1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
26501 Spre 7:22 | een os ter slachting gaat, en gelijk een dwaas tot de
26502 Spre 7:23 | zich haast naar den strik, en niet weet, dat dezelve tegen
26503 Spre 7:24 | kinderen, hoort naar mij, en luistert naar de redenen
26504 Spre 7:26 | veel gewonden nedergeveld, en al haar gedoden zijn machtig
26505 Spre 8:1 | Roept de Wijsheid niet, en verheft niet de Verstandigheid
26506 Spre 8:4 | Tot u, o mannen! roep Ik, en Mijn stem is tot de mensenkinderen. ~
26507 Spre 8:5 | verstaat kloekzinnigheid, en gij zotten! verstaat met
26508 Spre 8:6 | vorstelijke dingen spreken, en de opening Mijner lippen
26509 Spre 8:7 | bedachtelijk uitspreken, en de goddeloosheid is Mijn
26510 Spre 8:9 | dengene, die verstandig is, en rechtmatig voor degenen,
26511 Spre 8:10 | Neemt Mijn tucht aan, en niet zilver, en wetenschap,
26512 Spre 8:10 | tucht aan, en niet zilver, en wetenschap, meer dan het
26513 Spre 8:11 | wijsheid is beter dan robijnen, en al wat men begeren mag,
26514 Spre 8:12 | bij de kloekzinnigheid, en vinde de kennis van alle
26515 Spre 8:13 | kwade, de hovaardigheid, en den hoogmoed, en den kwaden
26516 Spre 8:13 | hovaardigheid, en den hoogmoed, en den kwaden weg; Ik haat
26517 Spre 8:14 | 14 Raad en het wezen zijn Mijne; Ik
26518 Spre 8:15 | Mij regeren de koningen, en de vorsten stellen gerechtigheid. ~
26519 Spre 8:16 | Mij heersen de heersers, en de prinsen, al de rechters
26520 Spre 8:17 | lief, die Mij liefhebben; en die Mij vroeg zoeken, zullen
26521 Spre 8:18 | 18 Rijkdom en eer is bij Mij, duurachtig
26522 Spre 8:18 | bij Mij, duurachtig goed en gerechtigheid. ~
26523 Spre 8:19 | beter dan uitgegraven goud, en dan dicht goud; en Mijn
26524 Spre 8:19 | goud, en dan dicht goud; en Mijn inkomen dan uitgelezen
26525 Spre 8:21 | beerven dat bestendig is, en Ik zal hun schatkameren
26526 Spre 8:30 | een voedsterling bij Hem, en Ik was dagelijks Zijn vermakingen,
26527 Spre 8:31 | wereld Zijns aardrijks, en Mijn vermakingen zijn met
26528 Spre 8:33 | 33 Hoort de tucht, en wordt wijs, en verwerpt
26529 Spre 8:33 | de tucht, en wordt wijs, en verwerpt die niet. ~
26530 Spre 8:35 | vindt, vindt het leven, en trekt een welgevallen van
26531 Spre 9:5 | Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van den wijn, dien
26532 Spre 9:6 | Verlaat de slechtigheden, en leeft; en treedt in den
26533 Spre 9:6 | slechtigheden, en leeft; en treedt in den weg des verstands. ~
26534 Spre 9:7 | tuchtigt, behaalt zich schande; en die den goddeloze bestraft,
26535 Spre 9:8 | hate; bestraf den wijze, en hij zal u liefhebben. ~
26536 Spre 9:10 | het beginsel der wijsheid, en de wetenschap der heiligen
26537 Spre 9:11 | dagen vermenigvuldigen, en de jaren des levens zullen
26538 Spre 9:12 | zijt wijs voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij
26539 Spre 9:13 | de slechtigheid zelve, en weet niet met al. ~
26540 Spre 9:14 | 14 En zij zit aan de deur van
26541 Spre 9:16 | Hij kere zich herwaarts; en tot den verstandeloze zegt
26542 Spre 9:17 | gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is liefelijk. ~
26543 Spre 10:10 | wenkt, richt smart aan; en een dwaas van lippen zal
26544 Spre 10:18 | bedekt, is van valse lippen, en die een kwaad gerucht voortbrengt,
26545 Spre 10:22 | HEEREN, die maakt rijk; en Hij voegt er geen smart
26546 Spre 10:26 | Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is
26547 Spre 11:8 | uit benauwdheid bevrijd; en de goddeloze komt in zijn
26548 Spre 11:10 | welvaren der rechtvaardigen; en als de goddelozen vergaan,
26549 Spre 11:24 | nog meer toegedaan wordt; en een, die meer inhoudt dan
26550 Spre 11:25 | zal vet gemaakt worden; en die bevochtigt, zal ook
26551 Spre 11:29 | beroert, zal wind erven; en de dwaas zal een knecht
26552 Spre 11:30 | is een boom des levens; en wie zielen vangt, is wijs. ~
26553 Spre 11:31 | hoeveel te meer den goddeloze en zondaar! ~ ~ ~ ~ ~
26554 Spre 12:9 | is, die zich gering acht, en een knecht heeft, dan die
26555 Spre 12:9 | dan die zichzelven eert, en des broods gebrek heeft.
26556 Spre 12:14 | monds met goed verzadigd; en de vergelding van des mensen
26557 Spre 12:28 | gerechtigheid is het leven; en in den weg van haar voetpad
26558 Spre 13:5 | goddeloze maakt zich stinkende, en doet zich schaamte aan. ~
26559 Spre 13:7 | die zichzelven rijk maakt, en niet met al heeft, en een,
26560 Spre 13:7 | maakt, en niet met al heeft, en een, die zichzelven arm
26561 Spre 13:7 | die zichzelven arm maakt, en heeft veel goed. ~
26562 Spre 13:18 | 18 Armoede en schande is desgenen, die
26563 Spre 14:6 | spotter zoekt wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap
26564 Spre 14:10 | eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met
26565 Spre 14:13 | het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap
26566 Spre 14:16 | 16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar
26567 Spre 14:16 | zot is oplopende toornig, en zorgeloos. ~
26568 Spre 14:17 | toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke
26569 Spre 14:19 | aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten
26570 Spre 14:22 | stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die
26571 Spre 14:26 | is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een
26572 Spre 15:3 | beschouwende de kwaden en de goeden. ~
26573 Spre 15:10 | dengene die het pad verlaat; en die de bestraffing haat,
26574 Spre 15:11 | 11 De hel en het verderf zijn voor den
26575 Spre 15:16 | HEEREN, dan een grote schat, en onrust daarbij. ~
26576 Spre 15:17 | is, dan een gemeste os, en haat daarbij. ~
26577 Spre 15:23 | het antwoord zijns monds; en hoe goed is een woord op
26578 Spre 15:33 | is de tucht der wijsheid; en de nederigheid gaat voor
26579 Spre 16:3 | uw werken op den HEERE, en uw gedachten zullen bevestigd
26580 Spre 16:6 | Door goedertierenheid en trouw wordt de misdaad verzoend;
26581 Spre 16:6 | wordt de misdaad verzoend; en door de vreze des HEEREN
26582 Spre 16:11 | 11 Een rechte waag en weegschaal zijn des HEEREN;
26583 Spre 16:13 | welgevallen der koningen; en elkeen van hen zal liefhebben
26584 Spre 16:15 | konings aangezicht is leven; en zijn welgevallen is als
26585 Spre 16:16 | bekomen, dan uitgegraven goud, en uitnemender, verstand te
26586 Spre 16:18 | Hovaardigheid is voor de verbreking, en hoogheid des geestes voor
26587 Spre 16:20 | let, zal het goede vinden; en die op den HEERE vertrouwt,
26588 Spre 16:21 | verstandig genoemd worden; en de zoetheid der lippen zal
26589 Spre 16:23 | maakt zijn mond verstandig, en zal op zijn lippen de lering
26590 Spre 16:24 | honigraat, zoet voor de ziel, en medicijn voor het gebeente. ~
26591 Spre 16:27 | Belialsman graaft kwaad; en op zijn lippen is als brandend
26592 Spre 16:28 | man zal krakeel inwerpen; en een oorblazer scheidt den
26593 Spre 16:29 | gewelds verlokt zijn naaste, en hij leidt hem in een weg,
26594 Spre 16:32 | is beter dan de sterke; en die heerst over zijn geest,
26595 Spre 17:1 | 1 Een droge bete, en rust daarbij, is beter,
26596 Spre 17:2 | zoon, die beschaamd maakt, en in het midden der broederen
26597 Spre 17:3 | smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; maar
26598 Spre 17:6 | ouden zijn de kindskinderen, en der kinderen sieraad zijn
26599 Spre 17:15 | goddeloze rechtvaardigt, en den rechtvaardige verdoemt,
26600 Spre 17:17 | heeft te aller tijd lief; en een broeder wordt in de
26601 Spre 17:20 | zal het goede niet vinden; en die verkeerd is met zijn
26602 Spre 17:21 | hem tot droefheid zijn; en de vader des dwazen zal
26603 Spre 17:25 | verdriet voor zijn vader, en bittere droefheid voor degene,
26604 Spre 17:27 | houdt zijn woorden in; en een man van verstand is
26605 Spre 17:28 | zal wijs geacht worden, en die zijn lippen toesluit,
26606 Spre 18:3 | komt ook de verachting en met schande versmaadheid. ~
26607 Spre 18:4 | mans zijn diepe wateren; en de springader der wijsheid
26608 Spre 18:6 | des zots komen in twist, en zijn mond roept naar slagen. ~
26609 Spre 18:7 | hemzelven een verstoring, en zijn lippen een strik zijner
26610 Spre 18:8 | dergenen, die geslagen zijn, en die dalen in het binnenste
26611 Spre 18:10 | rechtvaardige zal daarhenen lopen, en in een Hoog Vertrek gesteld
26612 Spre 18:11 | de stad zijner sterkte, en als een verheven muur in
26613 Spre 18:12 | mensen hart zich verheffen; en de nederigheid gaat voor
26614 Spre 18:13 | hebben, dat is hem dwaasheid en schande. ~
26615 Spre 18:15 | verstandigen bekomt wetenschap, en het oor der wijzen zoekt
26616 Spre 18:16 | mensen maakt hem ruimte, en zij geleidt hem voor het
26617 Spre 18:17 | maar zijn naaste komt, en hij onderzoekt hem. ~
26618 Spre 18:18 | de geschillen ophouden, en maakt scheiding tussen machtigen. ~
26619 Spre 18:19 | wederspanniger dan een sterke stad; en de geschillen zijn als een
26620 Spre 18:21 | 21 Dood en leven zijn in het geweld
26621 Spre 18:21 | in het geweld der tong; en een ieder, die ze liefheeft,
26622 Spre 18:22 | een goede zaak gevonden, en hij heeft welgevallen getrokken
26623 Spre 19:1 | de verkeerde van lippen, en die een zot is. ~
26624 Spre 19:2 | zonder wetenschap niet goed; en die met de voeten haastig
26625 Spre 19:3 | mensen zal zijn weg verkeren; en zijn hart zal zich tegen
26626 Spre 19:5 | zal niet onschuldig zijn; en die leugen blaast, zal niet
26627 Spre 19:6 | aangezicht des prinsen; en een ieder is een vriend
26628 Spre 19:9 | zal niet onschuldig zijn; en die leugen blaast, zal vergaan. ~
26629 Spre 19:11 | mensen vertrekt zijn toorn; en zijn sieraad is de overtreding
26630 Spre 19:13 | zijn vader grote ellende; en de kijvingen ener vrouw
26631 Spre 19:14 | 14 Huis en goed is een erve van de
26632 Spre 19:15 | in diepen slaap vallen; en een bedriegelijke ziel zal
26633 Spre 19:17 | ontfermt, leent den HEERE, en Hij zal hem zijn weldaad
26634 Spre 19:20 | 20 Hoor raad, en ontvang tucht, opdat gij
26635 Spre 19:24 | verbergt de hand in den boezem, en hij zal ze niet weder aan
26636 Spre 19:25 | slechte kloekzinnig worden; en bestraf den verstandige,
26637 Spre 19:26 | zoon, die beschaamd maakt, en schande aandoet. ~
26638 Spre 19:28 | Belialsgetuige bespot het recht; en de mond der goddelozen slokt
26639 Spre 19:29 | voor de spotters bereid, en slagen voor den rug der
26640 Spre 20:11 | maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen. ~
26641 Spre 20:12 | 12 Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE
26642 Spre 20:15 | 15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar
26643 Spre 20:16 | geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden. ~
26644 Spre 20:22 | vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. ~
26645 Spre 20:23 | is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal
26646 Spre 20:25 | hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek
26647 Spre 20:26 | verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over
26648 Spre 20:28 | 28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning;
26649 Spre 20:28 | waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt
26650 Spre 20:29 | jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is
26651 Spre 21:3 | 3 Gerechtigheid en recht te doen is bij den
26652 Spre 21:4 | Hoogheid der ogen, en trotsheid des harten, en
26653 Spre 21:4 | en trotsheid des harten, en de ploeging der goddelozen,
26654 Spre 21:8 | mensen is gans verkeerd en vreemd; maar het werk des
26655 Spre 21:9 | een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. ~
26656 Spre 21:11 | wordt de slechte wijs; en als men den wijze onderricht,
26657 Spre 21:13 | armen, die zal ook roepen, en niet verhoord worden. ~
26658 Spre 21:14 | verborgene houdt den toorn onder, en een geschenk in den schoot
26659 Spre 21:17 | gebrek lijden; die wijn en olie liefheeft, zal niet
26660 Spre 21:18 | voor de rechtvaardigen, en de trouweloze voor de oprechten. ~
26661 Spre 21:19 | bij een zeer kijfachtige en toornige huisvrouw. ~
26662 Spre 21:20 | woning is een gewenste schat, en olie; maar een zot mens
26663 Spre 21:21 | Die rechtvaardigheid en weldadigheid najaagt, zal
26664 Spre 21:21 | leven, rechtvaardigheid en eer vinden. ~
26665 Spre 21:22 | de stad der geweldigen, en werpt de sterkte huns vertrouwens
26666 Spre 21:23 | 23 Die zijn mond en zijn tong bewaart, bewaart
26667 Spre 21:26 | rechtvaardige zal geven, en niet inhouden. ~
26668 Spre 21:28 | leugenachtig getuige zal vergaan; en een man, die hoort, zal
26669 Spre 21:30 | Er is geen wijsheid, en er is geen verstand, en
26670 Spre 21:30 | en er is geen verstand, en er is geen raad tegen den
26671 Spre 22:1 | de goede gunst dan zilver en dan goud. ~
26672 Spre 22:2 | 2 Rijken en armen ontmoeten elkander;
26673 Spre 22:3 | kloekzinnig mens ziet het kwaad, en verbergt zich; maar de slechten
26674 Spre 22:3 | slechten gaan henen door, en worden gestraft. ~
26675 Spre 22:4 | des HEEREN, is rijkdom, en eer, en leven. ~
26676 Spre 22:4 | HEEREN, is rijkdom, en eer, en leven. ~
26677 Spre 22:5 | 5 Doornen en strikken, zijn in den weg
26678 Spre 22:7 | rijke heerst over de armen; en die ontleent, is des leners
26679 Spre 22:8 | zaait, zal moeite maaien; en de roede zijner verbolgenheid
26680 Spre 22:10 | Drijf den spotter uit, en het gekijf zal weggaan,
26681 Spre 22:10 | het gekijf zal weggaan, en het geschil met de schande
26682 Spre 22:16 | het zijne te vermeerderen, en den rijke geeft, komt zekerlijk
26683 Spre 22:17 | 17 Neig uw oor, en hoor de woorden der wijzen,
26684 Spre 22:17 | hoor de woorden der wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap; ~
26685 Spre 22:20 | geschreven van allerlei raad en wetenschap? ~
26686 Spre 22:22 | niet, omdat hij arm is; en verbrijzel den ellendige
26687 Spre 22:23 | zal hun twistzaak twisten, en Hij zal dengenen, die hen
26688 Spre 22:24 | niet met een grammoedige, en ga niet om met een zeer
26689 Spre 22:25 | gij zijn paden niet leert, en een strik over uw ziel haalt. ~
26690 Spre 23:2 | 2 En zet een mes aan uw keel,
26691 Spre 23:6 | desgenen, die boos is van oog, en wees niet belust op zijn
26692 Spre 23:7 | zal hij tot u zeggen: Eet en drink! maar zijn hart is
26693 Spre 23:8 | hebt, zoudt gij uitspuwen; en gij zoudt uw liefelijke
26694 Spre 23:10 | de oude palen niet terug; en kom op de akkers der wezen
26695 Spre 23:12 | Begeef uw hart tot de tucht, en uw oren tot de redenen der
26696 Spre 23:14 | hem met de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden. ~
26697 Spre 23:16 | 16 En mijn nieren zullen van vreugde
26698 Spre 23:18 | zekerlijk, er is een beloning; en uw verwachting zal niet
26699 Spre 23:19 | Hoor gij, mijn zoon! en word wijs, en richt uw hart
26700 Spre 23:19 | mijn zoon! en word wijs, en richt uw hart op den weg. ~
26701 Spre 23:21 | 21 Want een zuiper en vraat zal arm worden; en
26702 Spre 23:21 | en vraat zal arm worden; en de sluimering doet verscheurde
26703 Spre 23:22 | vader, die u gewonnen heeft; en veracht uw moeder niet,
26704 Spre 23:23 | 23 Koop de waarheid, en verkoop ze niet, mitsgaders
26705 Spre 23:23 | niet, mitsgaders wijsheid, en tucht, en verstand. ~
26706 Spre 23:23 | mitsgaders wijsheid, en tucht, en verstand. ~
26707 Spre 23:24 | zal zich zeer verheugen; en die een wijzen zoon gewint,
26708 Spre 23:25 | verblijden, ook uw moeder; en laat haar zich verheugen,
26709 Spre 23:26 | zoon! geef mij uw hart, en laat uw ogen mijn wegen
26710 Spre 23:27 | hoer is een diepe gracht, en een vreemde vrouw is een
26711 Spre 23:28 | loert zij als een rover; en zij vermenigvuldigt de trouwelozen
26712 Spre 23:32 | hij als een slang bijten, en steken als een adder. ~
26713 Spre 23:33 | naar vreemde vrouwen zien, en uw hart zal verkeerdheden
26714 Spre 23:34 | 34 En gij zult zijn, gelijk een,
26715 Spre 23:34 | hart van de zee slaapt; en gelijk een, die in het opperste
26716 Spre 24:1 | nijdig over de boze lieden, en laat u niet gelusten, om
26717 Spre 24:2 | hart bedenkt verwoesting, en hun lippen spreken moeite. ~
26718 Spre 24:3 | wordt een huis gebouwd, en door verstandigheid bevestigd; ~
26719 Spre 24:4 | 4 En door wetenschap worden de
26720 Spre 24:4 | vervuld met alle kostelijk en liefelijk goed. ~
26721 Spre 24:5 | Een wijs man is sterk; en een man van wetenschap maakt
26722 Spre 24:6 | voor u den krijg voeren, en in de veelheid der raadgevers
26723 Spre 24:9 | der dwaasheid is zonde; en een spotter is den mens
26724 Spre 24:12 | weegt, dat niet merken? En Die uwe ziel gadeslaat,
26725 Spre 24:13 | zoon! want hij is goed, en honigzeem is zoet voor uw
26726 Spre 24:14 | zo zal er beloning wezen, en uw verwachting zal niet
26727 Spre 24:16 | rechtvaardige zal zevenmaal vallen, en opstaan; maar de goddelozen
26728 Spre 24:17 | niet als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt,
26729 Spre 24:18 | Opdat het de HEERE niet zie, en het kwaad zij in Zijn ogen
26730 Spre 24:18 | het kwaad zij in Zijn ogen en Hij Zijn toorn van hem afkere. ~
26731 Spre 24:21 | Mijn zoon! vrees den HEERE en den koning; vermeng u niet
26732 Spre 24:22 | zal haastelijk ontstaan; en wie weet hun beider ondergang? ~
26733 Spre 24:25 | zal liefelijkheid zijn; en de zegen des goeds zal op
26734 Spre 24:27 | Beschik uw werk daarbuiten, en bereid het voor u op den
26735 Spre 24:27 | het voor u op den akker, en bouw daarna uw huis. ~
26736 Spre 24:30 | den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van
26737 Spre 24:31 | 31 En ziet, hij was gans opgeschoten
26738 Spre 24:31 | was met netelen bedekt, en zijn stenen scheidsmuur
26739 Spre 24:32 | het ter harte; ik zag het, en nam onderwijzing aan; ~
26740 Spre 24:33 | een weinig sluimerens, en weinig handvouwens, al nederliggende; ~
26741 Spre 24:34 | overkomen, als een wandelaar, en uw velerlei gebrek als een
26742 Spre 25:3 | Aan de hoogte des hemels, en aan de diepte der aarde,
26743 Spre 25:3 | aan de diepte der aarde, en aan het hart der koningen
26744 Spre 25:4 | schuim van het zilver weg, en er zal een vat voor den
26745 Spre 25:5 | aangezicht des konings, en zijn troon zal door gerechtigheid
26746 Spre 25:6 | aangezicht des konings, en sta niet in de plaats der
26747 Spre 25:12 | is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het
26748 Spre 25:14 | valse gift, is als wolken en wind, waar geen regen bij
26749 Spre 25:15 | lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het
26750 Spre 25:16 | daarvan niet zat wordt, en dien uitspuwt. ~
26751 Spre 25:17 | hij niet zat van u worde, en u hate. ~
26752 Spre 25:18 | sprekende, is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. ~
26753 Spre 25:18 | is een hamer, en zwaard, en scherpe pijl. ~
26754 Spre 25:19 | is als een gebroken tand en verstuikte voet. ~
26755 Spre 25:20 | aflegt ten dage der koude, en edik op salpeter. ~
26756 Spre 25:21 | geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef
26757 Spre 25:22 | kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. ~
26758 Spre 25:23 | noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht
26759 Spre 25:24 | een kijfachtige huisvrouw, en dat in een huis van gezelschap. ~
26760 Spre 25:26 | is een beroerde fontein, en verdorven springader. ~
26761 Spre 26:1 | de sneeuw in den zomer, en gelijk de regen in den oogst,
26762 Spre 26:3 | een toom voor den ezel, en een roede voor den rug der
26763 Spre 26:6 | snijdt zich de voeten af, en drinkt geweld, die boodschappen
26764 Spre 26:10 | een iegelijk verdriet aan, en huren de zotten, en huren
26765 Spre 26:10 | aan, en huren de zotten, en huren de overtreders. ~
26766 Spre 26:18 | die vuursprankelen, pijlen en dodelijke dingen werpt; ~
26767 Spre 26:19 | die zijn naaste bedriegt, en zegt: Jok ik er niet mede? ~
26768 Spre 26:20 | hout is, gaat het vuur uit; en als er geen oorblazer is,
26769 Spre 26:21 | kool is om de vurige kool, en het hout om het vuur; alzo
26770 Spre 26:22 | dergenen, die geslagen zijn, en die dalen in het binnenste
26771 Spre 26:23 | 23 Brandende lippen, en een boos hart, zijn als
26772 Spre 26:27 | graaft, zal er in vallen, en die een steen wentelt, op
26773 Spre 26:28 | degenen, die zij verbrijzelt; en een gladde mond maakt omstoting. ~ ~ ~ ~ ~
26774 Spre 27:2 | Laat u een vreemde prijzen, en niet uw mond; een onbekende,
26775 Spre 27:2 | uw mond; een onbekende, en niet uw lippen. ~
26776 Spre 27:3 | Een steen is zwaar, en het zand gewichtig; maar
26777 Spre 27:4 | 4 Grimmigheid en overloping van toorn is
26778 Spre 27:9 | 9 Olie en reukwerk verblijdt het hart;
26779 Spre 27:10 | vriend uws vaders niet; en ga ten huize uws broeders
26780 Spre 27:11 | Zijt wijs, mijn zoon, en verblijd mijn hart; opdat
26781 Spre 27:12 | kloekzinnige ziet het kwaad, en verbergt zich; de slechten
26782 Spre 27:12 | slechten gaan henen door, en worden gestraft. ~
26783 Spre 27:13 | geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende
26784 Spre 27:15 | ten dage des slagregens en een kijfachtige huisvrouw
26785 Spre 27:16 | zou den wind verbergen, en de olie zijner rechterhand,
26786 Spre 27:18 | bewaart, zal zijn vrucht eten; en die zijn heer waarneemt,
26787 Spre 27:20 | 20 De hel en het verderf worden niet
26788 Spre 27:21 | smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; alzo
26789 Spre 27:25 | het gras zich openbaart, en de grasscheuten gezien worden,
26790 Spre 27:26 | zullen zijn tot uw kleding, en de bokken de prijs des velds. ~
26791 Spre 27:27 | tot spijze van uw huis, en leeftocht uwer maagden. ~ ~ ~ ~ ~
26792 Spre 28:2 | vele; maar om verstandige en wetende mensen zal insgelijks
26793 Spre 28:8 | goed vermeerdert met woeker en met overwinst, vergadert
26794 Spre 28:13 | zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid
26795 Spre 28:15 | is een brullende leeuw, en een beer, die ginds en weder
26796 Spre 28:15 | en een beer, die ginds en weder loopt. ~
26797 Spre 28:24 | of zijn moeder berooft, en zegt: Het is geen overtreding;
26798 Spre 29:6 | de rechtvaardige juicht en is blijde. ~
26799 Spre 29:13 | 13 De arme en de bedrieger ontmoeten elkander;
26800 Spre 29:15 | 15 De roede, en de bestraffing geeft wijsheid;
26801 Spre 29:17 | 17 Tuchtig uw zoon, en hij zal u gerustheid aandoen,
26802 Spre 29:17 | zal u gerustheid aandoen, en hij zal uw ziel vermakelijkheden
26803 Spre 29:22 | toornig man verwekt gekijf; en de grammoedige is veelvoudig
26804 Spre 29:24 | ziel; hij hoort een vloek, en hij geeft het niet te kennen. ~
26805 Spre 30:1 | spreekt tot Ithiel, tot Ithiel en Uchal. ~
26806 Spre 30:2 | onvernuftiger dan iemand; en ik heb geen mensenverstand; ~
26807 Spre 30:3 | 3 En ik heb geen wijsheid geleerd,
26808 Spre 30:4 | is ten hemel opgeklommen, en nedergedaald? Wie heeft
26809 Spre 30:4 | gesteld? Hoe is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons,
26810 Spre 30:6 | opdat Hij u niet bestraffe, en gij leugenachtig bevonden
26811 Spre 30:8 | 8 Ijdelheid en leugentaal doe verre van
26812 Spre 30:9 | U dan niet verloochene, en zegge: Wie is de HEERE?
26813 Spre 30:9 | zijnde, dan niet stele, en den Naam mijns Gods aantaste. ~
26814 Spre 30:10 | opdat hij u niet vloeke, en gij schuldig wordt. ~
26815 Spre 30:11 | dat zijn vader vervloekt, en zijn moeder niet zegent; ~
26816 Spre 30:12 | dat rein in zijn ogen is, en van zijn drek niet gewassen
26817 Spre 30:13 | geslacht, welks ogen hoog zijn, en welks oogleden verheven
26818 Spre 30:14 | welks tanden zwaarden, en welks baktanden messen zijn,
26819 Spre 30:14 | ellendigen van de aarde en de nooddruftigen van onder
26820 Spre 30:16 | water niet verzadigd wordt, en het vuur zegt niet: Het
26821 Spre 30:17 | raven der beek uitpikken, en des arends jongen zullen
26822 Spre 30:19 | schip in het hart der zee; en de weg eens mans bij een
26823 Spre 30:20 | overspelige vrouw; zij eet en wist haar mond, en zegt:
26824 Spre 30:20 | zij eet en wist haar mond, en zegt: Ik heb geen ongerechtigheid
26825 Spre 30:22 | knecht, als hij regeert; en een dwaas, als hij van brood
26826 Spre 30:23 | als zij getrouwd wordt; en een dienstmaagd, als zij
26827 Spre 30:28 | spinnekop grijpt met de handen, en is in de paleizen der koningen. ~
26828 Spre 30:31 | goede lenden, of een bok; en een koning, die niet tegen
26829 Spre 30:32 | hebt, met u te verheffen, en zo gij kwaad bedacht hebt,
26830 Spre 30:33 | melk brengt boter voort, en de drukking van den neus
26831 Spre 30:33 | neus brengt bloed voort, en de drukking des toorns brengt
26832 Spre 31:2 | 2 Wat, o mijn zoon, en wat, o zoon mijns buiks?
26833 Spre 31:4 | niet toe wijn te drinken, en den prinsen, sterken drank
26834 Spre 31:5 | Opdat hij niet drinke, en het gezette vergete, en
26835 Spre 31:5 | en het gezette vergete, en de rechtzaak van alle verdrukten
26836 Spre 31:6 | dengene, die verloren gaat, en wijn dengenen, die bitterlijk
26837 Spre 31:7 | 7 Dat hij drinke, en zijn armoede vergete, en
26838 Spre 31:7 | en zijn armoede vergete, en zijner moeite niet meer
26839 Spre 31:9 | mond; oordeel gerechtelijk, en doe den verdrukte en nooddruftige
26840 Spre 31:9 | gerechtelijk, en doe den verdrukte en nooddruftige recht. ~
26841 Spre 31:12 | Gimel. Zij doet hem goed en geen kwaad, al de dagen
26842 Spre 31:13 | Daleth. Zij zoekt wol en vlas, en werkt met lust
26843 Spre 31:13 | Zij zoekt wol en vlas, en werkt met lust harer handen. ~
26844 Spre 31:15 | 15 Vau. En zij staat op, als het nog
26845 Spre 31:15 | op, als het nog nacht is, en geeft haar huis spijze,
26846 Spre 31:15 | geeft haar huis spijze, en haar dienstmaagden het bescheiden
26847 Spre 31:16 | Zij denkt om een akker, en krijgt hem; van de vrucht
26848 Spre 31:17 | haar lenden met kracht, en zij versterkt haar armen. ~
26849 Spre 31:19 | handen uit naar de spil, en haar handpalmen vatten den
26850 Spre 31:20 | handpalm uit tot den ellendige; en zij steekt haar handen uit
26851 Spre 31:22 | haar kleding is fijn linnen en purper. ~
26852 Spre 31:24 | Zij maakt fijn lijnwaad en verkoopt het; en zij levert
26853 Spre 31:24 | lijnwaad en verkoopt het; en zij levert den koopman gordelen. ~
26854 Spre 31:25 | 25 Ain. Sterkte en heerlijkheid zijn haar kleding;
26855 Spre 31:25 | heerlijkheid zijn haar kleding; en zij lacht over den nakomenden
26856 Spre 31:26 | mond open met wijsheid; en op haar tong is leer der
26857 Spre 31:27 | de gangen van haar huis; en het brood der luiheid eet
26858 Spre 31:28 | Haar kinderen staan op, en roemen haar welgelukzalig;
26859 Spre 31:28 | welgelukzalig; ook haar man, en hij prijst haar, zeggende: ~
26860 Spre 31:30 | bevalligheid is bedrog, en de schoonheid ijdelheid;
26861 Spre 31:31 | de vrucht harer handen, en laat haar werken haar prijzen
26862 Pred 1:4 | Het ene geslacht gaat, en het andere geslacht komt;
26863 Pred 1:5 | Ook rijst de zon op, en de zon gaat onder, en zij
26864 Pred 1:5 | op, en de zon gaat onder, en zij hijgt naar haar plaats,
26865 Pred 1:6 | Zij gaat naar het zuiden, en zij gaat om naar het noorden;
26866 Pred 1:6 | wind gaat steeds omgaande, en de wind keert weder tot
26867 Pred 1:8 | niet verzadigd met zien; en het oor wordt niet vervuld
26868 Pred 1:9 | is, hetzelve zal er zijn, en hetgeen er gedaan is, hetzelve
26869 Pred 1:11 | van de voorgaande dingen; en van de navolgende dingen,
26870 Pred 1:13 | 13 En ik begaf mijn hart om met
26871 Pred 1:13 | wijsheid te onderzoeken, en na te speuren al wat er
26872 Pred 1:14 | onder de zon geschieden; en ziet, het was al ijdelheid
26873 Pred 1:14 | ziet, het was al ijdelheid en kwelling des geestes.
26874 Pred 1:15 | niet recht gemaakt worden; en hetgeen ontbreekt, kan niet
26875 Pred 1:16 | ik heb wijsheid vergroot en vermeerderd, boven allen,
26876 Pred 1:16 | Jeruzalem geweest zijn; en mijn hart heeft veel wijsheid
26877 Pred 1:16 | hart heeft veel wijsheid en wetenschap gezien. ~
26878 Pred 1:17 | 17 En ik begaf mijn hart om wijsheid
26879 Pred 1:17 | begaf mijn hart om wijsheid en wetenschap te weten, onzinnigheden
26880 Pred 1:17 | te weten, onzinnigheden en dwaasheid; ik ben gewaar
26881 Pred 1:18 | wijsheid is veel verdriet; en die wetenschap vermeerdert,
26882 Pred 2:2 | zeide ik: Gij zijt onzinnig, en tot de vreugde: Wat maakt
26883 Pred 2:3 | leidende mijn hart in wijsheid) en om de dwaasheid vast te
26884 Pred 2:5 | Ik maakte mij hoven en lusthoven, en ik plantte
26885 Pred 2:5 | mij hoven en lusthoven, en ik plantte bomen in dezelve,
26886 Pred 2:7 | 7 Ik kreeg knechten en maagden, en ik had kinderen
26887 Pred 2:7 | kreeg knechten en maagden, en ik had kinderen des huizes;
26888 Pred 2:7 | groot bezit van runderen en schapen, meer dan allen,
26889 Pred 2:8 | vergaderde mij ook zilver en goud, en kleinoden der koningen
26890 Pred 2:8 | mij ook zilver en goud, en kleinoden der koningen en
26891 Pred 2:8 | en kleinoden der koningen en der landschappen; ik bestelde
26892 Pred 2:8 | ik bestelde mij zangers en zangeressen, en wellustigheden
26893 Pred 2:8 | zangers en zangeressen, en wellustigheden der mensenkinderen,
26894 Pred 2:9 | 9 En ik werd groot, en nam toe,
26895 Pred 2:9 | 9 En ik werd groot, en nam toe, meer dan iemand,
26896 Pred 2:10 | 10 En al wat mijn ogen begeerden,
26897 Pred 2:10 | vanwege al mijn arbeid; en dit was mijn deel van
26898 Pred 2:11 | mijn handen gemaakt hadden, en tot den arbeid, dien ik
26899 Pred 2:11 | ziet, het was al ijdelheid en kwelling des geestes, en
26900 Pred 2:11 | en kwelling des geestes, en daarin was geen voordeel
26901 Pred 2:12 | wijsheid, ook onzinnigheden en dwaasheid; want hoe zou
26902 Pred 2:16 | altemaal vergeten wordt; en hoe sterft de wijze
26903 Pred 2:17 | want het is al ijdelheid en kwelling des geestes. ~
26904 Pred 2:19 | arbeid, dien ik bearbeid heb en dien ik wijselijk beleid
26905 Pred 2:21 | wiens arbeid in wijsheid, en in wetenschap, en in geschikkelijkheid
26906 Pred 2:21 | wijsheid, en in wetenschap, en in geschikkelijkheid is;
26907 Pred 2:21 | heeft. Dit is ook ijdelheid en een groot kwaad. ~
26908 Pred 2:22 | mens van al zijn arbeid, en van de kwellingen zijns
26909 Pred 2:23 | zijn dagen zijn smarten, en zijn bezigheid is verdriet;
26910 Pred 2:24 | voor den mens, dat hij ete en drinke, en dat hij zijn
26911 Pred 2:24 | dat hij ete en drinke, en dat hij zijn ziel het goede
26912 Pred 2:26 | Want Hij geeft wijsheid, en wetenschap, en vreugde den
26913 Pred 2:26 | wijsheid, en wetenschap, en vreugde den mens, die goed
26914 Pred 2:26 | bezigheid om te verzamelen en te vergaderen, opdat
26915 Pred 2:26 | aangezicht. Dit is ook ijdelheid en kwelling des geestes. ~ ~
26916 Pred 3:1 | heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den
26917 Pred 3:2 | tijd om geboren te worden, en een tijd om te sterven;
26918 Pred 3:2 | een tijd om te planten, en een tijd om het geplante
26919 Pred 3:3 | Een tijd om om te doden, en een tijd om te genezen;
26920 Pred 3:3 | een tijd om af te breken, en een tijd om te bouwen; ~
26921 Pred 3:4 | Een tijd om te wenen, en een tijd om te lachen; een
26922 Pred 3:4 | een tijd om te kermen, en een tijd om op te springen; ~
26923 Pred 3:5 | om stenen weg te werpen, en een tijd om stenen te vergaderen;
26924 Pred 3:5 | een tijd om te omhelzen, en een tijd om verre te zijn
26925 Pred 3:6 | Een tijd om te zoeken, en een tijd om verloren te
26926 Pred 3:6 | een tijd om te bewaren, en een tijd om weg te werpen; ~
26927 Pred 3:7 | Een tijd om te scheuren, en een tijd om toe te naaien;
26928 Pred 3:7 | een tijd om te zwijgen, en een tijd om te spreken; ~
26929 Pred 3:8 | tijd om lief te hebben, en een tijd om te haten; een
26930 Pred 3:8 | haten; een tijd van oorlog, en een tijd van vrede. ~
26931 Pred 3:12 | dan zich te verblijden, en goed te doen in zijn leven. ~
26932 Pred 3:13 | ook, dat ieder mens ete en drinke, en het goede geniete
26933 Pred 3:13 | ieder mens ete en drinke, en het goede geniete van al
26934 Pred 3:14 | in der eeuwigheid zijn, en er is niet toe te doen,
26935 Pred 3:14 | noch is er af te doen; en God doet dat, opdat men
26936 Pred 3:15 | Hetgeen geweest is, dat is nu, en wat wezen zal, dat is alrede
26937 Pred 3:15 | dat is alrede geweest; en God zoekt het weggedrevene. ~
26938 Pred 3:16 | aldaar was goddeloosheid; en ter plaatse der gerechtigheid,
26939 Pred 3:17 | God zal den rechtvaardige en den goddeloze oordelen;
26940 Pred 3:17 | tijd voor alle voornemen, en over alle werk. ~
26941 Pred 3:18 | dat God hen zal verklaren, en dat zij zullen zien, dat
26942 Pred 3:19 | wedervaart ook den beesten; en enerlei wedervaart hun beiden;
26943 Pred 3:19 | sterft, alzo sterft deze, en zij allen hebben enerlei
26944 Pred 3:19 | hebben enerlei adem, en de uitnemendheid der mensen
26945 Pred 3:20 | zijn allen uit het stof, en zij keren allen weder tot
26946 Pred 3:21 | mensen opvaart naar boven, en de adem der beesten nederwaarts
26947 Pred 4:1 | Daarna wende ik mij, en zag aan al de onderdrukkingen,
26948 Pred 4:1 | onder de zon geschieden; en ziet, er waren de tranen
26949 Pred 4:1 | de tranen der verdrukten, en dergenen, die geen trooster
26950 Pred 4:1 | die geen trooster hadden; en aan de zijde hunner
26951 Pred 4:4 | Verder zag ik al den arbeid en alle geschikkelijkheid des
26952 Pred 4:4 | aanbrengt. Dat is ook ijdelheid en kwelling des geestes. ~
26953 Pred 4:5 | vouwt zijn handen samen, en eet zijn eigen vlees. ~
26954 Pred 4:6 | de vuisten vol met arbeid en kwelling des geestes. ~
26955 Pred 4:7 | Ik wendde mij wederom, en ik zag een ijdelheid onder
26956 Pred 4:8 | 8 Daar is er een, en geen tweede; hij heeft ook
26957 Pred 4:8 | verzadigd van den rijkdom, en zegt niet: Voor wien
26958 Pred 4:8 | Voor wien arbeide ik toch, en doe mijn ziel gebrek hebben
26959 Pred 4:8 | goede? Dit is ook ijdelheid, en het is een moeilijke bezigheid. ~
26960 Pred 4:12 | 12 En indien iemand den een mocht
26961 Pred 4:12 | twee tegen hem bestaan; en een drievoudig snoer wordt
26962 Pred 4:13 | 13 Beter is een arm en wijs jongeling, dan een
26963 Pred 4:13 | wijs jongeling, dan een oud en zot koning, die niet weet
26964 Pred 4:16 | gewisselijk, dat is ook ijdelheid en kwelling des geestes. ~
26965 Pred 4:17 | tot het huis Gods ingaat, en zijt liever nabij om te
26966 Pred 5:1 | niet te snel met uw mond, en uw hart haaste niet een
26967 Pred 5:1 | want God is in den hemel, en gij zijt op de aarde; daarom
26968 Pred 5:4 | belooft, dan dat gij belooft en niet betaalt. ~
26969 Pred 5:5 | vlees zou doen zondigen; en zeg niet voor het aangezicht
26970 Pred 5:5 | uwer stemme wille, en verderven het werk uwer
26971 Pred 5:7 | onderdrukking des armen, en de beroving des gerichts
26972 Pred 5:7 | de beroving des gerichts en der gerechtigheid ziet in
26973 Pred 5:7 | hoge, neemt er acht op; en daar zijn hogen boven henlieden. ~
26974 Pred 5:9 | wordt van het geld niet zat; en wie den overvloed liefheeft,
26975 Pred 5:13 | een moeilijke bezigheid; en hij gewint een zoon, en
26976 Pred 5:13 | en hij gewint een zoon, en er is niet met al in zijn
26977 Pred 5:14 | gelijk hij gekomen was; en hij zal niet medenemen van
26978 Pred 5:15 | gekomen is, alzo heengaat; en wat voordeel is het hem,
26979 Pred 5:16 | duisternis gegeten heeft; en dat hij veel verdriets gehad
26980 Pred 5:16 | heeft, ook zijn krankheid, en onstuimigen toorn? ~
26981 Pred 5:17 | die schoon is: te eten en te drinken, en te genieten
26982 Pred 5:17 | te eten en te drinken, en te genieten het goede van
26983 Pred 5:18 | aan denwelken God rijkdom en goederen gegeven heeft,
26984 Pred 5:18 | goederen gegeven heeft, en Hij geeft hem de macht,
26985 Pred 5:18 | macht, om daarvan te eten, en om zijn deel te nemen, en
26986 Pred 5:18 | en om zijn deel te nemen, en om zich te verheugen
26987 Pred 6:1 | gezien heb onder de zon, en het is veel onder de mensen: ~
26988 Pred 6:2 | God gegeven heeft rijkdom, en goederen, en eer; en hij
26989 Pred 6:2 | heeft rijkdom, en goederen, en eer; en hij heeft voor zijn
26990 Pred 6:2 | rijkdom, en goederen, en eer; en hij heeft voor zijn ziel
26991 Pred 6:2 | van alles wat hij begeert; en God geeft hem de macht
26992 Pred 6:2 | opeet. Dit is ook ijdelheid en een kwade smart. ~
26993 Pred 6:3 | honderd kinderen gewon, en vele jaren leefde, zodat
26994 Pred 6:3 | verzadigd werd van het goed, en hij ook geen begrafenis
26995 Pred 6:4 | met ijdelheid komt zij, en in duisternis gaat zij weg,
26996 Pred 6:4 | duisternis gaat zij weg, en met duisternis wordt haar
26997 Pred 6:6 | tweemaal duizend jaren, en het goede niet zag; gaan
26998 Pred 6:7 | mensen is voor zijn mond; en nochtans wordt de begeerlijkheid
26999 Pred 6:9 | begeerlijkheid. Dit is ook ijdelheid en kwelling des geestes. ~
27000 Pred 6:10 | alrede is zijn naam genoemd, en het is bekend, dat hij een
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |