Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
emmaus 1
emmer 1
emmeren 1
en 46573
en-dor 1
en-eglaim 1
en-gannim 3
Frequency    [«  »]
-----
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het

Bijbel

IntraText - Concordances

en

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

      Book Chapter: Verse
2501 Gen 36:37 | wanneer het u wel gaan zal, en doe toch weldadigheid aan 2502 Gen 36:37 | toch weldadigheid aan mij, en doe van mij melding bij 2503 Gen 36:37 | van mij melding bij Farao, en maak, dat ik uit dit huis 2504 Gen 36:38 | uit het land der Hebreen; en ook heb ik hier niets gedaan, 2505 Gen 36:39 | Ik was ook in mijn droom, en zie, drie getraliede korven 2506 Gen 36:40 | 17 En in den opperste korf was 2507 Gen 36:40 | Farao, die bakkerswerk is; en het gevogelte at dezelve 2508 Gen 36:41 | 18 Toen antwoordde Jozef, en zeide: Dit is zijn uitlegging: 2509 Gen 36:42 | hoofd verheffen van boven u, en hij zal u aan een hout hangen, 2510 Gen 36:42 | zal u aan een hout hangen, en het gevogelte zal uw vlees 2511 Gen 36:43 | 20 En het geschiedde op den derden 2512 Gen 36:43 | knechten een maaltijd maakte; en hij verhief het hoofd van 2513 Gen 36:43 | den overste der schenkers, en het hoofd van den overste 2514 Gen 36:44 | 21 En hij deed den overste der 2515 Gen 37:1 | 1 En het geschiedde ten einde 2516 Gen 37:1 | jaren, dat Farao droomde, en ziet, hij stond aan de rivier. ~ 2517 Gen 37:2 | 2 En ziet, uit de rivier kwamen 2518 Gen 37:2 | koeien, schoon van aanzien, en vet van vlees, en zij weidden 2519 Gen 37:2 | aanzien, en vet van vlees, en zij weidden in het gras. ~ 2520 Gen 37:3 | 3 En ziet, zeven andere koeien 2521 Gen 37:3 | rivier, lelijk van aanzien, en dun van vlees; en zij stonden 2522 Gen 37:3 | aanzien, en dun van vlees; en zij stonden bij de andere 2523 Gen 37:4 | 4 En die koeien, lelijk van aanzien, 2524 Gen 37:4 | koeien, lelijk van aanzien, en dun van vlees, aten op die 2525 Gen 37:4 | koeien, schoon van aanzien en vet. Toen ontwaakte Farao. ~ 2526 Gen 37:5 | 5 Daarna sliep hij en droomde andermaal; en ziet, 2527 Gen 37:5 | hij en droomde andermaal; en ziet, zeven aren rezen op, 2528 Gen 37:5 | rezen op, in een halm, vet en goed. ~ 2529 Gen 37:6 | 6 En ziet, zeven dunne en van 2530 Gen 37:6 | 6 En ziet, zeven dunne en van den oostenwind verzengde 2531 Gen 37:7 | 7 En de dunne aren verslonden 2532 Gen 37:7 | verslonden de zeven vette en volle aren. Toen ontwaakte 2533 Gen 37:7 | aren. Toen ontwaakte Farao, en ziet, het was een droom. ~ 2534 Gen 37:8 | 8 En het geschiedde in den morgenstond, 2535 Gen 37:8 | zijn geest verslagen was, en hij zond heen, en riep al 2536 Gen 37:8 | verslagen was, en hij zond heen, en riep al de tovenaars van 2537 Gen 37:8 | de tovenaars van Egypte, en al de wijzen, die daarin 2538 Gen 37:8 | wijzen, die daarin waren; en Farao vertelde hun zijn 2539 Gen 37:10 | vertoornd op zijn dienaars, en leverde mij in bewaring 2540 Gen 37:10 | overste der trawanten, mij en den overste der bakkers. ~ 2541 Gen 37:11 | 11 En in een nacht droomden wij 2542 Gen 37:11 | droomden wij een droom, ik en hij; wij droomden elk naar 2543 Gen 37:12 | 12 En aldaar was bij ons een Hebreeuws 2544 Gen 37:12 | den overste der trawanten; en wij vertelden ze hem, en 2545 Gen 37:12 | en wij vertelden ze hem, en hij legde ons onze dromen 2546 Gen 37:13 | 13 En gelijk hij ons uitlegde, 2547 Gen 37:13 | hersteld in mijn staat, en hem gehangen. ~ 2548 Gen 37:14 | 14 Toen zond Farao en riep Jozef en zij deden 2549 Gen 37:14 | zond Farao en riep Jozef en zij deden hem haastelijk 2550 Gen 37:14 | haastelijk uit den kuil komen; en men schoor hem, en men veranderde 2551 Gen 37:14 | komen; en men schoor hem, en men veranderde zijn klederen; 2552 Gen 37:14 | veranderde zijn klederen; en hij kwam tot Farao. ~ 2553 Gen 37:15 | 15 En Farao sprak tot Jozef: Ik 2554 Gen 37:15 | heb een droom gedroomd, en er is niemand, die hem uitlegge; 2555 Gen 37:16 | 16 En Jozef antwoordde Farao, 2556 Gen 37:18 | 18 En zie, uit de rivier kwamen 2557 Gen 37:18 | zeven koeien, vet van vlees en schoon van gedaante, en 2558 Gen 37:18 | en schoon van gedaante, en zij weidden in het gras. ~ 2559 Gen 37:19 | 19 En zie, zeven andere koeien 2560 Gen 37:19 | kwamen op na deze, mager en zeer lelijk van gedaante, 2561 Gen 37:20 | 20 En die ranke en lelijke koeien 2562 Gen 37:20 | 20 En die ranke en lelijke koeien aten die 2563 Gen 37:22 | Daarna zag ik in mijn droom, en zie zeven aren rezen op 2564 Gen 37:22 | rezen op in een halm, vol en goed. ~ 2565 Gen 37:23 | 23 En zie, zeven dorre, dunne 2566 Gen 37:23 | zie, zeven dorre, dunne en van den oostenwind verzengde 2567 Gen 37:24 | 24 En de zeven dunne aren verslonden 2568 Gen 37:24 | verslonden die zeven goede aren. En ik heb het den tovenaars 2569 Gen 37:27 | 27 En die zeven ranke en lelijke 2570 Gen 37:27 | 27 En die zeven ranke en lelijke koeien, die na gene 2571 Gen 37:27 | opkwamen, zijn zeven jaren; en die zeven ranke van den 2572 Gen 37:30 | overvloed vergeten worden; en de honger zal het land verteren. ~ 2573 Gen 37:32 | 32 En aangaande, dat die droom 2574 Gen 37:32 | van God vastbesloten is, en dat God haast, om dezelve 2575 Gen 37:33 | Farao naar een verstandigen en wijzen man, en zette hem 2576 Gen 37:33 | verstandigen en wijzen man, en zette hem over het land 2577 Gen 37:34 | 34 Farao doe zo, en bestelle opzieners over 2578 Gen 37:34 | opzieners over het land; en neme het vijfde deel des 2579 Gen 37:35 | 35 En dat zij alle spijze van 2580 Gen 37:35 | goede jaren verzamelen, en koren opleggen, onder de 2581 Gen 37:35 | tot spijze in de steden, en bewaren het. ~ 2582 Gen 37:37 | 37 En dit woord was goed in de 2583 Gen 37:37 | goed in de ogen van Farao, en in de ogen van al zijn knechten. ~ 2584 Gen 37:39 | er niemand zo verstandig en wijs, als gij. ~ 2585 Gen 37:40 | zult over mijn huis zijn, en op uw bevel zal al mijn 2586 Gen 37:42 | 42 En Farao nam zijn ring van 2587 Gen 37:42 | zijn ring van zijn hand af, en deed hem aan Jozefs hand, 2588 Gen 37:42 | deed hem aan Jozefs hand, en liet hem fijne linnen klederen 2589 Gen 37:42 | linnen klederen aantrekken, en legde hem een gouden keten 2590 Gen 37:43 | 43 En hij deed hem rijden op den 2591 Gen 37:43 | tweeden wagen, dien hij had; en zij riepen voor zijn aangezicht: 2592 Gen 37:44 | 44 En Farao zeide tot Jozef: Ik 2593 Gen 37:45 | 45 En Farao noemde Jozefs naam 2594 Gen 37:45 | Jozefs naam Zafnath Paaneah, en gaf hem Asnath, de dochter 2595 Gen 37:45 | overste van On, tot een vrouw; en Jozef toog uit door het 2596 Gen 37:46 | Farao, koning van Egypte; en Jozef ging uit van Farao' 2597 Gen 37:46 | van Farao's aangezicht, en hij toog door gans Egypteland. ~ 2598 Gen 37:47 | 47 En het land bracht voort, in 2599 Gen 37:48 | 48 En hij vergaderde alle spijze 2600 Gen 37:48 | die in Egypteland was, en deed de spijze in de steden; 2601 Gen 37:50 | 50 En Jozef werden twee zonen 2602 Gen 37:51 | 51 En Jozef noemde den naam des 2603 Gen 37:51 | vergeten al mijn moeite, en het ganse huis mijns vaders. ~ 2604 Gen 37:52 | 52 En den naam des tweeden noemde 2605 Gen 37:54 | 54 En de zeven jaren des hongers 2606 Gen 37:54 | gelijk als Jozef gezegd had. En er was honger in al de landen; 2607 Gen 37:55 | volk tot Farao om brood; en Farao zeide tot alle Egyptenaren: 2608 Gen 37:56 | alles, waarin iets was, en verkocht aan de Egyptenaren; 2609 Gen 37:57 | 57 En alle landen kwamen in Egypte 2610 Gen 38:2 | is; trekt daarhenen af, en koopt ons koren van daar, 2611 Gen 38:2 | van daar, opdat wij leven en niet sterven. ~ 2612 Gen 38:6 | aan al het volk des lands; en Jozefs broederen kwamen, 2613 Gen 38:6 | Jozefs broederen kwamen, en bogen zich voor hem, met 2614 Gen 38:7 | zich vreemd jegens hen, en sprak hard met hen, en zeide 2615 Gen 38:7 | en sprak hard met hen, en zeide tot hen: Van waar 2616 Gen 38:7 | hen: Van waar komt gij? En zij zeiden: Uit het land 2617 Gen 38:9 | hij van hen gedroomd had; en hij zeide tot hen: Gij zijt 2618 Gen 38:10 | 10 En zij zeiden tot hem: Neen, 2619 Gen 38:12 | 12 En hij zeide tot hen: Neen, 2620 Gen 38:13 | 13 En zij zeiden: Wij, uw knechten, 2621 Gen 38:13 | zonen, in het land Kanaan; en zie, de kleinste is heden 2622 Gen 38:16 | weest gijlieden gevangen, en uw woorden zullen beproefd 2623 Gen 38:16 | of de waarheid bij u zij; en indien niet, zo waarlijk 2624 Gen 38:17 | 17 En hij zette hen samen drie 2625 Gen 38:18 | 18 En ten derden dage zeide Jozef 2626 Gen 38:19 | het huis uwer bewaring; en gaat gij heen, brengt het 2627 Gen 38:20 | 20 En brengt uw kleinsten broeder 2628 Gen 38:20 | woorden waargemaakt worden; en gij zult niet sterven. En 2629 Gen 38:20 | en gij zult niet sterven. En zij deden alzo. ~ 2630 Gen 38:22 | 22 En Ruben antwoordde hun, zeggende: 2631 Gen 38:22 | maar gij hoordet niet; en ook zijn bloed, ziet, het 2632 Gen 38:23 | 23 En zij wisten niet, dat het 2633 Gen 38:24 | hij zich om, van hen af, en weende; daarna keerde hij 2634 Gen 38:24 | keerde hij weder tot hen, en sprak tot hen, en nam Simeon 2635 Gen 38:24 | tot hen, en sprak tot hen, en nam Simeon van hen, en bond 2636 Gen 38:24 | en nam Simeon van hen, en bond hem voor hun ogen. ~ 2637 Gen 38:25 | 25 En Jozef gebood, dat men hun 2638 Gen 38:25 | zakken met koren vullen zou, en dat men hun geld wederkeerde, 2639 Gen 38:25 | een iegelijk in zijn zak, en dat men hun teerkost gave 2640 Gen 38:25 | teerkost gave tot den weg; en men deed hun alzo. ~ 2641 Gen 38:26 | 26 En zij laadden hun koren op 2642 Gen 38:26 | hun koren op hun ezels, en togen van daar. ~ 2643 Gen 38:28 | 28 En hij zeide tot zijn broederen: 2644 Gen 38:28 | Toen ontging hun het hart, en zij verschrikten, de een 2645 Gen 38:29 | 29 En zij kwamen in het land Kanaan, 2646 Gen 38:29 | Kanaan, tot Jakob, hun vader; en zij gaven hem te kennen 2647 Gen 38:30 | hard met ons gesproken; en hij heeft ons gehouden voor 2648 Gen 38:32 | vader; de een is niet meer, en de kleinste is heden bij 2649 Gen 38:33 | 33 En die man, de heer van dat 2650 Gen 38:33 | uwer broederen bij mij, en neemt voor den honger uwer 2651 Gen 38:33 | den honger uwer huizen, en trekt heen. ~ 2652 Gen 38:34 | 34 En brengt uw kleinsten broeder 2653 Gen 38:34 | broeder zal ik u wedergeven, en gij zult in dit land handelen. ~ 2654 Gen 38:35 | 35 En het geschiedde, als zij 2655 Gen 38:35 | zijns gelds in zijn zak; en zij zagen de bundelen huns 2656 Gen 38:35 | bundelen huns gelds, zij en hun vader, en zij waren 2657 Gen 38:35 | gelds, zij en hun vader, en zij waren bevreesd. ~ 2658 Gen 38:36 | kinderen! Jozef is er niet, en Simeon is er niet; nu zult 2659 Gen 38:37 | geef hem in mijn hand, en ik zal hem weder tot u brengen! ~ 2660 Gen 38:38 | want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven; 2661 Gen 39:4 | zendt, wij zullen aftrekken, en u spijze kopen; ~ 2662 Gen 39:6 | 6 En Israel zeide: Waarom hebt 2663 Gen 39:7 | 7 En zij zeiden: Die man vraagde 2664 Gen 39:7 | vraagde zeer nauw naar ons, en naar onze maagschap, zeggende: 2665 Gen 39:8 | zo zullen wij ons opmaken en reizen, opdat wij leven 2666 Gen 39:8 | reizen, opdat wij leven en niet sterven, noch wij, 2667 Gen 39:9 | ik hem tot u niet breng en hem voor uw aangezicht stel, 2668 Gen 39:11 | dezes lands in uwe vaten, en brengt dien man een geschenk 2669 Gen 39:11 | henen af: een weinig balsem, en een weinig honig, specerijen 2670 Gen 39:11 | weinig honig, specerijen en mirre, terpentijnnoten en 2671 Gen 39:11 | en mirre, terpentijnnoten en amandelen. ~ 2672 Gen 39:12 | 12 En neemt dubbel geld in uw 2673 Gen 39:12 | dubbel geld in uw hand; en brengt het geld, hetwelk 2674 Gen 39:13 | Neemt ook uw broeder mede, en maakt u op, keert weder 2675 Gen 39:14 | 14 En God, de Almachtige, geve 2676 Gen 39:14 | dat hij uw anderen broeder en Benjamin met u late gaan! 2677 Gen 39:14 | Benjamin met u late gaan! En mij aangaande, als ik van 2678 Gen 39:15 | 15 En die mannen namen dat geschenk, 2679 Gen 39:15 | mannen namen dat geschenk, en namen dubbel geld in hun 2680 Gen 39:15 | dubbel geld in hun hand, en Benjamin; en zij maakten 2681 Gen 39:15 | in hun hand, en Benjamin; en zij maakten zich op, en 2682 Gen 39:15 | en zij maakten zich op, en togen af naar Egypte, en 2683 Gen 39:15 | en togen af naar Egypte, en zij stonden voor Jozefs 2684 Gen 39:16 | mannen naar het huis toe, en slacht slachtvee, en maak 2685 Gen 39:16 | toe, en slacht slachtvee, en maak het gereed; want deze 2686 Gen 39:17 | gelijk Jozef gezegd had; en de man bracht deze mannen 2687 Gen 39:18 | van Jozef gebracht werden, en zeiden: Ter oorzake van 2688 Gen 39:18 | opdat hij ons overrompele en ons overvalle, en ons tot 2689 Gen 39:18 | overrompele en ons overvalle, en ons tot slaven neme, met 2690 Gen 39:19 | het huis van Jozef was, en zij spraken tot hem aan 2691 Gen 39:20 | 20 En zij zeiden: Och, mijn heer! 2692 Gen 39:21 | de herberg gekomen waren, en wij onze zakken opendeden, 2693 Gen 39:21 | ons geld in zijn gewicht; en wij hebben hetzelve wedergebracht 2694 Gen 39:23 | 23 En hij zeide: Vrede zij ulieden, 2695 Gen 39:23 | ulieden, vreest niet! Uw God en de God uws vaders heeft 2696 Gen 39:23 | geld is tot mij gekomen. En hij bracht Simeon tot hen 2697 Gen 39:24 | mannen in het huis van Jozef, en hij gaf water; en zij wiesen 2698 Gen 39:24 | Jozef, en hij gaf water; en zij wiesen hun voeten; hij 2699 Gen 39:25 | 25 En zij bereidden het geschenk, 2700 Gen 39:26 | hun hand was, in het huis, en zij bogen zich voor hem 2701 Gen 39:27 | 27 En hij vraagde hun naar hun 2702 Gen 39:27 | vraagde hun naar hun welstand, en zeide: Is het wel met uw 2703 Gen 39:28 | 28 En zij zeiden: Het is wel met 2704 Gen 39:28 | onzen vader, hij leeft nog; en zij neigden het hoofd en 2705 Gen 39:28 | en zij neigden het hoofd en bogen zich neder. ~ 2706 Gen 39:29 | 29 En hij hief zijn ogen op, en 2707 Gen 39:29 | En hij hief zijn ogen op, en zag Benjamin, zijn broeder, 2708 Gen 39:29 | den zoon zijner moeder, en zeide: Is dit uw kleinste 2709 Gen 39:30 | 30 En Jozef haastte zich; want 2710 Gen 39:30 | ontstak jegens zijn broeder, en hij zocht te wenen; en hij 2711 Gen 39:30 | en hij zocht te wenen; en hij ging in een kamer, en 2712 Gen 39:30 | en hij ging in een kamer, en weende aldaar. ~ 2713 Gen 39:31 | wies hij zijn aangezicht en kwam uit; en hij bedwong 2714 Gen 39:31 | aangezicht en kwam uit; en hij bedwong zichzelven, 2715 Gen 39:31 | hij bedwong zichzelven, en zeide: Zet brood op. ~ 2716 Gen 39:32 | 32 En zij richtten voor hem aan 2717 Gen 39:32 | hem aan in het bijzonder, en voor hen in het bijzonder; 2718 Gen 39:32 | voor hen in het bijzonder; en voor de Egyptenaren, die 2719 Gen 39:33 | 33 En zij aten voor zijn aangezicht, 2720 Gen 39:33 | naar zijn eerstgeboorte, en de jongere naar zijn jonkheid; 2721 Gen 39:34 | 34 En hij langde hun van de gerechten, 2722 Gen 39:34 | gerechten van hen allen. En zij dronken, en zij werden 2723 Gen 39:34 | hen allen. En zij dronken, en zij werden dronken met hem. ~  ~  ~  ~ 2724 Gen 40:1 | 1 En hij gebood dengene, die 2725 Gen 40:1 | zij zullen kunnen dragen, en leg ieders mans geld in 2726 Gen 40:2 | 2 En mijn beker, den zilveren 2727 Gen 40:2 | het geld van zijn koren. En hij deed naar Jozefs woord, 2728 Gen 40:3 | deze mannen trekken, hen en hun ezelen. ~ 2729 Gen 40:4 | huis was, zeide: Maak u op, en jaag die mannen achterna; 2730 Gen 40:4 | jaag die mannen achterna; en als gij hen zult achterhaald 2731 Gen 40:5 | waaruit mijn heer drinkt? en waarbij hij iets zekerlijk 2732 Gen 40:6 | 6 En hij achterhaalde hen, en 2733 Gen 40:6 | En hij achterhaalde hen, en sprak tot hen diezelfde 2734 Gen 40:7 | 7 En zij zeiden tot hem: Waarom 2735 Gen 40:9 | worden, dat hij sterve; en ook zullen wij mijn heer 2736 Gen 40:10 | 10 En hij zeide: Dit zij nu ook 2737 Gen 40:11 | 11 En zij haastten, en iegelijk 2738 Gen 40:11 | 11 En zij haastten, en iegelijk zette zijn zak 2739 Gen 40:11 | zijn zak af op de aarde, en iegelijk opende zijn zak. ~ 2740 Gen 40:12 | 12 En hij doorzocht, beginnende 2741 Gen 40:12 | beginnende met den grootste, en voleindigende met den kleinste; 2742 Gen 40:12 | voleindigende met den kleinste; en die beker werd gevonden 2743 Gen 40:13 | scheurden zij hun klederen; en ieder man laadde zijn ezel 2744 Gen 40:13 | man laadde zijn ezel op, en zij keerden weder naar de 2745 Gen 40:14 | 14 En Juda kwam met zijn broederen 2746 Gen 40:14 | hij was nog zelf aldaar; en zij vielen voor zijn aangezicht 2747 Gen 40:15 | 15 En Jozef zeide tot hen: Wat 2748 Gen 40:16 | wat zullen wij spreken, en wat zullen wij ons rechtvaardigen? 2749 Gen 40:18 | Toen naderde Juda tot hem, en zeide: Och, mijn heer! laat 2750 Gen 40:18 | spreken voor mijns heren oren, en laat uw toorn tegen uw knecht 2751 Gen 40:20 | hebben een ouden vader, en een jongeling des ouderdoms, 2752 Gen 40:20 | wiens broeder dood is, en hij is alleen van zijn moeder 2753 Gen 40:20 | zijn moeder overgebleven, en zijn vader heeft hem lief. ~ 2754 Gen 40:22 | 22 En wij zeiden tot mijn heer: 2755 Gen 40:24 | 24 En het is geschied, als wij 2756 Gen 40:24 | vader, opgetrokken zijn, en wij hem de woorden mijns 2757 Gen 40:25 | 25 En dat onze vader gezegd heeft: 2758 Gen 40:28 | 28 En de een is van mij uitgegaan, 2759 Gen 40:28 | een is van mij uitgegaan, en ik heb gezegd: Voorwaar, 2760 Gen 40:28 | gewisselijk verscheurd geworden! en ik heb hem niet gezien tot 2761 Gen 40:29 | mijn aangezicht wegneemt, en hem een verderf ontmoette, 2762 Gen 40:30 | knecht, mijn vader, kome, en de jongeling is niet bij 2763 Gen 40:31 | is, dat hij sterven zal; en uw knechten zullen de grauwe 2764 Gen 40:33 | slaaf van mijn heer blijven, en laat den jongeling met zijn 2765 Gen 41:1 | allen, die bij hem stonden, en hij riep: Doet alle man 2766 Gen 41:1 | alle man van mij uitgaan! En er stond niemand bij hem, 2767 Gen 41:2 | 2 En hij verhief zijn stem met 2768 Gen 41:2 | de Egyptenaren hoorden, en dat het Farao's huis hoorde. ~ 2769 Gen 41:3 | 3 En Jozef zeide tot zijn broederen: 2770 Gen 41:3 | Jozef! leeft mijn vader nog? En zijn broeders konden hem 2771 Gen 41:4 | 4 En Jozef zeide tot zijn broederen: 2772 Gen 41:4 | broederen: Nadert toch tot mij! En zij naderden. Toen zeide 2773 Gen 41:5 | nu, weest niet bekommerd, en de toorn ontsteke niet in 2774 Gen 41:6 | in het midden des lands; en er zijn nog vijf jaren, 2775 Gen 41:7 | te stellen op de aarde, en om u bij het leven te behouden, 2776 Gen 41:8 | Farao's vader gesteld heeft, en tot een heer over zijn ganse 2777 Gen 41:8 | heer over zijn ganse huis, en regeerder in het ganse land 2778 Gen 41:9 | 9 Haast u en trekt op tot mijn vader, 2779 Gen 41:9 | trekt op tot mijn vader, en zegt het hem: Alzo zegt 2780 Gen 41:9 | gesteld; kom af tot mij, en vertoef niet. ~ 2781 Gen 41:10 | 10 En gij zult in het land Gosen 2782 Gen 41:10 | in het land Gosen wonen, en nabij mij wezen, gij en 2783 Gen 41:10 | en nabij mij wezen, gij en uw zonen, en de zonen uwer 2784 Gen 41:10 | wezen, gij en uw zonen, en de zonen uwer zonen, en 2785 Gen 41:10 | en de zonen uwer zonen, en uw schapen, en uw runderen, 2786 Gen 41:10 | uwer zonen, en uw schapen, en uw runderen, en al wat gij 2787 Gen 41:10 | schapen, en uw runderen, en al wat gij hebt. ~ 2788 Gen 41:11 | 11 En ik zal u aldaar onderhouden; 2789 Gen 41:11 | opdat gij niet verarmt, gij en uw huis, en alles wat gij 2790 Gen 41:11 | verarmt, gij en uw huis, en alles wat gij hebt! ~ 2791 Gen 41:12 | 12 En ziet, uw ogen zien het, 2792 Gen 41:12 | ziet, uw ogen zien het, en de ogen van mijn broeder 2793 Gen 41:13 | 13 En boodschapt mijn vader al 2794 Gen 41:13 | heerlijkheid in Egypte, en alles wat gij gezien hebt; 2795 Gen 41:13 | alles wat gij gezien hebt; en haast u, en brengt mijn 2796 Gen 41:13 | gezien hebt; en haast u, en brengt mijn vader herwaarts 2797 Gen 41:14 | 14 En hij viel aan den hals van 2798 Gen 41:14 | Benjamin, zijn broeder, en weende; en Benjamin weende 2799 Gen 41:14 | zijn broeder, en weende; en Benjamin weende aan zijn 2800 Gen 41:15 | 15 En hij kuste al zijn broederen, 2801 Gen 41:15 | kuste al zijn broederen, en hij weende over hen; en 2802 Gen 41:15 | en hij weende over hen; en daarna spraken zijn broeders 2803 Gen 41:16 | goed in de ogen van Farao, en in de ogen van zijn knechten. ~ 2804 Gen 41:17 | 17 En Farao zeide tot Jozef: Zeg 2805 Gen 41:17 | Doet dit, laadt uw beesten, en trekt heen, gaat naar het 2806 Gen 41:18 | 18 En neemt uw vader en uw huisgezinnen, 2807 Gen 41:18 | 18 En neemt uw vader en uw huisgezinnen, en komt 2808 Gen 41:18 | vader en uw huisgezinnen, en komt tot mij, en ik zal 2809 Gen 41:18 | huisgezinnen, en komt tot mij, en ik zal u het beste van Egypteland 2810 Gen 41:18 | beste van Egypteland geven, en gij zult het vette dezes 2811 Gen 41:19 | wagenen voor uw kinderkens, en voor uw vrouwen, en voert 2812 Gen 41:19 | kinderkens, en voor uw vrouwen, en voert uw vader, en komt. ~ 2813 Gen 41:19 | vrouwen, en voert uw vader, en komt. ~ 2814 Gen 41:20 | 20 En uw oog verschone uw huisraad 2815 Gen 41:21 | 21 En de zonen van Israel deden 2816 Gen 41:22 | driehonderd zilverlingen, en vijf wisselklederen. ~ 2817 Gen 41:23 | 23 En zijn vader desgelijks zond 2818 Gen 41:23 | van het beste van Egypte, en tien ezelinnen, dragende 2819 Gen 41:23 | ezelinnen, dragende koren, en brood, en spijze voor zijn 2820 Gen 41:23 | dragende koren, en brood, en spijze voor zijn vader op 2821 Gen 41:24 | 24 En hij zond zijn broeders heen; 2822 Gen 41:24 | zond zijn broeders heen; en zij vertrokken; en hij zeide 2823 Gen 41:24 | heen; en zij vertrokken; en hij zeide tot hen: Verstoort 2824 Gen 41:25 | 25 En zij trokken op uit Egypte, 2825 Gen 41:25 | zij trokken op uit Egypte, en zij kwamen in het land Kanaan 2826 Gen 41:27 | hij tot hen gesproken had, en dat hij de wagenen zag, 2827 Gen 41:28 | 28 En Israel zeide: Het is genoeg! 2828 Gen 41:28 | leeft nog! ik zal gaan, en hem zien, eer ik sterve! ~  ~ 2829 Gen 42:1 | 1 En Israel verreisde met al 2830 Gen 42:1 | verreisde met al wat hij had, en hij kwam te Ber-seba, en 2831 Gen 42:1 | en hij kwam te Ber-seba, en hij offerde offeranden aan 2832 Gen 42:2 | 2 En God sprak tot Israel in 2833 Gen 42:2 | in gezichten des nachts, en zeide: Jakob, Jakob! En 2834 Gen 42:2 | en zeide: Jakob, Jakob! En hij zeide: Zie, hier ben 2835 Gen 42:3 | 3 En Hij zeide: Ik ben die God, 2836 Gen 42:4 | u aftrekken naar Egypte en Ik zal u doen weder optrekken, 2837 Gen 42:4 | optrekken, mede optrekkende; en Jozef zal zijn hand op uw 2838 Gen 42:5 | zich Jakob op van Ber-seba; en de zonen van Israel voerden 2839 Gen 42:5 | voerden Jakob hun vader, en hun kinderen, en hun vrouwen, 2840 Gen 42:5 | vader, en hun kinderen, en hun vrouwen, op de wagenen, 2841 Gen 42:6 | 6 En zij namen hun vee, en hun 2842 Gen 42:6 | 6 En zij namen hun vee, en hun have, die zij in het 2843 Gen 42:6 | Kanaan geworven hadden, en zij kwamen in Egypte, Jakob 2844 Gen 42:6 | kwamen in Egypte, Jakob en al zijn zaad met hem; 2845 Gen 42:7 | 7 Zijn zonen, en de zonen zijner zonen met 2846 Gen 42:7 | met hem; zijn dochteren, en zijner zonen dochteren, 2847 Gen 42:7 | zijner zonen dochteren, en al zijn zaad bracht hij 2848 Gen 42:8 | 8 En dit zijn de namen der zonen 2849 Gen 42:8 | in Egypte kwamen: Jakob en zijn zonen. De eerstgeborene 2850 Gen 42:9 | 9 En de zonen van Ruben: Hanoch, 2851 Gen 42:9 | zonen van Ruben: Hanoch, en Pallu, en Hezron, en Karmi. ~ 2852 Gen 42:9 | Ruben: Hanoch, en Pallu, en Hezron, en Karmi. ~ 2853 Gen 42:9 | Hanoch, en Pallu, en Hezron, en Karmi. ~ 2854 Gen 42:10 | 10 En de zonen van Simeon: Jemuel, 2855 Gen 42:10 | zonen van Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, 2856 Gen 42:10 | Simeon: Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zoar, 2857 Gen 42:10 | Jemuel, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zoar, en Saul, 2858 Gen 42:10 | Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zoar, en Saul, de zoon ener 2859 Gen 42:10 | Ohad, en Jachin, en Zoar, en Saul, de zoon ener Kanaanietische 2860 Gen 42:11 | 11 En de zonen van Levi: Gerson, 2861 Gen 42:11 | van Levi: Gerson, Kehath en Merari. ~ 2862 Gen 42:12 | 12 En de zonen van Juda: Er, en 2863 Gen 42:12 | En de zonen van Juda: Er, en Onan, en Sela, en Perez, 2864 Gen 42:12 | zonen van Juda: Er, en Onan, en Sela, en Perez, en Zerah. 2865 Gen 42:12 | Juda: Er, en Onan, en Sela, en Perez, en Zerah. Doch Er 2866 Gen 42:12 | Onan, en Sela, en Perez, en Zerah. Doch Er en Onan waren 2867 Gen 42:12 | Perez, en Zerah. Doch Er en Onan waren gestorven in 2868 Gen 42:12 | in het land van Kanaan; en de zonen van Perez waren 2869 Gen 42:12 | zonen van Perez waren Hezron en Hamul. ~ 2870 Gen 42:13 | 13 En de zonen van Issaschar: 2871 Gen 42:13 | zonen van Issaschar: Tola, en Puwa, en Job, en Simron. ~ 2872 Gen 42:13 | Issaschar: Tola, en Puwa, en Job, en Simron. ~ 2873 Gen 42:13 | Tola, en Puwa, en Job, en Simron. ~ 2874 Gen 42:14 | 14 En de zonen van Zebulon: Sered, 2875 Gen 42:14 | zonen van Zebulon: Sered, en Elon, en Jahleel. ~ 2876 Gen 42:14 | Zebulon: Sered, en Elon, en Jahleel. ~ 2877 Gen 42:15 | al de zielen zijner zonen en zijner dochteren waren drie 2878 Gen 42:15 | zijner dochteren waren drie en dertig. ~ 2879 Gen 42:16 | 16 En de zonen van Gad: Zifjon 2880 Gen 42:16 | de zonen van Gad: Zifjon en Haggi, Schuni en Ezbon, 2881 Gen 42:16 | Zifjon en Haggi, Schuni en Ezbon, Eri en Arodi, en 2882 Gen 42:16 | Haggi, Schuni en Ezbon, Eri en Arodi, en Areli. ~ 2883 Gen 42:16 | en Ezbon, Eri en Arodi, en Areli. ~ 2884 Gen 42:17 | 17 En de zonen van Aser: Jimna, 2885 Gen 42:17 | de zonen van Aser: Jimna, en Jisva, en Jisvi, en Berija, 2886 Gen 42:17 | van Aser: Jimna, en Jisva, en Jisvi, en Berija, en Sera, 2887 Gen 42:17 | Jimna, en Jisva, en Jisvi, en Berija, en Sera, hun zuster; 2888 Gen 42:17 | Jisva, en Jisvi, en Berija, en Sera, hun zuster; en de 2889 Gen 42:17 | Berija, en Sera, hun zuster; en de zonen van Berija: Heber 2890 Gen 42:17 | zonen van Berija: Heber en Malchiel. ~ 2891 Gen 42:18 | dochter Lea gegeven had; en zij baarde Jakob deze zestien 2892 Gen 42:19 | Jakobs huisvrouw: Jozef en Benjamin. ~ 2893 Gen 42:20 | 20 En Jozef werden geboren in 2894 Gen 42:20 | geboren in Egypteland, Manasse en Efraim, die hem Asnath, 2895 Gen 42:21 | 21 En de zonen van Benjamin: Bela, 2896 Gen 42:21 | van Benjamin: Bela, Becher en Asbel, Gera en Naaman, Echi 2897 Gen 42:21 | Bela, Becher en Asbel, Gera en Naaman, Echi en Ros, Muppim 2898 Gen 42:21 | Asbel, Gera en Naaman, Echi en Ros, Muppim en Huppim, en 2899 Gen 42:21 | Naaman, Echi en Ros, Muppim en Huppim, en Ard. ~ 2900 Gen 42:21 | en Ros, Muppim en Huppim, en Ard. ~ 2901 Gen 42:23 | 23 En de zonen van Dan: Chusim. ~ 2902 Gen 42:24 | 24 En de zonen van Nafthali: Jahzeel, 2903 Gen 42:24 | zonen van Nafthali: Jahzeel, en Guni, en Jezer, en Sillem. ~ 2904 Gen 42:24 | Nafthali: Jahzeel, en Guni, en Jezer, en Sillem. ~ 2905 Gen 42:24 | Jahzeel, en Guni, en Jezer, en Sillem. ~ 2906 Gen 42:25 | dochter Rachel gegeven had; en zij baarde dezelve Jakob, 2907 Gen 42:26 | van Jakob, waren allen zes en zestig zielen. ~ 2908 Gen 42:27 | 27 En de zonen van Jozef, die 2909 Gen 42:28 | 28 En hij zond Juda voor zijn 2910 Gen 42:28 | aanwijzing te doen naar Gosen; en zij kwamen in het land Gosen. ~ 2911 Gen 42:29 | spande Jozef zijn wagen aan, en toog op, zijn vader Israel 2912 Gen 42:29 | Israel tegemoet naar Gosen; en als hij zich aan hem vertoonde, 2913 Gen 42:29 | viel hij hem aan zijn hals, en weende lang aan zijn hals. ~ 2914 Gen 42:30 | 30 En Israel zeide tot Jozef: 2915 Gen 42:31 | Jozef tot zijn broederen, en tot zijns vaders huis: Ik 2916 Gen 42:31 | vaders huis: Ik zal optrekken en Farao boodschappen, en tot 2917 Gen 42:31 | optrekken en Farao boodschappen, en tot hem zeggen: Mijn broeders 2918 Gen 42:31 | hem zeggen: Mijn broeders en het huis mijns vaders, die 2919 Gen 42:32 | 32 En die mannen zijn schaapherders; 2920 Gen 42:32 | mannen, die met vee omgaan; en zij hebben hun schapen, 2921 Gen 42:32 | zij hebben hun schapen, en hun runderen, en al wat 2922 Gen 42:32 | schapen, en hun runderen, en al wat zij hebben, medegebracht. ~ 2923 Gen 42:33 | Farao ulieden zal roepen, en zeggen: Wat is uw hantering? ~ 2924 Gen 43:1 | 1 Toen kwam Jozef en boodschapte Farao, en zeide: 2925 Gen 43:1 | Jozef en boodschapte Farao, en zeide: Mijn vader en mijn 2926 Gen 43:1 | Farao, en zeide: Mijn vader en mijn broeders, en hun schapen, 2927 Gen 43:1 | vader en mijn broeders, en hun schapen, en hun runderen, 2928 Gen 43:1 | broeders, en hun schapen, en hun runderen, met alles 2929 Gen 43:1 | gekomen uit het land Kanaan, en zie, zij zijn in het land 2930 Gen 43:2 | 2 En hij nam een deel zijner 2931 Gen 43:2 | broederen, te weten vijf mannen, en hij stelde hen voor Farao' 2932 Gen 43:3 | broederen: Wat is uw hantering? En zij zeiden tot Farao: Uw 2933 Gen 43:4 | zwaar is in het land Kanaan; en nu, laat toch uw knechten 2934 Gen 43:5 | Jozef, zeggende: Uw vader en uw broeders zijn tot u gekomen; ~ 2935 Gen 43:6 | aangezicht; doe uw vader en uw broeders in het beste 2936 Gen 43:6 | in het land Gosen wonen, en zo gij weet, dat er onder 2937 Gen 43:7 | 7 En Jozef bracht zijn vader 2938 Gen 43:7 | bracht zijn vader Jakob mede, en stelde hem voor Farao's 2939 Gen 43:7 | voor Farao's aangezicht; en Jakob zegende Farao. ~ 2940 Gen 43:8 | 8 En Farao zeide tot Jakob: Hoe 2941 Gen 43:9 | 9 En Jakob zeide tot Farao: De 2942 Gen 43:9 | vreemdelingschappen zijn honderd en dertig jaren; weinig en 2943 Gen 43:9 | en dertig jaren; weinig en kwaad zijn de dagen der 2944 Gen 43:9 | jaren mijns levens geweest, en hebben niet bereikt de dagen 2945 Gen 43:10 | 10 En Jakob zegende Farao, en 2946 Gen 43:10 | En Jakob zegende Farao, en ging uit van Farao's aangezicht. 2947 Gen 43:11 | 11 En Jozef bestelde voor Jakob 2948 Gen 43:11 | Jozef bestelde voor Jakob en zijn broederen woningen, 2949 Gen 43:11 | zijn broederen woningen, en hij gaf hun een bezitting 2950 Gen 43:12 | 12 En Jozef onderhield zijn vader, 2951 Gen 43:12 | Jozef onderhield zijn vader, en zijn broeders, en het ganse 2952 Gen 43:12 | vader, en zijn broeders, en het ganse huis zijns vaders, 2953 Gen 43:13 | 13 En er was geen brood in het 2954 Gen 43:13 | zodat het land van Egypte en het land Kanaan raasden 2955 Gen 43:14 | geld, dat in Egypteland en in het land Kanaan gevonden 2956 Gen 43:14 | koren, dat zij kochten; en Jozef bracht dat geld in 2957 Gen 43:15 | het geld uit Egypteland en uit het land Kanaan verdaan 2958 Gen 43:16 | 16 En Jozef zeide: Geeft uw vee, 2959 Gen 43:17 | brachten zij hun vee tot Jozef; en Jozef gaf hun brood voor 2960 Gen 43:17 | gaf hun brood voor paarden en voor het vee der schapen, 2961 Gen 43:17 | voor het vee der schapen, en voor het vee der runderen, 2962 Gen 43:17 | voor het vee der runderen, en voor ezels; en hij voedde 2963 Gen 43:17 | runderen, en voor ezels; en hij voedde hen met brood, 2964 Gen 43:18 | hem in het tweede jaar, en zeiden tot hem: Wij zullen 2965 Gen 43:18 | alzo het geld verdaan is, en de bezitting der beesten 2966 Gen 43:18 | mijns heren, dan ons lichaam en ons land. ~ 2967 Gen 43:19 | wij als ons land? Koop ons en ons land voor brood; zo 2968 Gen 43:19 | voor brood; zo zullen wij en ons land Farao dienstbaar 2969 Gen 43:19 | land Farao dienstbaar zijn; en geef zaad, opdat wij leven 2970 Gen 43:19 | geef zaad, opdat wij leven en niet sterven, en het land 2971 Gen 43:19 | wij leven en niet sterven, en het land niet woest worde! ~ 2972 Gen 43:21 | 21 En aangaande het volk, dat 2973 Gen 43:22 | bescheiden deel van Farao, en zij aten hun bescheiden 2974 Gen 43:23 | volk: Ziet, ik heb heden u en uw land gekocht voor Farao; 2975 Gen 43:24 | vijfde deel zult geven, en de vier delen zullen voor 2976 Gen 43:24 | zijn, tot zaad des velds, en tot uw spijze en van degenen, 2977 Gen 43:24 | velds, en tot uw spijze en van degenen, die in uw huizen 2978 Gen 43:24 | die in uw huizen zijn, en om te eten voor uw kinderkens. ~ 2979 Gen 43:25 | 25 En zij zeiden: Gij hebt ons 2980 Gen 43:25 | in de ogen mijns heren, en wij zullen Farao's knechten 2981 Gen 43:27 | Egypte, in het land Gosen; en zij stelden zich tot bezitters 2982 Gen 43:27 | zich tot bezitters daarin, en zij werden vruchtbaar en 2983 Gen 43:27 | en zij werden vruchtbaar en vermeerderden zeer. ~ 2984 Gen 43:28 | 28 En Jakob leefde in het land 2985 Gen 43:28 | geweest zijn honderd zeven en veertig jaren. ~ 2986 Gen 43:29 | riep hij zijn zoon Jozef, en zeide tot hem: Indien ik 2987 Gen 43:29 | uw hand onder mijn heup, en doe weldadigheid en trouw 2988 Gen 43:29 | heup, en doe weldadigheid en trouw aan mij, en begraaf 2989 Gen 43:29 | weldadigheid en trouw aan mij, en begraaf mij toch niet in 2990 Gen 43:30 | gij mij uit Egypte voeren, en mij in hun graf begraven. 2991 Gen 43:30 | mij in hun graf begraven. En hij zeide: Ik zal doen naar 2992 Gen 43:31 | 31 En hij zeide: Zweer mij! en 2993 Gen 43:31 | En hij zeide: Zweer mij! en hij zwoer hem. En Israel 2994 Gen 43:31 | Zweer mij! en hij zwoer hem. En Israel boog zich ten hoofde 2995 Gen 44:1 | zonen met zich, Manasse en Efraim! ~ 2996 Gen 44:2 | 2 En men boodschapte Jakob, en 2997 Gen 44:2 | En men boodschapte Jakob, en men zeide: Zie, uw zoon 2998 Gen 44:2 | versterkte zich Israel, en zat op het bed. ~ 2999 Gen 44:3 | Luz, in het land Kanaan, en Hij heeft mij gezegend; ~ 3000 Gen 44:4 | 4 En Hij heeft tot mij gezegd:


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License