1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
2501 Gen 36:37 | wanneer het u wel gaan zal, en doe toch weldadigheid aan
2502 Gen 36:37 | toch weldadigheid aan mij, en doe van mij melding bij
2503 Gen 36:37 | van mij melding bij Farao, en maak, dat ik uit dit huis
2504 Gen 36:38 | uit het land der Hebreen; en ook heb ik hier niets gedaan,
2505 Gen 36:39 | Ik was ook in mijn droom, en zie, drie getraliede korven
2506 Gen 36:40 | 17 En in den opperste korf was
2507 Gen 36:40 | Farao, die bakkerswerk is; en het gevogelte at dezelve
2508 Gen 36:41 | 18 Toen antwoordde Jozef, en zeide: Dit is zijn uitlegging:
2509 Gen 36:42 | hoofd verheffen van boven u, en hij zal u aan een hout hangen,
2510 Gen 36:42 | zal u aan een hout hangen, en het gevogelte zal uw vlees
2511 Gen 36:43 | 20 En het geschiedde op den derden
2512 Gen 36:43 | knechten een maaltijd maakte; en hij verhief het hoofd van
2513 Gen 36:43 | den overste der schenkers, en het hoofd van den overste
2514 Gen 36:44 | 21 En hij deed den overste der
2515 Gen 37:1 | 1 En het geschiedde ten einde
2516 Gen 37:1 | jaren, dat Farao droomde, en ziet, hij stond aan de rivier. ~
2517 Gen 37:2 | 2 En ziet, uit de rivier kwamen
2518 Gen 37:2 | koeien, schoon van aanzien, en vet van vlees, en zij weidden
2519 Gen 37:2 | aanzien, en vet van vlees, en zij weidden in het gras. ~
2520 Gen 37:3 | 3 En ziet, zeven andere koeien
2521 Gen 37:3 | rivier, lelijk van aanzien, en dun van vlees; en zij stonden
2522 Gen 37:3 | aanzien, en dun van vlees; en zij stonden bij de andere
2523 Gen 37:4 | 4 En die koeien, lelijk van aanzien,
2524 Gen 37:4 | koeien, lelijk van aanzien, en dun van vlees, aten op die
2525 Gen 37:4 | koeien, schoon van aanzien en vet. Toen ontwaakte Farao. ~
2526 Gen 37:5 | 5 Daarna sliep hij en droomde andermaal; en ziet,
2527 Gen 37:5 | hij en droomde andermaal; en ziet, zeven aren rezen op,
2528 Gen 37:5 | rezen op, in een halm, vet en goed. ~
2529 Gen 37:6 | 6 En ziet, zeven dunne en van
2530 Gen 37:6 | 6 En ziet, zeven dunne en van den oostenwind verzengde
2531 Gen 37:7 | 7 En de dunne aren verslonden
2532 Gen 37:7 | verslonden de zeven vette en volle aren. Toen ontwaakte
2533 Gen 37:7 | aren. Toen ontwaakte Farao, en ziet, het was een droom. ~
2534 Gen 37:8 | 8 En het geschiedde in den morgenstond,
2535 Gen 37:8 | zijn geest verslagen was, en hij zond heen, en riep al
2536 Gen 37:8 | verslagen was, en hij zond heen, en riep al de tovenaars van
2537 Gen 37:8 | de tovenaars van Egypte, en al de wijzen, die daarin
2538 Gen 37:8 | wijzen, die daarin waren; en Farao vertelde hun zijn
2539 Gen 37:10 | vertoornd op zijn dienaars, en leverde mij in bewaring
2540 Gen 37:10 | overste der trawanten, mij en den overste der bakkers. ~
2541 Gen 37:11 | 11 En in een nacht droomden wij
2542 Gen 37:11 | droomden wij een droom, ik en hij; wij droomden elk naar
2543 Gen 37:12 | 12 En aldaar was bij ons een Hebreeuws
2544 Gen 37:12 | den overste der trawanten; en wij vertelden ze hem, en
2545 Gen 37:12 | en wij vertelden ze hem, en hij legde ons onze dromen
2546 Gen 37:13 | 13 En gelijk hij ons uitlegde,
2547 Gen 37:13 | hersteld in mijn staat, en hem gehangen. ~
2548 Gen 37:14 | 14 Toen zond Farao en riep Jozef en zij deden
2549 Gen 37:14 | zond Farao en riep Jozef en zij deden hem haastelijk
2550 Gen 37:14 | haastelijk uit den kuil komen; en men schoor hem, en men veranderde
2551 Gen 37:14 | komen; en men schoor hem, en men veranderde zijn klederen;
2552 Gen 37:14 | veranderde zijn klederen; en hij kwam tot Farao. ~
2553 Gen 37:15 | 15 En Farao sprak tot Jozef: Ik
2554 Gen 37:15 | heb een droom gedroomd, en er is niemand, die hem uitlegge;
2555 Gen 37:16 | 16 En Jozef antwoordde Farao,
2556 Gen 37:18 | 18 En zie, uit de rivier kwamen
2557 Gen 37:18 | zeven koeien, vet van vlees en schoon van gedaante, en
2558 Gen 37:18 | en schoon van gedaante, en zij weidden in het gras. ~
2559 Gen 37:19 | 19 En zie, zeven andere koeien
2560 Gen 37:19 | kwamen op na deze, mager en zeer lelijk van gedaante,
2561 Gen 37:20 | 20 En die ranke en lelijke koeien
2562 Gen 37:20 | 20 En die ranke en lelijke koeien aten die
2563 Gen 37:22 | Daarna zag ik in mijn droom, en zie zeven aren rezen op
2564 Gen 37:22 | rezen op in een halm, vol en goed. ~
2565 Gen 37:23 | 23 En zie, zeven dorre, dunne
2566 Gen 37:23 | zie, zeven dorre, dunne en van den oostenwind verzengde
2567 Gen 37:24 | 24 En de zeven dunne aren verslonden
2568 Gen 37:24 | verslonden die zeven goede aren. En ik heb het den tovenaars
2569 Gen 37:27 | 27 En die zeven ranke en lelijke
2570 Gen 37:27 | 27 En die zeven ranke en lelijke koeien, die na gene
2571 Gen 37:27 | opkwamen, zijn zeven jaren; en die zeven ranke van den
2572 Gen 37:30 | overvloed vergeten worden; en de honger zal het land verteren. ~
2573 Gen 37:32 | 32 En aangaande, dat die droom
2574 Gen 37:32 | van God vastbesloten is, en dat God haast, om dezelve
2575 Gen 37:33 | Farao naar een verstandigen en wijzen man, en zette hem
2576 Gen 37:33 | verstandigen en wijzen man, en zette hem over het land
2577 Gen 37:34 | 34 Farao doe zo, en bestelle opzieners over
2578 Gen 37:34 | opzieners over het land; en neme het vijfde deel des
2579 Gen 37:35 | 35 En dat zij alle spijze van
2580 Gen 37:35 | goede jaren verzamelen, en koren opleggen, onder de
2581 Gen 37:35 | tot spijze in de steden, en bewaren het. ~
2582 Gen 37:37 | 37 En dit woord was goed in de
2583 Gen 37:37 | goed in de ogen van Farao, en in de ogen van al zijn knechten. ~
2584 Gen 37:39 | er niemand zo verstandig en wijs, als gij. ~
2585 Gen 37:40 | zult over mijn huis zijn, en op uw bevel zal al mijn
2586 Gen 37:42 | 42 En Farao nam zijn ring van
2587 Gen 37:42 | zijn ring van zijn hand af, en deed hem aan Jozefs hand,
2588 Gen 37:42 | deed hem aan Jozefs hand, en liet hem fijne linnen klederen
2589 Gen 37:42 | linnen klederen aantrekken, en legde hem een gouden keten
2590 Gen 37:43 | 43 En hij deed hem rijden op den
2591 Gen 37:43 | tweeden wagen, dien hij had; en zij riepen voor zijn aangezicht:
2592 Gen 37:44 | 44 En Farao zeide tot Jozef: Ik
2593 Gen 37:45 | 45 En Farao noemde Jozefs naam
2594 Gen 37:45 | Jozefs naam Zafnath Paaneah, en gaf hem Asnath, de dochter
2595 Gen 37:45 | overste van On, tot een vrouw; en Jozef toog uit door het
2596 Gen 37:46 | Farao, koning van Egypte; en Jozef ging uit van Farao'
2597 Gen 37:46 | van Farao's aangezicht, en hij toog door gans Egypteland. ~
2598 Gen 37:47 | 47 En het land bracht voort, in
2599 Gen 37:48 | 48 En hij vergaderde alle spijze
2600 Gen 37:48 | die in Egypteland was, en deed de spijze in de steden;
2601 Gen 37:50 | 50 En Jozef werden twee zonen
2602 Gen 37:51 | 51 En Jozef noemde den naam des
2603 Gen 37:51 | vergeten al mijn moeite, en het ganse huis mijns vaders. ~
2604 Gen 37:52 | 52 En den naam des tweeden noemde
2605 Gen 37:54 | 54 En de zeven jaren des hongers
2606 Gen 37:54 | gelijk als Jozef gezegd had. En er was honger in al de landen;
2607 Gen 37:55 | volk tot Farao om brood; en Farao zeide tot alle Egyptenaren:
2608 Gen 37:56 | alles, waarin iets was, en verkocht aan de Egyptenaren;
2609 Gen 37:57 | 57 En alle landen kwamen in Egypte
2610 Gen 38:2 | is; trekt daarhenen af, en koopt ons koren van daar,
2611 Gen 38:2 | van daar, opdat wij leven en niet sterven. ~
2612 Gen 38:6 | aan al het volk des lands; en Jozefs broederen kwamen,
2613 Gen 38:6 | Jozefs broederen kwamen, en bogen zich voor hem, met
2614 Gen 38:7 | zich vreemd jegens hen, en sprak hard met hen, en zeide
2615 Gen 38:7 | en sprak hard met hen, en zeide tot hen: Van waar
2616 Gen 38:7 | hen: Van waar komt gij? En zij zeiden: Uit het land
2617 Gen 38:9 | hij van hen gedroomd had; en hij zeide tot hen: Gij zijt
2618 Gen 38:10 | 10 En zij zeiden tot hem: Neen,
2619 Gen 38:12 | 12 En hij zeide tot hen: Neen,
2620 Gen 38:13 | 13 En zij zeiden: Wij, uw knechten,
2621 Gen 38:13 | zonen, in het land Kanaan; en zie, de kleinste is heden
2622 Gen 38:16 | weest gijlieden gevangen, en uw woorden zullen beproefd
2623 Gen 38:16 | of de waarheid bij u zij; en indien niet, zo waarlijk
2624 Gen 38:17 | 17 En hij zette hen samen drie
2625 Gen 38:18 | 18 En ten derden dage zeide Jozef
2626 Gen 38:19 | het huis uwer bewaring; en gaat gij heen, brengt het
2627 Gen 38:20 | 20 En brengt uw kleinsten broeder
2628 Gen 38:20 | woorden waargemaakt worden; en gij zult niet sterven. En
2629 Gen 38:20 | en gij zult niet sterven. En zij deden alzo. ~
2630 Gen 38:22 | 22 En Ruben antwoordde hun, zeggende:
2631 Gen 38:22 | maar gij hoordet niet; en ook zijn bloed, ziet, het
2632 Gen 38:23 | 23 En zij wisten niet, dat het
2633 Gen 38:24 | hij zich om, van hen af, en weende; daarna keerde hij
2634 Gen 38:24 | keerde hij weder tot hen, en sprak tot hen, en nam Simeon
2635 Gen 38:24 | tot hen, en sprak tot hen, en nam Simeon van hen, en bond
2636 Gen 38:24 | en nam Simeon van hen, en bond hem voor hun ogen. ~
2637 Gen 38:25 | 25 En Jozef gebood, dat men hun
2638 Gen 38:25 | zakken met koren vullen zou, en dat men hun geld wederkeerde,
2639 Gen 38:25 | een iegelijk in zijn zak, en dat men hun teerkost gave
2640 Gen 38:25 | teerkost gave tot den weg; en men deed hun alzo. ~
2641 Gen 38:26 | 26 En zij laadden hun koren op
2642 Gen 38:26 | hun koren op hun ezels, en togen van daar. ~
2643 Gen 38:28 | 28 En hij zeide tot zijn broederen:
2644 Gen 38:28 | Toen ontging hun het hart, en zij verschrikten, de een
2645 Gen 38:29 | 29 En zij kwamen in het land Kanaan,
2646 Gen 38:29 | Kanaan, tot Jakob, hun vader; en zij gaven hem te kennen
2647 Gen 38:30 | hard met ons gesproken; en hij heeft ons gehouden voor
2648 Gen 38:32 | vader; de een is niet meer, en de kleinste is heden bij
2649 Gen 38:33 | 33 En die man, de heer van dat
2650 Gen 38:33 | uwer broederen bij mij, en neemt voor den honger uwer
2651 Gen 38:33 | den honger uwer huizen, en trekt heen. ~
2652 Gen 38:34 | 34 En brengt uw kleinsten broeder
2653 Gen 38:34 | broeder zal ik u wedergeven, en gij zult in dit land handelen. ~
2654 Gen 38:35 | 35 En het geschiedde, als zij
2655 Gen 38:35 | zijns gelds in zijn zak; en zij zagen de bundelen huns
2656 Gen 38:35 | bundelen huns gelds, zij en hun vader, en zij waren
2657 Gen 38:35 | gelds, zij en hun vader, en zij waren bevreesd. ~
2658 Gen 38:36 | kinderen! Jozef is er niet, en Simeon is er niet; nu zult
2659 Gen 38:37 | geef hem in mijn hand, en ik zal hem weder tot u brengen! ~
2660 Gen 38:38 | want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven;
2661 Gen 39:4 | zendt, wij zullen aftrekken, en u spijze kopen; ~
2662 Gen 39:6 | 6 En Israel zeide: Waarom hebt
2663 Gen 39:7 | 7 En zij zeiden: Die man vraagde
2664 Gen 39:7 | vraagde zeer nauw naar ons, en naar onze maagschap, zeggende:
2665 Gen 39:8 | zo zullen wij ons opmaken en reizen, opdat wij leven
2666 Gen 39:8 | reizen, opdat wij leven en niet sterven, noch wij,
2667 Gen 39:9 | ik hem tot u niet breng en hem voor uw aangezicht stel,
2668 Gen 39:11 | dezes lands in uwe vaten, en brengt dien man een geschenk
2669 Gen 39:11 | henen af: een weinig balsem, en een weinig honig, specerijen
2670 Gen 39:11 | weinig honig, specerijen en mirre, terpentijnnoten en
2671 Gen 39:11 | en mirre, terpentijnnoten en amandelen. ~
2672 Gen 39:12 | 12 En neemt dubbel geld in uw
2673 Gen 39:12 | dubbel geld in uw hand; en brengt het geld, hetwelk
2674 Gen 39:13 | Neemt ook uw broeder mede, en maakt u op, keert weder
2675 Gen 39:14 | 14 En God, de Almachtige, geve
2676 Gen 39:14 | dat hij uw anderen broeder en Benjamin met u late gaan!
2677 Gen 39:14 | Benjamin met u late gaan! En mij aangaande, als ik van
2678 Gen 39:15 | 15 En die mannen namen dat geschenk,
2679 Gen 39:15 | mannen namen dat geschenk, en namen dubbel geld in hun
2680 Gen 39:15 | dubbel geld in hun hand, en Benjamin; en zij maakten
2681 Gen 39:15 | in hun hand, en Benjamin; en zij maakten zich op, en
2682 Gen 39:15 | en zij maakten zich op, en togen af naar Egypte, en
2683 Gen 39:15 | en togen af naar Egypte, en zij stonden voor Jozefs
2684 Gen 39:16 | mannen naar het huis toe, en slacht slachtvee, en maak
2685 Gen 39:16 | toe, en slacht slachtvee, en maak het gereed; want deze
2686 Gen 39:17 | gelijk Jozef gezegd had; en de man bracht deze mannen
2687 Gen 39:18 | van Jozef gebracht werden, en zeiden: Ter oorzake van
2688 Gen 39:18 | opdat hij ons overrompele en ons overvalle, en ons tot
2689 Gen 39:18 | overrompele en ons overvalle, en ons tot slaven neme, met
2690 Gen 39:19 | het huis van Jozef was, en zij spraken tot hem aan
2691 Gen 39:20 | 20 En zij zeiden: Och, mijn heer!
2692 Gen 39:21 | de herberg gekomen waren, en wij onze zakken opendeden,
2693 Gen 39:21 | ons geld in zijn gewicht; en wij hebben hetzelve wedergebracht
2694 Gen 39:23 | 23 En hij zeide: Vrede zij ulieden,
2695 Gen 39:23 | ulieden, vreest niet! Uw God en de God uws vaders heeft
2696 Gen 39:23 | geld is tot mij gekomen. En hij bracht Simeon tot hen
2697 Gen 39:24 | mannen in het huis van Jozef, en hij gaf water; en zij wiesen
2698 Gen 39:24 | Jozef, en hij gaf water; en zij wiesen hun voeten; hij
2699 Gen 39:25 | 25 En zij bereidden het geschenk,
2700 Gen 39:26 | hun hand was, in het huis, en zij bogen zich voor hem
2701 Gen 39:27 | 27 En hij vraagde hun naar hun
2702 Gen 39:27 | vraagde hun naar hun welstand, en zeide: Is het wel met uw
2703 Gen 39:28 | 28 En zij zeiden: Het is wel met
2704 Gen 39:28 | onzen vader, hij leeft nog; en zij neigden het hoofd en
2705 Gen 39:28 | en zij neigden het hoofd en bogen zich neder. ~
2706 Gen 39:29 | 29 En hij hief zijn ogen op, en
2707 Gen 39:29 | En hij hief zijn ogen op, en zag Benjamin, zijn broeder,
2708 Gen 39:29 | den zoon zijner moeder, en zeide: Is dit uw kleinste
2709 Gen 39:30 | 30 En Jozef haastte zich; want
2710 Gen 39:30 | ontstak jegens zijn broeder, en hij zocht te wenen; en hij
2711 Gen 39:30 | en hij zocht te wenen; en hij ging in een kamer, en
2712 Gen 39:30 | en hij ging in een kamer, en weende aldaar. ~
2713 Gen 39:31 | wies hij zijn aangezicht en kwam uit; en hij bedwong
2714 Gen 39:31 | aangezicht en kwam uit; en hij bedwong zichzelven,
2715 Gen 39:31 | hij bedwong zichzelven, en zeide: Zet brood op. ~
2716 Gen 39:32 | 32 En zij richtten voor hem aan
2717 Gen 39:32 | hem aan in het bijzonder, en voor hen in het bijzonder;
2718 Gen 39:32 | voor hen in het bijzonder; en voor de Egyptenaren, die
2719 Gen 39:33 | 33 En zij aten voor zijn aangezicht,
2720 Gen 39:33 | naar zijn eerstgeboorte, en de jongere naar zijn jonkheid;
2721 Gen 39:34 | 34 En hij langde hun van de gerechten,
2722 Gen 39:34 | gerechten van hen allen. En zij dronken, en zij werden
2723 Gen 39:34 | hen allen. En zij dronken, en zij werden dronken met hem. ~ ~ ~ ~
2724 Gen 40:1 | 1 En hij gebood dengene, die
2725 Gen 40:1 | zij zullen kunnen dragen, en leg ieders mans geld in
2726 Gen 40:2 | 2 En mijn beker, den zilveren
2727 Gen 40:2 | het geld van zijn koren. En hij deed naar Jozefs woord,
2728 Gen 40:3 | deze mannen trekken, hen en hun ezelen. ~
2729 Gen 40:4 | huis was, zeide: Maak u op, en jaag die mannen achterna;
2730 Gen 40:4 | jaag die mannen achterna; en als gij hen zult achterhaald
2731 Gen 40:5 | waaruit mijn heer drinkt? en waarbij hij iets zekerlijk
2732 Gen 40:6 | 6 En hij achterhaalde hen, en
2733 Gen 40:6 | En hij achterhaalde hen, en sprak tot hen diezelfde
2734 Gen 40:7 | 7 En zij zeiden tot hem: Waarom
2735 Gen 40:9 | worden, dat hij sterve; en ook zullen wij mijn heer
2736 Gen 40:10 | 10 En hij zeide: Dit zij nu ook
2737 Gen 40:11 | 11 En zij haastten, en iegelijk
2738 Gen 40:11 | 11 En zij haastten, en iegelijk zette zijn zak
2739 Gen 40:11 | zijn zak af op de aarde, en iegelijk opende zijn zak. ~
2740 Gen 40:12 | 12 En hij doorzocht, beginnende
2741 Gen 40:12 | beginnende met den grootste, en voleindigende met den kleinste;
2742 Gen 40:12 | voleindigende met den kleinste; en die beker werd gevonden
2743 Gen 40:13 | scheurden zij hun klederen; en ieder man laadde zijn ezel
2744 Gen 40:13 | man laadde zijn ezel op, en zij keerden weder naar de
2745 Gen 40:14 | 14 En Juda kwam met zijn broederen
2746 Gen 40:14 | hij was nog zelf aldaar; en zij vielen voor zijn aangezicht
2747 Gen 40:15 | 15 En Jozef zeide tot hen: Wat
2748 Gen 40:16 | wat zullen wij spreken, en wat zullen wij ons rechtvaardigen?
2749 Gen 40:18 | Toen naderde Juda tot hem, en zeide: Och, mijn heer! laat
2750 Gen 40:18 | spreken voor mijns heren oren, en laat uw toorn tegen uw knecht
2751 Gen 40:20 | hebben een ouden vader, en een jongeling des ouderdoms,
2752 Gen 40:20 | wiens broeder dood is, en hij is alleen van zijn moeder
2753 Gen 40:20 | zijn moeder overgebleven, en zijn vader heeft hem lief. ~
2754 Gen 40:22 | 22 En wij zeiden tot mijn heer:
2755 Gen 40:24 | 24 En het is geschied, als wij
2756 Gen 40:24 | vader, opgetrokken zijn, en wij hem de woorden mijns
2757 Gen 40:25 | 25 En dat onze vader gezegd heeft:
2758 Gen 40:28 | 28 En de een is van mij uitgegaan,
2759 Gen 40:28 | een is van mij uitgegaan, en ik heb gezegd: Voorwaar,
2760 Gen 40:28 | gewisselijk verscheurd geworden! en ik heb hem niet gezien tot
2761 Gen 40:29 | mijn aangezicht wegneemt, en hem een verderf ontmoette,
2762 Gen 40:30 | knecht, mijn vader, kome, en de jongeling is niet bij
2763 Gen 40:31 | is, dat hij sterven zal; en uw knechten zullen de grauwe
2764 Gen 40:33 | slaaf van mijn heer blijven, en laat den jongeling met zijn
2765 Gen 41:1 | allen, die bij hem stonden, en hij riep: Doet alle man
2766 Gen 41:1 | alle man van mij uitgaan! En er stond niemand bij hem,
2767 Gen 41:2 | 2 En hij verhief zijn stem met
2768 Gen 41:2 | de Egyptenaren hoorden, en dat het Farao's huis hoorde. ~
2769 Gen 41:3 | 3 En Jozef zeide tot zijn broederen:
2770 Gen 41:3 | Jozef! leeft mijn vader nog? En zijn broeders konden hem
2771 Gen 41:4 | 4 En Jozef zeide tot zijn broederen:
2772 Gen 41:4 | broederen: Nadert toch tot mij! En zij naderden. Toen zeide
2773 Gen 41:5 | nu, weest niet bekommerd, en de toorn ontsteke niet in
2774 Gen 41:6 | in het midden des lands; en er zijn nog vijf jaren,
2775 Gen 41:7 | te stellen op de aarde, en om u bij het leven te behouden,
2776 Gen 41:8 | Farao's vader gesteld heeft, en tot een heer over zijn ganse
2777 Gen 41:8 | heer over zijn ganse huis, en regeerder in het ganse land
2778 Gen 41:9 | 9 Haast u en trekt op tot mijn vader,
2779 Gen 41:9 | trekt op tot mijn vader, en zegt het hem: Alzo zegt
2780 Gen 41:9 | gesteld; kom af tot mij, en vertoef niet. ~
2781 Gen 41:10 | 10 En gij zult in het land Gosen
2782 Gen 41:10 | in het land Gosen wonen, en nabij mij wezen, gij en
2783 Gen 41:10 | en nabij mij wezen, gij en uw zonen, en de zonen uwer
2784 Gen 41:10 | wezen, gij en uw zonen, en de zonen uwer zonen, en
2785 Gen 41:10 | en de zonen uwer zonen, en uw schapen, en uw runderen,
2786 Gen 41:10 | uwer zonen, en uw schapen, en uw runderen, en al wat gij
2787 Gen 41:10 | schapen, en uw runderen, en al wat gij hebt. ~
2788 Gen 41:11 | 11 En ik zal u aldaar onderhouden;
2789 Gen 41:11 | opdat gij niet verarmt, gij en uw huis, en alles wat gij
2790 Gen 41:11 | verarmt, gij en uw huis, en alles wat gij hebt! ~
2791 Gen 41:12 | 12 En ziet, uw ogen zien het,
2792 Gen 41:12 | ziet, uw ogen zien het, en de ogen van mijn broeder
2793 Gen 41:13 | 13 En boodschapt mijn vader al
2794 Gen 41:13 | heerlijkheid in Egypte, en alles wat gij gezien hebt;
2795 Gen 41:13 | alles wat gij gezien hebt; en haast u, en brengt mijn
2796 Gen 41:13 | gezien hebt; en haast u, en brengt mijn vader herwaarts
2797 Gen 41:14 | 14 En hij viel aan den hals van
2798 Gen 41:14 | Benjamin, zijn broeder, en weende; en Benjamin weende
2799 Gen 41:14 | zijn broeder, en weende; en Benjamin weende aan zijn
2800 Gen 41:15 | 15 En hij kuste al zijn broederen,
2801 Gen 41:15 | kuste al zijn broederen, en hij weende over hen; en
2802 Gen 41:15 | en hij weende over hen; en daarna spraken zijn broeders
2803 Gen 41:16 | goed in de ogen van Farao, en in de ogen van zijn knechten. ~
2804 Gen 41:17 | 17 En Farao zeide tot Jozef: Zeg
2805 Gen 41:17 | Doet dit, laadt uw beesten, en trekt heen, gaat naar het
2806 Gen 41:18 | 18 En neemt uw vader en uw huisgezinnen,
2807 Gen 41:18 | 18 En neemt uw vader en uw huisgezinnen, en komt
2808 Gen 41:18 | vader en uw huisgezinnen, en komt tot mij, en ik zal
2809 Gen 41:18 | huisgezinnen, en komt tot mij, en ik zal u het beste van Egypteland
2810 Gen 41:18 | beste van Egypteland geven, en gij zult het vette dezes
2811 Gen 41:19 | wagenen voor uw kinderkens, en voor uw vrouwen, en voert
2812 Gen 41:19 | kinderkens, en voor uw vrouwen, en voert uw vader, en komt. ~
2813 Gen 41:19 | vrouwen, en voert uw vader, en komt. ~
2814 Gen 41:20 | 20 En uw oog verschone uw huisraad
2815 Gen 41:21 | 21 En de zonen van Israel deden
2816 Gen 41:22 | driehonderd zilverlingen, en vijf wisselklederen. ~
2817 Gen 41:23 | 23 En zijn vader desgelijks zond
2818 Gen 41:23 | van het beste van Egypte, en tien ezelinnen, dragende
2819 Gen 41:23 | ezelinnen, dragende koren, en brood, en spijze voor zijn
2820 Gen 41:23 | dragende koren, en brood, en spijze voor zijn vader op
2821 Gen 41:24 | 24 En hij zond zijn broeders heen;
2822 Gen 41:24 | zond zijn broeders heen; en zij vertrokken; en hij zeide
2823 Gen 41:24 | heen; en zij vertrokken; en hij zeide tot hen: Verstoort
2824 Gen 41:25 | 25 En zij trokken op uit Egypte,
2825 Gen 41:25 | zij trokken op uit Egypte, en zij kwamen in het land Kanaan
2826 Gen 41:27 | hij tot hen gesproken had, en dat hij de wagenen zag,
2827 Gen 41:28 | 28 En Israel zeide: Het is genoeg!
2828 Gen 41:28 | leeft nog! ik zal gaan, en hem zien, eer ik sterve! ~ ~
2829 Gen 42:1 | 1 En Israel verreisde met al
2830 Gen 42:1 | verreisde met al wat hij had, en hij kwam te Ber-seba, en
2831 Gen 42:1 | en hij kwam te Ber-seba, en hij offerde offeranden aan
2832 Gen 42:2 | 2 En God sprak tot Israel in
2833 Gen 42:2 | in gezichten des nachts, en zeide: Jakob, Jakob! En
2834 Gen 42:2 | en zeide: Jakob, Jakob! En hij zeide: Zie, hier ben
2835 Gen 42:3 | 3 En Hij zeide: Ik ben die God,
2836 Gen 42:4 | u aftrekken naar Egypte en Ik zal u doen weder optrekken,
2837 Gen 42:4 | optrekken, mede optrekkende; en Jozef zal zijn hand op uw
2838 Gen 42:5 | zich Jakob op van Ber-seba; en de zonen van Israel voerden
2839 Gen 42:5 | voerden Jakob hun vader, en hun kinderen, en hun vrouwen,
2840 Gen 42:5 | vader, en hun kinderen, en hun vrouwen, op de wagenen,
2841 Gen 42:6 | 6 En zij namen hun vee, en hun
2842 Gen 42:6 | 6 En zij namen hun vee, en hun have, die zij in het
2843 Gen 42:6 | Kanaan geworven hadden, en zij kwamen in Egypte, Jakob
2844 Gen 42:6 | kwamen in Egypte, Jakob en al zijn zaad met hem;
2845 Gen 42:7 | 7 Zijn zonen, en de zonen zijner zonen met
2846 Gen 42:7 | met hem; zijn dochteren, en zijner zonen dochteren,
2847 Gen 42:7 | zijner zonen dochteren, en al zijn zaad bracht hij
2848 Gen 42:8 | 8 En dit zijn de namen der zonen
2849 Gen 42:8 | in Egypte kwamen: Jakob en zijn zonen. De eerstgeborene
2850 Gen 42:9 | 9 En de zonen van Ruben: Hanoch,
2851 Gen 42:9 | zonen van Ruben: Hanoch, en Pallu, en Hezron, en Karmi. ~
2852 Gen 42:9 | Ruben: Hanoch, en Pallu, en Hezron, en Karmi. ~
2853 Gen 42:9 | Hanoch, en Pallu, en Hezron, en Karmi. ~
2854 Gen 42:10 | 10 En de zonen van Simeon: Jemuel,
2855 Gen 42:10 | zonen van Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin,
2856 Gen 42:10 | Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zoar,
2857 Gen 42:10 | Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zoar, en Saul,
2858 Gen 42:10 | Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zoar, en Saul, de zoon ener
2859 Gen 42:10 | Ohad, en Jachin, en Zoar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische
2860 Gen 42:11 | 11 En de zonen van Levi: Gerson,
2861 Gen 42:11 | van Levi: Gerson, Kehath en Merari. ~
2862 Gen 42:12 | 12 En de zonen van Juda: Er, en
2863 Gen 42:12 | En de zonen van Juda: Er, en Onan, en Sela, en Perez,
2864 Gen 42:12 | zonen van Juda: Er, en Onan, en Sela, en Perez, en Zerah.
2865 Gen 42:12 | Juda: Er, en Onan, en Sela, en Perez, en Zerah. Doch Er
2866 Gen 42:12 | Onan, en Sela, en Perez, en Zerah. Doch Er en Onan waren
2867 Gen 42:12 | Perez, en Zerah. Doch Er en Onan waren gestorven in
2868 Gen 42:12 | in het land van Kanaan; en de zonen van Perez waren
2869 Gen 42:12 | zonen van Perez waren Hezron en Hamul. ~
2870 Gen 42:13 | 13 En de zonen van Issaschar:
2871 Gen 42:13 | zonen van Issaschar: Tola, en Puwa, en Job, en Simron. ~
2872 Gen 42:13 | Issaschar: Tola, en Puwa, en Job, en Simron. ~
2873 Gen 42:13 | Tola, en Puwa, en Job, en Simron. ~
2874 Gen 42:14 | 14 En de zonen van Zebulon: Sered,
2875 Gen 42:14 | zonen van Zebulon: Sered, en Elon, en Jahleel. ~
2876 Gen 42:14 | Zebulon: Sered, en Elon, en Jahleel. ~
2877 Gen 42:15 | al de zielen zijner zonen en zijner dochteren waren drie
2878 Gen 42:15 | zijner dochteren waren drie en dertig. ~
2879 Gen 42:16 | 16 En de zonen van Gad: Zifjon
2880 Gen 42:16 | de zonen van Gad: Zifjon en Haggi, Schuni en Ezbon,
2881 Gen 42:16 | Zifjon en Haggi, Schuni en Ezbon, Eri en Arodi, en
2882 Gen 42:16 | Haggi, Schuni en Ezbon, Eri en Arodi, en Areli. ~
2883 Gen 42:16 | en Ezbon, Eri en Arodi, en Areli. ~
2884 Gen 42:17 | 17 En de zonen van Aser: Jimna,
2885 Gen 42:17 | de zonen van Aser: Jimna, en Jisva, en Jisvi, en Berija,
2886 Gen 42:17 | van Aser: Jimna, en Jisva, en Jisvi, en Berija, en Sera,
2887 Gen 42:17 | Jimna, en Jisva, en Jisvi, en Berija, en Sera, hun zuster;
2888 Gen 42:17 | Jisva, en Jisvi, en Berija, en Sera, hun zuster; en de
2889 Gen 42:17 | Berija, en Sera, hun zuster; en de zonen van Berija: Heber
2890 Gen 42:17 | zonen van Berija: Heber en Malchiel. ~
2891 Gen 42:18 | dochter Lea gegeven had; en zij baarde Jakob deze zestien
2892 Gen 42:19 | Jakobs huisvrouw: Jozef en Benjamin. ~
2893 Gen 42:20 | 20 En Jozef werden geboren in
2894 Gen 42:20 | geboren in Egypteland, Manasse en Efraim, die hem Asnath,
2895 Gen 42:21 | 21 En de zonen van Benjamin: Bela,
2896 Gen 42:21 | van Benjamin: Bela, Becher en Asbel, Gera en Naaman, Echi
2897 Gen 42:21 | Bela, Becher en Asbel, Gera en Naaman, Echi en Ros, Muppim
2898 Gen 42:21 | Asbel, Gera en Naaman, Echi en Ros, Muppim en Huppim, en
2899 Gen 42:21 | Naaman, Echi en Ros, Muppim en Huppim, en Ard. ~
2900 Gen 42:21 | en Ros, Muppim en Huppim, en Ard. ~
2901 Gen 42:23 | 23 En de zonen van Dan: Chusim. ~
2902 Gen 42:24 | 24 En de zonen van Nafthali: Jahzeel,
2903 Gen 42:24 | zonen van Nafthali: Jahzeel, en Guni, en Jezer, en Sillem. ~
2904 Gen 42:24 | Nafthali: Jahzeel, en Guni, en Jezer, en Sillem. ~
2905 Gen 42:24 | Jahzeel, en Guni, en Jezer, en Sillem. ~
2906 Gen 42:25 | dochter Rachel gegeven had; en zij baarde dezelve Jakob,
2907 Gen 42:26 | van Jakob, waren allen zes en zestig zielen. ~
2908 Gen 42:27 | 27 En de zonen van Jozef, die
2909 Gen 42:28 | 28 En hij zond Juda voor zijn
2910 Gen 42:28 | aanwijzing te doen naar Gosen; en zij kwamen in het land Gosen. ~
2911 Gen 42:29 | spande Jozef zijn wagen aan, en toog op, zijn vader Israel
2912 Gen 42:29 | Israel tegemoet naar Gosen; en als hij zich aan hem vertoonde,
2913 Gen 42:29 | viel hij hem aan zijn hals, en weende lang aan zijn hals. ~
2914 Gen 42:30 | 30 En Israel zeide tot Jozef:
2915 Gen 42:31 | Jozef tot zijn broederen, en tot zijns vaders huis: Ik
2916 Gen 42:31 | vaders huis: Ik zal optrekken en Farao boodschappen, en tot
2917 Gen 42:31 | optrekken en Farao boodschappen, en tot hem zeggen: Mijn broeders
2918 Gen 42:31 | hem zeggen: Mijn broeders en het huis mijns vaders, die
2919 Gen 42:32 | 32 En die mannen zijn schaapherders;
2920 Gen 42:32 | mannen, die met vee omgaan; en zij hebben hun schapen,
2921 Gen 42:32 | zij hebben hun schapen, en hun runderen, en al wat
2922 Gen 42:32 | schapen, en hun runderen, en al wat zij hebben, medegebracht. ~
2923 Gen 42:33 | Farao ulieden zal roepen, en zeggen: Wat is uw hantering? ~
2924 Gen 43:1 | 1 Toen kwam Jozef en boodschapte Farao, en zeide:
2925 Gen 43:1 | Jozef en boodschapte Farao, en zeide: Mijn vader en mijn
2926 Gen 43:1 | Farao, en zeide: Mijn vader en mijn broeders, en hun schapen,
2927 Gen 43:1 | vader en mijn broeders, en hun schapen, en hun runderen,
2928 Gen 43:1 | broeders, en hun schapen, en hun runderen, met alles
2929 Gen 43:1 | gekomen uit het land Kanaan, en zie, zij zijn in het land
2930 Gen 43:2 | 2 En hij nam een deel zijner
2931 Gen 43:2 | broederen, te weten vijf mannen, en hij stelde hen voor Farao'
2932 Gen 43:3 | broederen: Wat is uw hantering? En zij zeiden tot Farao: Uw
2933 Gen 43:4 | zwaar is in het land Kanaan; en nu, laat toch uw knechten
2934 Gen 43:5 | Jozef, zeggende: Uw vader en uw broeders zijn tot u gekomen; ~
2935 Gen 43:6 | aangezicht; doe uw vader en uw broeders in het beste
2936 Gen 43:6 | in het land Gosen wonen, en zo gij weet, dat er onder
2937 Gen 43:7 | 7 En Jozef bracht zijn vader
2938 Gen 43:7 | bracht zijn vader Jakob mede, en stelde hem voor Farao's
2939 Gen 43:7 | voor Farao's aangezicht; en Jakob zegende Farao. ~
2940 Gen 43:8 | 8 En Farao zeide tot Jakob: Hoe
2941 Gen 43:9 | 9 En Jakob zeide tot Farao: De
2942 Gen 43:9 | vreemdelingschappen zijn honderd en dertig jaren; weinig en
2943 Gen 43:9 | en dertig jaren; weinig en kwaad zijn de dagen der
2944 Gen 43:9 | jaren mijns levens geweest, en hebben niet bereikt de dagen
2945 Gen 43:10 | 10 En Jakob zegende Farao, en
2946 Gen 43:10 | En Jakob zegende Farao, en ging uit van Farao's aangezicht.
2947 Gen 43:11 | 11 En Jozef bestelde voor Jakob
2948 Gen 43:11 | Jozef bestelde voor Jakob en zijn broederen woningen,
2949 Gen 43:11 | zijn broederen woningen, en hij gaf hun een bezitting
2950 Gen 43:12 | 12 En Jozef onderhield zijn vader,
2951 Gen 43:12 | Jozef onderhield zijn vader, en zijn broeders, en het ganse
2952 Gen 43:12 | vader, en zijn broeders, en het ganse huis zijns vaders,
2953 Gen 43:13 | 13 En er was geen brood in het
2954 Gen 43:13 | zodat het land van Egypte en het land Kanaan raasden
2955 Gen 43:14 | geld, dat in Egypteland en in het land Kanaan gevonden
2956 Gen 43:14 | koren, dat zij kochten; en Jozef bracht dat geld in
2957 Gen 43:15 | het geld uit Egypteland en uit het land Kanaan verdaan
2958 Gen 43:16 | 16 En Jozef zeide: Geeft uw vee,
2959 Gen 43:17 | brachten zij hun vee tot Jozef; en Jozef gaf hun brood voor
2960 Gen 43:17 | gaf hun brood voor paarden en voor het vee der schapen,
2961 Gen 43:17 | voor het vee der schapen, en voor het vee der runderen,
2962 Gen 43:17 | voor het vee der runderen, en voor ezels; en hij voedde
2963 Gen 43:17 | runderen, en voor ezels; en hij voedde hen met brood,
2964 Gen 43:18 | hem in het tweede jaar, en zeiden tot hem: Wij zullen
2965 Gen 43:18 | alzo het geld verdaan is, en de bezitting der beesten
2966 Gen 43:18 | mijns heren, dan ons lichaam en ons land. ~
2967 Gen 43:19 | wij als ons land? Koop ons en ons land voor brood; zo
2968 Gen 43:19 | voor brood; zo zullen wij en ons land Farao dienstbaar
2969 Gen 43:19 | land Farao dienstbaar zijn; en geef zaad, opdat wij leven
2970 Gen 43:19 | geef zaad, opdat wij leven en niet sterven, en het land
2971 Gen 43:19 | wij leven en niet sterven, en het land niet woest worde! ~
2972 Gen 43:21 | 21 En aangaande het volk, dat
2973 Gen 43:22 | bescheiden deel van Farao, en zij aten hun bescheiden
2974 Gen 43:23 | volk: Ziet, ik heb heden u en uw land gekocht voor Farao;
2975 Gen 43:24 | vijfde deel zult geven, en de vier delen zullen voor
2976 Gen 43:24 | zijn, tot zaad des velds, en tot uw spijze en van degenen,
2977 Gen 43:24 | velds, en tot uw spijze en van degenen, die in uw huizen
2978 Gen 43:24 | die in uw huizen zijn, en om te eten voor uw kinderkens. ~
2979 Gen 43:25 | 25 En zij zeiden: Gij hebt ons
2980 Gen 43:25 | in de ogen mijns heren, en wij zullen Farao's knechten
2981 Gen 43:27 | Egypte, in het land Gosen; en zij stelden zich tot bezitters
2982 Gen 43:27 | zich tot bezitters daarin, en zij werden vruchtbaar en
2983 Gen 43:27 | en zij werden vruchtbaar en vermeerderden zeer. ~
2984 Gen 43:28 | 28 En Jakob leefde in het land
2985 Gen 43:28 | geweest zijn honderd zeven en veertig jaren. ~
2986 Gen 43:29 | riep hij zijn zoon Jozef, en zeide tot hem: Indien ik
2987 Gen 43:29 | uw hand onder mijn heup, en doe weldadigheid en trouw
2988 Gen 43:29 | heup, en doe weldadigheid en trouw aan mij, en begraaf
2989 Gen 43:29 | weldadigheid en trouw aan mij, en begraaf mij toch niet in
2990 Gen 43:30 | gij mij uit Egypte voeren, en mij in hun graf begraven.
2991 Gen 43:30 | mij in hun graf begraven. En hij zeide: Ik zal doen naar
2992 Gen 43:31 | 31 En hij zeide: Zweer mij! en
2993 Gen 43:31 | En hij zeide: Zweer mij! en hij zwoer hem. En Israel
2994 Gen 43:31 | Zweer mij! en hij zwoer hem. En Israel boog zich ten hoofde
2995 Gen 44:1 | zonen met zich, Manasse en Efraim! ~
2996 Gen 44:2 | 2 En men boodschapte Jakob, en
2997 Gen 44:2 | En men boodschapte Jakob, en men zeide: Zie, uw zoon
2998 Gen 44:2 | versterkte zich Israel, en zat op het bed. ~
2999 Gen 44:3 | Luz, in het land Kanaan, en Hij heeft mij gezegend; ~
3000 Gen 44:4 | 4 En Hij heeft tot mij gezegd:
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |