, Josafats
21281 2Kro 22:22 | Josafats zonen, Azarja, en Jehiel, en Zecharja, en
21282 2Kro 22:22 | zonen, Azarja, en Jehiel, en Zecharja, en Azarjahu, en
21283 2Kro 22:22 | en Jehiel, en Zecharja, en Azarjahu, en Michael, en
21284 2Kro 22:22 | en Zecharja, en Azarjahu, en Michael, en Sefatja; deze
21285 2Kro 22:22 | en Azarjahu, en Michael, en Sefatja; deze allen waren
21286 2Kro 22:23 | 3 En hun vader had hun vele gaven
21287 2Kro 22:23 | gaven gegeven van zilver, en van goud, en van kostelijkheden,
21288 2Kro 22:23 | van zilver, en van goud, en van kostelijkheden, met
21289 2Kro 22:24 | zijns vaders opgekomen was, en zich versterkt had, zo doodde
21290 2Kro 22:25 | 5 Twee en dertig jaar was Joram oud,
21291 2Kro 22:25 | oud, toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren
21292 2Kro 22:26 | 6 En hij wandelde in de weg der
21293 2Kro 22:26 | van Achab tot een vrouw; en hij deed dat kwaad was in
21294 2Kro 22:27 | Hij met David gemaakt had; en gelijk als Hij gezegd had,
21295 2Kro 22:27 | als Hij gezegd had, hem en zijn zonen te allen dage
21296 2Kro 22:28 | onder het gebied van Juda, en zij maakten over zich een
21297 2Kro 22:29 | voort met zijn oversten, en al de wagenen met hem; en
21298 2Kro 22:29 | en al de wagenen met hem; en hij maakte zich des nachts
21299 2Kro 22:29 | maakte zich des nachts op, en sloeg de Edomieten, die
21300 2Kro 22:29 | Edomieten, die rondom hem waren, en de oversten der wagenen. ~
21301 2Kro 22:31 | hoogten op de bergen van Juda; en hij deed de inwoners van
21302 2Kro 22:32 | wegen van uw vader Josafat, en in de wegen van Asa, den
21303 2Kro 22:33 | der koningen van Israel, en hebt Juda en de inwoners
21304 2Kro 22:33 | van Israel, en hebt Juda en de inwoners van Jeruzalem
21305 2Kro 22:33 | van het huis van Achab; en ook uw broederen, van uws
21306 2Kro 22:34 | grote plage aan uw volk, en aan uw kinderen, en aan
21307 2Kro 22:34 | volk, en aan uw kinderen, en aan uw vrouwen, en aan al
21308 2Kro 22:34 | kinderen, en aan uw vrouwen, en aan al uw have. ~
21309 2Kro 22:36 | den geest der Filistijnen en der Arabieren, die aan de
21310 2Kro 22:37 | 17 Die togen op in Juda, en braken daarin, en voerden
21311 2Kro 22:37 | Juda, en braken daarin, en voerden alle have weg, die
21312 2Kro 22:37 | zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen; zodat hem
21313 2Kro 22:38 | 18 En na dit alles plaagde hem
21314 2Kro 22:39 | stierf van boze krankheden; en zijn volk maakte hem gene
21315 2Kro 22:40 | 20 Hij was twee en dertig jaren oud, als hij
21316 2Kro 22:40 | oud, als hij koning werd, en regeerde acht jaren te Jeruzalem;
21317 2Kro 22:40 | acht jaren te Jeruzalem; en hij ging henen zonder begeerd
21318 2Kro 22:40 | zonder begeerd te zijn; en zij begroeven hem in de
21319 2Kro 23:1 | 1 En de inwoners van Jeruzalem
21320 2Kro 23:2 | 2 Twee en veertig jaar was Ahazia
21321 2Kro 23:2 | oud, toen hij koning werd, en hij regeerde een jaar te
21322 2Kro 23:2 | regeerde een jaar te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was
21323 2Kro 23:4 | 4 En hij deed dat kwaad was in
21324 2Kro 23:5 | wandelde ook in hun raad, en toog henen met Joram, den
21325 2Kro 23:5 | Syrie, bij Ramoth in Gilead; en de Syriers sloegen Joram. ~
21326 2Kro 23:6 | 6 En hij keerde weder om zich
21327 2Kro 23:6 | Hazael, den koning van Syrie; en Azarja, de zoon van Joram,
21328 2Kro 23:8 | hij de vorsten van Juda en de zonen der broederen van
21329 2Kro 23:8 | die Ahazia dienden, vond, en die doodde. ~
21330 2Kro 23:9 | Daarna zocht hij Ahazia, en zij kregen hem (want hij
21331 2Kro 23:9 | was verstoken in Samaria), en zij brachten hem tot Jehu,
21332 2Kro 23:9 | zij brachten hem tot Jehu, en zij doodden hem, en begroeven
21333 2Kro 23:9 | Jehu, en zij doodden hem, en begroeven hem; want zij
21334 2Kro 23:10 | zo maakte zij zich op, en bracht al het koninklijke
21335 2Kro 23:11 | Joas, den zoon van Ahazia, en stal hem uit het midden
21336 2Kro 23:11 | zonen, die gedood werden, en zette hem en zijn voedster
21337 2Kro 23:11 | gedood werden, en zette hem en zijn voedster in een slaapkamer;
21338 2Kro 23:12 | 12 En hij was bij hen verstoken
21339 2Kro 23:12 | het huis Gods zes jaren; en Athalia regeerde over het
21340 2Kro 23:14 | versterkte zich Jojada, en nam de oversten der honderden,
21341 2Kro 23:14 | Azarja, den zoon van Jeroham en Ismael, den zoon van Johanan,
21342 2Kro 23:14 | Ismael, den zoon van Johanan, en Azarja, den zoon van Obed,
21343 2Kro 23:14 | Azarja, den zoon van Obed, en Maaseja, den zoon van Adaja
21344 2Kro 23:14 | Maaseja, den zoon van Adaja en Elisafat, den zoon van Zichri,
21345 2Kro 23:15 | 2 Die togen om in Juda, en vergaderden de Levieten
21346 2Kro 23:15 | uit alle steden van Juda, en de hoofden der vaderen van
21347 2Kro 23:15 | der vaderen van Israel, en zij kwamen naar Jeruzalem. ~
21348 2Kro 23:16 | 3 En die ganse gemeente maakte
21349 2Kro 23:16 | huis Gods, met den koning; en hij zeide tot hen: Ziet,
21350 2Kro 23:17 | ingaan, van de priesteren en van de Levieten, zullen
21351 2Kro 23:18 | 5 En een derde deel zal zijn
21352 2Kro 23:18 | aan het huis des konings; en een derde deel aan de Fondamentpoort;
21353 2Kro 23:18 | deel aan de Fondamentpoort; en al het volk zal in de voorhoven
21354 2Kro 23:19 | HEEREN, dan de priesteren en de Levieten, die dienen;
21355 2Kro 23:20 | zijn wapenen in zijn hand; en die tot het huis inkomt,
21356 2Kro 23:20 | den koning, als hij inkomt en uitgaat. ~
21357 2Kro 23:21 | 8 En de Levieten en gans Juda
21358 2Kro 23:21 | 8 En de Levieten en gans Juda deden naar alles,
21359 2Kro 23:21 | priester Jojada geboden had; en zij namen een ieder zijn
21360 2Kro 23:22 | der honderden de spiesen, en de rondassen, en de schilden,
21361 2Kro 23:22 | spiesen, en de rondassen, en de schilden, die van den
21362 2Kro 23:23 | 10 En hij stelde al het volk,
21363 2Kro 23:23 | hij stelde al het volk, en een ieder met zijn geweer
21364 2Kro 23:23 | het huis, naar het altaar, en naar het huis, bij den koning
21365 2Kro 23:24 | zij des Konings zoon voor, en zetten hem de kroon op,
21366 2Kro 23:24 | zetten hem de kroon op, en gaven hem de getuigenis,
21367 2Kro 23:24 | gaven hem de getuigenis, en zij maakten hem koning;
21368 2Kro 23:24 | zij maakten hem koning; en Jojada en zijn zonen zalfden
21369 2Kro 23:24 | maakten hem koning; en Jojada en zijn zonen zalfden hem,
21370 2Kro 23:24 | zijn zonen zalfden hem, en zeiden: De koning leve! ~
21371 2Kro 23:25 | stem des volks, dat toeliep en den koning roemde, kwam
21372 2Kro 23:26 | 13 En zij zag toe; en ziet, de
21373 2Kro 23:26 | 13 En zij zag toe; en ziet, de koning stond bij
21374 2Kro 23:26 | zijn pilaar, aan de ingang; en de oversten en de trompetten
21375 2Kro 23:26 | de ingang; en de oversten en de trompetten waren bij
21376 2Kro 23:26 | trompetten waren bij den koning; en al het volk des lands was
21377 2Kro 23:26 | volk des lands was blijde, en blies met de trompetten;
21378 2Kro 23:26 | blies met de trompetten; en de zangers waren er met
21379 2Kro 23:26 | met muzikale instrumenten, en gaven te kennen, dat men
21380 2Kro 23:26 | verscheurde Athalia haar klederen, en zij riep: Verraad, verraad! ~
21381 2Kro 23:27 | heir gesteld waren, uit, en zeide tot hen: Brengt ze
21382 2Kro 23:27 | tot buiten de ordeningen, en die haar volgt, zal met
21383 2Kro 23:28 | 15 En zij legden de handen aan
21384 2Kro 23:28 | legden de handen aan haar, en zij ging naar den ingang
21385 2Kro 23:28 | naar het huis des konings; en zij doodden ze daar. ~
21386 2Kro 23:29 | 16 En Jojada maakte een verbond
21387 2Kro 23:29 | een verbond tussen zich, en tussen al het volk, en tussen
21388 2Kro 23:29 | en tussen al het volk, en tussen den koning, dat zij
21389 2Kro 23:30 | volk in het huis van Baal, en braken dat af; en zijn altaren
21390 2Kro 23:30 | Baal, en braken dat af; en zijn altaren en zijn beelden
21391 2Kro 23:30 | dat af; en zijn altaren en zijn beelden verbraken zij,
21392 2Kro 23:30 | zijn beelden verbraken zij, en Matthan, den priester van
21393 2Kro 23:31 | geschreven is, met blijdschap en met gezang, naar de instelling
21394 2Kro 23:32 | 19 En hij stelde de poortiers
21395 2Kro 23:33 | 20 En hij nam de oversten der
21396 2Kro 23:33 | oversten der honderden, en de machtigen, en die heerschappij
21397 2Kro 23:33 | honderden, en de machtigen, en die heerschappij hadden
21398 2Kro 23:33 | heerschappij hadden onder het volk, en al het volk des lands, en
21399 2Kro 23:33 | en al het volk des lands, en bracht den koning van het
21400 2Kro 23:33 | het huis des HEEREN af, en zij kwamen door het midden
21401 2Kro 23:33 | in het huis des konings; en zij zetten den koning op
21402 2Kro 23:34 | 21 En al het volk des lands was
21403 2Kro 23:34 | volk des lands was blijde, en de stad werd stil, nadat
21404 2Kro 24:1 | oud, toen hij koning werd, en hij regeerde veertig jaren
21405 2Kro 24:1 | veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was
21406 2Kro 24:2 | 2 En Joas deed dat recht was
21407 2Kro 24:3 | 3 En Jojada nam voor hem twee
21408 2Kro 24:3 | nam voor hem twee vrouwen; en hij gewon zonen en dochteren. ~
21409 2Kro 24:3 | vrouwen; en hij gewon zonen en dochteren. ~
21410 2Kro 24:5 | vergaderde hij de priesteren en de Levieten, en zeide tot
21411 2Kro 24:5 | priesteren en de Levieten, en zeide tot hen: Trekt uit
21412 2Kro 24:5 | tot de steden van Juda, en vergadert geld van het ganse
21413 2Kro 24:5 | beteren van jaar tot jaar; en gijlieden, haast tot deze
21414 2Kro 24:6 | 6 En de koning riep Jojada, het
21415 2Kro 24:6 | riep Jojada, het hoofd, en zeide tot hem: Waarom hebt
21416 2Kro 24:6 | Levieten, dat zij uit Juda en uit Jeruzalem inbrengen
21417 2Kro 24:6 | den knecht des HEEREN, en van de gemeente van Israel,
21418 2Kro 24:8 | 8 En de koning gebood, en zij
21419 2Kro 24:8 | 8 En de koning gebood, en zij maakten een kist, en
21420 2Kro 24:8 | en zij maakten een kist, en stelden die buiten aan de
21421 2Kro 24:9 | 9 En men deed uitroeping in Juda
21422 2Kro 24:9 | deed uitroeping in Juda en in Jeruzalem, dat men den
21423 2Kro 24:10 | verblijdden zich alle oversten en al het volk, en zij brachten
21424 2Kro 24:10 | oversten en al het volk, en zij brachten in, en wierpen
21425 2Kro 24:10 | volk, en zij brachten in, en wierpen in de kist, totdat
21426 2Kro 24:11 | der Levieten, inbracht, en als zij zagen, dat er veel
21427 2Kro 24:11 | schrijver des konings kwam, en de bestelde van de hoofdpriester,
21428 2Kro 24:11 | bestelde van de hoofdpriester, en de kist ledig maakten, en
21429 2Kro 24:11 | en de kist ledig maakten, en die opnamen, en die wederbrachten
21430 2Kro 24:11 | maakten, en die opnamen, en die wederbrachten aan haar
21431 2Kro 24:11 | deden zij van dag tot dag, en verzamelden geld in menigte; ~
21432 2Kro 24:12 | 12 Hetwelk de koning en Jojada gaven aan dengenen,
21433 2Kro 24:12 | huis des HEEREN verzorgden; en zij huurden houwers en timmerlieden,
21434 2Kro 24:12 | en zij huurden houwers en timmerlieden, om het huis
21435 2Kro 24:12 | ook werkmeesters in ijzer en koper, om het huis des HEEREN
21436 2Kro 24:13 | werks door hun hand toenam; en zij herstelden het huis
21437 2Kro 24:13 | Gods in zijn gestaltenis, en maakten het vast. ~
21438 2Kro 24:14 | brachten zij voor den koning en Jojada het overige des gelds,
21439 2Kro 24:14 | HEEREN, vaten om te dienen en te offeren, en rookschalen,
21440 2Kro 24:14 | te dienen en te offeren, en rookschalen, en gouden en
21441 2Kro 24:14 | offeren, en rookschalen, en gouden en zilveren vaten;
21442 2Kro 24:14 | en rookschalen, en gouden en zilveren vaten; en zij offerden
21443 2Kro 24:14 | gouden en zilveren vaten; en zij offerden geduriglijk
21444 2Kro 24:15 | 15 En Jojada werd oud en zat van
21445 2Kro 24:15 | 15 En Jojada werd oud en zat van dagen, en stierf;
21446 2Kro 24:15 | werd oud en zat van dagen, en stierf; hij was honderd
21447 2Kro 24:15 | stierf; hij was honderd en dertig jaren oud, toen hij
21448 2Kro 24:16 | 16 En zij begroeven hem in de
21449 2Kro 24:16 | in Israel, beide aan God en zijn huize. ~
21450 2Kro 24:17 | kwamen de vorsten van Juda, en bogen zich neder voor den
21451 2Kro 24:18 | des Gods hunner vaderen, en dienden de bossen en de
21452 2Kro 24:18 | vaderen, en dienden de bossen en de afgoden; toen was een
21453 2Kro 24:18 | grote toornigheid over Juda en Jeruzalem, om deze hun schuld. ~
21454 2Kro 24:20 | 20 En de Geest Gods toog Zacharia
21455 2Kro 24:20 | die boven het volk stond, en hij zeide tot hen: Zo zegt
21456 2Kro 24:21 | 21 En zij maakten een verbintenis
21457 2Kro 24:21 | een verbintenis tegen hem, en stenigden hem met stenen
21458 2Kro 24:22 | zeide: De HEERE zal het zien en zoeken! ~
21459 2Kro 24:23 | Syrie tegen hem optoog, en zij kwamen tot Juda en Jeruzalem,
21460 2Kro 24:23 | en zij kwamen tot Juda en Jeruzalem, en verdierven
21461 2Kro 24:23 | kwamen tot Juda en Jeruzalem, en verdierven uit het volk
21462 2Kro 24:23 | al de vorsten des volks; en zij zonden al hun roof tot
21463 2Kro 24:25 | 25 En toen zij van hem getogen
21464 2Kro 24:25 | een verbintenis tegen hem, en zij sloegen hem dood op
21465 2Kro 24:25 | zijn bed, dat hij stierf; en zij begroeven hem in de
21466 2Kro 24:26 | Simeath, de Ammonietische, en Jozabad, de zoon van Simrith,
21467 2Kro 24:27 | Aangaande nu zijn zonen, en de grootheid van den last,
21468 2Kro 24:27 | den last, hem opgelegd, en het gebouw van het huis
21469 2Kro 24:27 | van het boek der koningen; en zijn zoon Amazia werd koning
21470 2Kro 25:1 | 1 Amazia, vijf en twintig jaren oud zijnde,
21471 2Kro 25:1 | oud zijnde, werd koning, en regeerde negen en twintig
21472 2Kro 25:1 | koning, en regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem;
21473 2Kro 25:1 | twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was
21474 2Kro 25:2 | 2 En hij deed dat recht was in
21475 2Kro 25:4 | sterven om de kinderen, en de kinderen zullen niet
21476 2Kro 25:5 | 5 En Amazia vergaderde Juda,
21477 2Kro 25:5 | Amazia vergaderde Juda, en stelde hen, naar de huizen
21478 2Kro 25:5 | tot oversten van duizenden en tot oversten van honderden,
21479 2Kro 25:5 | honderden, door gans Juda en Benjamin; en hij monsterde
21480 2Kro 25:5 | door gans Juda en Benjamin; en hij monsterde hen, van twintig
21481 2Kro 25:5 | hen, van twintig jaren oud en daarboven, en vond hen driehonderd
21482 2Kro 25:5 | jaren oud en daarboven, en vond hen driehonderd duizend
21483 2Kro 25:5 | heire, handelende spies en rondas. ~
21484 2Kro 25:8 | is kracht, om te helpen en om te doen vallen. ~
21485 2Kro 25:9 | 9 En Amazia zeide tot den man
21486 2Kro 25:9 | van Israel gegeven heb? En de man Gods zeide: De HEERE
21487 2Kro 25:10 | hun toorn zeer tegen Juda, en zij keerden weder tot hun
21488 2Kro 25:11 | Amazia nu sterkte zich, en leidde zijn volk uit, en
21489 2Kro 25:11 | en leidde zijn volk uit, en toog in het Zoutdal, en
21490 2Kro 25:11 | en toog in het Zoutdal, en sloeg van de kinderen van
21491 2Kro 25:12 | Juda tien duizend levend, en brachten ze op de hoogte
21492 2Kro 25:12 | de hoogte der steenrots, en stieten hen van de spits
21493 2Kro 25:13 | Samaria af tot Beth-horon toe, en sloegen van hen drie duizend,
21494 2Kro 25:13 | sloegen van hen drie duizend, en roofden veel roofs. ~
21495 2Kro 25:14 | der Edomieten gekomen was, en dat hij de goden der kinderen
21496 2Kro 25:14 | die zich tot goden stelde, en zich voor dezelve neder
21497 2Kro 25:14 | voor dezelve neder boog en dien rookte. ~
21498 2Kro 25:15 | des HEEREN tegen Amazia; en Hij zond tot hem een profeet,
21499 2Kro 25:16 | 16 En het geschiedde, als hij
21500 2Kro 25:16 | Toen hield de profeet op, en zeide: Ik merk, dat God
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |