Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
emmaus 1
emmer 1
emmeren 1
en 46573
en-dor 1
en-eglaim 1
en-gannim 3
Frequency    [«  »]
-----
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het

Bijbel

IntraText - Concordances

en

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

      Book Chapter: Verse
30501 Jer 33:9 | zijn over al het goede, en over al den vrede, dien 30502 Jer 33:10 | woest, dat er geen mens en geen beest in is), in de 30503 Jer 33:10 | in de steden van Juda, en op de straten van Jeruzalem, 30504 Jer 33:10 | zijn, dat er geen mens, en geen inwoner, en geen beest 30505 Jer 33:10 | geen mens, en geen inwoner, en geen beest in is, zal wederom 30506 Jer 33:11 | De stem der vrolijkheid en de stem der blijdschap, 30507 Jer 33:11 | de stem des bruidegoms en de stem der bruid, de stem 30508 Jer 33:13 | in de steden der laagte, en in de steden van het zuiden, 30509 Jer 33:13 | de steden van het zuiden, en in het land van Benjamin, 30510 Jer 33:13 | in het land van Benjamin, en in de plaatsen rondom Jeruzalem, 30511 Jer 33:13 | plaatsen rondom Jeruzalem, en in de steden van      Juda, 30512 Jer 33:14 | tot het huis van Israel en over het huis van Juda gesproken 30513 Jer 33:15 | 15      In die dagen, en te dier tijd zal Ik David 30514 Jer 33:15 | gerechtigheid doen uitspruiten; en Hij zal recht en gerechtigheid 30515 Jer 33:15 | uitspruiten; en Hij zal recht en gerechtigheid doen op aarde. ~ 30516 Jer 33:16 | zal Juda verlost worden, en Jeruzalem zeker wonen; en 30517 Jer 33:16 | en Jeruzalem zeker wonen; en deze is, die haar roepen 30518 Jer 33:18 | Die brandoffer offere, en spijsoffer aansteke, en 30519 Jer 33:18 | en spijsoffer aansteke, en slachtoffer bereide al de      30520 Jer 33:19 | 19      En des HEEREN woord geschiedde 30521 Jer 33:20 | Mijn verbond van den dag; en Mijn verbond van den nacht 30522 Jer 33:20 | kondt vernietigen, zodat dag en nacht niet zijn op hun tijd; ~ 30523 Jer 33:21 | die op zijn troon regere, en met de Levieten, de priesteren, 30524 Jer 33:22 | des hemels niet geteld, en het zand der zee niet gemeten 30525 Jer 33:22 | zaad van Mijn knecht David, en de Levieten, die Mij dienen. ~ 30526 Jer 33:25 | verbond niet is van dag en nacht; indien Ik de ordeningen 30527 Jer 33:25 | de ordeningen des hemels en der aarde niet gesteld heb; ~ 30528 Jer 33:26 | Ik ook het zaad van Jakob en van Mijn knecht David verwerpen, 30529 Jer 33:26 | het zaad van Abraham, Izak en Jakob; want Ik zal hun      30530 Jer 33:26 | hun      gevangenis wenden en Mij hunner ontfermen. ~  ~ 30531 Jer 34:1 | Nebukadrezar, koning van Babel, en zijn ganse heir, en alle 30532 Jer 34:1 | Babel, en zijn ganse heir, en alle koninkrijken der aarde, 30533 Jer 34:1 | zijner      hand waren, en al de volken tegen Jeruzalem 30534 Jer 34:1 | tegen Jeruzalem streden, en tegen al haar steden), zeggende: ~ 30535 Jer 34:2 | de God Israels: Ga henen en spreek tot Zedekia, den 30536 Jer 34:2 | Zedekia, den koning van Juda, en zeg tot hem: Zo zegt de 30537 Jer 34:2 | konings van      Babel, en hij zal ze met vuur verbranden. ~ 30538 Jer 34:3 | 3      En gij zult van zijn hand niet 30539 Jer 34:3 | maar zekerlijk gegrepen, en in zijn hand gegeven worden; 30540 Jer 34:3 | zijn hand gegeven worden; en uw ogen zullen de ogen des 30541 Jer 34:3 | konings van Babel zien, en zijn mond zal tot uw      30542 Jer 34:3 | tot uw      mond spreken, en gij zult te Babel komen. ~ 30543 Jer 34:5 | Gij zult sterven in vrede, en naar de brandingen van uw 30544 Jer 34:5 | zullen zij over u branden, en u beklagen, zeggende: Och 30545 Jer 34:6 | 6      En de profeet Jeremia sprak 30546 Jer 34:7 | streed tegen Jeruzalem, en tegen al de overgeblevene 30547 Jer 34:7 | steden van Juda, tegen Lachis en tegen Azeka; want deze, 30548 Jer 34:9 | een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk zijn maagd, 30549 Jer 34:10 | Nu hoorden al de vorsten en al het volk, die het verbond 30550 Jer 34:10 | een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk zijn maagd 30551 Jer 34:10 | dienen; zij hoorden dan, en lieten hen gaan; ~ 30552 Jer 34:11 | keerden daarna wederom, en deden de knechten en maagden 30553 Jer 34:11 | wederom, en deden de knechten en maagden wederkomen, die 30554 Jer 34:11 | zij hadden laten vrijgaan, en zij brachten hen ten onder 30555 Jer 34:11 | hen ten onder tot knechten en tot maagden. ~ 30556 Jer 34:14 | die u zal verkocht zijn, en u zes jaren gediend heeft; 30557 Jer 34:14 | vaders hoorden niet naar Mij, en neigden hun oor niet. ~ 30558 Jer 34:15 | waart heden wedergekeerd, en hadt gedaan, dat recht is 30559 Jer 34:15 | iegelijk voor zijn naaste; en gij hadt een verbond gemaakt 30560 Jer 34:16 | gij zijt weder omgekeerd, en hebt Mijn Naam ontheiligd, 30561 Jer 34:16 | hebt Mijn Naam ontheiligd, en doen wederkomen, een iegelijk 30562 Jer 34:16 | een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk zijn maagd, 30563 Jer 34:16 | vrijgaan naar hun lust;      en gij hebt hen ten ondergebracht, 30564 Jer 34:16 | ulieden te wezen tot knechten en tot maagden. ~ 30565 Jer 34:17 | iegelijk voor zijn broeder, en een iegelijk voor zijn naaste; 30566 Jer 34:17 | zwaarde, ter pestilentie, en ten honger, en zal u overgeven 30567 Jer 34:17 | pestilentie, en ten honger, en zal u overgeven ter beroering 30568 Jer 34:18 | 18      En Ik zal de mannen overgeven, 30569 Jer 34:18 | tweeen hadden gehouwen, en waren tussen zijn stukken 30570 Jer 34:19 | De vorsten van Juda, en de vorsten van Jeruzalem, 30571 Jer 34:19 | Jeruzalem, de kamerlingen, en de priesteren, en al het 30572 Jer 34:19 | kamerlingen, en de priesteren, en al het volk des lands, die 30573 Jer 34:20 | de hand hunner vijanden, en in de hand dergenen, die 30574 Jer 34:20 | dergenen, die hun ziel zoeken; en hun dode lichamen zullen 30575 Jer 34:20 | het gevogelte des hemels en het gedierte der      aarde 30576 Jer 34:21 | Zedekia, den koning van Juda, en zijn vorsten, zal Ik overgeven 30577 Jer 34:21 | de hand hunner vijanden, en in de hand dergenen, die 30578 Jer 34:22 | geven, spreekt de HEERE, en zal hen weder tot deze stad 30579 Jer 34:22 | weder tot deze stad brengen, en zij zullen tegen haar strijden, 30580 Jer 34:22 | zullen tegen haar strijden, en zullen ze innemen, en zullen 30581 Jer 34:22 | strijden, en zullen ze innemen, en zullen ze met vuur verbranden; 30582 Jer 34:22 | ze met vuur verbranden; en      Ik zal de steden van 30583 Jer 35:2 | tot der Rechabieten huis, en spreek met hen, en breng 30584 Jer 35:2 | huis, en spreek met hen, en breng hen in des HEEREN 30585 Jer 35:2 | huis, in een der kameren, en geef hun wijn te drinken. ~ 30586 Jer 35:3 | mitsgaders zijn broederen, en al zijn zonen, en het ganse 30587 Jer 35:3 | broederen, en al zijn zonen, en het ganse huis der Rechabieten; ~ 30588 Jer 35:4 | 4      En bracht hen in des HEEREN 30589 Jer 35:5 | 5      En ik zette den kinderen van 30590 Jer 35:5 | Rechabieten koppen vol wijn en bekers voor; en ik zeide 30591 Jer 35:5 | vol wijn en bekers voor; en ik zeide tot hen: Drinkt 30592 Jer 35:8 | onze vrouwen, onze zonen, en onze dochteren; 30593 Jer 35:9 | 9      En dat wij geen huizen bouwen 30594 Jer 35:10 | 10      En wij hebben in tenten gewoond; 30595 Jer 35:10 | alzo hebben wij gehoord en gedaan naar alles, wat ons 30596 Jer 35:11 | optoog, dat wij zeiden: Komt, en laat ons naar Jeruzalem 30597 Jer 35:11 | vanwege het heir der Chaldeen, en      vanwege het heir der 30598 Jer 35:13 | de God Israels: Ga henen en zeg tot de mannen van Juda 30599 Jer 35:13 | zeg tot de mannen van Juda en tot de inwoners van Jeruzalem: 30600 Jer 35:14 | gebod huns vaders gehoord; en Ik heb tot ulieden gesproken, 30601 Jer 35:14 | gesproken, vroeg op zijnde en sprekende, maar gij hebt 30602 Jer 35:15 | 15      En Ik heb tot u gezonden al 30603 Jer 35:15 | profeten, vroeg op zijnde en zendende, om te zeggen: 30604 Jer 35:15 | iegelijk van zijn bozen weg, en maakt uw handelingen      30605 Jer 35:15 | uw handelingen      goed, en wandelt andere goden niet 30606 Jer 35:15 | het land blijven, dat Ik u en uw vaderen gegeven heb; 30607 Jer 35:15 | hebt uw oor niet geneigd, en naar Mij niet      gehoord. ~ 30608 Jer 35:17 | Ziet, Ik zal over Juda en over alle inwoners van Jeruzalem 30609 Jer 35:17 | zij niet gehoord hebben, en Ik tot hen geroepen heb, 30610 Jer 35:18 | gehoorzaam geweest,      en hebt al zijn geboden bewaard, 30611 Jer 35:18 | al zijn geboden bewaard, en gedaan naar alles, wat hij 30612 Jer 36:2 | Neem u een rol des boeks, en schrijf daarop al de woorden, 30613 Jer 36:2 | gesproken heb, over Israel, en over Juda, en over al de 30614 Jer 36:2 | over Israel, en over Juda, en over al de volken, van den 30615 Jer 36:3 | iegelijk van zijn bozen weg, en Ik hun ongerechtigheid en      30616 Jer 36:3 | en Ik hun ongerechtigheid en      hun zonde vergeve. ~ 30617 Jer 36:4 | Baruch, den zoon van Nerija; en Baruch schreef uit den mond 30618 Jer 36:5 | 5      En Jeremia gebood Baruch, zeggende: 30619 Jer 36:6 | 6      Zo ga gij henen, en lees in de rol, in dewelke 30620 Jer 36:6 | huis, op den vastendag; en      gij zult ze ook lezen 30621 Jer 36:7 | aangezicht nedervallen, en zij zullen zich bekeren, 30622 Jer 36:7 | want groot is de toorn en de      grimmigheid, die 30623 Jer 36:8 | 8      En Baruch, de zoon van Nerija, 30624 Jer 36:12 | de kamer des schrijvers; en ziet, aldaar zaten al de 30625 Jer 36:12 | Elisama, de schrijver, en Delaja, de zoon van Semaja, 30626 Jer 36:12 | Delaja, de zoon van Semaja, en Elnathan, de zoon      van 30627 Jer 36:12 | de zoon      van Achbor, en Gemarja, de zoon van Safan, 30628 Jer 36:12 | Gemarja, de zoon van Safan, en Zedekia, de zoon van Hananja, 30629 Jer 36:12 | Zedekia, de zoon van Hananja, en al de vorsten. ~ 30630 Jer 36:13 | 13      En Michaja maakte hun bekend 30631 Jer 36:14 | hebt, neem die in uw hand, en kom. Alzo nam Baruch, de 30632 Jer 36:14 | Nerija, de rol in zijn hand, en kwam tot hen. ~ 30633 Jer 36:15 | 15      En zij zeiden tot hem: Zit 30634 Jer 36:15 | tot hem: Zit toch neder, en lees ze voor onze oren; 30635 Jer 36:15 | lees ze voor onze oren; en Baruch las voor hun oren. ~ 30636 Jer 36:16 | 16      En het geschiedde, als zij 30637 Jer 36:16 | de een tegen den ander; en zij zeiden tot Baruch: Voorzeker 30638 Jer 36:17 | 17      En zij vraagden Baruch, zeggende: 30639 Jer 36:18 | 18      En Baruch zeide tot hen: Uit 30640 Jer 36:18 | tot mij al deze woorden, en ik schreef ze met inkt in 30641 Jer 36:19 | Ga henen, verberg u, gij en Jeremia; en niemand wete, 30642 Jer 36:19 | verberg u, gij en Jeremia; en niemand wete, waar gijlieden 30643 Jer 36:20 | Elisama, den schrijver; en zij verklaarden al die woorden 30644 Jer 36:21 | Jehudi, om de rol te halen; en hij haalde ze uit de kamer 30645 Jer 36:21 | Elisama, den schrijver; en Jehudi las ze voor de oren 30646 Jer 36:21 | voor de oren des konings, en voor de oren van al de      30647 Jer 36:22 | winterhuis in de negende maand; en er was een vuur voor zijn 30648 Jer 36:23 | 23      En het geschiedde, als Jehudi 30649 Jer 36:23 | hij ze met een schrijfmes, en wierp ze in het vuur, dat 30650 Jer 36:24 | 24      En zij verschrikten niet, en 30651 Jer 36:24 | En zij verschrikten niet, en scheurden hun klederen niet, 30652 Jer 36:25 | Hoewel ook Elnathan, en Delaja, en Gemarja bij den 30653 Jer 36:25 | ook Elnathan, en Delaja, en Gemarja bij den koning daarvoor 30654 Jer 36:26 | den zoon van Hammelech, en Zeraja, den zoon van Azriel, 30655 Jer 36:26 | Zeraja, den zoon van Azriel, en Selemja, den zoon van Abdeel, 30656 Jer 36:26 | om den schrijver Baruch en den profeet      Jeremia 30657 Jer 36:27 | nadat de koning de rol en de woorden, die Baruch geschreven 30658 Jer 36:28 | u weder een andere rol, en schrijf daarop al de eerste 30659 Jer 36:29 | 29      En tot Jojakim, den koning 30660 Jer 36:29 | Babel zal zekerlijk komen, en dit land verderven, en maken, 30661 Jer 36:29 | en dit land verderven, en maken, dat mens en beest 30662 Jer 36:29 | verderven, en maken, dat mens en beest daarin ophouden? ~ 30663 Jer 36:30 | die op Davids troon zitte; en zijn dood lichaam zal weggeworpen 30664 Jer 36:30 | daags in de hitte,      en des nachts in de vorst. ~ 30665 Jer 36:31 | 31      En Ik zal over hem, en over 30666 Jer 36:31 | En Ik zal over hem, en over zijn zaad, en over 30667 Jer 36:31 | hem, en over zijn zaad, en over zijn knechten hunlieder 30668 Jer 36:31 | ongerechtigheid bezoeken; en Ik zal over hen, en over 30669 Jer 36:31 | bezoeken; en Ik zal over hen, en over de inwoners van Jeruzalem, 30670 Jer 36:31 | inwoners van Jeruzalem, en over de mannen van      30671 Jer 36:32 | dan nam een andere rol, en gaf ze aan den schrijver 30672 Jer 36:32 | met vuur verbrand had; en tot dezelve werden nog veel 30673 Jer 37:1 | 1      En Zedekia, zoon van Josia, 30674 Jer 37:3 | Juchal, den zoon van Selemja, en Sefanja, den zoon van Maaseja, 30675 Jer 37:4 | Jeremia was nog ingaande en uitgaande in het midden 30676 Jer 37:4 | in het midden des volks, en zij hadden hem nog in het 30677 Jer 37:5 | 5      En Farao's heir was uit Egypte 30678 Jer 37:5 | was uit Egypte uitgetogen; en de Chaldeen, die Jeruzalem 30679 Jer 37:8 | 8      En de Chaldeen zullen wederkeren, 30680 Jer 37:8 | Chaldeen zullen wederkeren, en tegen deze stad strijden; 30681 Jer 37:8 | tegen deze stad strijden; en zij zullen ze innemen, en 30682 Jer 37:8 | en zij zullen ze innemen, en zullen ze met vuur verbranden. ~ 30683 Jer 37:10 | Chaldeen, die tegen u strijden, en er bleven van hen enige 30684 Jer 37:10 | zijn tent,      opmaken, en deze stad met vuur verbranden. ~ 30685 Jer 37:14 | 14      En Jeremia zeide: Het is vals, 30686 Jer 37:14 | Jerija greep Jeremia aan, en bracht hem tot de vorsten. ~ 30687 Jer 37:15 | 15      En de vorsten werden zeer toornig 30688 Jer 37:15 | zeer toornig op Jeremia en sloegen hem; en zij stelden 30689 Jer 37:15 | Jeremia en sloegen hem; en zij stelden hem in het gevangenhuis, 30690 Jer 37:16 | in de plaats des kuils, en in de kotjes gekomen was, 30691 Jer 37:16 | in de kotjes gekomen was, en Jeremia aldaar veel dagen 30692 Jer 37:17 | de koning Zedekia henen, en liet hem halen; en de koning 30693 Jer 37:17 | henen, en liet hem halen; en de koning vraagde hem in 30694 Jer 37:17 | huis, in het verborgen, en zeide: Is er ook een woord 30695 Jer 37:17 | een woord van den HEERE? En Jeremia zeide:      Er is; 30696 Jer 37:17 | Jeremia zeide:      Er is; en hij zeide: Gij zult in de 30697 Jer 37:20 | aangezicht nedervallen, en breng mij niet weder in 30698 Jer 37:21 | de koning Zedekia bevel; en zij bestelden Jeremia in 30699 Jer 37:21 | het voorhof der bewaring, en men gaf hem des daags een 30700 Jer 38:1 | Sefatja, de zoon van Matthan, en Gedalia, de zoon van Pashur, 30701 Jer 38:1 | Gedalia, de zoon van Pashur, en Juchal, de zoon van Selemja, 30702 Jer 38:1 | Juchal, de zoon van Selemja, en Pashur, de zoon van Malchia, 30703 Jer 38:2 | tot een buit hebben, en zal leven. ~ 30704 Jer 38:4 | stad zijn overgebleven, en de handen      des gansen 30705 Jer 38:5 | 5      En de koning Zedekia zeide: 30706 Jer 38:6 | Toen namen zij Jeremia en wierpen hem in den kuil 30707 Jer 38:6 | voorhof der bewaring was, en zij lieten Jeremia af met 30708 Jer 38:6 | geen water, maar slijk; en Jeremia zonk in het slijk. ~ 30709 Jer 38:8 | het huis des konings uit, en hij sprak tot den koning, 30710 Jer 38:10 | dertig mannen onder uw hand, en haal den profeet Jeremia 30711 Jer 38:11 | mannen onder zijn hand, en ging in des konings huis 30712 Jer 38:11 | tot onder de schatkamer, en nam van daar enige oude 30713 Jer 38:11 | daar enige oude verscheurde en oude versleten lompen;      30714 Jer 38:11 | oude versleten lompen;      en hij liet ze met zelen af 30715 Jer 38:12 | 12      En Ebed-melech, de Moorman, 30716 Jer 38:12 | nu deze oude verscheurde en versleten lompen onder de 30717 Jer 38:12 | van onder aan de zelen. En Jeremia deed      alzo. ~ 30718 Jer 38:13 | 13      En zij trokken Jeremia bij 30719 Jer 38:13 | trokken Jeremia bij de zelen, en haalden hem op uit de kuil; 30720 Jer 38:13 | haalden hem op uit de kuil; en Jeremia bleef in het voorhof 30721 Jer 38:14 | de koning Zedekia henen, en liet den profeet Jeremia 30722 Jer 38:14 | aan des HEEREN huis was; en de koning zeide tot Jeremia: 30723 Jer 38:15 | 15      En Jeremia zeide tot Zedekia: 30724 Jer 38:15 | mij niet zekerlijk doden? En als ik u raad zal geven, 30725 Jer 38:17 | zal uw ziel      leven, en deze stad zal niet verbrand 30726 Jer 38:17 | verbrand worden met vuur; en gij zult leven, gij en uw 30727 Jer 38:17 | en gij zult leven, gij en uw huis. ~ 30728 Jer 38:18 | in de hand der Chaldeen, en zij zullen ze met vuur verbranden; 30729 Jer 38:19 | 19      En de koning Zedekia zeide 30730 Jer 38:19 | derzelver hand overgeven, en zij den spot met      mij 30731 Jer 38:20 | 20      En Jeremia zeide: Zij zullen 30732 Jer 38:20 | spreek; zo zal het u welgaan, en uw ziel zal leven. ~ 30733 Jer 38:22 | vorsten des konings van Babel; en dezelve zullen zeggen: Uw      30734 Jer 38:22 | vredegenoten hebben u aangehitst, en hebben u overmocht; uw voeten 30735 Jer 38:23 | zullen dan al uw vrouwen en al uw zonen tot de Chaldeen 30736 Jer 38:23 | Babel gegrepen      worden, en gij zult deze stad met vuur 30737 Jer 38:25 | 25      En als de vorsten zullen horen, 30738 Jer 38:25 | ik met u gesproken heb, en tot u komen, en tot u zeggen: 30739 Jer 38:25 | gesproken heb, en tot u komen, en tot u zeggen: Verklaar ons 30740 Jer 38:25 | zullen wij u niet doden; en wat heeft de koning tot 30741 Jer 38:27 | vorsten tot Jeremia kwamen, en hem vraagden, verklaarde 30742 Jer 38:27 | die de koning geboden had; en zij lieten van hem af, omdat 30743 Jer 38:28 | 28      En Jeremia bleef in het voorhof 30744 Jer 38:28 | Jeruzalem werd ingenomen; en hij was er nog, als Jeruzalem 30745 Jer 39:1 | Nebukadrezar, de koning van Babel, en al zijn heir, tegen Jeruzalem, 30746 Jer 39:1 | zijn heir, tegen Jeruzalem, en zij belegerden haar. ~ 30747 Jer 39:3 | 3      En alle vorsten des konings 30748 Jer 39:3 | van Babel togen henen in, en hielden bij de middelste 30749 Jer 39:3 | Nergal-Sarezer      Rab-Mag, en al de overige vorsten des 30750 Jer 39:4 | 4      En het geschiedde, als Zedekia, 30751 Jer 39:4 | Zedekia, de koning van Juda, en al de krijgslieden hen zagen, 30752 Jer 39:4 | hen zagen, zo vloden zij, en togen bij nacht uit de stad, 30753 Jer 39:4 | poort tussen de twee muren; en hij toog uit door den weg 30754 Jer 39:5 | Chaldeen jaagde hen achterna; en zij achterhaalden Zedekia 30755 Jer 39:5 | vlakke velden van Jericho, en vingen hem, en brachten 30756 Jer 39:5 | Jericho, en vingen hem, en brachten hem opwaarts tot 30757 Jer 39:6 | 6      En de koning van Babel slachtte 30758 Jer 39:7 | 7      En hij verblindde de ogen van 30759 Jer 39:7 | verblindde de ogen van Zedekia, en bond hem met twee koperen 30760 Jer 39:8 | 8      En de Chaldeen verbrandden 30761 Jer 39:8 | verbrandden het huis des konings en de huizen des volks met 30762 Jer 39:8 | huizen des volks met vuur; en zij braken de muren van 30763 Jer 39:9 | stad waren overgebleven, en de afvalligen, die tot hem 30764 Jer 39:10 | overig in het land van Juda; en hij gaf hun te dien dage 30765 Jer 39:10 | dien dage wijngaarden      en akkers. ~ 30766 Jer 39:12 | 12      Neem hem, en stel uw ogen op hem, en 30767 Jer 39:12 | en stel uw ogen op hem, en doe hem niets kwaads; maar 30768 Jer 39:13 | mitsgaders Nebusazban Rab-Saris en Nergal-Sarezer Rab-Mag, 30769 Jer 39:13 | Nergal-Sarezer Rab-Mag, en al de oversten des konings 30770 Jer 39:14 | Zij zonden dan henen en namen Jeremia uit het voorhof 30771 Jer 39:14 | het voorhof der bewaring, en gaven hem over aan Gedalia, 30772 Jer 39:16 | 16      Ge henen, en spreek tot Ebed-melech, 30773 Jer 39:16 | deze stad, ten      kwade en niet ten goede; en zij zullen 30774 Jer 39:16 | kwade en niet ten goede; en zij zullen te dien dage 30775 Jer 39:17 | redden, spreekt de HEERE; en gij zult niet overgegeven 30776 Jer 39:18 | zal u zekerlijk bevrijden, en gij zult door het zwaard 30777 Jer 40:1 | gevangenen van Jeruzalem en Juda, die naar Babel gevankelijk 30778 Jer 40:2 | trawanten liet Jeremia halen, en zeide tot hem: De HEERE, 30779 Jer 40:3 | 3      En de HEERE heeft het doen 30780 Jer 40:3 | HEERE heeft het doen komen, en gedaan, gelijk als Hij gesproken 30781 Jer 40:3 | gezondigd tegen den HEERE, en Zijner stem niet gehoorzaamd; 30782 Jer 40:4 | Babel te komen, zo kom, en ik zal mijn oog op u      30783 Jer 40:4 | aangezicht, waarhenen het goed en recht in uw ogen is te      30784 Jer 40:5 | 5      En dewijl hij nog niet zal 30785 Jer 40:5 | van Juda gesteld heeft; en      woon bij hem in het 30786 Jer 40:5 | is te gaan, ga er henen. En de overste der trawanten 30787 Jer 40:5 | trawanten gaf hem reiskost en een geschenk, en liet hem      30788 Jer 40:5 | reiskost en een geschenk, en liet hem      gaan. ~ 30789 Jer 40:6 | zoon van Ahikam, te Mizpa; en hij woonde bij hem in het 30790 Jer 40:7 | die in het veld waren, zij en hun mannen, hoorden, dat 30791 Jer 40:7 | over het land gesteld had, en dat hij      aan hem bevolen 30792 Jer 40:7 | hem bevolen had de mannen, en de vrouwen, en de kinderkens, 30793 Jer 40:7 | de mannen, en de vrouwen, en de kinderkens, en van de 30794 Jer 40:7 | vrouwen, en de kinderkens, en van de armsten des lands, 30795 Jer 40:8 | Ismael, de zoon van Nethanja, en Johanan en Jonathan, de 30796 Jer 40:8 | van Nethanja, en Johanan en Jonathan, de zonen van Kareah, 30797 Jer 40:8 | Jonathan, de zonen van Kareah, en Seraja, de zoon van Tanhumeth, 30798 Jer 40:8 | de zoon van Tanhumeth, en de zonen      van Efai, 30799 Jer 40:8 | van Efai, den Netofathiet, en Jezanja, de zoon eens Maachathiets, 30800 Jer 40:8 | zoon eens Maachathiets, zij en hun mannen. ~ 30801 Jer 40:9 | 9      En Gedalia, de zoon van Ahikam, 30802 Jer 40:9 | zoon van Safan, zwoer hun en hun mannen, zeggende: Vreest 30803 Jer 40:9 | dienen; blijft in het land, en dient den koning van      30804 Jer 40:10 | 10      En ziet, ik woon te Mizpa, 30805 Jer 40:10 | gijlieden dan verzamelt wijn, en zomervruchten, en olie, 30806 Jer 40:10 | wijn, en zomervruchten, en olie, en doet ze in uw vaten,      30807 Jer 40:10 | zomervruchten, en olie, en doet ze in uw vaten,      30808 Jer 40:10 | doet ze in uw vaten,      en woont in uw steden, die 30809 Jer 40:11 | al de Joden, die in Moab, en onder de kinderen Ammons, 30810 Jer 40:11 | onder de kinderen Ammons, en in Edom, en die in al die 30811 Jer 40:11 | kinderen Ammons, en in Edom, en die in al die landen waren, 30812 Jer 40:11 | overblijfsel gelaten      had; en dat hij Gedalia, den zoon 30813 Jer 40:12 | waarhenen zij gedreven waren, en kwamen in het land van Juda 30814 Jer 40:12 | Juda tot Gedalia te Mizpa; en zij verzamelden zeer veel 30815 Jer 40:12 | verzamelden zeer veel wijns en      zomervruchten. ~ 30816 Jer 40:13 | Johanan, de zoon van Kareah, en alle oversten der heiren, 30817 Jer 40:14 | 14      En zeiden tot hem: Weet gij 30818 Jer 40:15 | Laat mij toch henengaan, en Ismael, den zoon van Nethanja, 30819 Jer 40:15 | zoon van Nethanja, slaan, en      niemand zal het weten; 30820 Jer 40:15 | hij u aan het leven slaan, en gans Juda, die tot u vergaderd 30821 Jer 40:15 | zijn, verstrooid worden, en het overblijfsel van Juda 30822 Jer 41:1 | van koninklijken zade, en de oversten des konings, 30823 Jer 41:1 | zoon van Ahikam, te Mizpa; en zij aten aldaar brood te 30824 Jer 41:2 | 2      En Ismael, de zoon van Nethanja, 30825 Jer 41:2 | mannen, die met hem waren, en zij sloegen Gedalia, den 30826 Jer 41:3 | Gedalia, te Mizpa waren, en de Chaldeen, de krijgslieden, 30827 Jer 41:4 | hij Gedalia gedood had, en niemand het wist; ~ 30828 Jer 41:5 | lieden van Sichem, van Silo, en van Samaria, tachtig man, 30829 Jer 41:5 | hebbende den baard afgeschoren, en de klederen gescheurd, en 30830 Jer 41:5 | en de klederen gescheurd, en zichzelven gesneden; en 30831 Jer 41:5 | en zichzelven gesneden; en spijsoffer      en wierook 30832 Jer 41:5 | gesneden; en spijsoffer      en wierook waren in hun hand, 30833 Jer 41:6 | 6      En Ismael, de zoon van Nethanja, 30834 Jer 41:6 | hun tegemoet, al gaande en wenende; en het geschiedde, 30835 Jer 41:6 | tegemoet, al gaande en wenende; en het geschiedde, als hij 30836 Jer 41:7 | van Nethanja, hen keelde, en wierp hen in het midden 30837 Jer 41:7 | het midden des kuils, hij en de mannen, die      met 30838 Jer 41:8 | in het veld, van tarwe, en gerst, en olie, en honig. 30839 Jer 41:8 | veld, van tarwe, en gerst, en olie, en honig. Zo      30840 Jer 41:8 | tarwe, en gerst, en olie, en honig. Zo      liet hij 30841 Jer 41:8 | honig. Zo      liet hij af, en doodde ze niet in het midden 30842 Jer 41:10 | 10      En Ismael voerde het ganse 30843 Jer 41:10 | weten des konings dochteren, en al het volk, die te Mizpa 30844 Jer 41:10 | voerde ze gevankelijk weg, en toog henen, om      over 30845 Jer 41:11 | Johanan, de zoon van Kareah, en al de oversten der heiren, 30846 Jer 41:12 | namen zij al de mannen, en togen henen, om met Ismael, 30847 Jer 41:12 | van Nethanja, te strijden; en zij vonden hem aan het grote 30848 Jer 41:13 | 13      En het geschiedde, als het 30849 Jer 41:13 | zag, den zoon van Kareah, en al de oversten der heiren, 30850 Jer 41:14 | 14      En al het volk, dat Ismael 30851 Jer 41:14 | weggevoerd, wendde zich om; en zij keerden zich en gingen 30852 Jer 41:14 | om; en zij keerden zich en gingen over tot Johanan, 30853 Jer 41:15 | aangezicht, met acht mannen, en hij toog tot de kinderen 30854 Jer 41:16 | die krijgslieden waren, en de vrouwen, en kinderkens, 30855 Jer 41:16 | krijgslieden waren, en de vrouwen, en kinderkens, en      kamerlingen, 30856 Jer 41:16 | vrouwen, en kinderkens, en      kamerlingen, die hij 30857 Jer 41:17 | 17      En zij togen henen, en sloegen 30858 Jer 41:17 | En zij togen henen, en sloegen zich neder te Geruth-Chimham, 30859 Jer 42:1 | Johanan, de zoon van Kareah, en Jezanja, de zoon van Hosaja, 30860 Jer 42:1 | Jezanja, de zoon van Hosaja, en al het volk, van den kleinste 30861 Jer 42:2 | 2      En zij zeiden tot den profeet 30862 Jer 42:2 | aangezicht nedervallen, en bid voor ons tot den HEERE, 30863 Jer 42:3 | dien wij zullen ingaan, en de zaak, die wij zullen 30864 Jer 42:4 | 4      En de profeet Jeremia zeide 30865 Jer 42:4 | bidden naar uw woorden; en het zal geschieden, het 30866 Jer 42:5 | tussen ons tot een waarachtig en gewis Getuige: indien wij 30867 Jer 42:7 | 7      En het gebeurde ten einde van 30868 Jer 42:8 | Johanan, den zoon van Kareah, en alle oversten der heiren, 30869 Jer 42:8 | heiren, die met hem waren, en al het volk, van den kleinste 30870 Jer 42:9 | 9      En hij zeide tot hen: Zo zegt 30871 Jer 42:10 | wonen, zo zal Ik u bouwen en niet afbreken, en u planten 30872 Jer 42:10 | bouwen en niet afbreken, en u planten en niet uitrukken; 30873 Jer 42:10 | niet afbreken, en u planten en niet uitrukken; want Ik 30874 Jer 42:11 | u zijn, om u te behouden en u      van zijn hand te 30875 Jer 42:12 | 12      En Ik zal ulieden barmhartigheid 30876 Jer 42:12 | dat hij zich uwer erbarme, en u weder in uw land brenge. ~ 30877 Jer 42:14 | noch naar brood hongeren, en daar zullen wij blijven; ~ 30878 Jer 42:15 | in      Egypte te gaan, en zult henen ingaan, om aldaar 30879 Jer 42:16 | Egypteland zal achterhalen; en de honger, waar gij voor 30880 Jer 42:16 | Egypte achter aankleven, en      gij zult aldaar sterven. ~ 30881 Jer 42:17 | zwaard, door den honger en      door de pestilentie; 30882 Jer 42:17 | door de pestilentie; en zij zullen niemand hebben, 30883 Jer 42:18 | Gelijk als Mijn toorn, en Mijn grimmigheid is uitgestort 30884 Jer 42:18 | Egypte zult gekomen zijn; en gij zult wezen tot een vervloeking, 30885 Jer 42:18 | wezen tot een vervloeking, en tot een ontzetting, en tot 30886 Jer 42:18 | en tot een ontzetting, en tot een vloek, en tot smaadheid, 30887 Jer 42:18 | ontzetting, en tot een vloek, en tot smaadheid, en zult deze 30888 Jer 42:18 | vloek, en tot smaadheid, en zult deze plaats niet      30889 Jer 42:20 | tot den HEERE, onzen God, en naar alles, wat de HEERE,      30890 Jer 42:20 | alzo maak het ons bekend, en wij zullen het doen. ~ 30891 Jer 42:22 | zwaard, door den honger en door de pestilentie sterven 30892 Jer 43:1 | 1      En het geschiedde, als Jeremia 30893 Jer 43:2 | Azaria, de zoon van Hosaja, en Johanan, de zoon van Kareah, 30894 Jer 43:2 | Johanan, de zoon van Kareah, en al de trotse mannen, zeggende 30895 Jer 43:3 | Chaldeen, dat zij ons doden en ons gevankelijk naar Babel 30896 Jer 43:4 | Johanan, de zoon van Kareah, en al de oversten der heiren, 30897 Jer 43:4 | de oversten der heiren, en al het volk, der stem des 30898 Jer 43:5 | Johanan, de zoon van Kareah, en al de oversten der heiren 30899 Jer 43:6 | 6      De mannen, en de vrouwen, en de kinderkens, 30900 Jer 43:6 | De mannen, en de vrouwen, en de kinderkens, en des konings 30901 Jer 43:6 | vrouwen, en de kinderkens, en des konings dochteren, en 30902 Jer 43:6 | en des konings dochteren, en alle ziel, die Nebuzaradan, 30903 Jer 43:6 | ook den profeet Jeremia, en Baruch, den zoon van Nerija; ~ 30904 Jer 43:7 | 7      En zij togen in Egypteland, 30905 Jer 43:7 | HEEREN niet gehoorzaam; en zij kwamen tot Tachpanhes. ~ 30906 Jer 43:9 | grote stenen in uw hand, en verberg ze in de klei in 30907 Jer 43:10 | 10      En zeg tot hen: Zo zegt de 30908 Jer 43:10 | Ziet, Ik zal henenzenden, en Nebukadrezar, den koning 30909 Jer 43:10 | Babel, Mijn knecht, halen, en Ik zal zijn troon      zetten 30910 Jer 43:10 | stenen, die Ik verborgen heb; en hij zal zijn schone tent 30911 Jer 43:11 | 11      En hij zal komen en Egypteland 30912 Jer 43:11 | 11      En hij zal komen en Egypteland slaan: wie ten 30913 Jer 43:11 | wie ten dood, ten dode; en wie ter gevangenis, ter 30914 Jer 43:11 | gevangenis, ter gevangenis; en wie ten zwaard, ten zwaarde. ~ 30915 Jer 43:12 | 12      En Ik zal een vuur aansteken 30916 Jer 43:12 | huizen der goden van Egypte, en hij zal ze verbranden, en 30917 Jer 43:12 | en hij zal ze verbranden, en gevankelijk wegvoeren; en 30918 Jer 43:12 | en gevankelijk wegvoeren; en hij zal Egypteland aantrekken, 30919 Jer 43:12 | zijn      kleed aantrekt, en hij zal van daar uittrekken 30920 Jer 43:13 | 13      En hij zal de opgerichte beelden 30921 Jer 43:13 | Egypteland is, verbreken; en hij zal de huizen der goden 30922 Jer 44:1 | die te Migdol woonden, en te Tachpanhes, en te Nof, 30923 Jer 44:1 | woonden, en te Tachpanhes, en te Nof, en in het land Pathros, 30924 Jer 44:1 | te Tachpanhes, en te Nof, en in het land Pathros, zeggende: ~ 30925 Jer 44:2 | gebracht heb over Jeruzalem en over alle steden van Juda; 30926 Jer 44:2 | over alle steden van Juda; en ziet, zij zijn een      30927 Jer 44:2 | woestheid te deze dage, en niemand woont daarin; ~ 30928 Jer 44:3 | tergen, gaande om te roken en andere goden te dienen, 30929 Jer 44:4 | 4      En Ik heb tot u gezonden al 30930 Jer 44:4 | profeten, vroeg op zijnde en zendende, om te zeggen: 30931 Jer 44:6 | Daarom is Mijn grimmigheid en Mijn toorn uitgestort, en 30932 Jer 44:6 | en Mijn toorn uitgestort, en heeft gebrand in de steden 30933 Jer 44:6 | gebrand in de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem; 30934 Jer 44:6 | zodat zij tot eenzaamheid en tot verwoesting      geworden 30935 Jer 44:7 | 7      En nu, zo zegt de HEERE, de 30936 Jer 44:7 | zielen, opdat gij u den man en de vrouw, het kind en den      30937 Jer 44:7 | man en de vrouw, het kind en den      zuigeling uit het 30938 Jer 44:8 | gij uzelven      uitroeit, en opdat gij wordt tot een 30939 Jer 44:8 | gij wordt tot een vloek, en tot een smaadheid onder 30940 Jer 44:9 | boosheden uwer vaderen, en de boosheden der koningen 30941 Jer 44:9 | boosheden der koningen van Juda, en de boosheden hunner vrouwen, 30942 Jer 44:9 | boosheden hunner vrouwen, en uw boosheden, en de boosheden 30943 Jer 44:9 | vrouwen, en uw boosheden, en de boosheden uwer vrouwen,      30944 Jer 44:9 | hebben in het land van Juda en in de straten van Jeruzalem? ~ 30945 Jer 44:10 | niet verbrijzeld van hart, en zij hebben niet gevreesd, 30946 Jer 44:10 | noch gewandeld in Mijn wet en in Mijn inzettingen, die 30947 Jer 44:10 | voor ulieder aangezicht en voor het      aangezicht 30948 Jer 44:11 | ulieden stellen ten kwade, en om gans Juda uit te roeien. ~ 30949 Jer 44:12 | 12      En Ik zal het overblijfsel 30950 Jer 44:12 | vreemdelingen te verkeren; en zij zullen allen in      30951 Jer 44:12 | grootste toe; door het zwaard en door den      honger zullen 30952 Jer 44:12 | honger zullen zij sterven; en zij zullen worden tot een 30953 Jer 44:12 | vervloeking, tot een ontzetting en tot een vloek, en tot een 30954 Jer 44:12 | ontzetting en tot een vloek, en tot een smaadheid. ~ 30955 Jer 44:13 | zwaard, door den honger en door de pestilentie; ~ 30956 Jer 44:15 | vrouwen anderen goden rookten, en al de vrouwen, die daar 30957 Jer 44:17 | aan Melecheth des hemels, en haar drankofferen offerende, 30958 Jer 44:17 | gedaan hebben, wij      en onze vaders, onze koningen 30959 Jer 44:17 | onze vaders, onze koningen en onze vorsten, in de steden 30960 Jer 44:17 | vorsten, in de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem; 30961 Jer 44:17 | wij met brood verzadigd, en waren vrolijk, en zagen 30962 Jer 44:17 | verzadigd, en waren vrolijk, en zagen geen      kwaad. ~ 30963 Jer 44:18 | Melecheth des hemels te roken, en haar drankofferen te offeren, 30964 Jer 44:18 | van alles gebrek gehad, en zijn door het zwaard      30965 Jer 44:18 | zijn door het zwaard      en door den honger verteerd. ~ 30966 Jer 44:19 | Melecheth des hemels roken en haar drankofferen offeren, 30967 Jer 44:19 | om haar af te beelden, en offeren wij haar drankofferen,      30968 Jer 44:20 | het volk, tot de mannen en tot de vrouwen, en tot al 30969 Jer 44:20 | mannen en tot de vrouwen, en tot al het volk, die hem 30970 Jer 44:21 | gijlieden in de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem 30971 Jer 44:21 | Jeruzalem gerookt hebt, gij en uw vaderen, uw koningen 30972 Jer 44:21 | uw vaderen, uw koningen en uw vorsten, en het volk 30973 Jer 44:21 | koningen en uw vorsten, en het volk des lands, heeft 30974 Jer 44:21 | daaraan niet gedacht, en is het niet in Zijn hart 30975 Jer 44:22 | geworden tot een woestheid, en      tot ontzetting, en 30976 Jer 44:22 | en      tot ontzetting, en tot een vloek, dat er niemand 30977 Jer 44:23 | Vanwege dat gij gerookt hebt, en dat gij tegen den HEERE 30978 Jer 44:23 | den HEERE gezondigd hebt, en des HEEREN stem niet gehoorzaam 30979 Jer 44:23 | gehoorzaam zijt geweest, en in Zijn wet en in Zijn inzettingen, 30980 Jer 44:23 | geweest, en in Zijn wet en in Zijn inzettingen, en 30981 Jer 44:23 | en in Zijn inzettingen, en in Zijn      getuigenissen 30982 Jer 44:24 | Jeremia tot al het volk, en tot al de vrouwen: Hoort 30983 Jer 44:25 | Israels, zeggende: Aangaande u en uw vrouwen, zij hebben toch 30984 Jer 44:25 | toch met uw mond gesproken, en gij hebt het met uw handen      30985 Jer 44:25 | aan Melecheth des hemels, en haar drankofferen offerende; 30986 Jer 44:25 | geloften volkomenlijk bevestigd en uw geloften volkomenlijk 30987 Jer 44:27 | over hen waken ten kwade en niet ten goede; en alle 30988 Jer 44:27 | kwade en niet ten goede; en alle mannen van Juda, die 30989 Jer 44:27 | zullen door het zwaard en door den honger verteerd 30990 Jer 44:28 | van Juda, weinig in getal; en het ganse overblijfsel van 30991 Jer 44:29 | 29      En dit zal ulieden het teken 30992 Jer 44:30 | de hand zijner vijanden, en in de hand dergenen, die 30993 Jer 44:30 | van Babel, zijn vijand, en die zijn ziel zocht. ~  ~ 30994 Jer 45:3 | moede van mijn zuchten, en vind geen rust! ~ 30995 Jer 45:4 | gebouwd heb, breek Ik af, en dat Ik geplant heb, ruk 30996 Jer 45:5 | 5   En zoudt gij u grote dingen 30997 Jer 46:3 | 3      Rust het schild en de rondas toe, en nadert 30998 Jer 46:3 | schild en de rondas toe, en nadert tot den strijd! ~ 30999 Jer 46:4 | Spant de paarden aan, en klimt op, gij ruiters! en 31000 Jer 46:4 | en klimt op, gij ruiters! en stelt u met helmen; vaagt


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License