Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
emmaus 1
emmer 1
emmeren 1
en 46573
en-dor 1
en-eglaim 1
en-gannim 3
Frequency    [«  »]
-----
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het

Bijbel

IntraText - Concordances

en

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

      Book Chapter: Verse
22001 2Kro 34:2 | was in de ogen des HEEREN, en wandelde in de wegen van 22002 2Kro 34:2 | wegen van zijn vader David, en week niet af ter rechter 22003 2Kro 34:3 | vaders Davids te zoeken; en in het twaalfde jaar begon 22004 2Kro 34:3 | twaalfde jaar begon hij Juda en Jeruzalem van de hoogten 22005 2Kro 34:3 | Jeruzalem van de hoogten en de bossen, en de gesneden 22006 2Kro 34:3 | de hoogten en de bossen, en de gesneden en de gegoten 22007 2Kro 34:3 | de bossen, en de gesneden en de gegoten beelden te reinigen. ~ 22008 2Kro 34:4 | 4 En men brak voor zijn aangezicht 22009 2Kro 34:4 | af de altaren der Baals; en de zonnebeelden, die omhoog 22010 2Kro 34:4 | hieuw hij af; de bossen ook, en de gesneden en gegoten beelden 22011 2Kro 34:4 | bossen ook, en de gesneden en gegoten beelden verbrak, 22012 2Kro 34:4 | gegoten beelden verbrak, en vergruisde, en strooide 22013 2Kro 34:4 | verbrak, en vergruisde, en strooide hij op de graven 22014 2Kro 34:5 | 5 En de beenderen der priesteren 22015 2Kro 34:5 | verbrandde hij op hun altaren; en hij reinigde Juda en Jeruzalem. ~ 22016 2Kro 34:5 | altaren; en hij reinigde Juda en Jeruzalem. ~ 22017 2Kro 34:6 | in de steden van Manasse, en Efraim, en Simeon, ja, tot 22018 2Kro 34:6 | van Manasse, en Efraim, en Simeon, ja, tot Nafthali 22019 2Kro 34:7 | Brak hij ook de altaren af en de bossen, en de gesneden 22020 2Kro 34:7 | altaren af en de bossen, en de gesneden beelden stampte 22021 2Kro 34:7 | stampte hij, die vergruizende, en al de zonnebeelden hieuw 22022 2Kro 34:8 | regering als hij het land en het huis gereinigd had, 22023 2Kro 34:8 | Safan, den zoon van Azalia, en Maaseja, den overste der 22024 2Kro 34:8 | Maaseja, den overste der stad, en Joha, den zoon van Joahaz, 22025 2Kro 34:9 | 9 En zij kwamen tot Hilkia, den 22026 2Kro 34:9 | Hilkia, den hogepriester, en zij gaven het geld, dat 22027 2Kro 34:9 | uit de hand van Manasse en Efraim, en uit het ganse 22028 2Kro 34:9 | hand van Manasse en Efraim, en uit het ganse overblijfsel 22029 2Kro 34:9 | overblijfsel van Israel, en uit gans Juda en Benjamin, 22030 2Kro 34:9 | Israel, en uit gans Juda en Benjamin, en te Jeruzalem 22031 2Kro 34:9 | uit gans Juda en Benjamin, en te Jeruzalem wedergekomen 22032 2Kro 34:10 | over het huis des HEEREN, en deze gaven dat dengenen, 22033 2Kro 34:10 | om het huis te vermaken en te verbeteren. ~ 22034 2Kro 34:11 | gaven het den werkmeesters en de bouwlieden, om gehouwen 22035 2Kro 34:11 | gehouwen stenen te kopen, en hout tot de samenvoegingen, 22036 2Kro 34:11 | hout tot de samenvoegingen, en om de huizen te zolderen, 22037 2Kro 34:12 | 12 En die mannen handelden trouwelijk 22038 2Kro 34:12 | trouwelijk in dit werk; en de bestelden over dezelve 22039 2Kro 34:12 | over dezelve waren Jahath en Obadja, Levieten van de 22040 2Kro 34:12 | Merari, mitsgaders Zacharia en Mesullam, van de kinderen 22041 2Kro 34:12 | het werk voort te drijven; en die Levieten waren allen 22042 2Kro 34:13 | ook over de lastdragers, en de voortdrijvers van allen, 22043 2Kro 34:13 | Levieten waren schrijvers, en ambtlieden, en poortiers. ~ 22044 2Kro 34:13 | schrijvers, en ambtlieden, en poortiers. ~ 22045 2Kro 34:14 | 14 En als zij het geld uitnamen, 22046 2Kro 34:15 | 15 En Hilkia antwoordde en zeide 22047 2Kro 34:15 | 15 En Hilkia antwoordde en zeide tot Safan, de schrijver: 22048 2Kro 34:15 | in het huis des HEEREN. En Hilkia gaf Safan dat boek. ~ 22049 2Kro 34:16 | 16 En Safan droeg dat boek tot 22050 2Kro 34:17 | 17 En zij hebben het geld samengestort, 22051 2Kro 34:17 | des HEEREN gevonden is, en hebben het gegeven in de 22052 2Kro 34:17 | in de hand der bestelden, en in de hand dergenen, die 22053 2Kro 34:18 | heeft mij een boek gegeven. En Safan las daarin voor het 22054 2Kro 34:20 | 20 En de koning gebood Hilkia, 22055 2Kro 34:20 | de koning gebood Hilkia, en Ahikam, den zoon van Safan, 22056 2Kro 34:20 | Ahikam, den zoon van Safan, en Abdon, den zoon van Micha, 22057 2Kro 34:20 | Abdon, den zoon van Micha, en Safan, den schrijver, en 22058 2Kro 34:20 | en Safan, den schrijver, en Asaja, den knecht des konings, 22059 2Kro 34:21 | vraagt den HEERE voor mij, en voor het overgeblevene in 22060 2Kro 34:21 | overgeblevene in Israel en in Juda, over de woorden 22061 2Kro 34:22 | Toen ging Hilkia henen, en die des konings waren, tot 22062 2Kro 34:22 | Jeruzalem in het tweede deel; en zij spraken zulks tot haar. ~ 22063 2Kro 34:23 | 23 En zij zeide tot hen: Zo zegt 22064 2Kro 34:24 | zal kwaad over deze plaats en over haar inwoners brengen; 22065 2Kro 34:25 | Daarom dat zij Mij verlaten, en anderen goden gerookt hebben, 22066 2Kro 34:25 | worden tegen deze plaats, en niet uitgeblust worden. ~ 22067 2Kro 34:27 | uw hart week geworden is, en gij u voor het aangezicht 22068 2Kro 34:27 | hoordet tegen deze plaats en tegen haar inwoners, en 22069 2Kro 34:27 | en tegen haar inwoners, en hebt u vernederd voor Mijn 22070 2Kro 34:27 | vernederd voor Mijn aangezicht, en uw klederen gescheurd, en 22071 2Kro 34:27 | en uw klederen gescheurd, en geweend voor Mijn aangezicht, 22072 2Kro 34:28 | verzamelen tot uw vaderen, en gij zult met vrede in uw 22073 2Kro 34:28 | uw graf verzameld worden, en uw ogen zullen al dat kwaad 22074 2Kro 34:28 | dat Ik over deze plaats en over haar inwoners brengen 22075 2Kro 34:28 | haar inwoners brengen zal. En zij brachten den koning 22076 2Kro 34:29 | Toen zond de koning henen, en verzamelde alle oudsten 22077 2Kro 34:29 | verzamelde alle oudsten van Juda en Jeruzalem. ~ 22078 2Kro 34:30 | 30 En de koning ging op in het 22079 2Kro 34:30 | in het huis des HEEREN, en al de mannen van Juda en 22080 2Kro 34:30 | en al de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem, 22081 2Kro 34:30 | mitsgaders de priesters en de Levieten, en al het volk, 22082 2Kro 34:30 | priesters en de Levieten, en al het volk, van den grote 22083 2Kro 34:30 | grote tot den kleine toe; en men las voor hun oren al 22084 2Kro 34:31 | 31 En de koning stond in zijn 22085 2Kro 34:31 | stond in zijn standplaats, en maakte een verbond voor 22086 2Kro 34:31 | den HEERE na te wandelen, en om Zijn geboden, en Zijn 22087 2Kro 34:31 | wandelen, en om Zijn geboden, en Zijn getuigenissen, en Zijn 22088 2Kro 34:31 | en Zijn getuigenissen, en Zijn inzettingen, met zijn 22089 2Kro 34:31 | inzettingen, met zijn ganse hart en met zijn ganse ziel, te 22090 2Kro 34:32 | 32 En hij deed allen, die te Jeruzalem 22091 2Kro 34:32 | allen, die te Jeruzalem en in Benjamin gevonden werden, 22092 2Kro 34:32 | gevonden werden, staan; en de inwoners van Jeruzalem 22093 2Kro 34:33 | kinderen Israels waren, en maakte allen, die in Israel 22094 2Kro 35:1 | den HEERE te Jeruzalem; en zij slachtten het pascha 22095 2Kro 35:2 | 2 En hij stelde de priesteren 22096 2Kro 35:2 | priesteren op hun wachten; en hij sterkte hen tot den 22097 2Kro 35:3 | 3 En hij zeide tot de Levieten, 22098 2Kro 35:3 | dient nu den HEERE, uw God, en Zijn volk Israel; ~ 22099 2Kro 35:4 | 4 En bereidt u naar de huizen 22100 2Kro 35:4 | den koning van Israel, en naar de beschrijving van 22101 2Kro 35:5 | 5 En staat in het heiligdom, 22102 2Kro 35:5 | uw broederen, het volk, en naar de afdeling van de 22103 2Kro 35:6 | 6 En slacht het pascha, en heiligt 22104 2Kro 35:6 | 6 En slacht het pascha, en heiligt u, en bereidt dat 22105 2Kro 35:6 | het pascha, en heiligt u, en bereidt dat voor uw broederen, 22106 2Kro 35:7 | 7 En Josia gaf voor het volk, 22107 2Kro 35:7 | van klein vee, lammeren en jonge geitenbokken, die 22108 2Kro 35:8 | volk, voor de priesteren, en voor de Levieten; Hilkia, 22109 2Kro 35:8 | voor de Levieten; Hilkia, en Zacharia, en Jehiel, de 22110 2Kro 35:8 | Levieten; Hilkia, en Zacharia, en Jehiel, de oversten van 22111 2Kro 35:8 | paasofferen, twee duizend en zeshonderd klein vee, en 22112 2Kro 35:8 | en zeshonderd klein vee, en driehonderd runderen. ~ 22113 2Kro 35:9 | 9 Daartoe Chonanja, en Semaja, en Nethaneel, zijn 22114 2Kro 35:9 | Daartoe Chonanja, en Semaja, en Nethaneel, zijn broeders, 22115 2Kro 35:9 | broeders, mitsgaders Hasabja, en Jeiel, en Jozabad, de oversten 22116 2Kro 35:9 | mitsgaders Hasabja, en Jeiel, en Jozabad, de oversten der 22117 2Kro 35:9 | vijf duizend klein vee en vijfhonderd runderen. ~ 22118 2Kro 35:10 | werd de dienst toebereid; en de priesteren stonden in 22119 2Kro 35:10 | stonden in hun standplaats, en de Levieten in hun verdelingen, 22120 2Kro 35:11 | slachtte men het pascha, en de priesters sprengden het 22121 2Kro 35:11 | het bloed uit hun handen, en de Levieten trokken de huiden 22122 2Kro 35:12 | 12 En zij namen het brandoffer 22123 2Kro 35:12 | is in het boek van Mozes; en alzo met de runderen. ~ 22124 2Kro 35:13 | 13 En zij kookten het pascha bij 22125 2Kro 35:13 | dingen kookten zij in potten, en in ketels, en in pannen; 22126 2Kro 35:13 | in potten, en in ketels, en in pannen; en zij deelden 22127 2Kro 35:13 | in ketels, en in pannen; en zij deelden het haastelijk 22128 2Kro 35:14 | zij ook voor zichzelven en voor de priesteren; want 22129 2Kro 35:14 | offeren der brandofferen en des vets; daarom bereidden 22130 2Kro 35:14 | Levieten voor zichzelven, en voor de priesteren, de zonen 22131 2Kro 35:15 | 15 En de zangers, de zonen van 22132 2Kro 35:15 | naar het gebod van David, en Asaf, en Heman, en Jeduthun, 22133 2Kro 35:15 | gebod van David, en Asaf, en Heman, en Jeduthun, den 22134 2Kro 35:15 | David, en Asaf, en Heman, en Jeduthun, den ziener des 22135 2Kro 35:16 | beschikt, om pascha te houden, en brandofferen op het altaar 22136 2Kro 35:17 | 17 En de kinderen Israels, die 22137 2Kro 35:17 | pascha ter zelfder tijd, en het feest der ongezuurde 22138 2Kro 35:18 | Samuel, den profeet, af; en geen koningen van Israel 22139 2Kro 35:18 | Josia hield met de priesters en de Levieten, en gans Juda 22140 2Kro 35:18 | priesters en de Levieten, en gans Juda en Israel, dat 22141 2Kro 35:18 | de Levieten, en gans Juda en Israel, dat er gevonden 22142 2Kro 35:18 | Israel, dat er gevonden werd, en de inwoners van Jeruzalem. ~ 22143 2Kro 35:20 | Karchemis, aan den Frath; en Josia toog uit hem tegemoet. ~ 22144 2Kro 35:21 | oorlog voert tegen mij; en God heeft gezegd, dat ik 22145 2Kro 35:22 | om tegen hem te strijden, en hoorde niet naar de woorden 22146 2Kro 35:23 | 23 En de schutters schoten den 22147 2Kro 35:24 | 24 En zijn knechten namen hem 22148 2Kro 35:24 | namen hem weg van den wagen, en voerden hem op den tweeden 22149 2Kro 35:24 | tweeden wagen, dien hij had, en brachten hem te Jeruzalem; 22150 2Kro 35:24 | brachten hem te Jeruzalem; en hij stierf, en werd begraven 22151 2Kro 35:24 | Jeruzalem; en hij stierf, en werd begraven in de graven 22152 2Kro 35:24 | de graven zijner vaderen; en gans Juda en Jeruzalem bedreven 22153 2Kro 35:24 | zijner vaderen; en gans Juda en Jeruzalem bedreven rouw 22154 2Kro 35:25 | 25 En Jeremia maakte een klaaglied 22155 2Kro 35:25 | desgelijks alle zangers en zangeressen spraken in hun 22156 2Kro 35:25 | een inzetting in Israel; en ziet, zij zijn geschreven 22157 2Kro 35:26 | geschiedenissen van Josia, en zijn goeddadigheden, naar 22158 2Kro 35:27 | geschiedenissen dan, de eerste en de laatste, ziet, die zijn 22159 2Kro 35:27 | der koningen van Israel en van Juda. ~  ~  22160 2Kro 36:1 | den HEERE te Jeruzalem; en zij slachtten het pascha 22161 2Kro 36:2 | 2 En hij stelde de priesteren 22162 2Kro 36:2 | priesteren op hun wachten; en hij sterkte hen tot den 22163 2Kro 36:3 | 3 En hij zeide tot de Levieten, 22164 2Kro 36:3 | dient nu den HEERE, uw God, en Zijn volk Israel; ~ 22165 2Kro 36:4 | 4 En bereidt u naar de huizen 22166 2Kro 36:4 | den koning van Israel, en naar de beschrijving van 22167 2Kro 36:5 | 5 En staat in het heiligdom, 22168 2Kro 36:5 | uw broederen, het volk, en naar de afdeling van de 22169 2Kro 36:6 | 6 En slacht het pascha, en heiligt 22170 2Kro 36:6 | 6 En slacht het pascha, en heiligt u, en bereidt dat 22171 2Kro 36:6 | het pascha, en heiligt u, en bereidt dat voor uw broederen, 22172 2Kro 36:7 | 7 En Josia gaf voor het volk, 22173 2Kro 36:7 | van klein vee, lammeren en jonge geitenbokken, die 22174 2Kro 36:8 | volk, voor de priesteren, en voor de Levieten; Hilkia, 22175 2Kro 36:8 | voor de Levieten; Hilkia, en Zacharia, en Jehiel, de 22176 2Kro 36:8 | Levieten; Hilkia, en Zacharia, en Jehiel, de oversten van 22177 2Kro 36:8 | paasofferen, twee duizend en zeshonderd klein vee, en 22178 2Kro 36:8 | en zeshonderd klein vee, en driehonderd runderen. ~ 22179 2Kro 36:9 | 9 Daartoe Chonanja, en Semaja, en Nethaneel, zijn 22180 2Kro 36:9 | Daartoe Chonanja, en Semaja, en Nethaneel, zijn broeders, 22181 2Kro 36:9 | broeders, mitsgaders Hasabja, en Jeiel, en Jozabad, de oversten 22182 2Kro 36:9 | mitsgaders Hasabja, en Jeiel, en Jozabad, de oversten der 22183 2Kro 36:9 | vijf duizend klein vee en vijfhonderd runderen. ~ 22184 2Kro 36:10 | werd de dienst toebereid; en de priesteren stonden in 22185 2Kro 36:10 | stonden in hun standplaats, en de Levieten in hun verdelingen, 22186 2Kro 36:11 | slachtte men het pascha, en de priesters sprengden het 22187 2Kro 36:11 | het bloed uit hun handen, en de Levieten trokken de huiden 22188 2Kro 36:12 | 12 En zij namen het brandoffer 22189 2Kro 36:12 | is in het boek van Mozes; en alzo met de runderen. ~ 22190 2Kro 36:13 | 13 En zij kookten het pascha bij 22191 2Kro 36:13 | dingen kookten zij in potten, en in ketels, en in pannen; 22192 2Kro 36:13 | in potten, en in ketels, en in pannen; en zij deelden 22193 2Kro 36:13 | in ketels, en in pannen; en zij deelden het haastelijk 22194 2Kro 36:14 | zij ook voor zichzelven en voor de priesteren; want 22195 2Kro 36:14 | offeren der brandofferen en des vets; daarom bereidden 22196 2Kro 36:14 | Levieten voor zichzelven, en voor de priesteren, de zonen 22197 2Kro 36:15 | 15 En de zangers, de zonen van 22198 2Kro 36:15 | naar het gebod van David, en Asaf, en Heman, en Jeduthun, 22199 2Kro 36:15 | gebod van David, en Asaf, en Heman, en Jeduthun, den 22200 2Kro 36:15 | David, en Asaf, en Heman, en Jeduthun, den ziener des 22201 2Kro 36:16 | beschikt, om pascha te houden, en brandofferen op het altaar 22202 2Kro 36:17 | 17 En de kinderen Israels, die 22203 2Kro 36:17 | pascha ter zelfder tijd, en het feest der ongezuurde 22204 2Kro 36:18 | Samuel, den profeet, af; en geen koningen van Israel 22205 2Kro 36:18 | Josia hield met de priesters en de Levieten, en gans Juda 22206 2Kro 36:18 | priesters en de Levieten, en gans Juda en Israel, dat 22207 2Kro 36:18 | de Levieten, en gans Juda en Israel, dat er gevonden 22208 2Kro 36:18 | Israel, dat er gevonden werd, en de inwoners van Jeruzalem. ~ 22209 2Kro 36:20 | Karchemis, aan den Frath; en Josia toog uit hem tegemoet. ~ 22210 2Kro 36:21 | oorlog voert tegen mij; en God heeft gezegd, dat ik 22211 2Kro 36:22 | om tegen hem te strijden, en hoorde niet naar de woorden 22212 2Kro 36:23 | 23 En de schutters schoten den 22213 2Kro 36:24 | 24 En zijn knechten namen hem 22214 2Kro 36:24 | namen hem weg van den wagen, en voerden hem op den tweeden 22215 2Kro 36:24 | tweeden wagen, dien hij had, en brachten hem te Jeruzalem; 22216 2Kro 36:24 | brachten hem te Jeruzalem; en hij stierf, en werd begraven 22217 2Kro 36:24 | Jeruzalem; en hij stierf, en werd begraven in de graven 22218 2Kro 36:24 | de graven zijner vaderen; en gans Juda en Jeruzalem bedreven 22219 2Kro 36:24 | zijner vaderen; en gans Juda en Jeruzalem bedreven rouw 22220 2Kro 36:25 | 25 En Jeremia maakte een klaaglied 22221 2Kro 36:25 | desgelijks alle zangers en zangeressen spraken in hun 22222 2Kro 36:25 | een inzetting in Israel; en ziet, zij zijn geschreven 22223 2Kro 36:26 | geschiedenissen van Josia, en zijn goeddadigheden, naar 22224 2Kro 36:27 | geschiedenissen dan, de eerste en de laatste, ziet, die zijn 22225 2Kro 36:27 | der koningen van Israel en van Juda. ~ 22226 2Kro 37:1 | Joahaz, den zoon van Josia, en zij maakten hem koning, 22227 2Kro 37:2 | 2 Drie en twintig jaren was Joahaz 22228 2Kro 37:2 | oud, als hij koning werd, en hij regeerde drie maanden 22229 2Kro 37:3 | zette hem af te Jeruzalem; en hij legde het land een boete 22230 2Kro 37:3 | honderd talenten zilvers en een talent gouds. ~ 22231 2Kro 37:4 | 4 En de koning van Egypte maakte 22232 2Kro 37:4 | Eljakim koning over Juda en Jeruzalem, en veranderde 22233 2Kro 37:4 | over Juda en Jeruzalem, en veranderde zijn naam in 22234 2Kro 37:4 | broeder Joahaz nam Necho, en bracht hem in Egypte. ~ 22235 2Kro 37:5 | 5 Vijf en twintig jaren was Jojakim 22236 2Kro 37:5 | oud, als hij koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem; 22237 2Kro 37:5 | elf jaren te Jeruzalem; en hij deed dat kwaad was in 22238 2Kro 37:6 | Babel, toog tegen hem op, en bond hem met twee koperen 22239 2Kro 37:7 | huis des HEEREN naar Babel, en stelde ze in zijn tempel 22240 2Kro 37:8 | geschiedenissen van Jojakim, en zijn gruwelen, die hij deed, 22241 2Kro 37:8 | gruwelen, die hij deed, en wat aan hem gevonden werd, 22242 2Kro 37:8 | der koningen van Israel en Juda; en Jojachin, zijn 22243 2Kro 37:8 | koningen van Israel en Juda; en Jojachin, zijn zoon, werd 22244 2Kro 37:9 | oud, als hij koning werd, en regeerde drie maanden en 22245 2Kro 37:9 | en regeerde drie maanden en tien dagen te Jeruzalem, 22246 2Kro 37:9 | tien dagen te Jeruzalem, en deed dat kwaad was in de 22247 2Kro 37:10 | 10 En met de wederkomst des jaars 22248 2Kro 37:10 | koning Nebukadnezar henen, en liet hem naar Babel halen, 22249 2Kro 37:10 | van het huis des HEEREN; en hij maakte zijn broeder 22250 2Kro 37:10 | Zedekia koning over Juda en Jeruzalem. ~ 22251 2Kro 37:11 | 11 Een en twintig jaren was Zedekia 22252 2Kro 37:11 | oud, als hij koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem. ~ 22253 2Kro 37:12 | 12 En hij deed dat kwaad was in 22254 2Kro 37:13 | hem beedigd had bij God; en verhardde zijn nek, en verstokte 22255 2Kro 37:13 | en verhardde zijn nek, en verstokte zijn hart, dat 22256 2Kro 37:14 | oversten der priesteren, en het volk, der overtredingen 22257 2Kro 37:14 | alle gruwelen der heidenen; en zij verontreinigden het 22258 2Kro 37:15 | 15 En de HEERE, de God hunner 22259 2Kro 37:15 | Hij verschoonde Zijn volk en Zijn woning. ~ 22260 2Kro 37:16 | spotten met de boden Gods, en verachtten Zijn woorden; 22261 2Kro 37:17 | huns heiligdoms doodde, en hij verschoonde de jongelingen 22262 2Kro 37:18 | 18 En alle vaten van het huis 22263 2Kro 37:18 | het huis Gods, de grote en de kleine, en de schatten 22264 2Kro 37:18 | de grote en de kleine, en de schatten van het huis 22265 2Kro 37:18 | van het huis des HEEREN, en de schatten des konings 22266 2Kro 37:18 | de schatten des konings en zijner vorsten, dit alles 22267 2Kro 37:19 | 19 En zij verbrandden het huis 22268 2Kro 37:19 | verbrandden het huis Gods, en zij braken den muur van 22269 2Kro 37:19 | den muur van Jeruzalem af, en al de paleizen daarvan verbrandden 22270 2Kro 37:20 | 20 En wie overgebleven was van 22271 2Kro 37:20 | voerde hij weg naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen 22272 2Kro 37:20 | Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot knechten, 22273 2Kro 37:23 | koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem 22274 2Kro 37:23 | zijn God, zij met hem, en hij trekke op. ~  ~ 22275 Ezra 1:2 | koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem 22276 Ezra 1:3 | volk? Zijn God zij met hem, en hij trekke op naar Jeruzalem, 22277 Ezra 1:3 | Jeruzalem, dat in Juda is, en hij bouwe het huis des HEEREN, 22278 Ezra 1:4 | 4 En al wie achterblijven zou 22279 Ezra 1:4 | bevorderlijk zijn met zilver, en met goud, en met have, en 22280 Ezra 1:4 | met zilver, en met goud, en met have, en met beesten; 22281 Ezra 1:4 | en met goud, en met have, en met beesten; benevens een 22282 Ezra 1:5 | hoofden der vaderen van Juda en Benjamin, en de priesteren 22283 Ezra 1:5 | vaderen van Juda en Benjamin, en de priesteren en de Levieten, 22284 Ezra 1:5 | Benjamin, en de priesteren en de Levieten, benevens een 22285 Ezra 1:6 | vaten, met goud, met have, en met beesten, en met kostelijkheden; 22286 Ezra 1:6 | met have, en met beesten, en met kostelijkheden; behalve 22287 Ezra 1:7 | Jeruzalem had uitgevoerd, en had gesteld in het huis 22288 Ezra 1:8 | 8 En Kores, de koning van Perzie, 22289 Ezra 1:9 | 9 En dit is hun getal: dertig 22290 Ezra 1:9 | zilveren bekkens, negen en twintig messen; ~ 22291 Ezra 1:10 | gouden bekers, vierhonderd en tien andere zilveren bekers; 22292 Ezra 1:11 | 11 Alle vaten van goud en van zilver waren vijf duizend 22293 Ezra 1:11 | zilver waren vijf duizend en vierhonderd; deze alle voerde 22294 Ezra 2:1 | Babel, die naar Jeruzalem en Juda zijn wedergekeerd, 22295 Ezra 2:2 | Bilsan, Mizpar, Bigvai, Rehum en Baena. Dit is het getal 22296 Ezra 2:3 | twee duizend honderd twee en zeventig. ~ 22297 Ezra 2:4 | Sefatja, driehonderd twee en zeventig. ~ 22298 Ezra 2:5 | Arach, zevenhonderd vijf en zeventig. ~ 22299 Ezra 2:6 | twee duizend achthonderd en twaalf. ~ 22300 Ezra 2:7 | duizend tweehonderd vier en vijftig. ~ 22301 Ezra 2:10 | van Bani, zeshonderd twee en veertig. ~ 22302 Ezra 2:11 | van Bebai, zeshonderd drie en twintig. ~ 22303 Ezra 2:12 | duizend tweehonderd twee en twintig. 22304 Ezra 2:13 | Adonikam, zeshonderd zes en zestig. ~ 22305 Ezra 2:14 | Bigvai, twee duizend zes en vijftig. ~ 22306 Ezra 2:15 | van Adin, vierhonderd vier en vijftig. ~ 22307 Ezra 2:16 | van Ater, van Hizkia, acht en negentig. ~ 22308 Ezra 2:17 | Bezai, driehonderd drie en twintig. ~ 22309 Ezra 2:18 | kinderen van Jora, honderd en twaalf. ~ 22310 Ezra 2:19 | Hasum, tweehonderd drie en twintig. ~ 22311 Ezra 2:20 | kinderen van Gibbar, vijf en negentig. ~ 22312 Ezra 2:21 | Bethlehem, honderd drie en twintig. ~ 22313 Ezra 2:22 | De mannen van Netofa, zes en vijftig. ~ 22314 Ezra 2:23 | van Anathoth, honderd acht en twintig. ~ 22315 Ezra 2:24 | kinderen van Azmaveth, twee en veertig. ~ 22316 Ezra 2:25 | van Kirjath-Arim, Cefira en Beeroth, zevenhonderd drie 22317 Ezra 2:25 | Beeroth, zevenhonderd drie en veertig. ~ 22318 Ezra 2:26 | 26 De kinderen van Rama en Gaba, zeshonderd een en 22319 Ezra 2:26 | en Gaba, zeshonderd een en twintig. ~ 22320 Ezra 2:27 | van Michmas, honderd twee en twintig. ~ 22321 Ezra 2:28 | 28 De mannen van Beth-El en Ai, tweehonderd drie en 22322 Ezra 2:28 | en Ai, tweehonderd drie en twintig. ~ 22323 Ezra 2:29 | kinderen van Nebo, twee en vijftig. ~ 22324 Ezra 2:30 | van Magbis, honderd zes en vijftig. ~ 22325 Ezra 2:31 | duizend tweehonderd vier en vijftig. ~ 22326 Ezra 2:32 | kinderen van Harim, driehonderd en twintig. ~ 22327 Ezra 2:33 | kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd vijf en 22328 Ezra 2:33 | en Ono, zevenhonderd vijf en twintig. ~ 22329 Ezra 2:34 | Jericho, driehonderd vijf en veertig. ~ 22330 Ezra 2:35 | drie duizend zeshonderd en dertig. ~ 22331 Ezra 2:36 | Jesua, negenhonderd drie en zeventig. ~ 22332 Ezra 2:37 | van Immer, duizend twee en vijftig. ~ 22333 Ezra 2:38 | duizend tweehonderd zeven en veertig. ~ 22334 Ezra 2:39 | kinderen van Harim, duizend en zeventien. ~ 22335 Ezra 2:40 | Levieten. De kinderen van Jesua en Kadmiel, van de kinderen 22336 Ezra 2:40 | kinderen van Hodavja, vier en zeventig. ~ 22337 Ezra 2:41 | kinderen van Asaf honderd acht en twintig. ~ 22338 Ezra 2:42 | allen waren honderd negen en dertig. ~ 22339 Ezra 2:58 | 58 Al de Nethinim, en de kinderen der knechten 22340 Ezra 2:58 | waren driehonderd twee en negentig. ~ 22341 Ezra 2:59 | Tel-harsa, Cherub, Addan en Immer; doch zij konden hunner 22342 Ezra 2:59 | konden hunner vaderen huis en hun zaad niet bewijzen, 22343 Ezra 2:60 | Nekoda, zeshonderd twee en vijftig. ~ 22344 Ezra 2:61 | 61 En van de kinderen der priesteren, 22345 Ezra 2:61 | een vrouw genomen had, en naar hun naam genoemd was. ~ 22346 Ezra 2:63 | 63 En Hattirsatha zeide tot hen, 22347 Ezra 2:63 | priester stond met urim en met thummim. ~ 22348 Ezra 2:64 | gemeente te zamen was twee en veertig duizend driehonderd 22349 Ezra 2:64 | veertig duizend driehonderd en zestig. ~ 22350 Ezra 2:65 | 65 Behalve hun knechten en hun maagden, die waren zeven 22351 Ezra 2:65 | duizend driehonderd zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd 22352 Ezra 2:65 | driehonderd zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd zangers 22353 Ezra 2:65 | hadden tweehonderd zangers en zangeressen. ~ 22354 Ezra 2:66 | paarden waren zevenhonderd zes en dertig; hun muildieren, 22355 Ezra 2:66 | muildieren, tweehonderd vijf en veertig; ~ 22356 Ezra 2:67 | kemelen, vierhonderd vijf en dertig; de ezelen, zes duizend 22357 Ezra 2:67 | zes duizend zevenhonderd en twintig. ~ 22358 Ezra 2:68 | 68 En sommigen van de hoofden 22359 Ezra 2:69 | des werks, aan goud, een en zestig duizend drachmen, 22360 Ezra 2:69 | zestig duizend drachmen, en aan zilver, vijf duizend 22361 Ezra 2:69 | zilver, vijf duizend ponden, en honderd priesterrokken. ~ 22362 Ezra 2:70 | 70 En de priesters en de Levieten, 22363 Ezra 2:70 | 70 En de priesters en de Levieten, en sommigen 22364 Ezra 2:70 | priesters en de Levieten, en sommigen uit het volk, zo 22365 Ezra 2:70 | zangers als de poortiers, en de Nethinim woonden in hun 22366 Ezra 2:70 | Nethinim woonden in hun steden, en gans Israel in zijn steden. ~  ~ 22367 Ezra 3:1 | de zevende maand aankwam, en de kinderen Israels in de 22368 Ezra 3:2 | 2 En Jesua, de zoon van Jozadak, 22369 Ezra 3:2 | Jozadak, maakte zich op, en zijn broederen, de priesters 22370 Ezra 3:2 | broederen, de priesters en Zerubbabel, de zoon van 22371 Ezra 3:2 | de zoon van Sealthiel, en zijn broederen, en zij bouwden 22372 Ezra 3:2 | Sealthiel, en zijn broederen, en zij bouwden het altaar des 22373 Ezra 3:3 | 3 En zij vestigden het altaar 22374 Ezra 3:3 | vanwege de volken der landen; en zij offerden daarop brandofferen 22375 Ezra 3:3 | brandofferen des morgens en des avonds. ~ 22376 Ezra 3:4 | 4 En zij hielden het feest der 22377 Ezra 3:4 | loofhutten, gelijk geschreven is; en zij offerden brandofferen 22378 Ezra 3:5 | het gedurig brandoffer, en van de nieuwe maanden, en 22379 Ezra 3:5 | en van de nieuwe maanden, en van alle gezette hoogtijden 22380 Ezra 3:7 | zij geld aan de houwers en werkmeesters, ook spijs 22381 Ezra 3:7 | werkmeesters, ook spijs en drank, en olie, aan de Sidoniers 22382 Ezra 3:7 | werkmeesters, ook spijs en drank, en olie, aan de Sidoniers en 22383 Ezra 3:7 | en olie, aan de Sidoniers en aan de Tyriers, om cederenhout 22384 Ezra 3:8 | de zoon van Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, 22385 Ezra 3:8 | Jesua, de zoon van Jozadak, en de overige hunner broederen, 22386 Ezra 3:8 | broederen, de priesters en de Levieten, en allen, die 22387 Ezra 3:8 | priesters en de Levieten, en allen, die uit de gevangenis 22388 Ezra 3:8 | Jeruzalem gekomen waren; en zij stelden de Levieten, 22389 Ezra 3:8 | Levieten, van twintig jaren oud en daarboven, om opzicht te 22390 Ezra 3:9 | stond Jesua, zijn zonen en zijn broederen, en Kadmiel 22391 Ezra 3:9 | zonen en zijn broederen, en Kadmiel met zijn zonen, 22392 Ezra 3:9 | zonen van Henadad, hun zonen en hun broederen, de Levieten. ~ 22393 Ezra 3:10 | zijnde, met trompetten, en de Levieten, Asafs zonen, 22394 Ezra 3:11 | 11 En zij zongen bij beurten, 22395 Ezra 3:11 | met den HEERE te loven en te danken, dat Hij goedig 22396 Ezra 3:11 | eeuwigheid is over Israel. En al het volk juichte met 22397 Ezra 3:12 | velen van de priesteren, en de Levieten, en hoofden 22398 Ezra 3:12 | priesteren, en de Levieten, en hoofden der vaderen, die 22399 Ezra 3:12 | verhieven de stem met gejuich en met vreugde. ~ 22400 Ezra 4:1 | wederpartijders van Juda en Benjamin hoorden, dat de 22401 Ezra 4:2 | zij aan tot Zerubbabel, en tot de hoofden der vaderen, 22402 Ezra 4:2 | de hoofden der vaderen, en zeiden tot hen: Laat ons 22403 Ezra 4:3 | 3 Maar Zerubbabel, en Jesua, en de overige hoofden 22404 Ezra 4:3 | Maar Zerubbabel, en Jesua, en de overige hoofden der vaderen 22405 Ezra 4:3 | betaamt niet, dat gijlieden en wij onzen God een huis bouwen; 22406 Ezra 4:4 | des volks van Juda slap, en verstoorde hen in het bouwen; ~ 22407 Ezra 4:5 | 5 En zij huurden tegen hen raadslieden, 22408 Ezra 4:6 | 6 En onder het koninkrijk van 22409 Ezra 4:6 | tegen de inwoners van Juda en Jeruzalem. ~ 22410 Ezra 4:7 | 7 En in de dagen van Arthahsasta 22411 Ezra 4:7 | Bislam, Mithredath, Tabeel, en de overigen van zijn gezelschap, 22412 Ezra 4:7 | Arthahsasta, koning van Perzie; en de schrift des briefs was 22413 Ezra 4:7 | het Syrisch geschreven, en in het Syrisch uitgelegd. ~ 22414 Ezra 4:8 | 8 Rehum, de kanselier, en Simsai, de schrijver, schreven 22415 Ezra 4:9 | Toen Rehum, de kanselier, en Simsai, de schrijver, en 22416 Ezra 4:9 | en Simsai, de schrijver, en de overigen van hun gezelschap, 22417 Ezra 4:10 | 10 En de overige volkeren, die 22418 Ezra 4:10 | overige volkeren, die de grote en vermaarde Asnappar heeft 22419 Ezra 4:10 | Asnappar heeft vervoerd, en doen wonen in de stad van 22420 Ezra 4:10 | aan deze zijde der rivier, en op zulken tijd. ~ 22421 Ezra 4:11 | aan deze zijde der rivier, en op zulken tijd. ~ 22422 Ezra 4:12 | Jeruzalem, bouwende die rebelle en die boze stad, waarvan zij 22423 Ezra 4:12 | zij de muren voltrekken, en de fondamenten samenvoegen. ~ 22424 Ezra 4:13 | stad zal worden opgebouwd, en de muren voltrokken, dat 22425 Ezra 4:13 | den cijns, ouden impost, en tol niet zullen geven, en 22426 Ezra 4:13 | en tol niet zullen geven, en gij zult aan de inkomsten 22427 Ezra 4:14 | uit het paleis trekken, en het ons niet betaamt des 22428 Ezra 4:14 | daarom hebben wij gezonden, en dit den koning bekend gemaakt; ~ 22429 Ezra 4:15 | het boek der kronieken, en weten, dat dezelve stad 22430 Ezra 4:15 | rebelle stad geweest is, en den koningen en landschappen 22431 Ezra 4:15 | geweest is, en den koningen en landschappen schade aanbrengende, 22432 Ezra 4:15 | landschappen schade aanbrengende, en dat zij daarbinnen afval 22433 Ezra 4:16 | stad zal worden opgebouwd, en haar muren voltrokken, gij 22434 Ezra 4:17 | aan Rehum, den kanselier, en Simsai, den schrijver, en 22435 Ezra 4:17 | en Simsai, den schrijver, en de overigen van hun gezelschappen, 22436 Ezra 4:17 | der rivier aldus: Vrede, en op zulken tijd. ~ 22437 Ezra 4:19 | 19 En als van mij bevel gegeven 22438 Ezra 4:19 | was, hebben zij gezocht en gevonden, dat dezelve stad 22439 Ezra 4:19 | koningen heeft verheven, en rebellie en afval daarin 22440 Ezra 4:19 | heeft verheven, en rebellie en afval daarin gesticht is. ~ 22441 Ezra 4:20 | aan gene zijde der rivier; en hun is cijns, oude impost 22442 Ezra 4:20 | hun is cijns, oude impost en tol gegeven. ~ 22443 Ezra 4:23 | Arthahsasta voor Rehum, en Simsai, den schrijver, en 22444 Ezra 4:23 | en Simsai, den schrijver, en hun gezelschappen gelezen 22445 Ezra 4:23 | Jeruzalem tot de Joden, en beletten hen met arm en 22446 Ezra 4:23 | en beletten hen met arm en geweld. ~ 22447 Ezra 5:1 | 1 Haggai nu, de profeet, en Zacharia, de zoon van Iddo, 22448 Ezra 5:1 | tot de Joden, die in Juda en te Jeruzalem waren; in den 22449 Ezra 5:2 | de zoon van Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, 22450 Ezra 5:2 | Jesua, de zoon van Jozadak, en begonnen te bouwen het huis 22451 Ezra 5:2 | Die te Jeruzalem woont; en met hen de profeten Gods, 22452 Ezra 5:3 | aan deze zijde der rivier, en Sthar-Boznai, en hun gezelschap, 22453 Ezra 5:3 | rivier, en Sthar-Boznai, en hun gezelschap, en zeiden 22454 Ezra 5:3 | Sthar-Boznai, en hun gezelschap, en zeiden aldus tot hen: Wie 22455 Ezra 5:3 | gegeven dit huis te bouwen, en dezen muur te voltrekken? ~ 22456 Ezra 5:4 | zeiden wij aldus tot hen, en welke de namen waren der 22457 Ezra 5:5 | de zaak aan Darius kwam, en zij alsdan daarover een 22458 Ezra 5:6 | rivier, met Sthar-Boznai, en zijn gezelschap, de Afarsechaieten, 22459 Ezra 5:7 | zonden een verhaal aan hem; en daarin was aldus geschreven: 22460 Ezra 5:8 | wordt met grote stenen, en het hout wordt gelegd in 22461 Ezra 5:8 | wordt gelegd in de wanden; en datzelve werk wordt ras 22462 Ezra 5:8 | datzelve werk wordt ras gedaan, en gaat voorspoediglijk door 22463 Ezra 5:9 | denzelven oudsten gevraagd, en aldus tot hen gezegd: Wie 22464 Ezra 5:9 | gegeven dit huis te bouwen, en dezen muur te voltrekken? ~ 22465 Ezra 5:11 | 11 En zij hebben ons dusdanig 22466 Ezra 5:11 | knechten van den God des hemels en der aarde, en bouwen het 22467 Ezra 5:11 | des hemels en der aarde, en bouwen het huis, dat vele 22468 Ezra 5:11 | van Israel had het gebouwd en voltrokken. ~ 22469 Ezra 5:12 | dat huis heeft vernield, en het volk naar Babel weggevoerd. ~ 22470 Ezra 5:14 | Gods huis, welke van goud en zilver waren, die Nebukadnezar 22471 Ezra 5:14 | Jeruzalem was, had weggenomen en dezelve gebracht in den 22472 Ezra 5:14 | uit den tempel van Babel, en zij zijn gegeven aan een, 22473 Ezra 5:15 | 15 En hij zeide tot hem: Neem 22474 Ezra 5:15 | tempel, die te Jeruzalem is, en laat het huis Gods gebouwd 22475 Ezra 5:16 | Die te Jeruzalem woont; en er is van toen af tot nu 22476 Ezra 5:17 | te Jeruzalem te bouwen; en dat men des konings believen 22477 Ezra 6:1 | de koning Darius bevel; en zij zochten in de kanselarij, 22478 Ezra 6:2 | 2 En te Achmetha, in de burcht, 22479 Ezra 6:2 | werd een rol gevonden; en daarin was aldus geschreven: 22480 Ezra 6:3 | zij offeranden offeren, en de fondamenten daarvan zullen 22481 Ezra 6:3 | hoogte van zestig ellen, en zijn breedte van zestig 22482 Ezra 6:4 | rijen van groten steen, en een rij van nieuw hout; 22483 Ezra 6:4 | een rij van nieuw hout; en de onkosten zullen uit des 22484 Ezra 6:5 | Daartoe zal men ook de gouden en zilveren vaten van het huis 22485 Ezra 6:5 | Jeruzalem was, heeft weggevoerd, en naar Babel gebracht, wedergeven, 22486 Ezra 6:5 | Jeruzalem is, aan zijn plaats, en men zal ze afvoeren ten 22487 Ezra 6:7 | dat de landvoogd der Joden en de oudsten der Joden dit 22488 Ezra 6:9 | 9 En wat nodig is, als jonge 22489 Ezra 6:9 | is, als jonge runderen, en rammen, en lammeren, tot 22490 Ezra 6:9 | jonge runderen, en rammen, en lammeren, tot brandofferen 22491 Ezra 6:9 | hemels, tarwe, zout, wijn en olie, naar het zeggen der 22492 Ezra 6:10 | God des hemels offeren, en bidden voor het leven des 22493 Ezra 6:10 | voor het leven des konings en zijner kinderen. ~ 22494 Ezra 6:11 | uit zijn huis zal gerukt en opgericht worden, waaraan 22495 Ezra 6:11 | hij zal worden opgehangen; en zijn huis zal om diens wille 22496 Ezra 6:12 | ter neder alle koningen en volken, die hun hand zullen 22497 Ezra 6:12 | uitstrekken, om te veranderen en te verderven dit huis Gods, 22498 Ezra 6:13 | der rivier, Sthar-Boznai, en hun gezelschap, spoediglijk 22499 Ezra 6:14 | 14 En de oudsten der Joden bouwden 22500 Ezra 6:14 | oudsten der Joden bouwden en gingen voorspoediglijk voort,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License