1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
23001 Neh 5:11 | wijngaarden, hun olijfgaarden en hun huizen; en het honderdste
23002 Neh 5:11 | olijfgaarden en hun huizen; en het honderdste deel van
23003 Neh 5:11 | honderdste deel van het geld, en van het koren, den most
23004 Neh 5:11 | van het koren, den most en de olie, die gij hun hebt
23005 Neh 5:12 | Wij zullen het wedergeven, en van hen niets zoeken; wij
23006 Neh 5:12 | alzo doen, als gij zegt. En ik riep de priesteren, en
23007 Neh 5:12 | En ik riep de priesteren, en deed hen zweren, dat zij
23008 Neh 5:13 | schudde ik mijn boezem uit, en zeide: Alzo schudde God
23009 Neh 5:13 | bevestigen, uit zijn huis en uit zijn arbeid, en hij
23010 Neh 5:13 | huis en uit zijn arbeid, en hij zij alzo uitgeschud
23011 Neh 5:13 | hij zij alzo uitgeschud en ledig. En de ganse gemeente
23012 Neh 5:13 | alzo uitgeschud en ledig. En de ganse gemeente zeide:
23013 Neh 5:13 | ganse gemeente zeide: Amen! En zij prezen de HEERE. En
23014 Neh 5:13 | En zij prezen de HEERE. En het volk deed naar dit woord. ~
23015 Neh 5:14 | twintigste jaar af, tot het twee en dertigste jaar van den koning
23016 Neh 5:15 | 15 En de vorige landvoogden, die
23017 Neh 5:15 | hebben het volk bezwaard, en van hen genomen aan brood
23018 Neh 5:15 | van hen genomen aan brood en wijn, daarna veertig zilveren
23019 Neh 5:16 | werk dezes muurs verbeterd, en wij hebben geen land gekocht;
23020 Neh 5:16 | hebben geen land gekocht; en al mijn jongens zijn aldaar
23021 Neh 5:17 | 17 Ook zijn van de Joden en van de overheden honderd
23022 Neh 5:17 | van de overheden honderd en vijftig man, en die van
23023 Neh 5:17 | honderd en vijftig man, en die van de heidenen, die
23024 Neh 5:18 | 18 En wat voor een dag bereid
23025 Neh 5:18 | bereid werd, was een os en zes uitgelezen schapen;
23026 Neh 5:18 | werden mij vogelen bereid, en binnen tien dagen van allen
23027 Neh 6:1 | geschied, als van Sanballat, en Tobia, en van Gesem, den
23028 Neh 6:1 | van Sanballat, en Tobia, en van Gesem, den Arabier,
23029 Neh 6:1 | van Gesem, den Arabier, en van onze andere vijanden
23030 Neh 6:1 | ik den muur gebouwd had, en dat geen scheur daarin was
23031 Neh 6:2 | 2 Zo zond Sanballat, en Gesem, tot mij, om te zeggen:
23032 Neh 6:2 | tot mij, om te zeggen: Kom en laat ons te zamen vergaderen
23033 Neh 6:3 | 3 En ik zond boden tot hen, om
23034 Neh 6:3 | terwijl ik het zou nalaten, en tot ulieden afkomen? ~
23035 Neh 6:4 | mij, op dezelfde wijze. En ik antwoordde hun op dezelfde
23036 Neh 6:6 | onder de volken gehoord, en Gasmu zegt: Gij en de Joden
23037 Neh 6:6 | gehoord, en Gasmu zegt: Gij en de Joden denkt te rebelleren,
23038 Neh 6:6 | daarom bouwt gij den muur, en gij zult hun ten koning
23039 Neh 6:7 | zaken zijn; kom dan nu, en laat ons te zamen raadslaan. ~
23040 Neh 6:10 | het midden des tempels, en laat ons de deuren des tempels
23041 Neh 6:11 | een man, als ik, vlieden? En wie is er, zijnde als ik,
23042 Neh 6:12 | 12 Want ik merkte, en ziet, God had hem niet gezonden;
23043 Neh 6:12 | profetie tegen mij, omdat Tobia en Sanballat hem gehuurd hadden.
23044 Neh 6:13 | gehuurd, opdat ik zou vrezen, en alzo doen, en zondigen;
23045 Neh 6:13 | zou vrezen, en alzo doen, en zondigen; opdat zij iets
23046 Neh 6:14 | Gedenk, mijn God, aan Tobia en aan Sanballat, naar deze
23047 Neh 6:14 | naar deze zijn werken; en ook aan de profetes Noadja,
23048 Neh 6:14 | aan de profetes Noadja, en aan de andere profeten,
23049 Neh 6:15 | werd volbracht, op den vijf en twintigsten van Elul, in
23050 Neh 6:15 | twintigsten van Elul, in twee en vijftig dagen. ~
23051 Neh 6:16 | 16 En het geschiedde, als al onze
23052 Neh 6:16 | heidenen, die rondom ons waren, en zij vervielen zeer in hun
23053 Neh 6:17 | die naar Tobia gingen; en die van Tobia kwamen tot
23054 Neh 6:18 | Sechanja, den zoon van Arah; en zijn zoon Johanan had genomen
23055 Neh 6:19 | goeddadigheden voor mijn aangezicht, en mijn woorden brachten zij
23056 Neh 7:1 | ik de deuren oprichtte, en de poortiers, en de zangers,
23057 Neh 7:1 | oprichtte, en de poortiers, en de zangers, en de Levieten
23058 Neh 7:1 | poortiers, en de zangers, en de Levieten werden besteld. ~
23059 Neh 7:2 | 2 En ik gaf bevel aan mijn broeder
23060 Neh 7:2 | aan mijn broeder Hanani, en aan Hananja, den overste
23061 Neh 7:2 | een man van getrouwheid, en godvrezende boven velen. ~
23062 Neh 7:3 | 3 En ik zeide tot hen: Laat de
23063 Neh 7:3 | totdat de zon heet wordt, en terwijl zij daarbij staan,
23064 Neh 7:3 | sluiten, betast gij ze dan; en dat men wachten zette, inwoners
23065 Neh 7:3 | iegelijk op zijn wacht, en een iegelijk tegenover zijn
23066 Neh 7:4 | stad nu was wijd van ruimte en groot; doch des volks was
23067 Neh 7:4 | volks was weinig daarbinnen; en de huizen waren niet gebouwd. ~
23068 Neh 7:5 | hart, dat ik de edelen, en de overheden, en het volk
23069 Neh 7:5 | edelen, en de overheden, en het volk verzamelde, om
23070 Neh 7:5 | de geslachten te rekenen; en ik vond het geslachtsregister
23071 Neh 7:5 | het eerst waren opgetogen, en vond daarin geschreven aldus: ~
23072 Neh 7:6 | van Babel, weggevoerd had, en die wedergekeerd zijn naar
23073 Neh 7:6 | wedergekeerd zijn naar Jeruzalem en naar Juda, een iegelijk
23074 Neh 7:7 | Mispereth, Bigvai, Nehim en Baena. Dit is het getal
23075 Neh 7:8 | twee duizend, honderd twee en zeventig; ~
23076 Neh 7:9 | Sefatja, driehonderd twee en zeventig; ~
23077 Neh 7:10 | van Arach, zeshonderd twee en vijftig; ~
23078 Neh 7:11 | van de kinderen van Jesua en Joab, twee duizend, achthonderd
23079 Neh 7:11 | twee duizend, achthonderd en achttien; ~
23080 Neh 7:12 | duizend, tweehonderd vier en vijftig;
23081 Neh 7:13 | Zatthu, achthonderd vijf en veertig; ~
23082 Neh 7:14 | van Zakkai, zevenhonderd en zestig; ~
23083 Neh 7:15 | Binnui, zeshonderd acht en veertig; ~
23084 Neh 7:16 | van Bebai, zeshonderd acht en twintig; ~
23085 Neh 7:17 | duizend, driehonderd twee en twintig; ~
23086 Neh 7:18 | Adonikam, zeshonderd zeven en zestig; ~
23087 Neh 7:19 | Bigvai, twee duizend, zeven en zestig; ~
23088 Neh 7:20 | van Adin, zeshonderd vijf en vijftig; ~
23089 Neh 7:21 | van Ater, van Hizkia, acht en negentig; ~
23090 Neh 7:22 | Hassum, driehonderd acht en twintig; ~
23091 Neh 7:23 | Bezai, driehonderd vier en twintig; ~
23092 Neh 7:24 | kinderen van Harif, honderd en twaalf; ~
23093 Neh 7:25 | kinderen van Gibeon, vijf en negentig; ~
23094 Neh 7:26 | De mannen van Bethlehem en Netofa, honderd acht en
23095 Neh 7:26 | en Netofa, honderd acht en tachtig;
23096 Neh 7:27 | van Anathoth, honderd acht en twintig; ~
23097 Neh 7:28 | van Beth-Azmaveth, twee en veertig; ~
23098 Neh 7:29 | van Kirjath-Jearim, Cefira en Beeroth, zevenhonderd drie
23099 Neh 7:29 | Beeroth, zevenhonderd drie en veertig; ~
23100 Neh 7:30 | 30 De mannen van Rama en Gaba, zeshonderd en twintig; ~
23101 Neh 7:30 | Rama en Gaba, zeshonderd en twintig; ~
23102 Neh 7:31 | van Michmas, honderd twee en twintig; ~
23103 Neh 7:32 | 32 De mannen van Beth-El en Ai, honderd drie en twintig; ~
23104 Neh 7:32 | Beth-El en Ai, honderd drie en twintig; ~
23105 Neh 7:33 | van het andere Nebo, twee en vijftig; ~
23106 Neh 7:34 | duizend, tweehonderd vier en vijftig; ~
23107 Neh 7:35 | kinderen van Harim, driehonderd en twintig; ~
23108 Neh 7:36 | Jericho, driehonderd vijf en veertig; ~
23109 Neh 7:37 | kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd een en
23110 Neh 7:37 | en Ono, zevenhonderd een en twintig; ~
23111 Neh 7:38 | drie duizend, negenhonderd en dertig; ~
23112 Neh 7:39 | Jesua, negenhonderd drie en zeventig; ~
23113 Neh 7:40 | van Immer, duizend twee en vijftig; ~
23114 Neh 7:41 | duizend, tweehonderd zeven en veertig; ~
23115 Neh 7:42 | kinderen van Harim, duizend en zeventien; ~
23116 Neh 7:43 | kinderen van Hodeva, vier en zeventig; ~
23117 Neh 7:44 | kinderen van Asaf, honderd acht en veertig; ~
23118 Neh 7:45 | van Sobai, honderd acht en dertig; ~
23119 Neh 7:60 | 60 Al de Nethinim, en de kinderen der knechten
23120 Neh 7:60 | waren driehonderd twee en negentig. ~
23121 Neh 7:61 | Thel-harsa, Cherub, Addon en Immer; maar zij konden hunner
23122 Neh 7:61 | konden hunner vaderen huis, en hun zaad niet tonen, of
23123 Neh 7:62 | Nekoda, zeshonderd twee en veertig. ~
23124 Neh 7:63 | 63 En van de priesteren, de kinderen
23125 Neh 7:63 | Gileadiet, genomen had, en naar hun naam genoemd was. ~
23126 Neh 7:65 | 65 En Hattirsatha zeide tot hen,
23127 Neh 7:65 | priester stond met urim en thummim. ~
23128 Neh 7:66 | gemeente te zamen was twee en veertig duizend, driehonderd
23129 Neh 7:66 | veertig duizend, driehonderd en zestig; ~
23130 Neh 7:67 | 67 Behalve hun knechten en hun maagden, die waren zeven
23131 Neh 7:67 | duizend, driehonderd zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd
23132 Neh 7:67 | driehonderd zeven en dertig; en zij hadden tweehonderd vijf
23133 Neh 7:67 | hadden tweehonderd vijf en veertig zangers en zangeressen. ~
23134 Neh 7:67 | vijf en veertig zangers en zangeressen. ~
23135 Neh 7:68 | paarden, zevenhonderd zes en dertig; hun muildieren,
23136 Neh 7:68 | muildieren, tweehonderd vijf en veertig; ~
23137 Neh 7:69 | Kemelen, vierhonderd vijf en dertig; ezelen, zes duizend,
23138 Neh 7:69 | zes duizend, zevenhonderd en twintig. ~
23139 Neh 7:70 | sprengbekkens, vijfhonderd en dertig priesterrokken. ~
23140 Neh 7:71 | 71 En anderen van de hoofden der
23141 Neh 7:71 | twintig duizend drachmen, en aan zilver, twee duizend
23142 Neh 7:71 | aan zilver, twee duizend en tweehonderd ponden. ~
23143 Neh 7:72 | 72 En wat de overigen des volks
23144 Neh 7:72 | twintig duizend drachmen, en aan zilver, twee duizend
23145 Neh 7:72 | zilver, twee duizend mijnen, en zeven en zestig priesterrokken. ~
23146 Neh 7:72 | duizend mijnen, en zeven en zestig priesterrokken. ~
23147 Neh 7:73 | 73 En de priesters, en de Levieten,
23148 Neh 7:73 | 73 En de priesters, en de Levieten, en de poortiers,
23149 Neh 7:73 | priesters, en de Levieten, en de poortiers, en de zangers,
23150 Neh 7:73 | Levieten, en de poortiers, en de zangers, en sommigen
23151 Neh 7:73 | poortiers, en de zangers, en sommigen van het volk, en
23152 Neh 7:73 | en sommigen van het volk, en de Nethinim, en gans Israel,
23153 Neh 7:73 | het volk, en de Nethinim, en gans Israel, woonden in
23154 Neh 8:1 | de zevende maand aankwam, en de kinderen Israels in hun
23155 Neh 8:2 | straat voor de Waterpoort; en zij zeiden tot Ezra, den
23156 Neh 8:3 | 3 En Ezra, de priester, bracht
23157 Neh 8:3 | gemeente, beiden mannen en vrouwen, en allen, die verstandig
23158 Neh 8:3 | beiden mannen en vrouwen, en allen, die verstandig waren
23159 Neh 8:4 | 4 En hij las daarin voor de straat,
23160 Neh 8:4 | den middag, voor de mannen en vrouwen, en de verstandigen;
23161 Neh 8:4 | voor de mannen en vrouwen, en de verstandigen; en de oren
23162 Neh 8:4 | vrouwen, en de verstandigen; en de oren des gansen volks
23163 Neh 8:5 | 5 En Ezra, de schriftgeleerde,
23164 Neh 8:5 | die zaak gemaakt hadden, en nevens hem stond Mattithja,
23165 Neh 8:5 | nevens hem stond Mattithja, en Sema, en Anaja, en Uria,
23166 Neh 8:5 | stond Mattithja, en Sema, en Anaja, en Uria, en Hilkia,
23167 Neh 8:5 | Mattithja, en Sema, en Anaja, en Uria, en Hilkia, en Maaseja,
23168 Neh 8:5 | Sema, en Anaja, en Uria, en Hilkia, en Maaseja, aan
23169 Neh 8:5 | Anaja, en Uria, en Hilkia, en Maaseja, aan zijn rechterhand;
23170 Neh 8:5 | Maaseja, aan zijn rechterhand; en aan zijn linkerhand Pedaja,
23171 Neh 8:5 | zijn linkerhand Pedaja, en Misael, en Malchia, en Hasum,
23172 Neh 8:5 | linkerhand Pedaja, en Misael, en Malchia, en Hasum, en Hasbaddana,
23173 Neh 8:5 | en Misael, en Malchia, en Hasum, en Hasbaddana, Zacharja
23174 Neh 8:5 | Misael, en Malchia, en Hasum, en Hasbaddana, Zacharja en
23175 Neh 8:5 | en Hasbaddana, Zacharja en Mesullam. ~
23176 Neh 8:6 | 6 En Ezra opende het boek voor
23177 Neh 8:6 | hij was boven al het volk; en als hij het opende, stond
23178 Neh 8:7 | 7 En Ezra loofde den HEERE, den
23179 Neh 8:7 | den HEERE, den groten God; en al het volk antwoordde:
23180 Neh 8:7 | opheffing hunner handen, en neigden zich, en aanbaden
23181 Neh 8:7 | handen, en neigden zich, en aanbaden den HEERE, met
23182 Neh 8:8 | 8 Jesua nu, en Bani, en Serebja, Jamin,
23183 Neh 8:8 | 8 Jesua nu, en Bani, en Serebja, Jamin, Akkub, Sabbethai,
23184 Neh 8:8 | Jozabad, Hanan, Pelaja, en de Levieten onderwezen het
23185 Neh 8:8 | onderwezen het volk in de wet. En het volk stond op zijn standplaats. ~
23186 Neh 8:9 | 9 En zij lazen in het boek, in
23187 Neh 8:9 | de wet Gods, duidelijk; en den zin verklarende, zo
23188 Neh 8:10 | 10 En Nehemia (dezelve is Hattirsatha)
23189 Neh 8:10 | dezelve is Hattirsatha) en Ezra, de priester, de schriftgeleerde,
23190 Neh 8:10 | priester, de schriftgeleerde, en de Levieten, die het volk
23191 Neh 8:10 | bedrijft dan geen rouw, en weent niet; want al het
23192 Neh 8:11 | hen: Gaat, eet het vette, en drinkt het zoete, en zendt
23193 Neh 8:11 | vette, en drinkt het zoete, en zendt delen dengenen, voor
23194 Neh 8:12 | 12 En de Levieten stilden al het
23195 Neh 8:13 | het volk henen om te eten, en om te drinken, en om delen
23196 Neh 8:13 | eten, en om te drinken, en om delen te zenden, en om
23197 Neh 8:13 | en om delen te zenden, en om grote blijdschap te maken;
23198 Neh 8:14 | 14 En des anderen daags verzamelden
23199 Neh 8:14 | ganse volk, de priesters en de Levieten, tot Ezra, den
23200 Neh 8:14 | Ezra, den schriftgeleerde, en dat, om verstand te bekomen
23201 Neh 8:15 | 15 En zij vonden in de wet geschreven,
23202 Neh 8:16 | 16 En dat zij het zouden luidbaar
23203 Neh 8:16 | het zouden luidbaar maken, en een stem laten doorgaan
23204 Neh 8:16 | doorgaan door al hun steden, en te Jeruzalem, zeggende:
23205 Neh 8:16 | Gaat uit op het gebergte, en haalt takken van olijfbomen,
23206 Neh 8:16 | haalt takken van olijfbomen, en takken van andere olieachtige
23207 Neh 8:16 | andere olieachtige bomen, en takken van mirtebomen, en
23208 Neh 8:16 | en takken van mirtebomen, en takken van palmbomen, en
23209 Neh 8:16 | en takken van palmbomen, en takken van andere dichte
23210 Neh 8:17 | 17 Alzo ging het volk uit en haalden ze, en maakten zich
23211 Neh 8:17 | volk uit en haalden ze, en maakten zich loofhutten,
23212 Neh 8:17 | een iegelijk op zijn dak, en in hun voorhoven, en in
23213 Neh 8:17 | dak, en in hun voorhoven, en in de voorhoven van Gods
23214 Neh 8:17 | voorhoven van Gods huis, en op de straat der Waterpoort,
23215 Neh 8:17 | de straat der Waterpoort, en op de straat van Efraimspoort. ~
23216 Neh 8:18 | 18 En de ganse gemeente dergenen,
23217 Neh 8:18 | wedergekomen, maakten loofhutten, en woonden in die loofhutten;
23218 Neh 8:18 | Nun, tot op dezen dag toe; en er was zeer grote blijdschap. ~
23219 Neh 8:19 | 19 En men las in het wetboek Gods
23220 Neh 8:19 | dag tot den laatsten dag. En zij hielden het feest zeven
23221 Neh 8:19 | hielden het feest zeven dagen, en op den achtsten dag den
23222 Neh 9:1 | 1 Voorts op den vier en twintigsten dag dezer maand
23223 Neh 9:1 | kinderen Israels met vasten en met zakken, en aarde was
23224 Neh 9:1 | met vasten en met zakken, en aarde was op hen. ~
23225 Neh 9:2 | 2 En het zaad Israels scheidde
23226 Neh 9:2 | zich af van alle vreemden. En zij stonden, en deden belijdenis
23227 Neh 9:2 | vreemden. En zij stonden, en deden belijdenis van hun
23228 Neh 9:2 | belijdenis van hun zonden en hunner vaderen ongerechtigheden. ~
23229 Neh 9:3 | vierendeel van den dag; en op een ander vierendeel
23230 Neh 9:3 | vierendeel deden zij belijdenis, en aanbaden den HEERE, hun
23231 Neh 9:4 | 4 Jesua nu, en Bani, Kadmiel, Sebanja,
23232 Neh 9:4 | Sebanja, Bunni, Serebja, Bani en Chenani, stonden op het
23233 Neh 9:4 | gestoelte der Levieten, en riepen met luider stem tot
23234 Neh 9:5 | 5 En de Levieten, Jesua, en Kadmiel,
23235 Neh 9:5 | 5 En de Levieten, Jesua, en Kadmiel, Bani, Hasabneja;
23236 Neh 9:5 | eeuwigheid tot in eeuwigheid; en men love den Naam Uwer heerlijkheid,
23237 Neh 9:5 | verhoogd is boven allen lof en prijs! ~
23238 Neh 9:6 | den hemel der hemelen, en al hun heir, de aarde en
23239 Neh 9:6 | en al hun heir, de aarde en al wat daarop is, de zeeen
23240 Neh 9:6 | wat daarop is, de zeeen en al wat daarin is, en Gij
23241 Neh 9:6 | zeeen en al wat daarin is, en Gij maakt die allen levend;
23242 Neh 9:6 | maakt die allen levend; en het heir der hemelen aanbidt
23243 Neh 9:7 | Die Abram hebt verkoren, en hem uit Ur der Chaldeen
23244 Neh 9:7 | der Chaldeen uitgevoerd; en Gij hebt zijn naam gesteld
23245 Neh 9:8 | 8 En Gij hebt zijn hart getrouw
23246 Neh 9:8 | gevonden voor Uw aangezicht, en hebt een verbond met hem
23247 Neh 9:8 | Hethieten, der Amorieten, en der Ferezieten, en der Jebusieten,
23248 Neh 9:8 | Amorieten, en der Ferezieten, en der Jebusieten, en der Girgasieten,
23249 Neh 9:8 | Ferezieten, en der Jebusieten, en der Girgasieten, dat Gij
23250 Neh 9:8 | het zijn zade zoudt geven; en Gij hebt Uw woorden bevestigd,
23251 Neh 9:9 | 9 En Gij hebt aangezien onzer
23252 Neh 9:9 | vaderen ellende in Egypte, en Gij hebt hun geroep gehoord
23253 Neh 9:10 | 10 En Gij hebt tekenen en wonderen
23254 Neh 9:10 | 10 En Gij hebt tekenen en wonderen gedaan aan Farao,
23255 Neh 9:10 | wonderen gedaan aan Farao, en aan al zijn knechten, en
23256 Neh 9:10 | en aan al zijn knechten, en aan al het volk zijns lands;
23257 Neh 9:10 | trotselijk tegen hen handelden; en Gij hebt U een Naam gemaakt,
23258 Neh 9:11 | 11 En Gij hebt de zee voor hun
23259 Neh 9:11 | het droge zijn doorgegaan; en hun vervolgers hebt Gij
23260 Neh 9:12 | 12 En Gij hebt ze des daags geleid
23261 Neh 9:12 | geleid met een wolkkolom, en des nachts met een vuurkolom,
23262 Neh 9:13 | 13 En Gij zijt neergedaald op
23263 Neh 9:13 | neergedaald op den berg Sinai, en hebt met hen gesproken uit
23264 Neh 9:13 | gesproken uit den hemel; en Gij hebt hun gegeven rechtmatige
23265 Neh 9:13 | gegeven rechtmatige rechten, en getrouwe wetten, goede inzettingen
23266 Neh 9:13 | wetten, goede inzettingen en geboden. ~
23267 Neh 9:14 | 14 En Gij hebt Uw heiligen sabbat
23268 Neh 9:14 | heiligen sabbat bekend gemaakt; en Gij hebt hun geboden, en
23269 Neh 9:14 | en Gij hebt hun geboden, en inzettingen en een wet bevolen,
23270 Neh 9:14 | geboden, en inzettingen en een wet bevolen, door de
23271 Neh 9:15 | 15 En Gij hebt hun brood uit den
23272 Neh 9:15 | gegeven voor hun honger, en hun water uit de steenrots
23273 Neh 9:15 | voortgebracht voor hun dorst; en Gij hebt tot hen gezegd,
23274 Neh 9:16 | 16 Maar zij en onze vaders hebben trotselijk
23275 Neh 9:16 | hebben trotselijk gehandeld, en zij hebben hun nek verhard,
23276 Neh 9:16 | hebben hun nek verhard, en niet gehoord naar Uw geboden; ~
23277 Neh 9:17 | 17 En zij hebben geweigerd te
23278 Neh 9:17 | hebben geweigerd te horen, en niet gedacht aan Uw wonderen,
23279 Neh 9:17 | Gij bij hen gedaan hadt, en hebben hun nek verhard,
23280 Neh 9:17 | hebben hun nek verhard, en in hun wederspannigheid
23281 Neh 9:17 | van vergevingen, genadig en barmhartig, lankmoedig,
23282 Neh 9:17 | barmhartig, lankmoedig, en groot van weldadigheid,
23283 Neh 9:18 | gegoten kalf gemaakt hadden, en gezegd: Dit is uw God, Die
23284 Neh 9:18 | Egypte heeft opgevoerd; en grote lasteren gedaan hadden; ~
23285 Neh 9:19 | nachts, om hen te lichten, en dat, op den weg, waarin
23286 Neh 9:20 | 20 En Gij hebt Uw goeden Geest
23287 Neh 9:20 | gegeven om hen te onderwijzen; en Uw Manna hebt Gij niet geweerd
23288 Neh 9:20 | niet geweerd van hun mond, en water hebt Gij hun gegeven
23289 Neh 9:21 | klederen zijn niet veroud, en hun voeten niet gezwollen. ~
23290 Neh 9:22 | hebt Gij hun koninkrijken en volken gegeven, en hebt
23291 Neh 9:22 | koninkrijken en volken gegeven, en hebt hen verdeeld in hoeken.
23292 Neh 9:22 | des konings van Hesbon, en het land van Og, koning
23293 Neh 9:23 | als de sterren des hemels; en Gij hebt hen gebracht in
23294 Neh 9:24 | kinderen daarin gekomen, en hebben dat land erfelijk
23295 Neh 9:24 | land erfelijk ingenomen; en Gij hebt de inwoners des
23296 Neh 9:24 | aangezicht ten ondergebracht, en hebt hen in hun hand gegeven,
23297 Neh 9:24 | mitsgaders hun koningen en de volken des lands, om
23298 Neh 9:25 | 25 En zij hebben vaste steden
23299 Neh 9:25 | zij hebben vaste steden en een vet land ingenomen,
23300 Neh 9:25 | een vet land ingenomen, en erfelijk bezeten, huizen,
23301 Neh 9:25 | wijngaarden, olijfgaarden en bomen van spijze, in menigte;
23302 Neh 9:25 | van spijze, in menigte; en zij hebben gegeten, en zijn
23303 Neh 9:25 | en zij hebben gegeten, en zijn zat en vet geworden,
23304 Neh 9:25 | hebben gegeten, en zijn zat en vet geworden, en hebben
23305 Neh 9:25 | zijn zat en vet geworden, en hebben in wellust geleefd,
23306 Neh 9:26 | zijn wederspannig geworden, en hebben tegen U gerebelleerd,
23307 Neh 9:26 | hebben tegen U gerebelleerd, en Uw wet achter hun rug geworpen,
23308 Neh 9:26 | achter hun rug geworpen, en Uw profeten gedood die tegen
23309 Neh 9:27 | Gij van den hemel gehoord, en hun naar Uw grote barmhartigheden
23310 Neh 9:28 | zij zich dan bekeerden, en U aanriepen, zo hebt Gij
23311 Neh 9:28 | hen van den hemel gehoord, en hebt hen naar Uw barmhartigheden
23312 Neh 9:29 | 29 En Gij hebt tegen hen betuigd,
23313 Neh 9:29 | hebben trotselijk gehandeld, en niet gehoord naar Uw geboden,
23314 Neh 9:29 | gehoord naar Uw geboden, en tegen Uw rechten, tegen
23315 Neh 9:29 | die ze doet, leven zal; en zij hebben hun schouder
23316 Neh 9:29 | hun schouder teruggetogen, en hun nek verhard, en niet
23317 Neh 9:29 | teruggetogen, en hun nek verhard, en niet gehoord. ~
23318 Neh 9:30 | het vele jaren over hen, en betuigdet tegen hen door
23319 Neh 9:31 | want Gij zijt een genadig en barmhartig God. ~
23320 Neh 9:32 | Gij grote, Gij machtige, en Gij vreselijke God, Die
23321 Neh 9:32 | vreselijke God, Die het verbond en de weldadigheid houdt; laat
23322 Neh 9:32 | koningen, onze vorsten, en onze priesteren; en onze
23323 Neh 9:32 | vorsten, en onze priesteren; en onze profeten, en onze vaderen,
23324 Neh 9:32 | priesteren; en onze profeten, en onze vaderen, en Uw ganse
23325 Neh 9:32 | profeten, en onze vaderen, en Uw ganse volk, van de dagen
23326 Neh 9:34 | 34 En onze koningen, onze vorsten,
23327 Neh 9:34 | vorsten, onze priesters en onze vaders hebben Uw wet
23328 Neh 9:34 | hebben Uw wet niet gedaan; en zij hebben niet geluisterd
23329 Neh 9:34 | geluisterd naar Uw geboden, en naar Uw getuigenissen, die
23330 Neh 9:35 | gediend in hun koninkrijk, en in Uw menigvuldig goed,
23331 Neh 9:35 | goed, dat Gij hun gaaft, en in dat wijde en dat vette
23332 Neh 9:35 | hun gaaft, en in dat wijde en dat vette land, dat Gij
23333 Neh 9:35 | aangezicht gegeven hadt; en zij hebben zich niet bekeerd
23334 Neh 9:36 | hebt, om de vrucht daarvan, en het goede daarvan te eten,
23335 Neh 9:37 | 37 En het vermenigvuldigt zijn
23336 Neh 9:37 | hebt, om onzer zonden wil; en zij heersen over onze lichamen
23337 Neh 9:37 | heersen over onze lichamen en over onze beesten, naar
23338 Neh 9:38 | 38 En in dit alles maken wij een
23339 Neh 9:38 | maken wij een vast verbond en schrijven het; en onze vorsten,
23340 Neh 9:38 | verbond en schrijven het; en onze vorsten, onze Levieten
23341 Neh 9:38 | onze vorsten, onze Levieten en onze priesteren zullen het
23342 Neh 10:1 | Hattirsatha, zoon van Hachalja, en Zidkia, ~
23343 Neh 10:9 | 9 En de Levieten, namelijk: Jesua,
23344 Neh 10:10 | 10 En hun broederen: Sebanja,
23345 Neh 10:26 | 26 En Ahia, Hanan, Anan, ~
23346 Neh 10:28 | 28 En het overige des volks, de
23347 Neh 10:28 | de zangers, de Nethinim, en al wie zich van de volken
23348 Neh 10:28 | hun vrouwen, hun zonen en hun dochteren, al wie wetenschap
23349 Neh 10:28 | dochteren, al wie wetenschap en verstand had; ~
23350 Neh 10:29 | broederen, hun voortreffelijken, en kwamen in den vloek en in
23351 Neh 10:29 | en kwamen in den vloek en in den eed, dat zij zouden
23352 Neh 10:29 | den knecht Gods, Mozes; en dat zij zouden houden, en
23353 Neh 10:29 | en dat zij zouden houden, en dat zij zouden doen al de
23354 Neh 10:29 | des HEEREN, onzes Heeren, en Zijn rechten en Zijn inzettingen; ~
23355 Neh 10:29 | Heeren, en Zijn rechten en Zijn inzettingen; ~
23356 Neh 10:30 | 30 En dat wij onze dochteren niet
23357 Neh 10:31 | de volken des lands waren en alle koren op den sabbatdag
23358 Neh 10:31 | van hen niet zouden nemen; en dat wij het zevende jaar
23359 Neh 10:33 | het brood der toerichting, en het gedurig spijsoffer,
23360 Neh 10:33 | het gedurig spijsoffer, en tot het gedurig brandoffer,
23361 Neh 10:33 | tot de gezette hoogtijden, en tot de heilige dingen, en
23362 Neh 10:33 | en tot de heilige dingen, en tot de zondofferen, om verzoening
23363 Neh 10:33 | verzoening te doen over Israel; en tot alle werk van het huis
23364 Neh 10:34 | de priesters, de Levieten en het volk, over het offer
23365 Neh 10:35 | eerstelingen onzes lands en de eerstelingen van alle
23366 Neh 10:36 | 36 En de eerstgeborenen onzer
23367 Neh 10:36 | eerstgeborenen onzer zonen en onzer beesten, gelijk het
23368 Neh 10:36 | in de wet geschreven is; en dat wij de eerstgeborenen
23369 Neh 10:36 | eerstgeborenen onzer runderen en onzer schapen zouden brengen
23370 Neh 10:37 | 37 En dat wij de eerstelingen
23371 Neh 10:37 | eerstelingen onzes deegs, en onze hefofferen, en de vrucht
23372 Neh 10:37 | deegs, en onze hefofferen, en de vrucht aller bomen, most
23373 Neh 10:37 | vrucht aller bomen, most en olie, zouden brengen tot
23374 Neh 10:37 | van het huis onzes Gods, en de tienden onzes lands tot
23375 Neh 10:37 | onzes lands tot de Levieten; en dat dezelfde Levieten de
23376 Neh 10:38 | 38 En dat er een priester, een
23377 Neh 10:38 | Levieten de tienden ontvangen; en dat de Levieten de tienden
23378 Neh 10:39 | Want de kinderen Israels en de kinderen van Levi moeten
23379 Neh 10:39 | hefoffer van koren, most en olie in die kameren brengen,
23380 Neh 10:39 | vaten des heiligdoms zijn, en de priesteren, die dienen,
23381 Neh 10:39 | priesteren, die dienen, en de poortiers, en de zangers;
23382 Neh 10:39 | dienen, en de poortiers, en de zangers; dat wij alzo
23383 Neh 11:1 | stad Jeruzalem zou wonen, en negen delen in de andere
23384 Neh 11:2 | 2 En het volk zegende al de mannen,
23385 Neh 11:3 | 3 En dit zijn de hoofden van
23386 Neh 11:3 | steden, Israel, de priesters, en de Levieten, en de Nethinim,
23387 Neh 11:3 | priesters, en de Levieten, en de Nethinim, en de kinderen
23388 Neh 11:3 | Levieten, en de Nethinim, en de kinderen der knechten
23389 Neh 11:4 | van de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin.
23390 Neh 11:5 | 5 En Maaseja, de zoon van Baruch,
23391 Neh 11:6 | waren vierhonderd acht en zestig dappere mannen. ~
23392 Neh 11:7 | 7 En dit zijn de kinderen van
23393 Neh 11:8 | 8 En na hem Gabbai, Sallai; negenhonderd
23394 Neh 11:8 | Sallai; negenhonderd acht en twintig. ~
23395 Neh 11:9 | 9 En Joel, de zoon van Zichri,
23396 Neh 11:9 | was opziener over hen; en Juda, de zoon van Senua,
23397 Neh 11:12 | 12 En hun broederen, die het werk
23398 Neh 11:12 | waren achthonderd twee en twintig. En Adaja, de zoon
23399 Neh 11:12 | achthonderd twee en twintig. En Adaja, de zoon van Jeroham,
23400 Neh 11:13 | 13 En zijn broederen, hoofden
23401 Neh 11:13 | waren tweehonderd twee en veertig. En Amassai, de
23402 Neh 11:13 | tweehonderd twee en veertig. En Amassai, de zoon van Azareel,
23403 Neh 11:14 | 14 En hun broederen, dappere helden,
23404 Neh 11:14 | helden, waren honderd acht en twintig; en opziener over
23405 Neh 11:14 | honderd acht en twintig; en opziener over hen was Zabdiel,
23406 Neh 11:15 | 15 En van de Levieten: Semaja,
23407 Neh 11:16 | 16 En Sabbethai, en Jozabad, van
23408 Neh 11:16 | 16 En Sabbethai, en Jozabad, van de hoofden
23409 Neh 11:17 | 17 En Matthanja, de zoon van Micha,
23410 Neh 11:17 | dankzegging begon in het gebed, en Bakbukja was de tweede van
23411 Neh 11:17 | tweede van zijn broederen; en Abda, de zoon van Sammua,
23412 Neh 11:18 | stad waren tweehonderd vier en tachtig. ~
23413 Neh 11:19 | 19 En de poortiers: Akkub, Talmon,
23414 Neh 11:19 | poorten, waren honderd twee en zeventig. ~
23415 Neh 11:20 | Israel, van de priesters en de Levieten, was in alle
23416 Neh 11:21 | 21 En de Nethinim woonden in Ofel;
23417 Neh 11:21 | Nethinim woonden in Ofel; en Ziha en Gispa waren over
23418 Neh 11:21 | woonden in Ofel; en Ziha en Gispa waren over de Nethinim. ~
23419 Neh 11:22 | 22 En der Levieten opziener te
23420 Neh 11:24 | 24 En Petahja, de zoon van Mesezabeel,
23421 Neh 11:25 | van Juda, in Kirjath-Arba en haar onderhorige plaatsen,
23422 Neh 11:25 | haar onderhorige plaatsen, en in Dibon en haar onderhorige
23423 Neh 11:25 | onderhorige plaatsen, en in Dibon en haar onderhorige plaatsen,
23424 Neh 11:25 | haar onderhorige plaatsen, en in Jekabzeel en haar dorpen; ~
23425 Neh 11:25 | plaatsen, en in Jekabzeel en haar dorpen; ~
23426 Neh 11:26 | 26 En te Jesua, en te Molada,
23427 Neh 11:26 | 26 En te Jesua, en te Molada, en te Beth-Pelet, ~
23428 Neh 11:26 | te Jesua, en te Molada, en te Beth-Pelet, ~
23429 Neh 11:27 | 27 En te Hazar-Sual, en in Ber-Seba,
23430 Neh 11:27 | 27 En te Hazar-Sual, en in Ber-Seba, en haar onderhorige
23431 Neh 11:27 | Hazar-Sual, en in Ber-Seba, en haar onderhorige plaatsen, ~
23432 Neh 11:28 | 28 En te Ziklag, en in Mechona
23433 Neh 11:28 | 28 En te Ziklag, en in Mechona en haar onderhorige
23434 Neh 11:28 | te Ziklag, en in Mechona en haar onderhorige plaatsen, ~
23435 Neh 11:29 | 29 En te En-Rimmon, en te Zora,
23436 Neh 11:29 | 29 En te En-Rimmon, en te Zora, en te Jarmuth, ~
23437 Neh 11:29 | te En-Rimmon, en te Zora, en te Jarmuth, ~
23438 Neh 11:30 | 30 Zanoah, Adullam en haar dorpen, Lachis en haar
23439 Neh 11:30 | Adullam en haar dorpen, Lachis en haar akkers, Azeka en haar
23440 Neh 11:30 | Lachis en haar akkers, Azeka en haar onderhorige plaatsen;
23441 Neh 11:30 | haar onderhorige plaatsen; en zij legerden zich van Ber-seba
23442 Neh 11:31 | Geba woonden in Michmas, en Aja, en Beth-El, en haar
23443 Neh 11:31 | woonden in Michmas, en Aja, en Beth-El, en haar onderhorige
23444 Neh 11:31 | Michmas, en Aja, en Beth-El, en haar onderhorige plaatsen, ~
23445 Neh 11:35 | 35 Lod, en Ono, in het dal der werkmeesters. ~
23446 Neh 11:36 | de verdelingen van Juda, en van Benjamin. ~ ~ ~
23447 Neh 12:1 | Dit nu zijn de priesters en de Levieten, die met Zerubbabel,
23448 Neh 12:1 | den zoon van Sealthiel, en Jesua, optogen: Seraja,
23449 Neh 12:6 | 6 Semaja, en Jojarib, Jedaja, ~
23450 Neh 12:7 | hoofden der priesteren, en hun broederen, in de dagen
23451 Neh 12:8 | 8 En de Levieten waren: Jesua,
23452 Neh 12:8 | Serebja, Juda, Matthanja; hij en zijn broederen waren over
23453 Neh 12:9 | 9 En Bakbukja, en Unni, hun broederen,
23454 Neh 12:9 | 9 En Bakbukja, en Unni, hun broederen, waren
23455 Neh 12:10 | Jesua nu gewon Jojakim, en Jojakim gewon Eljasib, en
23456 Neh 12:10 | en Jojakim gewon Eljasib, en Eljasib gewon Jojada, ~
23457 Neh 12:11 | 11 En Jojada gewon Jonathan, en
23458 Neh 12:11 | En Jojada gewon Jonathan, en Jonathan gewon Jaddua. ~
23459 Neh 12:12 | 12 En in de dagen van Jojakim
23460 Neh 12:19 | 19 En van Jojarib, Matthenai;
23461 Neh 12:22 | dagen van Eljasib, Jojada, en Johanan, en Jaddua, de hoofden
23462 Neh 12:22 | Eljasib, Jojada, en Johanan, en Jaddua, de hoofden der vaderen
23463 Neh 12:24 | waren Hasabja, Serebja, en Jesua, de zoon van Kadmiel,
23464 Neh 12:24 | Jesua, de zoon van Kadmiel, en hun broederen tegen hen
23465 Neh 12:24 | hen over, om te prijzen en te danken, naar het gebod
23466 Neh 12:25 | 25 Matthanja en Bakbukja, Obadja, Mesullam,
23467 Neh 12:25 | Obadja, Mesullam, Talmon en Akkub, waren poortiers,
23468 Neh 12:26 | Jesua, den zoon van Jozadak, en in de dagen van Nehemia,
23469 Neh 12:26 | Nehemia, den landvoogd, en van den priester Ezra, den
23470 Neh 12:27 | inwijding te doen met vreugde, en met dankzeggingen, en met
23471 Neh 12:27 | vreugde, en met dankzeggingen, en met gezang, cimbalen, luiten,
23472 Neh 12:27 | gezang, cimbalen, luiten, en met harpen. ~
23473 Neh 12:29 | 29 En uit het huis van Gilgal,
23474 Neh 12:29 | uit het huis van Gilgal, en uit de velden van Geba en
23475 Neh 12:29 | en uit de velden van Geba en Asmaveth; want de zangers
23476 Neh 12:30 | 30 En de priesters en de Levieten
23477 Neh 12:30 | 30 En de priesters en de Levieten reinigden zichzelven;
23478 Neh 12:30 | reinigden zij het volk, en de poorten, en den muur. ~
23479 Neh 12:30 | het volk, en de poorten, en den muur. ~
23480 Neh 12:31 | Juda opgaan op den muur; en ik stelde twee grote dankkoren
23481 Neh 12:31 | stelde twee grote dankkoren en omgangen, een ter rechterhand
23482 Neh 12:32 | 32 En achter hen ging Hosaja,
23483 Neh 12:32 | achter hen ging Hosaja, en de helft der vorsten van
23484 Neh 12:33 | 33 En Azarja, Ezra, en Mesullam, ~
23485 Neh 12:33 | 33 En Azarja, Ezra, en Mesullam, ~
23486 Neh 12:34 | 34 Juda, en Benjamin, en Semaja, en
23487 Neh 12:34 | 34 Juda, en Benjamin, en Semaja, en Jeremia; ~
23488 Neh 12:34 | en Benjamin, en Semaja, en Jeremia; ~
23489 Neh 12:35 | 35 En van de priesters kinderen
23490 Neh 12:36 | 36 En zijn broeders, Semaja, en
23491 Neh 12:36 | En zijn broeders, Semaja, en Azareel, Milalai, Gilalai,
23492 Neh 12:36 | Gilalai, Maai, Nethaneel, en Juda, Hanani, met muziekinstrumenten
23493 Neh 12:36 | van David, den man Gods; en Ezra, de schriftgeleerde,
23494 Neh 12:37 | Voorts naar de Fonteinpoort, en tegen hen over, gingen zij
23495 Neh 12:38 | dankkoor nu ging tegenover, en ik achter hetzelve, met
23496 Neh 12:39 | 39 En van boven de poort van Efraim,
23497 Neh 12:39 | boven de poort van Efraim, en boven de Oude poort, en
23498 Neh 12:39 | en boven de Oude poort, en boven de Vispoort, en den
23499 Neh 12:39 | poort, en boven de Vispoort, en den toren Hananeel, en den
23500 Neh 12:39 | en den toren Hananeel, en den toren Mea, tot aan de
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |