1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
31001 Jer 46:5 | zie Ik, dat zij versaagd en achterwaarts gedreven zijn?
31002 Jer 46:5 | hun helden zijn verslagen, en nemen de vlucht, en zien
31003 Jer 46:5 | verslagen, en nemen de vlucht, en zien niet om; er is schrik
31004 Jer 46:6 | De snelle ontvliede niet, en de held ontkome niet; tegen
31005 Jer 46:6 | Frath zijn zij gestruikeld en gevallen. ~
31006 Jer 46:8 | trekt op als een stroom, en zijn wateren bewegen zich
31007 Jer 46:8 | bewegen zich als de rivieren; en hij zegt: Ik zal optrekken,
31008 Jer 46:8 | bedekken, ik zal de stad, en die daarin wonen, verderven. ~
31009 Jer 46:9 | Trekt op, gij paarden! en raast, gij wagens! en laat
31010 Jer 46:9 | paarden! en raast, gij wagens! en laat de helden uittrekken:
31011 Jer 46:9 | helden uittrekken: de Moren, en de Puteers, die het schild
31012 Jer 46:9 | die het schild handelen, en de Lydiers, die den boog
31013 Jer 46:9 | Lydiers, die den boog handelen en spannen. ~
31014 Jer 46:10 | van Zijn wederpartijders, en het zwaard zal vreten, en
31015 Jer 46:10 | en het zwaard zal vreten, en verzadigd, en dronken
31016 Jer 46:10 | zal vreten, en verzadigd, en dronken worden van
31017 Jer 46:11 | Ga henen op naar Gilead, en haal balsem, gij jonkvrouw,
31018 Jer 46:12 | hebben uw schande gehoord, en het land is vol van uw gekrijt;
31019 Jer 46:14 | Verkondigt in Egypte, en doet het horen te Migdol;
31020 Jer 46:14 | doet het ook horen te Nof en Tachpanhes; zegt: Stelt
31021 Jer 46:14 | zegt: Stelt er u naar, en maakt u gereed, want het
31022 Jer 46:16 | zodat zij zeiden: Staat op en laat ons wederkeren tot
31023 Jer 46:16 | wederkeren tot ons volk, en tot het land onzer geboorte,
31024 Jer 46:18 | Thabor onder de bergen, en als Karmel bij de zee, aankomen! ~
31025 Jer 46:19 | ter verwoesting worden, en zal verbrand worden, dat
31026 Jer 46:22 | krijgsmacht daarhenen trekken, en tot haar met bijlen komen,
31027 Jer 46:25 | over de menigte van No, en over Farao, en over Egypte,
31028 Jer 46:25 | menigte van No, en over Farao, en over Egypte, en over haar
31029 Jer 46:25 | over Farao, en over Egypte, en over haar goden, en over
31030 Jer 46:25 | Egypte, en over haar goden, en over haar koningen,
31031 Jer 46:25 | koningen, ja, over Farao, en over degenen, die op hem
31032 Jer 46:26 | 26 En Ik zal hen geven in de hand
31033 Jer 46:26 | die hunlieder ziel zoeken, en in de hand van Nebukadrezar,
31034 Jer 46:26 | Nebukadrezar, den koning van Babel, en in de hand zijner knechten.
31035 Jer 46:27 | knecht Jakob! vrees niet, en ontzet u niet, o Israel!
31036 Jer 46:27 | verlossen uit verre landen, en uw zaad uit het land hunner
31037 Jer 46:27 | land hunner gevangenis; en Jakob zal wederkomen,
31038 Jer 46:27 | Jakob zal wederkomen, en stil en gerust zijn, en
31039 Jer 46:27 | wederkomen, en stil en gerust zijn, en niemand
31040 Jer 46:27 | en stil en gerust zijn, en niemand zal hem verschrikken. ~
31041 Jer 46:28 | maar u kastijden met mate, en u niet gans onschuldig houden. ~ ~
31042 Jer 47:2 | komen op van het noorden, en zullen worden tot een overlopende
31043 Jer 47:2 | tot een overlopende beek, en overlopen het land en de
31044 Jer 47:2 | beek, en overlopen het land en de volheid van hetzelve,
31045 Jer 47:2 | volheid van hetzelve, de stad en die daarin wonen; en de
31046 Jer 47:2 | stad en die daarin wonen; en de mensen zullen schreeuwen,
31047 Jer 47:2 | mensen zullen schreeuwen, en al de inwoners des lands
31048 Jer 47:3 | het geraas zijner wagenen, en het bulderen zijner raderen;
31049 Jer 47:4 | Filistijnen te verstoren, om Tyrus en Sidon allen overgeblevenen
31050 Jer 47:6 | Vaar in uw schede, rust en wees stil! ~
31051 Jer 47:7 | bevel gegeven; tegen Askelon en tegen de zeehaven, aldaar
31052 Jer 48:1 | vertreks is beschaamd en verschrikt. ~
31053 Jer 48:2 | gedacht, zeggende: Komt, en laat ons haar uitroeien,
31054 Jer 48:3 | van Horonaim; verstoring en een grote breuk! ~
31055 Jer 48:6 | Vlucht, redt ulieder ziel! en wordt als de heide in de
31056 Jer 48:7 | vertrouwen op uw werken, en op uw schatten, zult gij
31057 Jer 48:7 | gij ook ingenomen worden; en Kamos zal henen uitgaan
31058 Jer 48:7 | gevangenis, zijn priesteren en zijn vorsten te zamen. ~
31059 Jer 48:8 | niet een stad ontkomen zal; en het dal zal verderven, en
31060 Jer 48:8 | en het dal zal verderven, en het effen veld verdelgd
31061 Jer 48:9 | vliegende zal zij uitgaan; en haar steden zullen ter verwoesting
31062 Jer 48:11 | jeugd aan gerust geweest, en hij heeft op zijn heffe
31063 Jer 48:11 | zijn heffe stil gelegen, en is van vat in vat niet geledigd,
31064 Jer 48:11 | vat in vat niet geledigd, en heeft niet gewandeld in
31065 Jer 48:11 | smaak in hem gebleven, en zijn reuk niet veranderd. ~
31066 Jer 48:12 | plaatsen zullen voeren, en zijn vaten ledigen, en hunlieder
31067 Jer 48:12 | en zijn vaten ledigen, en hunlieder flessen in
31068 Jer 48:13 | 13 En Moab zal beschaamd worden
31069 Jer 48:14 | zeggen: Wij zijn helden en dappere mannen ten strijde? ~
31070 Jer 48:15 | Moab is verstoord, en uit zijn steden opgegaan,
31071 Jer 48:15 | uit zijn steden opgegaan, en de keur zijner jongelingen
31072 Jer 48:16 | verderf is nabij om te komen, en zijn kwaad haast zeer. ~
31073 Jer 48:17 | allen, die rondom hem zijt, en allen, die zijn naam kent;
31074 Jer 48:18 | neder uit uw heerlijkheid, en woon in dorst, gij inwoneres,
31075 Jer 48:19 | 19 Sta aan den weg, en zie toe, gij inwoneres van
31076 Jer 48:19 | Vraag den vluchtenden man en de ontkomene vrouw; zeg:
31077 Jer 48:20 | hij is verslagen; huilt en krijt! verkondigt te Arnon,
31078 Jer 48:21 | 21 En het oordeel is gekomen over
31079 Jer 48:21 | vlakke land; over Holon, en over Jahza, en over Mefaath. ~
31080 Jer 48:21 | over Holon, en over Jahza, en over Mefaath. ~
31081 Jer 48:22 | 22 En over Dibon, en over Nebo,
31082 Jer 48:22 | 22 En over Dibon, en over Nebo, en over Beth-Diblathaim, ~
31083 Jer 48:22 | over Dibon, en over Nebo, en over Beth-Diblathaim, ~
31084 Jer 48:23 | 23 En over Kirjathaim, en over
31085 Jer 48:23 | En over Kirjathaim, en over Beth-Gamul, en over
31086 Jer 48:23 | Kirjathaim, en over Beth-Gamul, en over Beth-Meon, ~
31087 Jer 48:24 | 24 En over Kerioth, en over Bozra;
31088 Jer 48:24 | 24 En over Kerioth, en over Bozra; ja, over alle
31089 Jer 48:24 | van Moabs land, die verre en die nabij zijn. ~
31090 Jer 48:25 | Moabs hoorn is afgesneden, en zijn arm verbroken, spreekt
31091 Jer 48:26 | klappen in zijn uitspuwsel, en hij zelf zal ook ter belaching
31092 Jer 48:28 | Verlaat de steden, en woont in de steenrots, gij
31093 Jer 48:28 | gij inwoners van Moab! en wordt gelijk een duif, die
31094 Jer 48:29 | hovaardig), zijn trotsheid, en zijn hovaardij, en zijn
31095 Jer 48:29 | trotsheid, en zijn hovaardij, en zijn hoogmoed, en zijns
31096 Jer 48:29 | hovaardij, en zijn hoogmoed, en zijns harten hoogmoed. ~
31097 Jer 48:32 | gevallen op uw zomervruchten en op uw wijnoogst; ~
31098 Jer 48:33 | Zodat de blijdschap en verheuging uit het vruchtbare
31099 Jer 48:35 | 35 En Ik zal in Moab doen ophouden,
31100 Jer 48:35 | die op de hoogte offert, en die zijn goden rookt. ~
31101 Jer 48:37 | alle hoofden zijn kaal, en alle baarden afgekort; op
31102 Jer 48:37 | handen zijn insnijdingen, en op de lenden is een zak. ~
31103 Jer 48:38 | Op alle daken van Moab, en op al haar straten is overal
31104 Jer 48:39 | hem zijn, tot belaching en tot een ontzetting worden. ~
31105 Jer 48:40 | snel vliegen als een arend, en hij zal zijn vleugelen over
31106 Jer 48:41 | der steden is gewonnen, en elk een der vastigheden
31107 Jer 48:41 | vastigheden is ingenomen; en het hart van Moabs helden
31108 Jer 48:43 | 43 De vreze, en de kuil, en de strik, over
31109 Jer 48:43 | De vreze, en de kuil, en de strik, over u, gij inwoner
31110 Jer 48:44 | zal in den kuil vallen, en die uit den kuil opkomt,
31111 Jer 48:45 | is uitgegaan van Hesbon, en een vlam van tussen Sihon,
31112 Jer 48:45 | een vlam van tussen Sihon, en heeft de hoeken van
31113 Jer 48:45 | de hoeken van Moab en den schedel der kinderen
31114 Jer 49:1 | Malcham erfgenaam van Gad, en waarom woont zijn volk
31115 Jer 49:2 | krijgsgeschrei zal doen horen, en zij zal tot een woesten
31116 Jer 49:2 | een woesten hoop worden, en haar onderhorige plaatsen
31117 Jer 49:2 | vuur aangestoken worden; en Israel zal erven degenen,
31118 Jer 49:3 | zakken aan, drijft misbaar, en loopt om bij de tuinen;
31119 Jer 49:3 | gevangenis, zijn priesteren en zijn vorsten te zamen. ~
31120 Jer 49:5 | allen, die rondom u zijn, en gijlieden zult, een iegelijk
31121 Jer 49:5 | uitgedreven worden, en niemand zal den omdolende
31122 Jer 49:10 | verstoord, ook zijn broeders, en zijn naburen, en hij is
31123 Jer 49:10 | broeders, en zijn naburen, en hij is er niet meer. ~
31124 Jer 49:11 | Laat uw wezen achter, en Ik zal hen in het leven
31125 Jer 49:11 | hen in het leven behouden, en laat uw weduwen op Mij vertrouwen. ~
31126 Jer 49:12 | zullen ganselijk drinken; en zoudt gij enigszins onschuldig
31127 Jer 49:13 | smaadheid, tot een woestheid, en tot een vloek; en al haar
31128 Jer 49:13 | woestheid, en tot een vloek; en al haar steden zullen
31129 Jer 49:14 | gerucht gehoord van den HEERE, en er is een gezant geschikt
31130 Jer 49:14 | te zeggen: Vergadert u, en komt aan tegen haar, en
31131 Jer 49:14 | en komt aan tegen haar, en maakt u op ten strijde. ~
31132 Jer 49:16 | schrikkelijkheid heeft u bedrogen, en de trotsheid uws harten,
31133 Jer 49:17 | gaat, zal zich ontzetten, en fluiten over al haar plagen. ~
31134 Jer 49:18 | Gelijk de omkering van Sodom en Gomorra en haar naburen,
31135 Jer 49:18 | omkering van Sodom en Gomorra en haar naburen, zal het zijn,
31136 Jer 49:18 | niemand zal daar wonen, en geen mensenkind daarin verkeren. ~
31137 Jer 49:19 | ogenblik daaruit doen lopen; en wie daartoe verkoren is,
31138 Jer 49:19 | want wie is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden,
31139 Jer 49:19 | wie zou Mij dagvaarden, en wie is die herder, die voor
31140 Jer 49:20 | Edom heeft beraadslaagd, en Zijn gedachten, die Hij
31141 Jer 49:22 | Ziet, hij zal opkomen en snel vliegen, als een arend,
31142 Jer 49:22 | vliegen, als een arend, en zijn vleugelen over Bozra
31143 Jer 49:22 | vleugelen over Bozra uitbreiden; en het hart van Edoms helden
31144 Jer 49:23 | Damaskus. Beschaamd is Hamath en Arpad; omdat zij een boos
31145 Jer 49:24 | gewend, om te vluchten, en siddering heeft haar aangegrepen;
31146 Jer 49:24 | aangegrepen; benauwdheid en smarten als van een barende
31147 Jer 49:26 | vallen op haar straten; en al haar krijgslieden zullen
31148 Jer 49:27 | 27 En Ik zal een vuur aansteken
31149 Jer 49:27 | in den muur van Damaskus, en het zal Benhadads paleizen
31150 Jer 49:28 | 28 Tegen Kedar, en tegen de koninkrijken van
31151 Jer 49:28 | op, trekt op tegen Kedar, en verstoort de kinderen
31152 Jer 49:29 | Zij zullen hun tenten en hun kudden nemen, hun gordijnen
31153 Jer 49:29 | kudden nemen, hun gordijnen en al hun gereedschap, en hun
31154 Jer 49:29 | gordijnen en al hun gereedschap, en hun kemelen voor zich wegnemen;
31155 Jer 49:29 | kemelen voor zich wegnemen; en zij zullen tegen hen uitroepen:
31156 Jer 49:30 | ulieden beraadslaagd, en een gedachte tegen hen gedacht. ~
31157 Jer 49:32 | 32 En hun kemelen zullen ten roof
31158 Jer 49:32 | kemelen zullen ten roof zijn, en de menigte van hun vee zal
31159 Jer 49:32 | hun vee zal ten buit zijn; en Ik zal hen verstrooien in
31160 Jer 49:32 | de hoeken afgekort zijn; en Ik zal hunlieder verderf
31161 Jer 49:33 | 33 En Hazor zal worden tot een
31162 Jer 49:33 | niemand zal daar wonen, en geen mensenkind daarin verkeren. ~
31163 Jer 49:36 | 36 En Ik zal de vier winden uit
31164 Jer 49:36 | hemels over Elam aanbrengen, en zal hen in al diezelve winden
31165 Jer 49:36 | diezelve winden verstrooien; en er zal geen volk zijn, waarhenen
31166 Jer 49:37 | 37 En Ik zal Elam versaagd maken
31167 Jer 49:37 | aangezicht hunner vijanden, en voor het aangezicht dergenen,
31168 Jer 49:37 | dergenen, die hun ziel zoeken, en zal een kwaad over hen brengen,
31169 Jer 49:37 | toorns, spreekt de HEERE; en Ik zal het zwaard achter
31170 Jer 49:38 | 38 En Ik zal Mijn troon in Elam
31171 Jer 49:38 | Mijn troon in Elam stellen; en zal den koning en de vorsten
31172 Jer 49:38 | stellen; en zal den koning en de vorsten van daar vernielen,
31173 Jer 50:2 | Verkondigt onder de heidenen, en doet horen, en werpt een
31174 Jer 50:2 | heidenen, en doet horen, en werpt een banier op, laat
31175 Jer 50:4 | 4 In dezelve dagen en ter zelver tijd, spreekt
31176 Jer 50:4 | kinderen Israels komen, zij en de kinderen van Juda te
31177 Jer 50:4 | Juda te zamen; wandelende en wenende zullen zij henengaan,
31178 Jer 50:4 | wenende zullen zij henengaan, en den HEERE, hun God,
31179 Jer 50:5 | aangezichten zijn; zij zullen komen en den HEERE toegevoegd worden,
31180 Jer 50:7 | hen vonden, aten hen op, en hun wederpartijders zeiden:
31181 Jer 50:8 | uit het midden van Babel, en gaat uit der Chaldeen land;
31182 Jer 50:8 | gaat uit der Chaldeen land; en weest als de bokken voor
31183 Jer 50:9 | van het noorden verwekken, en tegen Babel opbrengen; die
31184 Jer 50:10 | 10 En Chaldea zal ten roof zijn;
31185 Jer 50:11 | zijt als een grazige vaars, en hebt gebriest als de
31186 Jer 50:12 | heidenen, een woestijn, dorheid en wildernis. ~
31187 Jer 50:13 | voorbijgaat, zal zich ontzetten, en fluiten over al haar
31188 Jer 50:14 | boog spant! schiet in haar, en spaart de pijlen niet; want
31189 Jer 50:16 | uit van Babel den zaaier, en dien, die de sikkel handelt
31190 Jer 50:16 | iegelijk tot zijn volk, en vlieden, een iegelijk
31191 Jer 50:17 | was de koning van Assur, en deze de laatste, Nebukadrezar,
31192 Jer 50:18 | over den koning van Babel en over zijn land, gelijk als
31193 Jer 50:19 | 19 En Ik zal Israel weder tot
31194 Jer 50:19 | tot zijn woning brengen, en hij zal weiden op den Karmel
31195 Jer 50:19 | zal weiden op den Karmel en op den Basan; en zijn ziel
31196 Jer 50:19 | Karmel en op den Basan; en zijn ziel zal op het gebergte
31197 Jer 50:19 | het gebergte van Efraim en Gilead verzadigd worden. ~
31198 Jer 50:20 | 20 In die dagen en te dier tijd, spreekt de
31199 Jer 50:20 | maar zij zal er niet zijn, en de zonden van Juda, maar
31200 Jer 50:21 | trek tegen hetzelve op, en tegen de inwoners van Pekod;
31201 Jer 50:21 | inwoners van Pekod; verwoest en verban achter hen, spreekt
31202 Jer 50:21 | achter hen, spreekt de HEERE, en doe naar alles, wat Ik u
31203 Jer 50:22 | krijgsgeschrei in het land, en een grote breuk. ~
31204 Jer 50:23 | ganse aarde zo afgehouwen en verbroken! Hoe is Babel
31205 Jer 50:24 | wist; gij zijt gevonden, en ook gegrepen, omdat gij
31206 Jer 50:25 | Zijn schatkamer opengedaan, en de instrumenten Zijner gramschap
31207 Jer 50:26 | vertreedt haar als korenhopen, en verbant ze; laat ze geen
31208 Jer 50:28 | een stem der gevluchten en ontkomenen uit het land
31209 Jer 50:30 | vallen op haar straten, en al haar krijgslieden te
31210 Jer 50:32 | zal de trotse aanstoten en vallen, en er zal niemand
31211 Jer 50:32 | trotse aanstoten en vallen, en er zal niemand zijn, die
31212 Jer 50:33 | heirscharen: De kinderen Israels en de kinderen van Juda zijn
31213 Jer 50:33 | zamen verdrukt geweest; en allen, die hen gevangen
31214 Jer 50:35 | Chaldeen, spreekt de HEERE; en over de inwoners van Babel,
31215 Jer 50:35 | over de inwoners van Babel, en over haar vorsten, en over
31216 Jer 50:35 | Babel, en over haar vorsten, en over haar wijzen. ~
31217 Jer 50:37 | zal zijn over zijn paarden en over zijn wagenen, en over
31218 Jer 50:37 | paarden en over zijn wagenen, en over den gansen gemengden
31219 Jer 50:38 | land van gesneden beelden, en zij razen naar de schrikkelijke
31220 Jer 50:39 | jonge struisen daarin wonen; en men zal er geen verblijf
31221 Jer 50:39 | hebben in eeuwigheid, en zij zal niet bewoond worden
31222 Jer 50:40 | 40 Gelijk God Sodom en Gomorra en haar naburen
31223 Jer 50:40 | Gelijk God Sodom en Gomorra en haar naburen heeft omgekeerd,
31224 Jer 50:40 | zal niemand aldaar wonen, en geen mensenkind in haar
31225 Jer 50:41 | een volk uit het noorden; en een grote natie, en geweldige
31226 Jer 50:41 | noorden; en een grote natie, en geweldige koningen zullen
31227 Jer 50:42 | 42 Boog en spies zullen zij voeren;
31228 Jer 50:42 | voeren; wreed zijn zij, en zullen niet barmhartig zijn;
31229 Jer 50:42 | zal bruisen als de zee, en op paarden zullen zij rijden;
31230 Jer 50:43 | hunlieder gerucht gehoord, en zijn handen zijn slap geworden;
31231 Jer 50:44 | ogenblik daaruit doen lopen; en wie daartoe verkoren is,
31232 Jer 50:44 | want wie is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden?
31233 Jer 50:44 | wie zou Mij dagvaarden? En wie is de herder, die voor
31234 Jer 50:45 | Babel heeft beraadslaagd, en Zijn gedachten, die Hij
31235 Jer 50:46 | der inneming van Babel, en het gekrijt is gehoord onder
31236 Jer 51:1 | wind opwekken tegen Babel, en tegen degenen, die daar
31237 Jer 51:2 | 2 En Ik zal Babel wanners toeschikken,
31238 Jer 51:2 | toeschikken, die haar wannen, en haar land uitledigen zullen;
31239 Jer 51:3 | boog tegen dien, die spant, en tegen dien, die zich verheft
31240 Jer 51:3 | verheft in zijn pantsier; en verschoont haar jongelingen
31241 Jer 51:4 | in het land der Chaldeen, en de doorstokenen op haar
31242 Jer 51:6 | uit het midden van Babel, en redt, een iegelijk zijn
31243 Jer 51:8 | Schielijk is Babel gevallen en verbroken; huilt over haar,
31244 Jer 51:9 | genezen; verlaat haar dan, en laat ons een iegelijk in
31245 Jer 51:9 | reikt tot aan den hemel, en is verheven tot aan
31246 Jer 51:10 | gerechtigheden hervoor gebracht; komt en laat ons te Sion het werk
31247 Jer 51:15 | heeft door Zijn wijsheid, en den hemel uitgebreid door
31248 Jer 51:16 | van wateren in den hemel, en Hij doet de dampen opklimmen
31249 Jer 51:16 | bliksemen met den regen, en doet den wind voortkomen
31250 Jer 51:17 | gegoten beeld is leugen, en er is geen geest in
31251 Jer 51:19 | de Formeerder van alles, en Israel is de roede Zijner
31252 Jer 51:20 | zijt Mij een voorhamer, en krijgswapenen; en door u
31253 Jer 51:20 | voorhamer, en krijgswapenen; en door u zal Ik volken in
31254 Jer 51:20 | volken in stukken slaan, en door u zal Ik koninkrijken
31255 Jer 51:21 | 21 En door u zal Ik in stukken
31256 Jer 51:21 | stukken slaan het paard en zijn ruiter; en door u zal
31257 Jer 51:21 | het paard en zijn ruiter; en door u zal Ik in stukken
31258 Jer 51:21 | stukken slaan den wagen en zijn ruiter. ~
31259 Jer 51:22 | 22 En door u zal Ik in stukken
31260 Jer 51:22 | in stukken slaan den man en de vrouw; en door u zal
31261 Jer 51:22 | slaan den man en de vrouw; en door u zal Ik in stukken
31262 Jer 51:22 | in stukken slaan den oude en den jonge; en door u zal
31263 Jer 51:22 | slaan den oude en den jonge; en door u zal Ik in stukken
31264 Jer 51:22 | stukken slaan den jongeling en de jonkvrouw. ~
31265 Jer 51:23 | 23 En door u zal Ik in stukken
31266 Jer 51:23 | stukken slaan den herder en zijn kudde; en door u zal
31267 Jer 51:23 | den herder en zijn kudde; en door u zal Ik in stukken
31268 Jer 51:23 | stukken slaan den akkerman en zijn juk ossen; en door
31269 Jer 51:23 | akkerman en zijn juk ossen; en door u zal Ik in stukken
31270 Jer 51:23 | stukken slaan landvoogden en overheden. ~
31271 Jer 51:24 | 24 Maar Ik zal Babel en allen inwoneren van Chaldea
31272 Jer 51:25 | de ganse aarde verderft, en Ik zal Mijn hand tegen u
31273 Jer 51:25 | hand tegen u uitstrekken, en u van de steenrotsen afwentelen,
31274 Jer 51:25 | steenrotsen afwentelen, en zal u stellen tot een
31275 Jer 51:26 | 26 En zij zullen uit u geen steen
31276 Jer 51:27 | koninkrijken van Ararat, Minni en Askenaz; bestelt een
31277 Jer 51:28 | Medie, haar landvoogden en al haar overheden, ja, het
31278 Jer 51:29 | Dan zal het land beven en pijn lijden; want elk een
31279 Jer 51:31 | den loper tegemoet lopen, en de kondschapper den kondschapper
31280 Jer 51:32 | 32 En dat de veren ingenomen,
31281 Jer 51:32 | dat de veren ingenomen, en de rietpoelen met vuur verbrand
31282 Jer 51:32 | met vuur verbrand zijn; en dat de krijgslieden verbaasd
31283 Jer 51:35 | Het geweld, dat mij en mijn vlees is aangedaan,
31284 Jer 51:35 | zegge de inwoneres van Sion; en mijn bloed zij op de inwoners
31285 Jer 51:36 | Ik zal uw twist twisten, en uw wraak wreken; en Ik zal
31286 Jer 51:36 | twisten, en uw wraak wreken; en Ik zal haar zee droog maken,
31287 Jer 51:36 | zal haar zee droog maken, en haar springader opdrogen. ~
31288 Jer 51:37 | 37 En Babel zal worden tot steen
31289 Jer 51:37 | der draken, een ontzetting en aanfluiting, dat er geen
31290 Jer 51:39 | zal Ik hun drank opzetten, en zal hen dronken maken, opdat
31291 Jer 51:39 | een eeuwigen slaap slapen, en niet opwaken, spreekt de
31292 Jer 51:41 | Hoe is Sesach zo veroverd, en de roem der ganse aarde
31293 Jer 51:43 | verwoesting, een dor land en wildernis; een land, waarin
31294 Jer 51:43 | land, waarin niemand woont, en waar geen mensenkind doorgaat. ~
31295 Jer 51:44 | 44 En Ik zal bezoeking doen over
31296 Jer 51:44 | doen over Bel te Babel, en Ik zal uit zijn muil uithalen,
31297 Jer 51:44 | wat hij verslonden heeft; en de heidenen zullen niet
31298 Jer 51:45 | uit het midden van haar, en redt een iegelijk zijn ziel,
31299 Jer 51:46 | 46 En opdat ulieder hart misschien
31300 Jer 51:46 | misschien niet week worde, en gij vreest van het gerucht,
31301 Jer 51:46 | gerucht komen in het ene jaar, en daarna een gerucht
31302 Jer 51:46 | gerucht in het andere jaar; en er zal geweld zijn in het
31303 Jer 51:47 | gesneden beelden van Babel; en haar ganse land zal beschaamd
31304 Jer 51:47 | land zal beschaamd worden, en al haar verslagenen zullen
31305 Jer 51:48 | 48 En de hemel en de aarde, mitsgaders
31306 Jer 51:48 | 48 En de hemel en de aarde, mitsgaders al
31307 Jer 51:50 | van het zwaard, gaat weg, en blijft niet staan; gedenkt
31308 Jer 51:50 | gedenkt des HEEREN van verre, en laat Jeruzalem in ulieder
31309 Jer 51:52 | over haar gesneden beelden; en de dodelijk verwonde zal
31310 Jer 51:53 | klom Babel ten hemel op, en al maakte zij vast de hoogte
31311 Jer 51:54 | des gekrijts uit Babel, en een grote breuk uit het
31312 Jer 51:55 | de HEERE verstoort Babel, en zal de grootse stem uit
31313 Jer 51:56 | komt over haar, over Babel, en haar helden zullen gevangen
31314 Jer 51:57 | 57 En Ik zal haar vorsten, en
31315 Jer 51:57 | En Ik zal haar vorsten, en haar wijzen, haar landvoogden,
31316 Jer 51:57 | wijzen, haar landvoogden, en haar overheden, en haar
31317 Jer 51:57 | landvoogden, en haar overheden, en haar helden dronken maken;
31318 Jer 51:57 | haar helden dronken maken; en zij zullen een eeuwigen
31319 Jer 51:57 | een eeuwigen slaap slapen, en niet opwaken, spreekt
31320 Jer 51:58 | enenmale ontbloot worden, en haar hoge poorten zullen
31321 Jer 51:58 | volken tevergeefs, en de natien ten vure zullen
31322 Jer 51:59 | jaar zijner regering; en Seraja was een vreemdzaam
31323 Jer 51:61 | 61 En Jeremia zeide tot Seraja:
31324 Jer 51:61 | Babel komt, zo zult gij zien en lezen al deze woorden; ~
31325 Jer 51:62 | 62 En gij zult zeggen: O HEERE,
31326 Jer 51:63 | 63 En het zal geschieden, als
31327 Jer 51:63 | een steen daaraan binden, en werpen het in het midden
31328 Jer 51:64 | 64 En zult zeggen: Alzo zal Babel
31329 Jer 51:64 | Alzo zal Babel zinken, en niet weder opkomen, vanwege
31330 Jer 51:64 | Ik over haar zal brengen, en zij zullen mat worden. Tot
31331 Jer 52:1 | 1 Zedekia was een en twintig jaren oud, als hij
31332 Jer 52:1 | oud, als hij koning werd, en hij regeerde elf jaren te
31333 Jer 52:1 | elf jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was
31334 Jer 52:2 | 2 En hij deed dat kwaad was in
31335 Jer 52:3 | des HEEREN tegen Jeruzalem en Juda, totdat Hij hen van
31336 Jer 52:3 | aangezicht weggeworpen had; en Zedekia rebelleerde tegen
31337 Jer 52:4 | 4 En het geschiedde in het negende
31338 Jer 52:4 | kwam tegen Jeruzalem, hij en zijn ganse heir, en
31339 Jer 52:4 | en zijn ganse heir, en zij legerden zich tegen
31340 Jer 52:4 | legerden zich tegen haar, en zij bouwden tegen haar sterkten
31341 Jer 52:6 | honger in de stad sterk werd, en het volk des lands geen
31342 Jer 52:7 | werd de stad doorgebroken, en al de krijgslieden vloden,
31343 Jer 52:7 | de krijgslieden vloden, en trokken uit des nachts,
31344 Jer 52:7 | waren tegen de stad rondom), en zij togen door den weg des
31345 Jer 52:8 | Chaldeen jaagde den koning na, en zij achterhaalden Zedekia
31346 Jer 52:8 | vlakke velden van Jericho; en al zijn heir werd van bij
31347 Jer 52:9 | Zij dan grepen den koning, en voerden hem opwaarts tot
31348 Jer 52:10 | 10 En de koning van Babel slachtte
31349 Jer 52:10 | Zedekia voor zijn ogen; en hij slachtte ook al de vorsten
31350 Jer 52:11 | 11 En hij verblindde de ogen van
31351 Jer 52:11 | verblindde de ogen van Zedekia, en hij bond hem met twee koperen
31352 Jer 52:11 | koning van Babel naar Babel, en stelde hem in het gevangenhuis,
31353 Jer 52:13 | hij het huis des HEEREN en het huis des konings; mitsgaders
31354 Jer 52:13 | alle huizen van Jeruzalem en alle huizen der groten verbrandde
31355 Jer 52:14 | 14 En het ganse heir der Chaldeen,
31356 Jer 52:15 | de armsten nu des volks en het overige des volks, die
31357 Jer 52:15 | stad overgelaten waren, en de afvalligen, die tot den
31358 Jer 52:15 | van Babel gevallen waren, en het overige der menigte,
31359 Jer 52:16 | over tot wijngaardeniers en tot akkerlieden. ~
31360 Jer 52:17 | het huis des HEEREN waren, en de stellingen, en de koperen
31361 Jer 52:17 | waren, en de stellingen, en de koperen zee, die in het
31362 Jer 52:17 | het huis des HEEREN was; en zij voerden al het
31363 Jer 52:18 | Ook namen zij de potten en de schoffelen, en de gaffelen,
31364 Jer 52:18 | potten en de schoffelen, en de gaffelen, en de sprengbekkens,
31365 Jer 52:18 | schoffelen, en de gaffelen, en de sprengbekkens, en de
31366 Jer 52:18 | gaffelen, en de sprengbekkens, en de rookschalen, en al de
31367 Jer 52:18 | sprengbekkens, en de rookschalen, en al de koperen vaten, waar
31368 Jer 52:19 | 19 En de overste der trawanten
31369 Jer 52:19 | trawanten nam weg de schalen, en de wierookvaten, en de sprengbekkens,
31370 Jer 52:19 | schalen, en de wierookvaten, en de sprengbekkens, en de
31371 Jer 52:19 | wierookvaten, en de sprengbekkens, en de potten, en de kandelaars,
31372 Jer 52:19 | sprengbekkens, en de potten, en de kandelaars, en de rookschalen,
31373 Jer 52:19 | potten, en de kandelaars, en de rookschalen, en de kroezen;
31374 Jer 52:19 | kandelaars, en de rookschalen, en de kroezen; wat geheel
31375 Jer 52:19 | kroezen; wat geheel goud, en wat geheel zilver was. ~
31376 Jer 52:20 | twee pilaren, de ene zee, en de twaalf koperen runderen,
31377 Jer 52:21 | de hoogte eens pilaars, en een draad van twaalf ellen
31378 Jer 52:21 | twaalf ellen omving hem; en zijn dikte was vier vingeren,
31379 Jer 52:21 | dikte was vier vingeren, en hij was hol. ~
31380 Jer 52:22 | 22 En het kapiteel daarop was
31381 Jer 52:22 | kapiteel daarop was koper, en de hoogte des enen kapiteels
31382 Jer 52:22 | kapiteels was vijf ellen, en een net, en granaatappelen
31383 Jer 52:22 | vijf ellen, en een net, en granaatappelen op het kapiteel
31384 Jer 52:22 | kapiteel rondom, alles koper; en dezen gelijk had de
31385 Jer 52:23 | 23 En de granaatappelen waren
31386 Jer 52:23 | granaatappelen waren zes en negentig, gezet naar den
31387 Jer 52:24 | Seraja, den hoofdpriester, en Zefanja, den tweeden priester,
31388 Jer 52:24 | Zefanja, den tweeden priester, en de drie dorpelbewaarders. ~
31389 Jer 52:25 | 25 En uit de stad nam hij een
31390 Jer 52:25 | krijgslieden gesteld was, en zeven mannen uit degenen,
31391 Jer 52:25 | lands ten oorlog opschreef, en zestig mannen van het volk
31392 Jer 52:27 | 27 En de koning van Babel sloeg
31393 Jer 52:27 | koning van Babel sloeg hen en doodde hen te Ribla, in
31394 Jer 52:28 | jaar, drie duizend drie en twintig Joden; ~
31395 Jer 52:29 | gevankelijk weg achthonderd twee en dertig zielen uit Jeruzalem; ~
31396 Jer 52:30 | 30 In het drie en twintigste jaar van Nebukadrezar
31397 Jer 52:30 | Joden zevenhonderd vijf en veertig zielen. Alle zielen
31398 Jer 52:30 | zielen zijn vier duizend en zeshonderd. ~
31399 Jer 52:31 | geschiedde daarna, in het zeven en dertigste jaar der gevankelijke
31400 Jer 52:31 | twaalfde maand, op den vijf en twintigsten der maand,
31401 Jer 52:31 | koning van Juda, verhief, en hem uit het gevangenhuis
31402 Jer 52:32 | 32 En hij sprak vriendelijk met
31403 Jer 52:32 | sprak vriendelijk met hem, en stelde zijn stoel boven
31404 Jer 52:33 | 33 En hij veranderde de klederen
31405 Jer 52:33 | klederen zijner gevangenis; en hij at geduriglijk brood
31406 Jer 52:34 | 34 En aangaande zijn tering, een
31407 Klaa 1:2 | weent steeds des nachts, en haar tranen lopen over haar
31408 Klaa 1:3 | gegaan vanwege de ellende, en vanwege de veelheid der
31409 Klaa 1:4 | jonkvrouwen zijn bedroefd, en zij zelve is in bitterheid. ~
31410 Klaa 1:6 | 6 Vau. En van de dochter Sions is
31411 Klaa 1:6 | die geen weide vinden, en zij gaan krachteloos henen
31412 Klaa 1:7 | in de dagen harer ellende en harer veelvuldige ballingschap,
31413 Klaa 1:7 | des tegenpartijders valt, en zij geen helper heeft; de
31414 Klaa 1:8 | hebben; zij zucht ook, en zij is achterwaarts gekeerd. ~
31415 Klaa 1:11 | verkwikken. Zie, HEERE, en aanschouw, dat ik onwaard
31416 Klaa 1:12 | weg gaat? Schouwt het aan en ziet, of er een smart zij
31417 Klaa 1:13 | keren, Hij heeft mij woest en ziek gemaakt den gansen
31418 Klaa 1:18 | hoort toch, alle gij volken, en ziet mijn smart; mijn jonkvrouwen
31419 Klaa 1:18 | smart; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn in
31420 Klaa 1:19 | bedrogen; mijn priesters en mijn oudsten hebben in de
31421 Klaa 1:21 | vijanden horen mijn kwaad; en zij zijn vrolijk, dat Gij
31422 Klaa 1:22 | voor Uw aangezicht komen, en doe hun, gelijk als Gij
31423 Klaa 1:22 | mijn zuchtingen zijn vele, en mijn hart is mat. ~ ~
31424 Klaa 1:23 | de aarde nedergeworpen; en Hij heeft aan de voetbank
31425 Klaa 1:24 | woningen Jakobs verslonden, en heeft ze niet verschoond;
31426 Klaa 1:24 | Hij heeft het koninkrijk en deszelfs vorsten ontheiligd. ~
31427 Klaa 1:25 | getrokken, toen de vijand kwam, en Hij is tegen Jakob
31428 Klaa 1:27 | deszelfs vastigheden verdorven; en Hij heeft bij de dochter
31429 Klaa 1:27 | van Juda het klagen en kermen vermenigvuldigd. ~
31430 Klaa 1:28 | 6 Vau. En Hij heeft Zijn hut met geweld
31431 Klaa 1:28 | doen vergeten den hoogtijd en den sabbat, en Hij
31432 Klaa 1:28 | hoogtijd en den sabbat, en Hij heeft in de gramschap
31433 Klaa 1:28 | Zijns toorns den koning en den priester smadelijk verworpen. ~
31434 Klaa 1:30 | ze niet verslonde; en Hij heeft den voormuur en
31435 Klaa 1:30 | en Hij heeft den voormuur en den muur te zamen treurig
31436 Klaa 1:31 | haar grendelen verdorven en gebroken; haar koning en
31437 Klaa 1:31 | en gebroken; haar koning en haar vorsten zijn onder
31438 Klaa 1:33 | mijns volks; omdat het kind en de zuigeling op de
31439 Klaa 1:34 | moeders zeggen: Waar is koren en wijn, als zij op de straten
31440 Klaa 1:36 | profeten hebben u ijdelheid en ongerijmdheid gezien, en
31441 Klaa 1:36 | en ongerijmdheid gezien, en zij hebben u uw ongerechtigheid
31442 Klaa 1:36 | gezien ijdele lasten en uitstotingen. ~
31443 Klaa 1:37 | handen over u, zij fluiten en schudden hun hoofd over
31444 Klaa 1:38 | mond op over u, zij fluiten en knersen met de tanden, zij
31445 Klaa 1:39 | dagen; Hij heeft afgebroken en niet gespaard; en Hij heeft
31446 Klaa 1:39 | afgebroken en niet gespaard; en Hij heeft den vijand
31447 Klaa 1:40 | dochter Sions, laat dag en nacht tranen afvlieten als
31448 Klaa 1:42 | Zullen dan de profeet en de priester in het heiligdom
31449 Klaa 1:43 | 21 Schin. De jongen en de ouden liggen op de aarde
31450 Klaa 1:43 | straten; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn door
31451 Klaa 1:43 | Gij hebt ze geslacht en niet verschoond. ~
31452 Klaa 1:44 | eens gezetten hoogtijds; en er is niemand aan den dag
31453 Klaa 1:44 | ik op de handen gedragen en opgetogen heb, die heeft
31454 Klaa 1:46 | Aleph. Hij heeft mij geleid en gevoerd in de duisternis,
31455 Klaa 1:46 | gevoerd in de duisternis, en niet in het licht. ~
31456 Klaa 1:48 | Beth. Hij heeft mijn vlees en mijn huid oud gemaakt, Hij
31457 Klaa 1:49 | heeft tegen mij gebouwd, en Hij heeft mij met galle
31458 Klaa 1:49 | Hij heeft mij met galle en moeite omringd. ~
31459 Klaa 1:52 | Gimel. Ook wanneer ik roep en schreeuw, sluit Hij de oren
31460 Klaa 1:55 | heeft mijn wegen afgewend; en Hij heeft mij in stukken
31461 Klaa 1:56 | heeft Zijn boog gespannen, en Hij heeft mij den pijl als
31462 Klaa 1:61 | 17 Vau. En Gij hebt mijn ziel verre
31463 Klaa 1:62 | Mijn sterkte is vergaan, en mijn hoop van den HEERE. ~
31464 Klaa 1:63 | Gedenk aan mijn ellende en aan mijn ballingschap, aan
31465 Klaa 1:63 | ballingschap, aan den alsem en galle. ~
31466 Klaa 1:64 | gedenkt er wel terdege aan, en zij bukt zich neder in mij. ~
31467 Klaa 1:70 | Het is goed, dat men hope, en stille zij op het heil des
31468 Klaa 1:72 | Jod. Hij zitte eenzaam, en zwijge stil, omdat Hij het
31469 Klaa 1:82 | Allerhoogsten het kwade en het goede? ~
31470 Klaa 1:84 | ons onze wegen onderzoeken en doorzoeken, en laat ons
31471 Klaa 1:84 | onderzoeken en doorzoeken, en laat ons wederkeren tot
31472 Klaa 1:86 | Wij hebben overtreden, en wij zijn wederspannig geweest,
31473 Klaa 1:87 | hebt ons met toorn bedekt, en Gij hebt ons vervolgd; Gij
31474 Klaa 1:89 | hebt ons tot een uitvaagsel en wegwerpsel gesteld, in het
31475 Klaa 1:91 | 47 Pe. De vreze en de kuil zijn over ons gekomen,
31476 Klaa 1:91 | gekomen, de verwoesting en de verbreking. ~
31477 Klaa 1:93 | Ain. Mijn oog vliet, en kan niet ophouden, omdat
31478 Klaa 1:94 | van den hemel aanschouwe, en het zie. ~
31479 Klaa 1:97 | in een kuil uitgeroeid, en zij hebben een steen op
31480 Klaa 1:105| hebt hun smaden gehoord, en al hun gedachten tegen mij; ~
31481 Klaa 1:106| die tegen mij opstaan, en hun dichten tegen mij den
31482 Klaa 1:107| Schin. Aanschouw hun zitten en opstaan; ik ben hun snarenspel. ~
31483 Klaa 1:110| Thau. Vervolg ze met toorn, en verdelg ze van onder den
31484 Klaa 1:116| 6 Vau. En de ongerechtigheid der dochter
31485 Klaa 1:116| ogenblik omgekeerd werd, en geen handen hadden arbeid
31486 Klaa 1:121| Zijns toorns uitgestort; en Hij heeft te Sion een vuur
31487 Klaa 1:122| wereld, dat de tegenpartijder en vijand tot de poorten van
31488 Klaa 1:123| de zonden harer profeten, en de misdaden harer priesteren,
31489 Klaa 1:131| Schin. Wees vrolijk, en verblijd u, gij dochter
31490 Klaa 1:131| gij zult dronken worden, en ontbloot worden. ~
31491 Klaa 2:1 | geschied is, aanschouw het, en zie onzen smaad aan. ~
31492 Klaa 2:6 | Egyptenaar de hand gegeven, en den Assyrier, om met brood
31493 Klaa 2:7 | vaders hebben gezondigd, en zijn niet meer, en wij dragen
31494 Klaa 2:7 | gezondigd, en zijn niet meer, en wij dragen hun ongerechtigheden. ~
31495 Klaa 2:11 | vrouwen te Sion verkracht, en de jonge dochters in de
31496 Klaa 2:13 | weggenomen, om te malen, en de jongens struikelen onder
31497 Eze 1:1 | hemelen werden geopend, en ik gezichten Gods zag.
31498 Eze 1:3 | Chaldeen, bij de rivier Chebar; en de hand des HEEREN was daar
31499 Eze 1:4 | 4 Toen zag ik, en ziet, een stormwind kwam
31500 Eze 1:4 | noorden af, een grote wolk, en een vuur daarin vervangen,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |