1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
22001 2Kro 34:2 | was in de ogen des HEEREN, en wandelde in de wegen van
22002 2Kro 34:2 | wegen van zijn vader David, en week niet af ter rechter
22003 2Kro 34:3 | vaders Davids te zoeken; en in het twaalfde jaar begon
22004 2Kro 34:3 | twaalfde jaar begon hij Juda en Jeruzalem van de hoogten
22005 2Kro 34:3 | Jeruzalem van de hoogten en de bossen, en de gesneden
22006 2Kro 34:3 | de hoogten en de bossen, en de gesneden en de gegoten
22007 2Kro 34:3 | de bossen, en de gesneden en de gegoten beelden te reinigen. ~
22008 2Kro 34:4 | 4 En men brak voor zijn aangezicht
22009 2Kro 34:4 | af de altaren der Baals; en de zonnebeelden, die omhoog
22010 2Kro 34:4 | hieuw hij af; de bossen ook, en de gesneden en gegoten beelden
22011 2Kro 34:4 | bossen ook, en de gesneden en gegoten beelden verbrak,
22012 2Kro 34:4 | gegoten beelden verbrak, en vergruisde, en strooide
22013 2Kro 34:4 | verbrak, en vergruisde, en strooide hij op de graven
22014 2Kro 34:5 | 5 En de beenderen der priesteren
22015 2Kro 34:5 | verbrandde hij op hun altaren; en hij reinigde Juda en Jeruzalem. ~
22016 2Kro 34:5 | altaren; en hij reinigde Juda en Jeruzalem. ~
22017 2Kro 34:6 | in de steden van Manasse, en Efraim, en Simeon, ja, tot
22018 2Kro 34:6 | van Manasse, en Efraim, en Simeon, ja, tot Nafthali
22019 2Kro 34:7 | Brak hij ook de altaren af en de bossen, en de gesneden
22020 2Kro 34:7 | altaren af en de bossen, en de gesneden beelden stampte
22021 2Kro 34:7 | stampte hij, die vergruizende, en al de zonnebeelden hieuw
22022 2Kro 34:8 | regering als hij het land en het huis gereinigd had,
22023 2Kro 34:8 | Safan, den zoon van Azalia, en Maaseja, den overste der
22024 2Kro 34:8 | Maaseja, den overste der stad, en Joha, den zoon van Joahaz,
22025 2Kro 34:9 | 9 En zij kwamen tot Hilkia, den
22026 2Kro 34:9 | Hilkia, den hogepriester, en zij gaven het geld, dat
22027 2Kro 34:9 | uit de hand van Manasse en Efraim, en uit het ganse
22028 2Kro 34:9 | hand van Manasse en Efraim, en uit het ganse overblijfsel
22029 2Kro 34:9 | overblijfsel van Israel, en uit gans Juda en Benjamin,
22030 2Kro 34:9 | Israel, en uit gans Juda en Benjamin, en te Jeruzalem
22031 2Kro 34:9 | uit gans Juda en Benjamin, en te Jeruzalem wedergekomen
22032 2Kro 34:10 | over het huis des HEEREN, en deze gaven dat dengenen,
22033 2Kro 34:10 | om het huis te vermaken en te verbeteren. ~
22034 2Kro 34:11 | gaven het den werkmeesters en de bouwlieden, om gehouwen
22035 2Kro 34:11 | gehouwen stenen te kopen, en hout tot de samenvoegingen,
22036 2Kro 34:11 | hout tot de samenvoegingen, en om de huizen te zolderen,
22037 2Kro 34:12 | 12 En die mannen handelden trouwelijk
22038 2Kro 34:12 | trouwelijk in dit werk; en de bestelden over dezelve
22039 2Kro 34:12 | over dezelve waren Jahath en Obadja, Levieten van de
22040 2Kro 34:12 | Merari, mitsgaders Zacharia en Mesullam, van de kinderen
22041 2Kro 34:12 | het werk voort te drijven; en die Levieten waren allen
22042 2Kro 34:13 | ook over de lastdragers, en de voortdrijvers van allen,
22043 2Kro 34:13 | Levieten waren schrijvers, en ambtlieden, en poortiers. ~
22044 2Kro 34:13 | schrijvers, en ambtlieden, en poortiers. ~
22045 2Kro 34:14 | 14 En als zij het geld uitnamen,
22046 2Kro 34:15 | 15 En Hilkia antwoordde en zeide
22047 2Kro 34:15 | 15 En Hilkia antwoordde en zeide tot Safan, de schrijver:
22048 2Kro 34:15 | in het huis des HEEREN. En Hilkia gaf Safan dat boek. ~
22049 2Kro 34:16 | 16 En Safan droeg dat boek tot
22050 2Kro 34:17 | 17 En zij hebben het geld samengestort,
22051 2Kro 34:17 | des HEEREN gevonden is, en hebben het gegeven in de
22052 2Kro 34:17 | in de hand der bestelden, en in de hand dergenen, die
22053 2Kro 34:18 | heeft mij een boek gegeven. En Safan las daarin voor het
22054 2Kro 34:20 | 20 En de koning gebood Hilkia,
22055 2Kro 34:20 | de koning gebood Hilkia, en Ahikam, den zoon van Safan,
22056 2Kro 34:20 | Ahikam, den zoon van Safan, en Abdon, den zoon van Micha,
22057 2Kro 34:20 | Abdon, den zoon van Micha, en Safan, den schrijver, en
22058 2Kro 34:20 | en Safan, den schrijver, en Asaja, den knecht des konings,
22059 2Kro 34:21 | vraagt den HEERE voor mij, en voor het overgeblevene in
22060 2Kro 34:21 | overgeblevene in Israel en in Juda, over de woorden
22061 2Kro 34:22 | Toen ging Hilkia henen, en die des konings waren, tot
22062 2Kro 34:22 | Jeruzalem in het tweede deel; en zij spraken zulks tot haar. ~
22063 2Kro 34:23 | 23 En zij zeide tot hen: Zo zegt
22064 2Kro 34:24 | zal kwaad over deze plaats en over haar inwoners brengen;
22065 2Kro 34:25 | Daarom dat zij Mij verlaten, en anderen goden gerookt hebben,
22066 2Kro 34:25 | worden tegen deze plaats, en niet uitgeblust worden. ~
22067 2Kro 34:27 | uw hart week geworden is, en gij u voor het aangezicht
22068 2Kro 34:27 | hoordet tegen deze plaats en tegen haar inwoners, en
22069 2Kro 34:27 | en tegen haar inwoners, en hebt u vernederd voor Mijn
22070 2Kro 34:27 | vernederd voor Mijn aangezicht, en uw klederen gescheurd, en
22071 2Kro 34:27 | en uw klederen gescheurd, en geweend voor Mijn aangezicht,
22072 2Kro 34:28 | verzamelen tot uw vaderen, en gij zult met vrede in uw
22073 2Kro 34:28 | uw graf verzameld worden, en uw ogen zullen al dat kwaad
22074 2Kro 34:28 | dat Ik over deze plaats en over haar inwoners brengen
22075 2Kro 34:28 | haar inwoners brengen zal. En zij brachten den koning
22076 2Kro 34:29 | Toen zond de koning henen, en verzamelde alle oudsten
22077 2Kro 34:29 | verzamelde alle oudsten van Juda en Jeruzalem. ~
22078 2Kro 34:30 | 30 En de koning ging op in het
22079 2Kro 34:30 | in het huis des HEEREN, en al de mannen van Juda en
22080 2Kro 34:30 | en al de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem,
22081 2Kro 34:30 | mitsgaders de priesters en de Levieten, en al het volk,
22082 2Kro 34:30 | priesters en de Levieten, en al het volk, van den grote
22083 2Kro 34:30 | grote tot den kleine toe; en men las voor hun oren al
22084 2Kro 34:31 | 31 En de koning stond in zijn
22085 2Kro 34:31 | stond in zijn standplaats, en maakte een verbond voor
22086 2Kro 34:31 | den HEERE na te wandelen, en om Zijn geboden, en Zijn
22087 2Kro 34:31 | wandelen, en om Zijn geboden, en Zijn getuigenissen, en Zijn
22088 2Kro 34:31 | en Zijn getuigenissen, en Zijn inzettingen, met zijn
22089 2Kro 34:31 | inzettingen, met zijn ganse hart en met zijn ganse ziel, te
22090 2Kro 34:32 | 32 En hij deed allen, die te Jeruzalem
22091 2Kro 34:32 | allen, die te Jeruzalem en in Benjamin gevonden werden,
22092 2Kro 34:32 | gevonden werden, staan; en de inwoners van Jeruzalem
22093 2Kro 34:33 | kinderen Israels waren, en maakte allen, die in Israel
22094 2Kro 35:1 | den HEERE te Jeruzalem; en zij slachtten het pascha
22095 2Kro 35:2 | 2 En hij stelde de priesteren
22096 2Kro 35:2 | priesteren op hun wachten; en hij sterkte hen tot den
22097 2Kro 35:3 | 3 En hij zeide tot de Levieten,
22098 2Kro 35:3 | dient nu den HEERE, uw God, en Zijn volk Israel; ~
22099 2Kro 35:4 | 4 En bereidt u naar de huizen
22100 2Kro 35:4 | den koning van Israel, en naar de beschrijving van
22101 2Kro 35:5 | 5 En staat in het heiligdom,
22102 2Kro 35:5 | uw broederen, het volk, en naar de afdeling van de
22103 2Kro 35:6 | 6 En slacht het pascha, en heiligt
22104 2Kro 35:6 | 6 En slacht het pascha, en heiligt u, en bereidt dat
22105 2Kro 35:6 | het pascha, en heiligt u, en bereidt dat voor uw broederen,
22106 2Kro 35:7 | 7 En Josia gaf voor het volk,
22107 2Kro 35:7 | van klein vee, lammeren en jonge geitenbokken, die
22108 2Kro 35:8 | volk, voor de priesteren, en voor de Levieten; Hilkia,
22109 2Kro 35:8 | voor de Levieten; Hilkia, en Zacharia, en Jehiel, de
22110 2Kro 35:8 | Levieten; Hilkia, en Zacharia, en Jehiel, de oversten van
22111 2Kro 35:8 | paasofferen, twee duizend en zeshonderd klein vee, en
22112 2Kro 35:8 | en zeshonderd klein vee, en driehonderd runderen. ~
22113 2Kro 35:9 | 9 Daartoe Chonanja, en Semaja, en Nethaneel, zijn
22114 2Kro 35:9 | Daartoe Chonanja, en Semaja, en Nethaneel, zijn broeders,
22115 2Kro 35:9 | broeders, mitsgaders Hasabja, en Jeiel, en Jozabad, de oversten
22116 2Kro 35:9 | mitsgaders Hasabja, en Jeiel, en Jozabad, de oversten der
22117 2Kro 35:9 | vijf duizend klein vee en vijfhonderd runderen. ~
22118 2Kro 35:10 | werd de dienst toebereid; en de priesteren stonden in
22119 2Kro 35:10 | stonden in hun standplaats, en de Levieten in hun verdelingen,
22120 2Kro 35:11 | slachtte men het pascha, en de priesters sprengden het
22121 2Kro 35:11 | het bloed uit hun handen, en de Levieten trokken de huiden
22122 2Kro 35:12 | 12 En zij namen het brandoffer
22123 2Kro 35:12 | is in het boek van Mozes; en alzo met de runderen. ~
22124 2Kro 35:13 | 13 En zij kookten het pascha bij
22125 2Kro 35:13 | dingen kookten zij in potten, en in ketels, en in pannen;
22126 2Kro 35:13 | in potten, en in ketels, en in pannen; en zij deelden
22127 2Kro 35:13 | in ketels, en in pannen; en zij deelden het haastelijk
22128 2Kro 35:14 | zij ook voor zichzelven en voor de priesteren; want
22129 2Kro 35:14 | offeren der brandofferen en des vets; daarom bereidden
22130 2Kro 35:14 | Levieten voor zichzelven, en voor de priesteren, de zonen
22131 2Kro 35:15 | 15 En de zangers, de zonen van
22132 2Kro 35:15 | naar het gebod van David, en Asaf, en Heman, en Jeduthun,
22133 2Kro 35:15 | gebod van David, en Asaf, en Heman, en Jeduthun, den
22134 2Kro 35:15 | David, en Asaf, en Heman, en Jeduthun, den ziener des
22135 2Kro 35:16 | beschikt, om pascha te houden, en brandofferen op het altaar
22136 2Kro 35:17 | 17 En de kinderen Israels, die
22137 2Kro 35:17 | pascha ter zelfder tijd, en het feest der ongezuurde
22138 2Kro 35:18 | Samuel, den profeet, af; en geen koningen van Israel
22139 2Kro 35:18 | Josia hield met de priesters en de Levieten, en gans Juda
22140 2Kro 35:18 | priesters en de Levieten, en gans Juda en Israel, dat
22141 2Kro 35:18 | de Levieten, en gans Juda en Israel, dat er gevonden
22142 2Kro 35:18 | Israel, dat er gevonden werd, en de inwoners van Jeruzalem. ~
22143 2Kro 35:20 | Karchemis, aan den Frath; en Josia toog uit hem tegemoet. ~
22144 2Kro 35:21 | oorlog voert tegen mij; en God heeft gezegd, dat ik
22145 2Kro 35:22 | om tegen hem te strijden, en hoorde niet naar de woorden
22146 2Kro 35:23 | 23 En de schutters schoten den
22147 2Kro 35:24 | 24 En zijn knechten namen hem
22148 2Kro 35:24 | namen hem weg van den wagen, en voerden hem op den tweeden
22149 2Kro 35:24 | tweeden wagen, dien hij had, en brachten hem te Jeruzalem;
22150 2Kro 35:24 | brachten hem te Jeruzalem; en hij stierf, en werd begraven
22151 2Kro 35:24 | Jeruzalem; en hij stierf, en werd begraven in de graven
22152 2Kro 35:24 | de graven zijner vaderen; en gans Juda en Jeruzalem bedreven
22153 2Kro 35:24 | zijner vaderen; en gans Juda en Jeruzalem bedreven rouw
22154 2Kro 35:25 | 25 En Jeremia maakte een klaaglied
22155 2Kro 35:25 | desgelijks alle zangers en zangeressen spraken in hun
22156 2Kro 35:25 | een inzetting in Israel; en ziet, zij zijn geschreven
22157 2Kro 35:26 | geschiedenissen van Josia, en zijn goeddadigheden, naar
22158 2Kro 35:27 | geschiedenissen dan, de eerste en de laatste, ziet, die zijn
22159 2Kro 35:27 | der koningen van Israel en van Juda. ~ ~
22160 2Kro 36:1 | den HEERE te Jeruzalem; en zij slachtten het pascha
22161 2Kro 36:2 | 2 En hij stelde de priesteren
22162 2Kro 36:2 | priesteren op hun wachten; en hij sterkte hen tot den
22163 2Kro 36:3 | 3 En hij zeide tot de Levieten,
22164 2Kro 36:3 | dient nu den HEERE, uw God, en Zijn volk Israel; ~
22165 2Kro 36:4 | 4 En bereidt u naar de huizen
22166 2Kro 36:4 | den koning van Israel, en naar de beschrijving van
22167 2Kro 36:5 | 5 En staat in het heiligdom,
22168 2Kro 36:5 | uw broederen, het volk, en naar de afdeling van de
22169 2Kro 36:6 | 6 En slacht het pascha, en heiligt
22170 2Kro 36:6 | 6 En slacht het pascha, en heiligt u, en bereidt dat
22171 2Kro 36:6 | het pascha, en heiligt u, en bereidt dat voor uw broederen,
22172 2Kro 36:7 | 7 En Josia gaf voor het volk,
22173 2Kro 36:7 | van klein vee, lammeren en jonge geitenbokken, die
22174 2Kro 36:8 | volk, voor de priesteren, en voor de Levieten; Hilkia,
22175 2Kro 36:8 | voor de Levieten; Hilkia, en Zacharia, en Jehiel, de
22176 2Kro 36:8 | Levieten; Hilkia, en Zacharia, en Jehiel, de oversten van
22177 2Kro 36:8 | paasofferen, twee duizend en zeshonderd klein vee, en
22178 2Kro 36:8 | en zeshonderd klein vee, en driehonderd runderen. ~
22179 2Kro 36:9 | 9 Daartoe Chonanja, en Semaja, en Nethaneel, zijn
22180 2Kro 36:9 | Daartoe Chonanja, en Semaja, en Nethaneel, zijn broeders,
22181 2Kro 36:9 | broeders, mitsgaders Hasabja, en Jeiel, en Jozabad, de oversten
22182 2Kro 36:9 | mitsgaders Hasabja, en Jeiel, en Jozabad, de oversten der
22183 2Kro 36:9 | vijf duizend klein vee en vijfhonderd runderen. ~
22184 2Kro 36:10 | werd de dienst toebereid; en de priesteren stonden in
22185 2Kro 36:10 | stonden in hun standplaats, en de Levieten in hun verdelingen,
22186 2Kro 36:11 | slachtte men het pascha, en de priesters sprengden het
22187 2Kro 36:11 | het bloed uit hun handen, en de Levieten trokken de huiden
22188 2Kro 36:12 | 12 En zij namen het brandoffer
22189 2Kro 36:12 | is in het boek van Mozes; en alzo met de runderen. ~
22190 2Kro 36:13 | 13 En zij kookten het pascha bij
22191 2Kro 36:13 | dingen kookten zij in potten, en in ketels, en in pannen;
22192 2Kro 36:13 | in potten, en in ketels, en in pannen; en zij deelden
22193 2Kro 36:13 | in ketels, en in pannen; en zij deelden het haastelijk
22194 2Kro 36:14 | zij ook voor zichzelven en voor de priesteren; want
22195 2Kro 36:14 | offeren der brandofferen en des vets; daarom bereidden
22196 2Kro 36:14 | Levieten voor zichzelven, en voor de priesteren, de zonen
22197 2Kro 36:15 | 15 En de zangers, de zonen van
22198 2Kro 36:15 | naar het gebod van David, en Asaf, en Heman, en Jeduthun,
22199 2Kro 36:15 | gebod van David, en Asaf, en Heman, en Jeduthun, den
22200 2Kro 36:15 | David, en Asaf, en Heman, en Jeduthun, den ziener des
22201 2Kro 36:16 | beschikt, om pascha te houden, en brandofferen op het altaar
22202 2Kro 36:17 | 17 En de kinderen Israels, die
22203 2Kro 36:17 | pascha ter zelfder tijd, en het feest der ongezuurde
22204 2Kro 36:18 | Samuel, den profeet, af; en geen koningen van Israel
22205 2Kro 36:18 | Josia hield met de priesters en de Levieten, en gans Juda
22206 2Kro 36:18 | priesters en de Levieten, en gans Juda en Israel, dat
22207 2Kro 36:18 | de Levieten, en gans Juda en Israel, dat er gevonden
22208 2Kro 36:18 | Israel, dat er gevonden werd, en de inwoners van Jeruzalem. ~
22209 2Kro 36:20 | Karchemis, aan den Frath; en Josia toog uit hem tegemoet. ~
22210 2Kro 36:21 | oorlog voert tegen mij; en God heeft gezegd, dat ik
22211 2Kro 36:22 | om tegen hem te strijden, en hoorde niet naar de woorden
22212 2Kro 36:23 | 23 En de schutters schoten den
22213 2Kro 36:24 | 24 En zijn knechten namen hem
22214 2Kro 36:24 | namen hem weg van den wagen, en voerden hem op den tweeden
22215 2Kro 36:24 | tweeden wagen, dien hij had, en brachten hem te Jeruzalem;
22216 2Kro 36:24 | brachten hem te Jeruzalem; en hij stierf, en werd begraven
22217 2Kro 36:24 | Jeruzalem; en hij stierf, en werd begraven in de graven
22218 2Kro 36:24 | de graven zijner vaderen; en gans Juda en Jeruzalem bedreven
22219 2Kro 36:24 | zijner vaderen; en gans Juda en Jeruzalem bedreven rouw
22220 2Kro 36:25 | 25 En Jeremia maakte een klaaglied
22221 2Kro 36:25 | desgelijks alle zangers en zangeressen spraken in hun
22222 2Kro 36:25 | een inzetting in Israel; en ziet, zij zijn geschreven
22223 2Kro 36:26 | geschiedenissen van Josia, en zijn goeddadigheden, naar
22224 2Kro 36:27 | geschiedenissen dan, de eerste en de laatste, ziet, die zijn
22225 2Kro 36:27 | der koningen van Israel en van Juda. ~
22226 2Kro 37:1 | Joahaz, den zoon van Josia, en zij maakten hem koning,
22227 2Kro 37:2 | 2 Drie en twintig jaren was Joahaz
22228 2Kro 37:2 | oud, als hij koning werd, en hij regeerde drie maanden
22229 2Kro 37:3 | zette hem af te Jeruzalem; en hij legde het land een boete
22230 2Kro 37:3 | honderd talenten zilvers en een talent gouds. ~
22231 2Kro 37:4 | 4 En de koning van Egypte maakte
22232 2Kro 37:4 | Eljakim koning over Juda en Jeruzalem, en veranderde
22233 2Kro 37:4 | over Juda en Jeruzalem, en veranderde zijn naam in
22234 2Kro 37:4 | broeder Joahaz nam Necho, en bracht hem in Egypte. ~
22235 2Kro 37:5 | 5 Vijf en twintig jaren was Jojakim
22236 2Kro 37:5 | oud, als hij koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem;
22237 2Kro 37:5 | elf jaren te Jeruzalem; en hij deed dat kwaad was in
22238 2Kro 37:6 | Babel, toog tegen hem op, en bond hem met twee koperen
22239 2Kro 37:7 | huis des HEEREN naar Babel, en stelde ze in zijn tempel
22240 2Kro 37:8 | geschiedenissen van Jojakim, en zijn gruwelen, die hij deed,
22241 2Kro 37:8 | gruwelen, die hij deed, en wat aan hem gevonden werd,
22242 2Kro 37:8 | der koningen van Israel en Juda; en Jojachin, zijn
22243 2Kro 37:8 | koningen van Israel en Juda; en Jojachin, zijn zoon, werd
22244 2Kro 37:9 | oud, als hij koning werd, en regeerde drie maanden en
22245 2Kro 37:9 | en regeerde drie maanden en tien dagen te Jeruzalem,
22246 2Kro 37:9 | tien dagen te Jeruzalem, en deed dat kwaad was in de
22247 2Kro 37:10 | 10 En met de wederkomst des jaars
22248 2Kro 37:10 | koning Nebukadnezar henen, en liet hem naar Babel halen,
22249 2Kro 37:10 | van het huis des HEEREN; en hij maakte zijn broeder
22250 2Kro 37:10 | Zedekia koning over Juda en Jeruzalem. ~
22251 2Kro 37:11 | 11 Een en twintig jaren was Zedekia
22252 2Kro 37:11 | oud, als hij koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem. ~
22253 2Kro 37:12 | 12 En hij deed dat kwaad was in
22254 2Kro 37:13 | hem beedigd had bij God; en verhardde zijn nek, en verstokte
22255 2Kro 37:13 | en verhardde zijn nek, en verstokte zijn hart, dat
22256 2Kro 37:14 | oversten der priesteren, en het volk, der overtredingen
22257 2Kro 37:14 | alle gruwelen der heidenen; en zij verontreinigden het
22258 2Kro 37:15 | 15 En de HEERE, de God hunner
22259 2Kro 37:15 | Hij verschoonde Zijn volk en Zijn woning. ~
22260 2Kro 37:16 | spotten met de boden Gods, en verachtten Zijn woorden;
22261 2Kro 37:17 | huns heiligdoms doodde, en hij verschoonde de jongelingen
22262 2Kro 37:18 | 18 En alle vaten van het huis
22263 2Kro 37:18 | het huis Gods, de grote en de kleine, en de schatten
22264 2Kro 37:18 | de grote en de kleine, en de schatten van het huis
22265 2Kro 37:18 | van het huis des HEEREN, en de schatten des konings
22266 2Kro 37:18 | de schatten des konings en zijner vorsten, dit alles
22267 2Kro 37:19 | 19 En zij verbrandden het huis
22268 2Kro 37:19 | verbrandden het huis Gods, en zij braken den muur van
22269 2Kro 37:19 | den muur van Jeruzalem af, en al de paleizen daarvan verbrandden
22270 2Kro 37:20 | 20 En wie overgebleven was van
22271 2Kro 37:20 | voerde hij weg naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen
22272 2Kro 37:20 | Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot knechten,
22273 2Kro 37:23 | koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem
22274 2Kro 37:23 | zijn God, zij met hem, en hij trekke op. ~ ~
22275 Ezra 1:2 | koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem
22276 Ezra 1:3 | volk? Zijn God zij met hem, en hij trekke op naar Jeruzalem,
22277 Ezra 1:3 | Jeruzalem, dat in Juda is, en hij bouwe het huis des HEEREN,
22278 Ezra 1:4 | 4 En al wie achterblijven zou
22279 Ezra 1:4 | bevorderlijk zijn met zilver, en met goud, en met have, en
22280 Ezra 1:4 | met zilver, en met goud, en met have, en met beesten;
22281 Ezra 1:4 | en met goud, en met have, en met beesten; benevens een
22282 Ezra 1:5 | hoofden der vaderen van Juda en Benjamin, en de priesteren
22283 Ezra 1:5 | vaderen van Juda en Benjamin, en de priesteren en de Levieten,
22284 Ezra 1:5 | Benjamin, en de priesteren en de Levieten, benevens een
22285 Ezra 1:6 | vaten, met goud, met have, en met beesten, en met kostelijkheden;
22286 Ezra 1:6 | met have, en met beesten, en met kostelijkheden; behalve
22287 Ezra 1:7 | Jeruzalem had uitgevoerd, en had gesteld in het huis
22288 Ezra 1:8 | 8 En Kores, de koning van Perzie,
22289 Ezra 1:9 | 9 En dit is hun getal: dertig
22290 Ezra 1:9 | zilveren bekkens, negen en twintig messen; ~
22291 Ezra 1:10 | gouden bekers, vierhonderd en tien andere zilveren bekers;
22292 Ezra 1:11 | 11 Alle vaten van goud en van zilver waren vijf duizend
22293 Ezra 1:11 | zilver waren vijf duizend en vierhonderd; deze alle voerde
22294 Ezra 2:1 | Babel, die naar Jeruzalem en Juda zijn wedergekeerd,
22295 Ezra 2:2 | Bilsan, Mizpar, Bigvai, Rehum en Baena. Dit is het getal
22296 Ezra 2:3 | twee duizend honderd twee en zeventig. ~
22297 Ezra 2:4 | Sefatja, driehonderd twee en zeventig. ~
22298 Ezra 2:5 | Arach, zevenhonderd vijf en zeventig. ~
22299 Ezra 2:6 | twee duizend achthonderd en twaalf. ~
22300 Ezra 2:7 | duizend tweehonderd vier en vijftig. ~
22301 Ezra 2:10 | van Bani, zeshonderd twee en veertig. ~
22302 Ezra 2:11 | van Bebai, zeshonderd drie en twintig. ~
22303 Ezra 2:12 | duizend tweehonderd twee en twintig.
22304 Ezra 2:13 | Adonikam, zeshonderd zes en zestig. ~
22305 Ezra 2:14 | Bigvai, twee duizend zes en vijftig. ~
22306 Ezra 2:15 | van Adin, vierhonderd vier en vijftig. ~
22307 Ezra 2:16 | van Ater, van Hizkia, acht en negentig. ~
22308 Ezra 2:17 | Bezai, driehonderd drie en twintig. ~
22309 Ezra 2:18 | kinderen van Jora, honderd en twaalf. ~
22310 Ezra 2:19 | Hasum, tweehonderd drie en twintig. ~
22311 Ezra 2:20 | kinderen van Gibbar, vijf en negentig. ~
22312 Ezra 2:21 | Bethlehem, honderd drie en twintig. ~
22313 Ezra 2:22 | De mannen van Netofa, zes en vijftig. ~
22314 Ezra 2:23 | van Anathoth, honderd acht en twintig. ~
22315 Ezra 2:24 | kinderen van Azmaveth, twee en veertig. ~
22316 Ezra 2:25 | van Kirjath-Arim, Cefira en Beeroth, zevenhonderd drie
22317 Ezra 2:25 | Beeroth, zevenhonderd drie en veertig. ~
22318 Ezra 2:26 | 26 De kinderen van Rama en Gaba, zeshonderd een en
22319 Ezra 2:26 | en Gaba, zeshonderd een en twintig. ~
22320 Ezra 2:27 | van Michmas, honderd twee en twintig. ~
22321 Ezra 2:28 | 28 De mannen van Beth-El en Ai, tweehonderd drie en
22322 Ezra 2:28 | en Ai, tweehonderd drie en twintig. ~
22323 Ezra 2:29 | kinderen van Nebo, twee en vijftig. ~
22324 Ezra 2:30 | van Magbis, honderd zes en vijftig. ~
22325 Ezra 2:31 | duizend tweehonderd vier en vijftig. ~
22326 Ezra 2:32 | kinderen van Harim, driehonderd en twintig. ~
22327 Ezra 2:33 | kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd vijf en
22328 Ezra 2:33 | en Ono, zevenhonderd vijf en twintig. ~
22329 Ezra 2:34 | Jericho, driehonderd vijf en veertig. ~
22330 Ezra 2:35 | drie duizend zeshonderd en dertig. ~
22331 Ezra 2:36 | Jesua, negenhonderd drie en zeventig. ~
22332 Ezra 2:37 | van Immer, duizend twee en vijftig. ~
22333 Ezra 2:38 | duizend tweehonderd zeven en veertig. ~
22334 Ezra 2:39 | kinderen van Harim, duizend en zeventien. ~
22335 Ezra 2:40 | Levieten. De kinderen van Jesua en Kadmiel, van de kinderen
22336 Ezra 2:40 | kinderen van Hodavja, vier en zeventig. ~
22337 Ezra 2:41 | kinderen van Asaf honderd acht en twintig. ~
22338 Ezra 2:42 | allen waren honderd negen en dertig. ~
22339 Ezra 2:58 | 58 Al de Nethinim, en de kinderen der knechten
22340 Ezra 2:58 | waren driehonderd twee en negentig. ~
22341 Ezra 2:59 | Tel-harsa, Cherub, Addan en Immer; doch zij konden hunner
22342 Ezra 2:59 | konden hunner vaderen huis en hun zaad niet bewijzen,
22343 Ezra 2:60 | Nekoda, zeshonderd twee en vijftig. ~
22344 Ezra 2:61 | 61 En van de kinderen der priesteren,
22345 Ezra 2:61 | een vrouw genomen had, en naar hun naam genoemd was. ~
22346 Ezra 2:63 | 63 En Hattirsatha zeide tot hen,
22347 Ezra 2:63 | priester stond met urim en met thummim. ~
22348 Ezra 2:64 | gemeente te zamen was twee en veertig duizend driehonderd
22349 Ezra 2:64 | veertig duizend driehonderd en zestig. ~
22350 Ezra 2:65 | 65 Behalve hun knechten en hun maagden, die waren zeven
22351 Ezra 2:65 | duizend driehonderd zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd
22352 Ezra 2:65 | driehonderd zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd zangers
22353 Ezra 2:65 | hadden tweehonderd zangers en zangeressen. ~
22354 Ezra 2:66 | paarden waren zevenhonderd zes en dertig; hun muildieren,
22355 Ezra 2:66 | muildieren, tweehonderd vijf en veertig; ~
22356 Ezra 2:67 | kemelen, vierhonderd vijf en dertig; de ezelen, zes duizend
22357 Ezra 2:67 | zes duizend zevenhonderd en twintig. ~
22358 Ezra 2:68 | 68 En sommigen van de hoofden
22359 Ezra 2:69 | des werks, aan goud, een en zestig duizend drachmen,
22360 Ezra 2:69 | zestig duizend drachmen, en aan zilver, vijf duizend
22361 Ezra 2:69 | zilver, vijf duizend ponden, en honderd priesterrokken. ~
22362 Ezra 2:70 | 70 En de priesters en de Levieten,
22363 Ezra 2:70 | 70 En de priesters en de Levieten, en sommigen
22364 Ezra 2:70 | priesters en de Levieten, en sommigen uit het volk, zo
22365 Ezra 2:70 | zangers als de poortiers, en de Nethinim woonden in hun
22366 Ezra 2:70 | Nethinim woonden in hun steden, en gans Israel in zijn steden. ~ ~
22367 Ezra 3:1 | de zevende maand aankwam, en de kinderen Israels in de
22368 Ezra 3:2 | 2 En Jesua, de zoon van Jozadak,
22369 Ezra 3:2 | Jozadak, maakte zich op, en zijn broederen, de priesters
22370 Ezra 3:2 | broederen, de priesters en Zerubbabel, de zoon van
22371 Ezra 3:2 | de zoon van Sealthiel, en zijn broederen, en zij bouwden
22372 Ezra 3:2 | Sealthiel, en zijn broederen, en zij bouwden het altaar des
22373 Ezra 3:3 | 3 En zij vestigden het altaar
22374 Ezra 3:3 | vanwege de volken der landen; en zij offerden daarop brandofferen
22375 Ezra 3:3 | brandofferen des morgens en des avonds. ~
22376 Ezra 3:4 | 4 En zij hielden het feest der
22377 Ezra 3:4 | loofhutten, gelijk geschreven is; en zij offerden brandofferen
22378 Ezra 3:5 | het gedurig brandoffer, en van de nieuwe maanden, en
22379 Ezra 3:5 | en van de nieuwe maanden, en van alle gezette hoogtijden
22380 Ezra 3:7 | zij geld aan de houwers en werkmeesters, ook spijs
22381 Ezra 3:7 | werkmeesters, ook spijs en drank, en olie, aan de Sidoniers
22382 Ezra 3:7 | werkmeesters, ook spijs en drank, en olie, aan de Sidoniers en
22383 Ezra 3:7 | en olie, aan de Sidoniers en aan de Tyriers, om cederenhout
22384 Ezra 3:8 | de zoon van Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak,
22385 Ezra 3:8 | Jesua, de zoon van Jozadak, en de overige hunner broederen,
22386 Ezra 3:8 | broederen, de priesters en de Levieten, en allen, die
22387 Ezra 3:8 | priesters en de Levieten, en allen, die uit de gevangenis
22388 Ezra 3:8 | Jeruzalem gekomen waren; en zij stelden de Levieten,
22389 Ezra 3:8 | Levieten, van twintig jaren oud en daarboven, om opzicht te
22390 Ezra 3:9 | stond Jesua, zijn zonen en zijn broederen, en Kadmiel
22391 Ezra 3:9 | zonen en zijn broederen, en Kadmiel met zijn zonen,
22392 Ezra 3:9 | zonen van Henadad, hun zonen en hun broederen, de Levieten. ~
22393 Ezra 3:10 | zijnde, met trompetten, en de Levieten, Asafs zonen,
22394 Ezra 3:11 | 11 En zij zongen bij beurten,
22395 Ezra 3:11 | met den HEERE te loven en te danken, dat Hij goedig
22396 Ezra 3:11 | eeuwigheid is over Israel. En al het volk juichte met
22397 Ezra 3:12 | velen van de priesteren, en de Levieten, en hoofden
22398 Ezra 3:12 | priesteren, en de Levieten, en hoofden der vaderen, die
22399 Ezra 3:12 | verhieven de stem met gejuich en met vreugde. ~
22400 Ezra 4:1 | wederpartijders van Juda en Benjamin hoorden, dat de
22401 Ezra 4:2 | zij aan tot Zerubbabel, en tot de hoofden der vaderen,
22402 Ezra 4:2 | de hoofden der vaderen, en zeiden tot hen: Laat ons
22403 Ezra 4:3 | 3 Maar Zerubbabel, en Jesua, en de overige hoofden
22404 Ezra 4:3 | Maar Zerubbabel, en Jesua, en de overige hoofden der vaderen
22405 Ezra 4:3 | betaamt niet, dat gijlieden en wij onzen God een huis bouwen;
22406 Ezra 4:4 | des volks van Juda slap, en verstoorde hen in het bouwen; ~
22407 Ezra 4:5 | 5 En zij huurden tegen hen raadslieden,
22408 Ezra 4:6 | 6 En onder het koninkrijk van
22409 Ezra 4:6 | tegen de inwoners van Juda en Jeruzalem. ~
22410 Ezra 4:7 | 7 En in de dagen van Arthahsasta
22411 Ezra 4:7 | Bislam, Mithredath, Tabeel, en de overigen van zijn gezelschap,
22412 Ezra 4:7 | Arthahsasta, koning van Perzie; en de schrift des briefs was
22413 Ezra 4:7 | het Syrisch geschreven, en in het Syrisch uitgelegd. ~
22414 Ezra 4:8 | 8 Rehum, de kanselier, en Simsai, de schrijver, schreven
22415 Ezra 4:9 | Toen Rehum, de kanselier, en Simsai, de schrijver, en
22416 Ezra 4:9 | en Simsai, de schrijver, en de overigen van hun gezelschap,
22417 Ezra 4:10 | 10 En de overige volkeren, die
22418 Ezra 4:10 | overige volkeren, die de grote en vermaarde Asnappar heeft
22419 Ezra 4:10 | Asnappar heeft vervoerd, en doen wonen in de stad van
22420 Ezra 4:10 | aan deze zijde der rivier, en op zulken tijd. ~
22421 Ezra 4:11 | aan deze zijde der rivier, en op zulken tijd. ~
22422 Ezra 4:12 | Jeruzalem, bouwende die rebelle en die boze stad, waarvan zij
22423 Ezra 4:12 | zij de muren voltrekken, en de fondamenten samenvoegen. ~
22424 Ezra 4:13 | stad zal worden opgebouwd, en de muren voltrokken, dat
22425 Ezra 4:13 | den cijns, ouden impost, en tol niet zullen geven, en
22426 Ezra 4:13 | en tol niet zullen geven, en gij zult aan de inkomsten
22427 Ezra 4:14 | uit het paleis trekken, en het ons niet betaamt des
22428 Ezra 4:14 | daarom hebben wij gezonden, en dit den koning bekend gemaakt; ~
22429 Ezra 4:15 | het boek der kronieken, en weten, dat dezelve stad
22430 Ezra 4:15 | rebelle stad geweest is, en den koningen en landschappen
22431 Ezra 4:15 | geweest is, en den koningen en landschappen schade aanbrengende,
22432 Ezra 4:15 | landschappen schade aanbrengende, en dat zij daarbinnen afval
22433 Ezra 4:16 | stad zal worden opgebouwd, en haar muren voltrokken, gij
22434 Ezra 4:17 | aan Rehum, den kanselier, en Simsai, den schrijver, en
22435 Ezra 4:17 | en Simsai, den schrijver, en de overigen van hun gezelschappen,
22436 Ezra 4:17 | der rivier aldus: Vrede, en op zulken tijd. ~
22437 Ezra 4:19 | 19 En als van mij bevel gegeven
22438 Ezra 4:19 | was, hebben zij gezocht en gevonden, dat dezelve stad
22439 Ezra 4:19 | koningen heeft verheven, en rebellie en afval daarin
22440 Ezra 4:19 | heeft verheven, en rebellie en afval daarin gesticht is. ~
22441 Ezra 4:20 | aan gene zijde der rivier; en hun is cijns, oude impost
22442 Ezra 4:20 | hun is cijns, oude impost en tol gegeven. ~
22443 Ezra 4:23 | Arthahsasta voor Rehum, en Simsai, den schrijver, en
22444 Ezra 4:23 | en Simsai, den schrijver, en hun gezelschappen gelezen
22445 Ezra 4:23 | Jeruzalem tot de Joden, en beletten hen met arm en
22446 Ezra 4:23 | en beletten hen met arm en geweld. ~
22447 Ezra 5:1 | 1 Haggai nu, de profeet, en Zacharia, de zoon van Iddo,
22448 Ezra 5:1 | tot de Joden, die in Juda en te Jeruzalem waren; in den
22449 Ezra 5:2 | de zoon van Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak,
22450 Ezra 5:2 | Jesua, de zoon van Jozadak, en begonnen te bouwen het huis
22451 Ezra 5:2 | Die te Jeruzalem woont; en met hen de profeten Gods,
22452 Ezra 5:3 | aan deze zijde der rivier, en Sthar-Boznai, en hun gezelschap,
22453 Ezra 5:3 | rivier, en Sthar-Boznai, en hun gezelschap, en zeiden
22454 Ezra 5:3 | Sthar-Boznai, en hun gezelschap, en zeiden aldus tot hen: Wie
22455 Ezra 5:3 | gegeven dit huis te bouwen, en dezen muur te voltrekken? ~
22456 Ezra 5:4 | zeiden wij aldus tot hen, en welke de namen waren der
22457 Ezra 5:5 | de zaak aan Darius kwam, en zij alsdan daarover een
22458 Ezra 5:6 | rivier, met Sthar-Boznai, en zijn gezelschap, de Afarsechaieten,
22459 Ezra 5:7 | zonden een verhaal aan hem; en daarin was aldus geschreven:
22460 Ezra 5:8 | wordt met grote stenen, en het hout wordt gelegd in
22461 Ezra 5:8 | wordt gelegd in de wanden; en datzelve werk wordt ras
22462 Ezra 5:8 | datzelve werk wordt ras gedaan, en gaat voorspoediglijk door
22463 Ezra 5:9 | denzelven oudsten gevraagd, en aldus tot hen gezegd: Wie
22464 Ezra 5:9 | gegeven dit huis te bouwen, en dezen muur te voltrekken? ~
22465 Ezra 5:11 | 11 En zij hebben ons dusdanig
22466 Ezra 5:11 | knechten van den God des hemels en der aarde, en bouwen het
22467 Ezra 5:11 | des hemels en der aarde, en bouwen het huis, dat vele
22468 Ezra 5:11 | van Israel had het gebouwd en voltrokken. ~
22469 Ezra 5:12 | dat huis heeft vernield, en het volk naar Babel weggevoerd. ~
22470 Ezra 5:14 | Gods huis, welke van goud en zilver waren, die Nebukadnezar
22471 Ezra 5:14 | Jeruzalem was, had weggenomen en dezelve gebracht in den
22472 Ezra 5:14 | uit den tempel van Babel, en zij zijn gegeven aan een,
22473 Ezra 5:15 | 15 En hij zeide tot hem: Neem
22474 Ezra 5:15 | tempel, die te Jeruzalem is, en laat het huis Gods gebouwd
22475 Ezra 5:16 | Die te Jeruzalem woont; en er is van toen af tot nu
22476 Ezra 5:17 | te Jeruzalem te bouwen; en dat men des konings believen
22477 Ezra 6:1 | de koning Darius bevel; en zij zochten in de kanselarij,
22478 Ezra 6:2 | 2 En te Achmetha, in de burcht,
22479 Ezra 6:2 | werd een rol gevonden; en daarin was aldus geschreven:
22480 Ezra 6:3 | zij offeranden offeren, en de fondamenten daarvan zullen
22481 Ezra 6:3 | hoogte van zestig ellen, en zijn breedte van zestig
22482 Ezra 6:4 | rijen van groten steen, en een rij van nieuw hout;
22483 Ezra 6:4 | een rij van nieuw hout; en de onkosten zullen uit des
22484 Ezra 6:5 | Daartoe zal men ook de gouden en zilveren vaten van het huis
22485 Ezra 6:5 | Jeruzalem was, heeft weggevoerd, en naar Babel gebracht, wedergeven,
22486 Ezra 6:5 | Jeruzalem is, aan zijn plaats, en men zal ze afvoeren ten
22487 Ezra 6:7 | dat de landvoogd der Joden en de oudsten der Joden dit
22488 Ezra 6:9 | 9 En wat nodig is, als jonge
22489 Ezra 6:9 | is, als jonge runderen, en rammen, en lammeren, tot
22490 Ezra 6:9 | jonge runderen, en rammen, en lammeren, tot brandofferen
22491 Ezra 6:9 | hemels, tarwe, zout, wijn en olie, naar het zeggen der
22492 Ezra 6:10 | God des hemels offeren, en bidden voor het leven des
22493 Ezra 6:10 | voor het leven des konings en zijner kinderen. ~
22494 Ezra 6:11 | uit zijn huis zal gerukt en opgericht worden, waaraan
22495 Ezra 6:11 | hij zal worden opgehangen; en zijn huis zal om diens wille
22496 Ezra 6:12 | ter neder alle koningen en volken, die hun hand zullen
22497 Ezra 6:12 | uitstrekken, om te veranderen en te verderven dit huis Gods,
22498 Ezra 6:13 | der rivier, Sthar-Boznai, en hun gezelschap, spoediglijk
22499 Ezra 6:14 | 14 En de oudsten der Joden bouwden
22500 Ezra 6:14 | oudsten der Joden bouwden en gingen voorspoediglijk voort,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |