1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
21501 2Kro 25:16 | dewijl gij dit gedaan, en naar mijn raad niet gehoord
21502 2Kro 25:17 | 17 En Amazia, de koning van Juda,
21503 2Kro 25:18 | Libanon is, ging voorbij, en vertrad de distel. ~
21504 2Kro 25:19 | dat gij vallen zoudt; gij en Juda met u? ~
21505 2Kro 25:21 | de koning van Israel, op, en hij en Amazia, de koning
21506 2Kro 25:21 | koning van Israel, op, en hij en Amazia, de koning van Juda,
21507 2Kro 25:22 | 22 En Juda werd geslagen voor
21508 2Kro 25:22 | het aangezicht van Israel; en zij vloden een iegelijk
21509 2Kro 25:23 | 23 En Joas, de koning van Israel,
21510 2Kro 25:23 | van Joahaz, te Beth-Semes; en hij bracht hem te Jeruzalem,
21511 2Kro 25:23 | bracht hem te Jeruzalem, en hij brak aan den muur van
21512 2Kro 25:24 | Daartoe nam hij al het goud, en het zilver, en al de vaten,
21513 2Kro 25:24 | het goud, en het zilver, en al de vaten, die in het
21514 2Kro 25:24 | gevonden werden, bij Obed-Edom, en de schatten van het huis
21515 2Kro 25:24 | mitsgaders gijzelaars, en hij keerde weder naar Samaria. ~
21516 2Kro 25:26 | geschiedenissen van Amazia, de eerste en de laatste, ziet, zijn die
21517 2Kro 25:26 | boek der koningen van Juda en Israel? ~
21518 2Kro 25:27 | zonden zij hem na tot Lachis, en doodden hem aldaar. ~
21519 2Kro 25:28 | 28 En zij brachten hem op paarden,
21520 2Kro 25:28 | brachten hem op paarden, en begroeven hem bij zijn vaderen
21521 2Kro 26:1 | zestien jaren oud was), en maakte hem koning in de
21522 2Kro 26:2 | 2 Dezelve bouwde Eloth, en bracht ze weder aan Juda,
21523 2Kro 26:3 | oud, toen hij koning werd, en hij regeerde twee en vijftig
21524 2Kro 26:3 | werd, en hij regeerde twee en vijftig jaren te Jeruzalem;
21525 2Kro 26:3 | vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was
21526 2Kro 26:4 | 4 En hij deed dat recht was in
21527 2Kro 26:6 | 6 Want hij toog uit, en krijgde tegen de Filistijnen,
21528 2Kro 26:6 | krijgde tegen de Filistijnen, en brak den muur van Gath,
21529 2Kro 26:6 | brak den muur van Gath, en den muur van Jabne, en den
21530 2Kro 26:6 | en den muur van Jabne, en den muur van Asdod; daartoe
21531 2Kro 26:6 | bouwde hij steden in Asdod, en onder de Filistijnen. ~
21532 2Kro 26:7 | 7 En God hielp hem tegen de Filistijnen,
21533 2Kro 26:7 | hem tegen de Filistijnen, en tegen de Arabieren, die
21534 2Kro 26:7 | die te Gur-Baal woonden, en tegen de Meunieten. ~
21535 2Kro 26:8 | 8 En de Ammonieten gaven Uzzia
21536 2Kro 26:8 | gaven Uzzia geschenken; en zijn naam ging tot den ingang
21537 2Kro 26:9 | Jeruzalem, aan de Hoekpoort en aan de Dalpoort, en aan
21538 2Kro 26:9 | Hoekpoort en aan de Dalpoort, en aan de hoeken; en hij sterkte
21539 2Kro 26:9 | Dalpoort, en aan de hoeken; en hij sterkte ze. ~
21540 2Kro 26:10 | ook torens in de woestijn, en hieuw vele putten uit, overmits
21541 2Kro 26:10 | had, beide in de laagten en in de effene velden; akkerlieden
21542 2Kro 26:10 | effene velden; akkerlieden en wijngaardeniers op de bergen
21543 2Kro 26:10 | wijngaardeniers op de bergen en op de vruchtbare velden;
21544 2Kro 26:11 | van Jeiel, den schrijver, en Mahaseja, den ambtman; onder
21545 2Kro 26:12 | helden, was twee duizend en zeshonderd. ~
21546 2Kro 26:13 | 13 En onder hun hand was een krijgsheir
21547 2Kro 26:13 | driehonderd zeven duizend en vijfhonderd, die met strijdbare
21548 2Kro 26:14 | 14 En Uzzia bereidde voor hen,
21549 2Kro 26:14 | het ganse heir, schilden, en spiesen, en helmen, en pantsieren,
21550 2Kro 26:14 | heir, schilden, en spiesen, en helmen, en pantsieren, en
21551 2Kro 26:14 | en spiesen, en helmen, en pantsieren, en bogen, zelfs
21552 2Kro 26:14 | en helmen, en pantsieren, en bogen, zelfs tot de slingerstenen
21553 2Kro 26:15 | werkmeesters, dat zij op de torens en op de hoeken zijn zouden,
21554 2Kro 26:15 | zijn zouden, om met pijlen en met grote stenen, te schieten;
21555 2Kro 26:16 | hart tot verdervens toe, en hij overtrad tegen den HEERE,
21556 2Kro 26:17 | de priester, ging hem na, en met hem des HEEREN priesters,
21557 2Kro 26:18 | 18 En zij wederstonden den koning
21558 2Kro 26:18 | wederstonden den koning Uzzia, en zeiden tot hem: Het komt
21559 2Kro 26:18 | want gij hebt overtreden, en het zal u niet tot eer zijn
21560 2Kro 26:19 | Toen werd Uzzia toornig, en het reukwerk was in zijn
21561 2Kro 26:20 | hoofdpriester Azaria op hem, en al de priesteren en ziet,
21562 2Kro 26:20 | hem, en al de priesteren en ziet, hij was melaats aan
21563 2Kro 26:20 | melaats aan zijn voorhoofd, en zij stieten hem met der
21564 2Kro 26:21 | aan den dag zijns doods; en melaats zijnde, woonde hij
21565 2Kro 26:22 | geschiedenissen van Uzzia, de eerste en de laatste, heeft de profeet
21566 2Kro 26:23 | 23 En Uzzia ontsliep met zijn
21567 2Kro 26:23 | ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem bij zijn
21568 2Kro 26:23 | zeiden: hij is melaats; en zijn zoon Jotham werd koning
21569 2Kro 27:1 | 1Jotham was vijf en twintig jaren oud, toen
21570 2Kro 27:1 | oud, toen hij koning werd, en hij regeerde zestien jaren
21571 2Kro 27:1 | zestien jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was
21572 2Kro 27:2 | tempel des HEEREN niet ging; en het volkverdierf zich nog. ~
21573 2Kro 27:4 | op het gebergte van Juda; en in de wouden bouwde hij
21574 2Kro 27:4 | wouden bouwde hij burchten en torens. ~
21575 2Kro 27:5 | koning der kinderen Ammons, en had de overhand over hen,
21576 2Kro 27:5 | honderd talentenzilvers, en tien duizend kor tarwe,
21577 2Kro 27:5 | tien duizend kor tarwe, en tien duizend gerst; dit
21578 2Kro 27:5 | wederom, ook in het tweede en in het derde jaar. ~
21579 2Kro 27:7 | geschiedenissen van Jotham, en al zijn krijgen, en zijn
21580 2Kro 27:7 | Jotham, en al zijn krijgen, en zijn wegen, ziet, zij zijn
21581 2Kro 27:7 | der koningen van Israel en Juda. ~
21582 2Kro 27:8 | 8Hij was vijf en twintig jaren oud, toen
21583 2Kro 27:8 | oud, toen hij koning werd; en hij regeerde zestien jaren
21584 2Kro 27:9 | ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de
21585 2Kro 27:9 | begroeven hem in de stad Davids; en zijn zoon Achaz werd koning
21586 2Kro 28:1 | oud, toen hij koning werd, en regeerde zestien jaren te
21587 2Kro 28:1 | zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed niet dat recht
21588 2Kro 28:3 | dal des zoons van Hinnom; en hij brandde zijn zonen in
21589 2Kro 28:4 | 4 Ook offerde hij en rookte op de hoogten en
21590 2Kro 28:4 | en rookte op de hoogten en op de heuvelen, mitsgaders
21591 2Kro 28:5 | Syrie, dat zij hem sloegen, en van hem gevankelijk wegvoerden
21592 2Kro 28:5 | zij te Damaskus brachten. En hij werd ook gegeven in
21593 2Kro 28:6 | Remalia, sloeg in Juda honderd en twintig duizend dood op
21594 2Kro 28:7 | 7 En Zichri, een geweldig man
21595 2Kro 28:7 | zoon des konings, dood, en Azirkam, den huisoverste,
21596 2Kro 28:8 | 8 En de kinderen Israels voerden
21597 2Kro 28:8 | duizend, vrouwen, zonen en dochteren, en plunderden
21598 2Kro 28:8 | vrouwen, zonen en dochteren, en plunderden ook veel roofs
21599 2Kro 28:8 | ook veel roofs van hen; en zij brachten den roof te
21600 2Kro 28:9 | dat naar Samaria kwam, en zeide tot hen: Ziet, door
21601 2Kro 28:9 | hen in uw hand gegeven, en gij hebt hen doodgeslagen
21602 2Kro 28:10 | nu de kinderen van Juda en Jeruzalem u tot slaven en
21603 2Kro 28:10 | en Jeruzalem u tot slaven en slavinnen te onderwerpen;
21604 2Kro 28:11 | 11 Nu dan, hoort mij, en brengt de gevangenen weder,
21605 2Kro 28:12 | de zoon van Mesillemoth en Jehizkia, de zoon van Sallum,
21606 2Kro 28:12 | Jehizkia, de zoon van Sallum, en Amasa, de zoon van Hadlai,
21607 2Kro 28:13 | 13 En zij zeiden tot hen: Gij
21608 2Kro 28:13 | te doen tot onze zonden en tot onze schulden, hoewel
21609 2Kro 28:13 | wij vele schulden hebben, en de hitte des toorns over
21610 2Kro 28:14 | toegerusten de gevangenen en de roof voor het aangezicht
21611 2Kro 28:14 | aangezicht der oversten en der ganse gemeente. ~
21612 2Kro 28:15 | uitgedrukt zijn, maakten zich op, en grepen de gevangenen, en
21613 2Kro 28:15 | en grepen de gevangenen, en kleedden van den roof al
21614 2Kro 28:15 | den roof al hun naakten; en zij kleedden hen, en schoeiden
21615 2Kro 28:15 | naakten; en zij kleedden hen, en schoeiden hen, en spijsden
21616 2Kro 28:15 | kleedden hen, en schoeiden hen, en spijsden hen, en drenkten
21617 2Kro 28:15 | schoeiden hen, en spijsden hen, en drenkten hen, en zalfden
21618 2Kro 28:15 | spijsden hen, en drenkten hen, en zalfden hen, en voerden
21619 2Kro 28:15 | drenkten hen, en zalfden hen, en voerden ze op ezelen, allen
21620 2Kro 28:15 | ezelen, allen die zwak waren, en brachten hen te Jericho,
21621 2Kro 28:17 | ook de Edomieten gekomen, en hadden Juda geslagen en
21622 2Kro 28:17 | en hadden Juda geslagen en gevangenen gevankelijk weggevoerd. ~
21623 2Kro 28:18 | in de steden der laagte en het zuiden van Juda ingevallen,
21624 2Kro 28:18 | zuiden van Juda ingevallen, en hadden ingenomen Beth-Semes,
21625 2Kro 28:18 | hadden ingenomen Beth-Semes, en Ajalon, en Gederoth, en
21626 2Kro 28:18 | ingenomen Beth-Semes, en Ajalon, en Gederoth, en Socho en haar
21627 2Kro 28:18 | en Ajalon, en Gederoth, en Socho en haar onderhorige
21628 2Kro 28:18 | Ajalon, en Gederoth, en Socho en haar onderhorige plaatsen,
21629 2Kro 28:18 | haar onderhorige plaatsen, en Timna en haar onderhorige
21630 2Kro 28:18 | onderhorige plaatsen, en Timna en haar onderhorige plaatsen,
21631 2Kro 28:18 | haar onderhorige plaatsen, en Gimzo en haar onderhorige
21632 2Kro 28:18 | onderhorige plaatsen, en Gimzo en haar onderhorige plaatsen;
21633 2Kro 28:18 | haar onderhorige plaatsen; en zij woonden aldaar. ~
21634 2Kro 28:20 | 20 En Tiglath-Pilneser, de koning
21635 2Kro 28:20 | doch hij benauwde hem, en sterkte hem niet. ~
21636 2Kro 28:21 | van het huis des HEEREN, en van het huis des konings
21637 2Kro 28:21 | van het huis des konings en der vorsten, hetwelk hij
21638 2Kro 28:23 | die hem geslagen hadden, en zeide: Omdat de goden der
21639 2Kro 28:24 | 24 En Achaz verzamelde de vaten
21640 2Kro 28:24 | vaten van het huis Gods, en hieuw de vaten van het huis
21641 2Kro 28:24 | het huis Gods in stukken, en sloot de deuren van het
21642 2Kro 28:26 | nu der geschiedenissen, en al zijn wegen, de eerste
21643 2Kro 28:26 | al zijn wegen, de eerste en de laatste, ziet, zij zijn
21644 2Kro 28:26 | boek der koningen van Juda en Israel. ~
21645 2Kro 28:27 | 27 En Achaz ontsliep met zijn
21646 2Kro 28:27 | ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de
21647 2Kro 28:27 | der koningen van Israel; en zijn zoon Jehizkia werd
21648 2Kro 29:1 | Jehizkia werd koning, vijf en twintig jaren oud zijnde,
21649 2Kro 29:1 | twintig jaren oud zijnde, en regeerde negen en twintig
21650 2Kro 29:1 | zijnde, en regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem;
21651 2Kro 29:1 | twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was
21652 2Kro 29:2 | 2 En hij deed dat recht was in
21653 2Kro 29:3 | het huis des HEEREN open, en beterde ze. ~
21654 2Kro 29:4 | 4 En hij bracht de priesteren
21655 2Kro 29:4 | hij bracht de priesteren en de Levieten in, en hij verzamelde
21656 2Kro 29:4 | priesteren en de Levieten in, en hij verzamelde ze in de
21657 2Kro 29:5 | 5 En hij zeide tot hen: Hoort
21658 2Kro 29:5 | Levieten; heiligt nu uzelven, en heiligt het huis des HEEREN,
21659 2Kro 29:5 | des Gods uwer vaderen, en brengt de onreinigheid uit
21660 2Kro 29:6 | vaders hebben overtreden, en gedaan dat kwaad was in
21661 2Kro 29:6 | des HEEREN, onzes Gods, en hebben Hem verlaten, en
21662 2Kro 29:6 | en hebben Hem verlaten, en zij hebben hun aangezichten
21663 2Kro 29:6 | tabernakel des HEEREN omgewend, en hebben den nek toegekeerd. ~
21664 2Kro 29:7 | het voorhuis toegesloten, en de lampen uitgeblust en
21665 2Kro 29:7 | en de lampen uitgeblust en het reukwerk niet gerookt;
21666 2Kro 29:7 | het reukwerk niet gerookt; en het brandoffer hebben zij
21667 2Kro 29:8 | toorn des HEEREN over Juda en Jeruzalem geweest; en Hij
21668 2Kro 29:8 | Juda en Jeruzalem geweest; en Hij heeft hen overgegeven
21669 2Kro 29:8 | beroering, ter verwoesting en ter aanfluiting, gelijk
21670 2Kro 29:9 | gevallen; daartoe onze zonen, en onze dochteren, en onze
21671 2Kro 29:9 | zonen, en onze dochteren, en onze vrouwen zijn daarom
21672 2Kro 29:11 | zoudt, om Hem te dienen; en opdat gij Hem dienaars en
21673 2Kro 29:11 | en opdat gij Hem dienaars en wierokers zoudt wezen. ~
21674 2Kro 29:12 | Mahath, de zoon van Amasai, en Joel, de zoon van Azarja,
21675 2Kro 29:12 | kinderen der Kahathieten; en van de kinderen van Merari,
21676 2Kro 29:12 | Kis, de zoon van Abdi, en Azarja, de zoon van Jehaleel;
21677 2Kro 29:12 | Azarja, de zoon van Jehaleel; en van de Gersonieten, Joah,
21678 2Kro 29:12 | Joah, de zoon van Zimma, en Eden, de zoon van Joah; ~
21679 2Kro 29:13 | 13 En van de kinderen van Elizafan,
21680 2Kro 29:13 | kinderen van Elizafan, Simri en Jeiel; en van de kinderen
21681 2Kro 29:13 | Elizafan, Simri en Jeiel; en van de kinderen van Asaf,
21682 2Kro 29:13 | kinderen van Asaf, Zecharja en Mattanja; ~
21683 2Kro 29:14 | 14 En van de kinderen van Heman,
21684 2Kro 29:14 | kinderen van Heman, Jehiel en Simei; en van de kinderen
21685 2Kro 29:14 | Heman, Jehiel en Simei; en van de kinderen van Jeduthun,
21686 2Kro 29:14 | kinderen van Jeduthun, Semaja en Uzziel. ~
21687 2Kro 29:15 | 15 En zij verzamelden hun broederen,
21688 2Kro 29:15 | verzamelden hun broederen, en heiligden zich, en kwamen,
21689 2Kro 29:15 | broederen, en heiligden zich, en kwamen, naar het gebod des
21690 2Kro 29:16 | HEEREN, om dat te reinigen, en zij brachten uit in het
21691 2Kro 29:16 | tempel des HEEREN vonden; en de Levieten namen ze op,
21692 2Kro 29:17 | eersten der eerste maand, en op den achtsten dag der
21693 2Kro 29:17 | het voorhuis des HEEREN, en heiligden het huis des HEEREN
21694 2Kro 29:17 | des HEEREN in acht dagen; en op den zestienden dag der
21695 2Kro 29:18 | binnen tot den koning Hizkia, en zeiden: Wij hebben het gehele
21696 2Kro 29:18 | met al zijn gereedschap, en de tafel der toerichting
21697 2Kro 29:19 | weggeworpen had, hebben wij bereid en geheiligd; en zie, zij zijn
21698 2Kro 29:19 | wij bereid en geheiligd; en zie, zij zijn voor het altaar
21699 2Kro 29:20 | koning Jehizkia vroeg op, en verzamelde de oversten der
21700 2Kro 29:20 | verzamelde de oversten der stad, en hij ging op in het huis
21701 2Kro 29:21 | 21 En zij brachten zeven varren,
21702 2Kro 29:21 | zij brachten zeven varren, en zeven rammen, en zeven lammeren,
21703 2Kro 29:21 | varren, en zeven rammen, en zeven lammeren, en zeven
21704 2Kro 29:21 | rammen, en zeven lammeren, en zeven geitenbokken ten zondoffer
21705 2Kro 29:21 | zondoffer voor het koninkrijk, en voor het heiligdom, en voor
21706 2Kro 29:21 | en voor het heiligdom, en voor Juda; en hij zeide
21707 2Kro 29:21 | heiligdom, en voor Juda; en hij zeide tot de zonen van
21708 2Kro 29:22 | slachtten zij de runderen, en de priesters ontvingen het
21709 2Kro 29:22 | priesters ontvingen het bloed, en sprengden het op het altaar;
21710 2Kro 29:22 | slachtten ook de rammen, en sprengden het bloed op het
21711 2Kro 29:22 | slachtten zij de lammeren, en sprengden het bloed op het
21712 2Kro 29:23 | het aangezicht des konings en der gemeente, en zij legden
21713 2Kro 29:23 | konings en der gemeente, en zij legden hun handen op
21714 2Kro 29:24 | 24 En de priesteren slachtten
21715 2Kro 29:24 | priesteren slachtten ze, en ontzondigden met derzelver
21716 2Kro 29:24 | koning had dat brandoffer en dat zondoffer voor gans
21717 2Kro 29:25 | 25 En hij stelde de Levieten in
21718 2Kro 29:25 | met cimbalen, met luiten en harpen, naar het gebod van
21719 2Kro 29:25 | naar het gebod van David, en van Gad, den ziener des
21720 2Kro 29:25 | den ziener des konings, en van Nathan, den profeet;
21721 2Kro 29:26 | instrumenten van David, en de priesters met de trompetten. ~
21722 2Kro 29:27 | 27 En Hizkia beval, dat men het
21723 2Kro 29:27 | HEEREN met de trompetten en met de instrumenten van
21724 2Kro 29:28 | als men het gezang zong, en met trompetten trompette;
21725 2Kro 29:29 | offeren, bukten de koning en allen, die bij hem gevonden
21726 2Kro 29:29 | bij hem gevonden waren, en bogen zich neder. ~
21727 2Kro 29:30 | zeide de koning Jehizkia, en de oversten, tot de Levieten,
21728 2Kro 29:30 | met de woorden van David en van Asaf, den ziener; en
21729 2Kro 29:30 | en van Asaf, den ziener; en zij loofden tot blijdschap
21730 2Kro 29:30 | loofden tot blijdschap toe; en neigden hun hoofden, en
21731 2Kro 29:30 | en neigden hun hoofden, en bogen zich neder. ~
21732 2Kro 29:31 | 31 En Jehizkia antwoordde en zeide:
21733 2Kro 29:31 | 31 En Jehizkia antwoordde en zeide: Nu hebt gij uw handen
21734 2Kro 29:31 | HEERE gevuld, treedt toe, en brengt slachtofferen en
21735 2Kro 29:31 | en brengt slachtofferen en lofofferen tot het huis
21736 2Kro 29:31 | tot het huis des HEEREN; en de gemeente bracht slachtofferen
21737 2Kro 29:31 | gemeente bracht slachtofferen en lofofferen en alle vrijwilligen
21738 2Kro 29:31 | slachtofferen en lofofferen en alle vrijwilligen van harte
21739 2Kro 29:32 | 32 En het getal der brandofferen,
21740 2Kro 29:33 | dingen zeshonderd runderen en drie duizend schapen. ~
21741 2Kro 29:34 | priesteren waren er te weinig, en zij konden al den brandofferen
21742 2Kro 29:34 | het werk geeindigd was, en totdat de andere priesters
21743 2Kro 29:35 | 35 En ook waren de brandofferen
21744 2Kro 29:35 | het vet der dankofferen, en met de drankofferen, voor
21745 2Kro 29:36 | 36 Jehizkia nu en al het volk verblijdden
21746 2Kro 30:1 | Jehizkia tot het ganse Israel en Juda, en schreef ook brieven
21747 2Kro 30:1 | het ganse Israel en Juda, en schreef ook brieven tot
21748 2Kro 30:1 | schreef ook brieven tot Efraim en Manasse, dat zij zouden
21749 2Kro 30:2 | gehouden met zijn oversten en de ganse gemeente te Jeruzalem,
21750 2Kro 30:3 | genoeg geheiligd hadden, en het volk zich niet verzameld
21751 2Kro 30:4 | 4 En deze zaak was recht in de
21752 2Kro 30:4 | in de ogen des konings, en in de ogen der ganse gemeente. ~
21753 2Kro 30:6 | van de hand des konings en zijner vorsten, door gans
21754 2Kro 30:6 | vorsten, door gans Israel en Juda, en naar het gebod
21755 2Kro 30:6 | door gans Israel en Juda, en naar het gebod des konings,
21756 2Kro 30:6 | den God van Abraham, Izak en Israel, zo zal Hij Zich
21757 2Kro 30:7 | 7 En zijt niet als uw vaders
21758 2Kro 30:7 | zijt niet als uw vaders en als uw broeders, die tegen
21759 2Kro 30:8 | geeft den HEERE de hand, en komt tot Zijn heiligdom,
21760 2Kro 30:8 | heeft tot in eeuwigheid, en dient den HEERE, uw God;
21761 2Kro 30:9 | HEERE, zullen uw broederen en uw kinderen barmhartigheid
21762 2Kro 30:9 | HEERE, uw God, is genadig en barmhartig, en zal het aangezicht
21763 2Kro 30:9 | is genadig en barmhartig, en zal het aangezicht van u
21764 2Kro 30:10 | door het land van Efraim en Manasse, tot Zebulon toe;
21765 2Kro 30:10 | doch zij belachten hen, en bespotten hen. ~
21766 2Kro 30:11 | zich sommigen van Aser, en Manasse, en van Zebulon,
21767 2Kro 30:11 | sommigen van Aser, en Manasse, en van Zebulon, en kwamen te
21768 2Kro 30:11 | Manasse, en van Zebulon, en kwamen te Jeruzalem. ~
21769 2Kro 30:12 | zij het gebod des konings en der vorsten deden, naar
21770 2Kro 30:13 | 13 En te Jeruzalem verzamelde
21771 2Kro 30:14 | 14 En zij maakten zich op, en
21772 2Kro 30:14 | En zij maakten zich op, en namen de altaren weg, die
21773 2Kro 30:15 | veertienden der tweede maand; en de priesters en de Levieten
21774 2Kro 30:15 | tweede maand; en de priesters en de Levieten waren beschaamd
21775 2Kro 30:15 | waren beschaamd geworden, en hadden zich geheiligd, en
21776 2Kro 30:15 | en hadden zich geheiligd, en hadden brandofferen gebracht
21777 2Kro 30:16 | 16 En zij stonden in hun stand,
21778 2Kro 30:18 | volks, velen van Efraim en Manasse, Issaschar en Zebulon,
21779 2Kro 30:18 | Efraim en Manasse, Issaschar en Zebulon, hadden zich niet
21780 2Kro 30:20 | 20 En de HEERE verhoorde Jehizkia,
21781 2Kro 30:20 | HEERE verhoorde Jehizkia, en heelde het volk. ~
21782 2Kro 30:21 | blijdschap. De Levieten nu en de priesteren prezen den
21783 2Kro 30:22 | 22 En Jehizkia sprak naar het
21784 2Kro 30:22 | goede kennis des HEEREN; en zij aten de offeranden des
21785 2Kro 30:22 | offerende dankofferen, en lovende den HEERE, den God
21786 2Kro 30:24 | gemeente duizend varren en zeven duizend schapen; en
21787 2Kro 30:24 | en zeven duizend schapen; en de vorsten gaven de gemeente
21788 2Kro 30:24 | gemeente duizend varren en tien duizend schapen; de
21789 2Kro 30:25 | 25 En de ganse gemeente van Juda
21790 2Kro 30:25 | mitsgaders de priesteren en de Levieten, en de gehele
21791 2Kro 30:25 | priesteren en de Levieten, en de gehele gemeente dergenen,
21792 2Kro 30:25 | van Israel gekomen waren, en die in Juda woonden. ~
21793 2Kro 30:27 | Levietische priesteren op, en zegenden het volk; en hun
21794 2Kro 30:27 | op, en zegenden het volk; en hun stem werd gehoord; want
21795 2Kro 31:1 | tot de steden van Juda, en braken de opgerichte beelden,
21796 2Kro 31:1 | braken de opgerichte beelden, en hieuwen de bossen af, en
21797 2Kro 31:1 | en hieuwen de bossen af, en wierpen de hoogten en de
21798 2Kro 31:1 | af, en wierpen de hoogten en de altaren af, uit gans
21799 2Kro 31:1 | altaren af, uit gans Juda en Benjamin, ook in Efraim
21800 2Kro 31:1 | Benjamin, ook in Efraim en Manasse, totdat zij alles
21801 2Kro 31:2 | 2 En Hizkia bestelde de verdelingen
21802 2Kro 31:2 | verdelingen der priesteren en der Levieten, naar hun verdelingen,
21803 2Kro 31:2 | zijn dienst, de priesteren en de Levieten tot het brandoffer
21804 2Kro 31:2 | Levieten tot het brandoffer en tot de dankofferen, om te
21805 2Kro 31:2 | dankofferen, om te dienen, en om te loven, en om te prijzen
21806 2Kro 31:2 | dienen, en om te loven, en om te prijzen in de poort
21807 2Kro 31:3 | brandofferen des morgens en des avonds, en de brandofferen
21808 2Kro 31:3 | des morgens en des avonds, en de brandofferen der sabbatten,
21809 2Kro 31:3 | brandofferen der sabbatten, en der nieuwe maanden, en der
21810 2Kro 31:3 | en der nieuwe maanden, en der gezette hoogtijden;
21811 2Kro 31:4 | 4 En hij zeide tot het volk,
21812 2Kro 31:4 | het deel der priesteren en Levieten geven zouden, opdat
21813 2Kro 31:5 | eerstelingen van koren, most, en olie, en honig, en van al
21814 2Kro 31:5 | van koren, most, en olie, en honig, en van al de inkomsten
21815 2Kro 31:5 | most, en olie, en honig, en van al de inkomsten des
21816 2Kro 31:6 | 6 En de kinderen van Israel en
21817 2Kro 31:6 | En de kinderen van Israel en Juda, die in de steden van
21818 2Kro 31:6 | ook tienden der runderen en der schapen, en tienden
21819 2Kro 31:6 | runderen en der schapen, en tienden der heilige dingen,
21820 2Kro 31:6 | hun God, geheiligd waren, en maakten vele hopen.
21821 2Kro 31:7 | van die hopen te leggen, en in de zevende maand voleindden
21822 2Kro 31:8 | 8 Toen nu Jehizkia en de vorsten kwamen en die
21823 2Kro 31:8 | Jehizkia en de vorsten kwamen en die hopen zagen, zegenden
21824 2Kro 31:8 | zegenden zij den HEERE en Zijn volk Israel. ~
21825 2Kro 31:9 | 9 En Jehizkia ondervraagde de
21826 2Kro 31:9 | ondervraagde de priesteren en de Levieten aangaande die
21827 2Kro 31:10 | 10 En Azaria, de hoofdpriester,
21828 2Kro 31:10 | van Zadok, sprak tot hem en zeide: Van dat men deze
21829 2Kro 31:10 | brengen, is er te eten geweest en verzadigd te worden, ja,
21830 2Kro 31:11 | des HEEREN bereiden zou; en zij bereidden ze. ~
21831 2Kro 31:12 | brachten zij die heffing, en de tienden, en de geheiligde
21832 2Kro 31:12 | heffing, en de tienden, en de geheiligde dingen, in
21833 2Kro 31:12 | dingen, in getrouwigheid; en daarover was Chonanja, de
21834 2Kro 31:12 | Chonanja, de Leviet, overste, en Simei, zijn broeder, de
21835 2Kro 31:13 | 13 Maar Jehiel, en Azazja, en Nahath, en Asahel,
21836 2Kro 31:13 | Maar Jehiel, en Azazja, en Nahath, en Asahel, en Jerimoth,
21837 2Kro 31:13 | Jehiel, en Azazja, en Nahath, en Asahel, en Jerimoth, en
21838 2Kro 31:13 | Azazja, en Nahath, en Asahel, en Jerimoth, en Jozabad, en
21839 2Kro 31:13 | en Asahel, en Jerimoth, en Jozabad, en Eliel, en Jismachja,
21840 2Kro 31:13 | en Jerimoth, en Jozabad, en Eliel, en Jismachja, en
21841 2Kro 31:13 | Jerimoth, en Jozabad, en Eliel, en Jismachja, en Mahath, en
21842 2Kro 31:13 | en Eliel, en Jismachja, en Mahath, en Benaja, waren
21843 2Kro 31:13 | en Jismachja, en Mahath, en Benaja, waren opzieners,
21844 2Kro 31:13 | onder de hand van Chonanja en Simei, zijn broeder; door
21845 2Kro 31:13 | van den koning Jehizkia en van Azaria, den overste
21846 2Kro 31:14 | 14 En Kore, de zoon van Jimna,
21847 2Kro 31:14 | het hefoffer des HEEREN en het allerheiligste uit te
21848 2Kro 31:15 | 15 En aan zijn hand waren Eden,
21849 2Kro 31:15 | aan zijn hand waren Eden, en Minjamin, en Jesua, en Semaja,
21850 2Kro 31:15 | waren Eden, en Minjamin, en Jesua, en Semaja, Amarja
21851 2Kro 31:15 | en Minjamin, en Jesua, en Semaja, Amarja en Sechanja,
21852 2Kro 31:15 | Jesua, en Semaja, Amarja en Sechanja, in de steden der
21853 2Kro 31:16 | manspersonen, drie jaren oud en daarboven) allen, die in
21854 2Kro 31:17 | 17 En met die gesteld waren in
21855 2Kro 31:17 | Levieten van twintig jaren oud en daarboven, in hun wachten,
21856 2Kro 31:18 | kinderkens, hun vrouwen, en hun zonen, en hun dochteren,
21857 2Kro 31:18 | hun vrouwen, en hun zonen, en hun dochteren, door de ganse
21858 2Kro 31:19 | manspersonen onder de priesteren en aan allen, die in het geslachtsregister
21859 2Kro 31:20 | 20 En alzo deed Jehizkia in geheel
21860 2Kro 31:20 | Jehizkia in geheel Juda; en hij deed dat goed, en recht,
21861 2Kro 31:20 | Juda; en hij deed dat goed, en recht, en waarachtig was,
21862 2Kro 31:20 | deed dat goed, en recht, en waarachtig was, voor het
21863 2Kro 31:21 | 21 En in alle werk, dat hij begon
21864 2Kro 31:21 | dienst van het huis Gods, en in de wet en in het gebod,
21865 2Kro 31:21 | huis Gods, en in de wet en in het gebod, om zijn God
21866 2Kro 31:21 | hij met zijn ganse hart, en had voorspoed. ~ ~ ~
21867 2Kro 32:1 | Na deze geschiedenissen en derzelver bevestiging, kwam
21868 2Kro 32:1 | de koning van Assyrie, en toog in Juda, en legerde
21869 2Kro 32:1 | Assyrie, en toog in Juda, en legerde zich tegen de vaste
21870 2Kro 32:1 | zich tegen de vaste steden, en dacht ze tot zich af te
21871 2Kro 32:2 | ziende, dat Sanherib kwam, en zijn aangezicht was tot
21872 2Kro 32:3 | hij raad met zijn vorsten en zijn helden, om de fonteinwateren
21873 2Kro 32:3 | die buiten de stad waren; en zij hielpen hem. ~
21874 2Kro 32:4 | koningen van Assyrie komen, en veel waters vinden? ~
21875 2Kro 32:5 | Zo versterkte hij zich, en bouwde den gehelen muur
21876 2Kro 32:5 | anderen muur daarbuiten, en hij versterkte Millo in
21877 2Kro 32:5 | Millo in de stad Davids; en hij maakte geweer en schilden
21878 2Kro 32:5 | Davids; en hij maakte geweer en schilden in menigte. ~
21879 2Kro 32:6 | 6 En hij stelde krijgsoversten
21880 2Kro 32:6 | krijgsoversten over het volk, en hij vergaderde hen tot zich
21881 2Kro 32:6 | de straat der stadspoort, en sprak naar hun hart, zeggende: ~
21882 2Kro 32:7 | 7 Zijt sterk, en hebt een goeden moed, vreest
21883 2Kro 32:7 | goeden moed, vreest niet, en ontzet u niet, voor het
21884 2Kro 32:8 | onze God, om ons te helpen, en om onze krijgen te krijgen.
21885 2Kro 32:8 | onze krijgen te krijgen. En het volk steunde op de woorden
21886 2Kro 32:9 | hij zelf was voor Lachis, en al zijn heerschappij met
21887 2Kro 32:9 | Jehizkia, den koning van Juda, en tot het ganse Juda, dat
21888 2Kro 32:11 | overgeve, om door honger en door dorst te sterven, zeggende:
21889 2Kro 32:12 | dezelfde Jehizkia Zijn hoogten en Zijn altaren weggenomen,
21890 2Kro 32:12 | Zijn altaren weggenomen, en tot Juda en tot Jeruzalem
21891 2Kro 32:12 | weggenomen, en tot Juda en tot Jeruzalem gesproken,
21892 2Kro 32:12 | zult gij u nederbuigen, en daarop roken? ~
21893 2Kro 32:13 | niet, wat ik gedaan heb, en mijn vaderen aan alle volken
21894 2Kro 32:15 | Jehizkia ulieden niet bedriege, en dat hij u op zulk een wijze
21895 2Kro 32:15 | zulk een wijze niet opruie, en gelooft hem niet; want geen
21896 2Kro 32:15 | geen god van enige natie en koninkrijk heeft zijn volk
21897 2Kro 32:15 | zijn volk uit mijn hand en mijner vaderen hand kunnen
21898 2Kro 32:16 | meer tegen God, den HEERE, en tegen Zijn knecht Jehizkia. ~
21899 2Kro 32:17 | den God Israels, te honen en om tegen Hem te spreken,
21900 2Kro 32:18 | 18 En zij riepen met luider stem,
21901 2Kro 32:18 | om die bevreesd te maken en die te beroeren, opdat zij
21902 2Kro 32:19 | 19 En zij spraken van den God
21903 2Kro 32:20 | Maar de koning Jehizkia en de profeet Jesaja, de zoon
21904 2Kro 32:20 | van Amoz, baden daartegen, en zij riepen naar den hemel. ~
21905 2Kro 32:21 | 21 En de HEERE zond een engel,
21906 2Kro 32:21 | alle strijdbare helden, en vorsten, en oversten in
21907 2Kro 32:21 | strijdbare helden, en vorsten, en oversten in het leger des
21908 2Kro 32:21 | zijn land wedergekeerd; en als hij in het huis zijns
21909 2Kro 32:22 | verloste de HEERE Jehizkia en de inwoners van Jeruzalem,
21910 2Kro 32:22 | den koning van Assyrie, en uit de hand van allen; en
21911 2Kro 32:22 | en uit de hand van allen; en Hij geleidde hen rondom
21912 2Kro 32:23 | 23 En velen brachten geschenken
21913 2Kro 32:23 | den HEERE te Jeruzalem, en kostelijkheden tot Jehizkia,
21914 2Kro 32:24 | krank tot stervens toe, en hij bad tot den HEERE, Die
21915 2Kro 32:24 | HEERE, Die sprak tot hem, en Hij gaf hem een wonderteken. ~
21916 2Kro 32:25 | werd; daarom werd over hem, en over Juda en Jeruzalem,
21917 2Kro 32:25 | werd over hem, en over Juda en Jeruzalem, een grote toornigheid. ~
21918 2Kro 32:26 | verheffing zijns harten, hij en de inwoners van Jeruzalem,
21919 2Kro 32:27 | nu had zeer veel rijkdom en eer; en hij maakte zich
21920 2Kro 32:27 | zeer veel rijkdom en eer; en hij maakte zich schatkameren
21921 2Kro 32:27 | schatkameren voor zilver en voor goud, en voor kostelijk
21922 2Kro 32:27 | voor zilver en voor goud, en voor kostelijk gesteente,
21923 2Kro 32:27 | voor kostelijk gesteente, en voor specerijen, en voor
21924 2Kro 32:27 | gesteente, en voor specerijen, en voor schilden, en voor alle
21925 2Kro 32:27 | specerijen, en voor schilden, en voor alle begeerlijk gereedschap; ~
21926 2Kro 32:28 | de inkomsten van koren, en most, en olie; en stallen
21927 2Kro 32:28 | inkomsten van koren, en most, en olie; en stallen voor allerlei
21928 2Kro 32:28 | koren, en most, en olie; en stallen voor allerlei beesten,
21929 2Kro 32:28 | stallen voor allerlei beesten, en kooien voor de kudden. ~
21930 2Kro 32:29 | mitsgaders bezitting van schapen en runderen in menigte; want
21931 2Kro 32:30 | opperuitgang der wateren van Gihon, en leidde ze recht af beneden
21932 2Kro 32:32 | geschiedenissen van Jehizkia, en zijn goeddadigheden, ziet,
21933 2Kro 32:32 | Jesaja, den zoon van Amoz, en in het boek der koningen
21934 2Kro 32:32 | boek der koningen van Juda en Israel. ~
21935 2Kro 32:33 | 33 En Jehizkia ontsliep met zijn
21936 2Kro 32:33 | ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in het
21937 2Kro 32:33 | daartoe deden gans Juda en de inwoners van Jeruzalem
21938 2Kro 32:33 | hem eer aan in zijn dood; en zijn zoon Manasse werd koning
21939 2Kro 33:1 | oud, als hij koning werd, en regeerde vijf en vijftig
21940 2Kro 33:1 | koning werd, en regeerde vijf en vijftig jaren te Jeruzalem. ~
21941 2Kro 33:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in
21942 2Kro 33:3 | Jehizkia afgebroken had, en richtte den Baals altaren
21943 2Kro 33:3 | richtte den Baals altaren op, en maakte bossen, en boog zich
21944 2Kro 33:3 | altaren op, en maakte bossen, en boog zich neder voor al
21945 2Kro 33:3 | al het heir des hemels, en diende ze; ~
21946 2Kro 33:4 | 4 En bouwde altaren in het huis
21947 2Kro 33:6 | 6 En hij deed zijn zonen door
21948 2Kro 33:6 | dal des zoons van Hinnom, en pleegde guichelarij, en
21949 2Kro 33:6 | en pleegde guichelarij, en gaf op vogelgeschrei acht,
21950 2Kro 33:6 | gaf op vogelgeschrei acht, en toverde, en hij stelde waarzeggers
21951 2Kro 33:6 | vogelgeschrei acht, en toverde, en hij stelde waarzeggers en
21952 2Kro 33:6 | en hij stelde waarzeggers en duivelskunstenaren; en hij
21953 2Kro 33:6 | waarzeggers en duivelskunstenaren; en hij deed zeer veel kwaads
21954 2Kro 33:7 | God gezegd had tot David en tot zijn zoon Salomo: In
21955 2Kro 33:7 | zoon Salomo: In dit huis, en te Jeruzalem, dat Ik uit
21956 2Kro 33:8 | 8 En Ik zal den voet van Israel
21957 2Kro 33:8 | heb, naar de ganse wet, en inzettingen, en rechten,
21958 2Kro 33:8 | ganse wet, en inzettingen, en rechten, door de hand van
21959 2Kro 33:9 | 9 Zo deed Manasse Juda en de inwoners te Jeruzalem
21960 2Kro 33:10 | HEERE sprak wel tot Manasse en tot zijn volk; maar zij
21961 2Kro 33:11 | namen onder de doornen; en zij bonden hem met twee
21962 2Kro 33:11 | met twee koperen ketenen, en voerden hem naar Babel. ~
21963 2Kro 33:12 | 12 En als hij hem benauwde, bad
21964 2Kro 33:12 | zijns Gods, ernstelijk aan, en vernederde zich zeer voor
21965 2Kro 33:13 | 13 En bad Hem; en Hij liet Zich
21966 2Kro 33:13 | 13 En bad Hem; en Hij liet Zich van hem verbidden,
21967 2Kro 33:13 | Zich van hem verbidden, en hoorde zijn smeking, en
21968 2Kro 33:13 | en hoorde zijn smeking, en Hij bracht hem weder te
21969 2Kro 33:14 | 14 En na dezen bouwde hij den
21970 2Kro 33:14 | westzijde van Gihon in het dal, en tot den ingang van de Vispoort,
21971 2Kro 33:14 | ingang van de Vispoort, en omsingelde Ofel, en verhief
21972 2Kro 33:14 | Vispoort, en omsingelde Ofel, en verhief dien zeer; hij legde
21973 2Kro 33:15 | 15 En hij nam de vreemde goden
21974 2Kro 33:15 | hij nam de vreemde goden en die gelijkenis uit het huis
21975 2Kro 33:15 | van het huis des HEEREN, en te Jeruzalem; en hij wierp
21976 2Kro 33:15 | HEEREN, en te Jeruzalem; en hij wierp ze buiten de stad. ~
21977 2Kro 33:16 | 16 En hij richtte het altaar des
21978 2Kro 33:16 | het altaar des HEEREN toe, en offerde daarop dankofferen
21979 2Kro 33:16 | offerde daarop dankofferen en lofofferen, en zeide tot
21980 2Kro 33:16 | dankofferen en lofofferen, en zeide tot Juda, dat zij
21981 2Kro 33:18 | geschiedenissen van Manasse, en zijn gebed tot zijn God,
21982 2Kro 33:19 | 19 En zijn gebed, en hoe God Zich
21983 2Kro 33:19 | 19 En zijn gebed, en hoe God Zich van hem heeft
21984 2Kro 33:19 | verbidden, ook al zijn zonde, en zijn overtreding, en de
21985 2Kro 33:19 | zonde, en zijn overtreding, en de plaatsen, waarop hij
21986 2Kro 33:19 | waarop hij hoogten gebouwd, en bossen en gesneden beelden
21987 2Kro 33:19 | hoogten gebouwd, en bossen en gesneden beelden gesteld
21988 2Kro 33:20 | 20 En Manasse ontsliep met zijn
21989 2Kro 33:20 | ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in zijn
21990 2Kro 33:20 | begroeven hem in zijn huis; en zijn zoon Amon werd koning
21991 2Kro 33:21 | 21 Amon was twee en twintig jaren oud, als hij
21992 2Kro 33:21 | oud, als hij koning werd, en regeerde twee jaren te Jeruzalem. ~
21993 2Kro 33:22 | 22 En hij deed dat kwaad was in
21994 2Kro 33:22 | vader Manasse gemaakt had, en diende ze. ~
21995 2Kro 33:24 | 24 En zijn knechten maakten een
21996 2Kro 33:24 | een verbintenis tegen hem, en doodden hem in zijn huis. ~
21997 2Kro 33:25 | koning Amon gemaakt hadden; en het volk des lands maakte
21998 2Kro 34:1 | oud, toen hij koning werd, en regeerde een en dertig jaren
21999 2Kro 34:1 | koning werd, en regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem. ~
22000 2Kro 34:2 | 2 En hij deed dat recht was in
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |