1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
33001 Eze 36:11 | zullen vermenigvuldigd worden en vruchtbaar zijn; en Ik zal
33002 Eze 36:11 | worden en vruchtbaar zijn; en Ik zal u doen bewonen, als
33003 Eze 36:11 | maken dan in uw beginselen; en gij zult weten, dat Ik de
33004 Eze 36:12 | 12 En Ik zal mensen op u doen
33005 Eze 36:12 | zullen u erfelijk bezitten, en gij zult hun ter erfenis
33006 Eze 36:12 | zult hun ter erfenis zijn, en gij zult ze voortaan niet
33007 Eze 36:13 | land, dat mensen opeet, en gij zijt een land, dat uw
33008 Eze 36:14 | niet meer mensen opeten, en uw volken niet meer doen
33009 Eze 36:15 | 15 En Ik zal maken, dat men den
33010 Eze 36:15 | heidenen niet meer over u hore, en gij zult den smaad der natien
33011 Eze 36:15 | natien niet meer dragen; en gij zult uw volken niet
33012 Eze 36:17 | zij datzelve met hun weg en met hun handelingen; hun
33013 Eze 36:18 | het land vergoten hadden, en om hun drekgoden, waarmede
33014 Eze 36:19 | 19 En Ik verstrooide hen onder
33015 Eze 36:19 | verstrooide hen onder de heidenen, en zij werden verspreid in
33016 Eze 36:19 | oordeelde ze naar hun weg en naar hun handelingen. ~
33017 Eze 36:20 | zijn het volk des HEEREN, en zijn uit Zijn land
33018 Eze 36:23 | van hen ontheiligd hebt; en de heidenen zullen weten,
33019 Eze 36:24 | u uit de heidenen halen, en zal u uit al de landen vergaderen;
33020 Eze 36:24 | al de landen vergaderen; en Ik zal u in uw land brengen. ~
33021 Eze 36:25 | rein water op u sprengen, en gij zult rein worden; van
33022 Eze 36:25 | van al uw onreinigheden en van al uw drekgoden zal
33023 Eze 36:26 | 26 En Ik zal u een nieuw hart
33024 Eze 36:26 | u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven
33025 Eze 36:26 | in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit
33026 Eze 36:26 | hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven. ~
33027 Eze 36:27 | 27 En Ik zal Mijn Geest geven
33028 Eze 36:27 | in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in
33029 Eze 36:27 | inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren
33030 Eze 36:27 | Mijn rechten zult bewaren en doen. ~
33031 Eze 36:28 | 28 En gij zult wonen in het land,
33032 Eze 36:28 | uw vaderen gegeven heb, en gij zult Mij tot een volk
33033 Eze 36:28 | zult Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een God zijn. ~
33034 Eze 36:29 | 29 En Ik zal u verlossen van al
33035 Eze 36:29 | van al uw onreinigheden; en Ik zal roepen tot het koren,
33036 Eze 36:29 | zal roepen tot het koren, en zal dat vermenigvuldigen,
33037 Eze 36:29 | zal dat vermenigvuldigen, en Ik zal geen honger op u
33038 Eze 36:30 | 30 En Ik zal de vrucht van het
33039 Eze 36:30 | vrucht van het geboomte en de inkomst des velds vermenigvuldigen;
33040 Eze 36:31 | gedenken aan uw boze wegen en uw handelingen, die niet
33041 Eze 36:31 | handelingen, die niet goed waren; en gij zult een walging van
33042 Eze 36:31 | over uw ongerechtigheden en over uw gruwelen. ~
33043 Eze 36:32 | zij u bekend! Schaamt u en wordt schaamrood van uw
33044 Eze 36:33 | de steden doen bewonen, en de eenzame plaatsen zullen
33045 Eze 36:34 | 34 En het verwoeste land zal bebouwd
33046 Eze 36:35 | 35 En zij zullen zeggen: Dit land,
33047 Eze 36:35 | geworden als een hof van Eden; en de eenzame, en de verwoeste
33048 Eze 36:35 | van Eden; en de eenzame, en de verwoeste en verstoorde
33049 Eze 36:35 | eenzame, en de verwoeste en verstoorde steden zijn vast
33050 Eze 36:35 | verstoorde steden zijn vast en bewoond. ~
33051 Eze 36:36 | verstoorde plaatsen bebouw, en het verwoeste beplant. Ik,
33052 Eze 36:36 | heb het gesproken en zal het doen. ~
33053 Eze 36:38 | vol zijn van mensenkudden; en zij zullen weten, dat Ik
33054 Eze 37:1 | hand des HEEREN was op mij, en de HEERE voerde mij uit
33055 Eze 37:1 | voerde mij uit in den geest, en zette mij neder in het midden
33056 Eze 37:2 | 2 En Hij deed mij bij dezelve
33057 Eze 37:2 | voorbijgaan geheel rondom; en ziet, er waren zeer vele
33058 Eze 37:2 | op den grond der vallei; en ziet, zij waren zeer dor. ~
33059 Eze 37:3 | 3 En Hij zeide tot mij: Mensenkind!
33060 Eze 37:3 | beenderen levend worden? En ik zeide: Heere HEERE, Gij
33061 Eze 37:4 | Profeteer over deze beenderen, en zeg tot dezelve: Gij dorre
33062 Eze 37:5 | den geest in u brengen, en gij zult levend worden.
33063 Eze 37:6 | 6 En Ik zal zenuwen op u leggen,
33064 Eze 37:6 | zal zenuwen op u leggen, en vlees op u doen opkomen,
33065 Eze 37:6 | vlees op u doen opkomen, en een huid over u trekken,
33066 Eze 37:6 | een huid over u trekken, en den geest in u geven, en
33067 Eze 37:6 | en den geest in u geven, en gij zult levend worden;
33068 Eze 37:6 | gij zult levend worden; en gij zult weten, dat Ik de
33069 Eze 37:7 | gelijk mij bevolen was, en er werd een geluid, als
33070 Eze 37:7 | geluid, als ik profeteerde, en ziet een beroering! en de
33071 Eze 37:7 | en ziet een beroering! en de beenderen naderden, elk
33072 Eze 37:8 | 8 En ik zag, en ziet, en er werden
33073 Eze 37:8 | 8 En ik zag, en ziet, en er werden zenuwen
33074 Eze 37:8 | En ik zag, en ziet, en er werden zenuwen op dezelve,
33075 Eze 37:8 | werden zenuwen op dezelve, en er kwam vlees op; en Hij
33076 Eze 37:8 | dezelve, en er kwam vlees op; en Hij trok een huid boven
33077 Eze 37:9 | 9 En Hij zeide tot mij: Profeteer
33078 Eze 37:9 | profeteer, mensenkind! en zeg tot den geest: Zo zegt
33079 Eze 37:9 | aan van de vier winden, en blaas in deze gedoden,
33080 Eze 37:10 | 10 En ik profeteerde, gelijk als
33081 Eze 37:10 | Toen kwam de geest in hen, en zij werden levend en stonden
33082 Eze 37:10 | hen, en zij werden levend en stonden op hun voeten, een
33083 Eze 37:11 | beenderen zijn verdord, en onze verwachting is verloren,
33084 Eze 37:12 | 12 Daarom, profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de
33085 Eze 37:12 | Ik zal uw graven openen, en zal ulieden uit uw graven
33086 Eze 37:12 | doen opkomen, o Mijn volk! en Ik zal u brengen in het
33087 Eze 37:13 | 13 En gij zult weten, dat Ik de
33088 Eze 37:13 | graven zal hebben geopend, en als Ik u uit uw graven zal
33089 Eze 37:14 | 14 En Ik zal Mijn Geest in u geven,
33090 Eze 37:14 | zal Mijn Geest in u geven, en gij zult leven, en Ik zal
33091 Eze 37:14 | geven, en gij zult leven, en Ik zal u in uw land zetten;
33092 Eze 37:14 | zal u in uw land zetten; en gij zult weten, dat Ik,
33093 Eze 37:14 | de HEERE, dit gesproken en gedaan heb, spreekt de HEERE. ~
33094 Eze 37:16 | mensenkind! neem u een hout, en schrijf daarop: Voor Juda,
33095 Eze 37:16 | schrijf daarop: Voor Juda, en voor de kinderen Israels,
33096 Eze 37:16 | Israels, zijn metgezellen; en neem een ander hout, en
33097 Eze 37:16 | en neem een ander hout, en schrijf daarop: Voor Jozef,
33098 Eze 37:16 | het hout van Efraim, en van het ganse huis Israels,
33099 Eze 37:17 | ander tot een enig hout; en zij zullen tot een worden
33100 Eze 37:18 | 18 En wanneer de kinderen uws
33101 Eze 37:19 | Efraims hand geweest is, en van de stammen Israels,
33102 Eze 37:19 | zijn metgezellen, nemen, en Ik zal dezelve met
33103 Eze 37:19 | voegen tot het hout van Juda, en zal ze maken tot een enig
33104 Eze 37:19 | maken tot een enig hout; en zij zullen een worden in
33105 Eze 37:21 | waarhenen zij getogen zijn, en zal ze vergaderen van rondom,
33106 Eze 37:21 | vergaderen van rondom, en brengen hen in hun land; ~
33107 Eze 37:22 | 22 En Ik zal ze maken tot een
33108 Eze 37:22 | land, op de bergen Israels; en zij zullen allen te zamen
33109 Eze 37:22 | Koning tot koning hebben; en zij zullen niet meer tot
33110 Eze 37:23 | 23 En zij zullen zich niet meer
33111 Eze 37:23 | verontreinigen met hun drekgoden, en met hun verfoeiselen, en
33112 Eze 37:23 | en met hun verfoeiselen, en met al hun overtredingen;
33113 Eze 37:23 | met al hun overtredingen; en Ik zal ze verlossen uit
33114 Eze 37:23 | zij gezondigd hebben, en zal ze reinigen; zo zullen
33115 Eze 37:23 | zij Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. ~
33116 Eze 37:24 | 24 En Mijn Knecht David zal Koning
33117 Eze 37:24 | zal Koning over hen zijn; en zij zullen allen te zamen
33118 Eze 37:24 | zamen een Herder hebben; en zij zullen in Mijn rechten
33119 Eze 37:24 | in Mijn rechten wandelen, en Mijn inzettingen bewaren
33120 Eze 37:24 | Mijn inzettingen bewaren en die doen. ~
33121 Eze 37:25 | 25 En zij zullen wonen in het
33122 Eze 37:25 | daarin zullen zij wonen, zij en hun kinderen, en hun kindskinderen
33123 Eze 37:25 | wonen, zij en hun kinderen, en hun kindskinderen tot
33124 Eze 37:25 | tot in eeuwigheid, en Mijn Knecht David zal hunlieder
33125 Eze 37:26 | 26 En Ik zal een verbond des vredes
33126 Eze 37:26 | eeuwig verbond met hen zijn; en Ik zal ze inzetten en zal
33127 Eze 37:26 | zijn; en Ik zal ze inzetten en zal ze vermenigvuldigen,
33128 Eze 37:26 | zal ze vermenigvuldigen, en Ik zal Mijn heiligdom in
33129 Eze 37:27 | 27 En Mijn tabernakel zal bij
33130 Eze 37:27 | tabernakel zal bij hen zijn, en Ik zal hun tot een God zijn,
33131 Eze 37:27 | zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk
33132 Eze 37:28 | 28 En de heidenen zullen weten,
33133 Eze 38:2 | den hoofdvorst van Mesech en Tubal; en profeteer tegen
33134 Eze 38:2 | hoofdvorst van Mesech en Tubal; en profeteer tegen hem, ~
33135 Eze 38:3 | 3 En zeg: Zo zegt de Heere HEERE:
33136 Eze 38:3 | gij hoofdvorst van Mesech en Tubal! ~
33137 Eze 38:4 | 4 En Ik zal u omwenden, en haken
33138 Eze 38:4 | En Ik zal u omwenden, en haken in uw kaken leggen,
33139 Eze 38:4 | haken in uw kaken leggen, en Ik zal u uitvoeren, mitsgaders
33140 Eze 38:4 | mitsgaders uw ganse heir, paarden en ruiteren, die altemaal volkomen
33141 Eze 38:4 | vergadering, met rondas en schild, die altemaal zwaarden
33142 Eze 38:5 | 5 Perzen, Moren en Puteers met hen, die altemaal
33143 Eze 38:5 | hen, die altemaal schild en helm voeren; ~
33144 Eze 38:6 | 6 Gomer en al zijn benden, en het huis
33145 Eze 38:6 | Gomer en al zijn benden, en het huis van Togarma, aan
33146 Eze 38:6 | zijden van het noorden, en al zijn benden; vele volken
33147 Eze 38:7 | 7 Zijt bereid en maakt u gereed, gij en uw
33148 Eze 38:7 | bereid en maakt u gereed, gij en uw ganse vergadering, die
33149 Eze 38:7 | die tot u vergaderd zijn; en wees gij hun tot een wacht. ~
33150 Eze 38:8 | volken zal uitgevoerd zijn, en zij allemaal zeker zullen
33151 Eze 38:9 | het land te bedekken; gij en al uw benden, en vele volken
33152 Eze 38:9 | bedekken; gij en al uw benden, en vele volken met u. ~
33153 Eze 38:10 | uw hart zullen opkomen, en gij zult een kwade gedachte
33154 Eze 38:11 | 11 En zult zeggen: Ik zal optrekken
33155 Eze 38:11 | altemaal wonen zonder muur, en grendel noch deuren hebben. ~
33156 Eze 38:12 | Om buit te buiten, en om roof te roven; om uw
33157 Eze 38:12 | plaatsen, die nu bewoond zijn, en tegen een volk, dat uit
33158 Eze 38:12 | heidenen verzameld is, dat vee en have verkregen heeft,
33159 Eze 38:13 | 13 Scheba, en Dedan, en de kooplieden
33160 Eze 38:13 | 13 Scheba, en Dedan, en de kooplieden van Tarsis,
33161 Eze 38:13 | de kooplieden van Tarsis, en alle hun jonge leeuwen zullen
33162 Eze 38:13 | te roven? om zilver en goud weg te voeren, om vee
33163 Eze 38:13 | goud weg te voeren, om vee en have weg te nemen, om een
33164 Eze 38:14 | profeteer, o mensenkind! en zeg tot Gog: Zo zegt de
33165 Eze 38:15 | zijden van het noorden, gij en vele volken met u; die altemaal
33166 Eze 38:15 | een grote vergadering, en een machtig heir; ~
33167 Eze 38:16 | 16 En gij zult optrekken tegen
33168 Eze 38:20 | zullen de vissen der zee, en het gevogelte des hemels,
33169 Eze 38:20 | het gevogelte des hemels, en het gedierte des velds,
33170 Eze 38:20 | het gedierte des velds, en al het kruipend gedierte,
33171 Eze 38:20 | op het aardrijk kruipt, en alle mensen, die op
33172 Eze 38:20 | die op den aardbodem zijn; en de bergen zullen nedergeworpen
33173 Eze 38:20 | zullen nedergeworpen worden, en de steile plaatsen zullen
33174 Eze 38:20 | plaatsen zullen nedervallen, en alle muren zullen ter aarde
33175 Eze 38:22 | 22 En Ik zal met hem rechten,
33176 Eze 38:22 | rechten, door pestilentie en door bloed; en Ik zal een
33177 Eze 38:22 | pestilentie en door bloed; en Ik zal een overstelpenden
33178 Eze 38:22 | overstelpenden plasregen, en grote hagelstenen, vuur
33179 Eze 38:22 | grote hagelstenen, vuur en zwavel regenen op hem, en
33180 Eze 38:22 | en zwavel regenen op hem, en op zijn benden, en
33181 Eze 38:22 | hem, en op zijn benden, en op de vele volken,
33182 Eze 38:23 | zal Ik Mij groot maken, en Mij heiligen, en bekend
33183 Eze 38:23 | maken, en Mij heiligen, en bekend worden voor de ogen
33184 Eze 38:23 | ogen van vele heidenen; en zij zullen weten, dat Ik
33185 Eze 39:1 | mensenkind! profeteer tegen Gog, en zeg: Zo zegt de Heere HEERE:
33186 Eze 39:1 | Gog, hoofdvorst van Mesech en Tubal! ~
33187 Eze 39:2 | 2 En Ik zal u omwenden, en een
33188 Eze 39:2 | En Ik zal u omwenden, en een zeshaak in u slaan,
33189 Eze 39:2 | een zeshaak in u slaan, en u optrekken uit de zijden
33190 Eze 39:2 | zijden van het noorden, en Ik zal u brengen op de bergen
33191 Eze 39:3 | uit uw linkerhand slaan, en Ik zal uw pijlen uit uw
33192 Eze 39:4 | Israels zult gij vallen, gij en al uw benden, en de volken,
33193 Eze 39:4 | vallen, gij en al uw benden, en de volken, die met u zijn;
33194 Eze 39:4 | gevogelte van allen vleugel, en aan het gedierte des
33195 Eze 39:6 | 6 En Ik zal een vuur zenden in
33196 Eze 39:6 | een vuur zenden in Magog, en onder degenen, die in de
33197 Eze 39:6 | de eilanden zeker wonen; en zij zullen weten, dat Ik
33198 Eze 39:7 | 7 En Ik zal Mijn heiligen Naam
33199 Eze 39:7 | volk Israel bekend maken, en zal Mijn heiligen Naam niet
33200 Eze 39:7 | meer laten ontheiligen; en de heidenen zullen weten,
33201 Eze 39:8 | 8 Ziet, het komt en zal geschieden, spreekt
33202 Eze 39:9 | 9 En de inwoners der steden Israels
33203 Eze 39:9 | Israels zullen uitgaan, en vuur stoken en branden van
33204 Eze 39:9 | uitgaan, en vuur stoken en branden van de wapenen,
33205 Eze 39:9 | als rondassen, van bogen en van pijlen, zo van handstokken
33206 Eze 39:9 | handstokken als van spiesen; en zij zullen daarvan vuur
33207 Eze 39:10 | de wapenen vuur stoken; en zij zullen beroven degenen,
33208 Eze 39:10 | die hen beroofd hadden, en plunderen, die hen
33209 Eze 39:11 | 11 En het zal te dien dage geschieden,
33210 Eze 39:11 | naar het oosten der zee; en datzelve zal den doorgangers
33211 Eze 39:11 | doorgangers den neus stoppen; en aldaar zullen zij begraven
33212 Eze 39:11 | zullen zij begraven Gog en zijn ganse menigte, en zullen
33213 Eze 39:11 | Gog en zijn ganse menigte, en zullen het noemen: Het dal
33214 Eze 39:13 | des lands zal begraven, en het zal hun tot een naam
33215 Eze 39:14 | door het land doorgaan, en doodgravers met de doorgangers,
33216 Eze 39:15 | 15 En deze doorgangers zullen
33217 Eze 39:15 | door het land doorgaan, en als iemand een mensenbeen
33218 Eze 39:17 | gevogelte van allen vleugel, en tot al het gedierte des
33219 Eze 39:17 | des velds: Vergadert u, en komt aan, verzamelt u van
33220 Eze 39:17 | slachtoffer, op de bergen Israels, en eet vlees, en drink bloed. ~
33221 Eze 39:17 | bergen Israels, en eet vlees, en drink bloed. ~
33222 Eze 39:18 | der helden zult gij eten, en het bloed van de vorsten
33223 Eze 39:18 | der rammen, der lammeren, en bokken, en varren, die altemaal
33224 Eze 39:18 | der lammeren, en bokken, en varren, die altemaal gemesten
33225 Eze 39:19 | 19 En gij zult het vette eten
33226 Eze 39:19 | eten tot verzadiging toe, en bloed drinken tot dronkenschap
33227 Eze 39:20 | 20 En gij zult verzadigd worden
33228 Eze 39:20 | Mijn tafel van rij paarden en wagen paarden, van helden
33229 Eze 39:20 | wagen paarden, van helden en alle krijgslieden, spreekt
33230 Eze 39:21 | 21 En Ik zal Mijn eer zetten onder
33231 Eze 39:21 | zetten onder de heidenen; en alle heidenen zullen Mijn
33232 Eze 39:21 | zien, dat Ik gedaan heb, en Mijn hand, die Ik aan hen
33233 Eze 39:22 | 22 En die van het huis Israels
33234 Eze 39:22 | God ben, van dien dag af en voortaan.
33235 Eze 39:23 | 23 En de heidenen zullen weten,
33236 Eze 39:23 | tegen Mij hadden overtreden, en dat Ik Mijn aangezicht
33237 Eze 39:23 | voor hen verborgen heb, en heb ze overgegeven in de
33238 Eze 39:24 | Naar hun onreinigheid en naar hun overtredingen heb
33239 Eze 39:24 | heb Ik met hen gehandeld, en Ik heb Mijn aangezicht voor
33240 Eze 39:25 | gevangenen wederbrengen, en zal Mij ontfermen over het
33241 Eze 39:25 | het ganse huis Israels, en Ik zal ijveren over Mijn
33242 Eze 39:26 | zullen gedragen hebben, en al hun overtreding, met
33243 Eze 39:26 | hun land zeker woonden, en er niemand was, die
33244 Eze 39:27 | wedergebracht uit de volken, en hen vergaderd zal hebben
33245 Eze 39:27 | landen hunner vijanden, en Ik aan hen geheiligd zal
33246 Eze 39:28 | weder verzameld in hun land, en heb aldaar niemand
33247 Eze 39:29 | 29 En Ik zal Mijn aangezicht voor
33248 Eze 40:1 | 1 In het vijf en twintigste jaar onzer gevankelijke
33249 Eze 40:1 | hand des HEEREN op mij, en Hij bracht mij derwaarts. ~
33250 Eze 40:2 | mij in het land Israels, en Hij zette mij op een zeer
33251 Eze 40:2 | op een zeer hogen berg; en aan denzelven was als een
33252 Eze 40:3 | als de gedaante van koper; en in zijn hand was een linnen
33253 Eze 40:3 | hand was een linnen snoer, en een meetriet; en hij stond
33254 Eze 40:3 | snoer, en een meetriet; en hij stond in de poort. ~
33255 Eze 40:4 | 4 En die man sprak tot mij: Mensenkind!
33256 Eze 40:4 | Mensenkind! zie met uw ogen, en hoor met uw oren, en zet
33257 Eze 40:4 | ogen, en hoor met uw oren, en zet uw hart op alles, wat
33258 Eze 40:5 | 5 En ziet, er was een muur buiten
33259 Eze 40:5 | het huis, rondom henen, en in des mans hand was een
33260 Eze 40:5 | ellen, elke el van een el en een handbreed, en hij mat
33261 Eze 40:5 | een el en een handbreed, en hij mat de breedte
33262 Eze 40:5 | des gebouws een riet, en de hoogte een riet. ~
33263 Eze 40:6 | den weg naar het oosten, en hij ging bij derzelver trappen
33264 Eze 40:6 | bij derzelver trappen op, en mat den dorpel der poort
33265 Eze 40:6 | poort een riet de breedte, en den anderen dorpel een
33266 Eze 40:7 | 7 En elk kamertje een riet de
33267 Eze 40:7 | kamertje een riet de lengte, en een riet de breedte; en
33268 Eze 40:7 | en een riet de breedte; en tussen de kamertjes vijf
33269 Eze 40:7 | de kamertjes vijf ellen; en den dorpel der poort, bij
33270 Eze 40:9 | voorhuis der poort, acht ellen, en haar posten twee ellen;
33271 Eze 40:9 | haar posten twee ellen; en het voorhuis der poort was
33272 Eze 40:10 | 10 En de kamertjes der poort,
33273 Eze 40:10 | oosten, waren drie van deze, en drie van gene zijde; die
33274 Eze 40:10 | hadden de posten, van deze en van gene zijde, enerlei
33275 Eze 40:12 | 12 En er was een ruim voor aan
33276 Eze 40:12 | kamertjes, van een el van deze, en een ruim van een el van
33277 Eze 40:12 | van een el van gene zijde; en elk kamertje zes ellen van
33278 Eze 40:12 | kamertje zes ellen van deze, en zes ellen van gene zijde. ~
33279 Eze 40:13 | ander; de breedte was vijf en twintig ellen; deur was
33280 Eze 40:15 | 15 En van het voorste deel der
33281 Eze 40:16 | 16 En er waren gesloten vensters
33282 Eze 40:16 | vensters aan de kamertjes, en aan hun posten inwaarts
33283 Eze 40:16 | rondom henen inwaarts, en aan de posten waren palmbomen.
33284 Eze 40:17 | in het buitenste voorhof, en ziet, er waren kameren,
33285 Eze 40:17 | ziet, er waren kameren, en een plaveisel, dat gemaakt
33286 Eze 40:19 | 19 En hij mat de breedte, van
33287 Eze 40:19 | honderd ellen, oostwaarts en noordwaarts. ~
33288 Eze 40:20 | hij mat derzelver lengte en derzelver breedte. ~
33289 Eze 40:21 | 21 En haar kamertjes, drie van
33290 Eze 40:21 | kamertjes, drie van deze en drie van gene zijde; en
33291 Eze 40:21 | en drie van gene zijde; en haar posten en haar voorhuizen
33292 Eze 40:21 | gene zijde; en haar posten en haar voorhuizen waren naar
33293 Eze 40:21 | vijftig ellen haar lengte, en de breedte van vijf
33294 Eze 40:21 | de breedte van vijf en twintig ellen. ~
33295 Eze 40:22 | 22 En haar vensters, en haar voorhuizen,
33296 Eze 40:22 | 22 En haar vensters, en haar voorhuizen, en haar
33297 Eze 40:22 | vensters, en haar voorhuizen, en haar palmbomen, waren naar
33298 Eze 40:22 | weg naar het oosten zag; en men ging daarin op met zeven
33299 Eze 40:22 | daarin op met zeven trappen, en haar voorhuizen waren
33300 Eze 40:23 | de poort van het noorden en van het oosten; en hij mat
33301 Eze 40:23 | noorden en van het oosten; en hij mat van poort tot poort
33302 Eze 40:24 | den weg naar het zuiden; en ziet, er was een poort den
33303 Eze 40:24 | den weg naar het zuiden; en hij mat derzelver posten,
33304 Eze 40:24 | hij mat derzelver posten, en derzelver voorhuizen, naar
33305 Eze 40:25 | 25 En zij had vensteren, ook aan
33306 Eze 40:25 | lengte was vijftig ellen, en de breedte vijf en twintig
33307 Eze 40:25 | ellen, en de breedte vijf en twintig ellen. ~
33308 Eze 40:26 | 26 En haar opgangen waren van
33309 Eze 40:26 | waren van zeven trappen, en haar voorhuizen waren voor
33310 Eze 40:26 | waren voor aan dezelve; en zij had palmbomen, een van
33311 Eze 40:26 | palmbomen, een van deze, en een van gene zijde aan haar
33312 Eze 40:27 | den weg naar het zuiden; en hij mat van poort tot poort,
33313 Eze 40:28 | zuiderpoort tot het binnenvoorhof; en hij mat de zuiderpoort naar
33314 Eze 40:29 | 29 En haar kamertjes, en haar
33315 Eze 40:29 | En haar kamertjes, en haar posten, en haar voorhuizen
33316 Eze 40:29 | kamertjes, en haar posten, en haar voorhuizen waren naar
33317 Eze 40:29 | voorhuizen waren naar deze maten; en zij had vensteren, ook in
33318 Eze 40:29 | lengte was vijftig ellen, en de breedte vijf en
33319 Eze 40:29 | en de breedte vijf en twintig ellen. ~
33320 Eze 40:30 | 30 En er waren voorhuizen rondom
33321 Eze 40:30 | henen; de lengte was vijf en twintig ellen, en de breedte
33322 Eze 40:30 | was vijf en twintig ellen, en de breedte vijf ellen. ~
33323 Eze 40:31 | 31 En haar voorhuizen waren aan
33324 Eze 40:31 | palmbomen aan haar posten, en haar opgangen waren van
33325 Eze 40:32 | den weg naar het oosten; en hij mat de poort, naar deze
33326 Eze 40:33 | Ook haar kamertjes, en haar posten, en haar voorhuizen
33327 Eze 40:33 | kamertjes, en haar posten, en haar voorhuizen naar deze
33328 Eze 40:33 | voorhuizen naar deze maten; en zij had vensteren ook aan
33329 Eze 40:33 | lengte was vijftig ellen, en de breedte vijf en
33330 Eze 40:33 | en de breedte vijf en twintig ellen. ~
33331 Eze 40:34 | 34 En haar voorhuizen waren aan
33332 Eze 40:34 | aan haar posten, van deze en van gene zijde; en haar
33333 Eze 40:34 | deze en van gene zijde; en haar opgangen waren van
33334 Eze 40:35 | mij tot de noorderpoort; en hij mat naar deze maten. ~
33335 Eze 40:36 | Haar kamertjes, haar posten en haar voorhuizen; ook had
33336 Eze 40:36 | lengte was vijftig ellen, en de breedte vijf en twintig
33337 Eze 40:36 | ellen, en de breedte vijf en twintig ellen. ~
33338 Eze 40:37 | 37 En haar posten waren aan het
33339 Eze 40:37 | aan haar posten, van deze en van gene zijde; en haar
33340 Eze 40:37 | deze en van gene zijde; en haar opgangen waren van
33341 Eze 40:38 | 38 Haar kameren nu en haar deuren waren bij de
33342 Eze 40:39 | 39 En in het voorhuis der poort
33343 Eze 40:39 | waren twee tafelen van deze, en twee tafelen van gene zijde,
33344 Eze 40:39 | slachten het brandoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer. ~
33345 Eze 40:39 | brandoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer. ~
33346 Eze 40:40 | noorderpoort, twee tafelen; en aan de andere zijde, die
33347 Eze 40:41 | Vier tafelen van deze, en vier tafelen van gene zijde,
33348 Eze 40:42 | stenen, de lengte een el en een halve, en de breedte
33349 Eze 40:42 | lengte een el en een halve, en de breedte een el en een
33350 Eze 40:42 | halve, en de breedte een el en een halve, en de hoogte
33351 Eze 40:42 | breedte een el en een halve, en de hoogte een el; op dezelve
33352 Eze 40:42 | waarmede men het brandoffer en slachtoffer slachtte. ~
33353 Eze 40:43 | in het huis rondom henen; en op de tafelen was het offervlees. ~
33354 Eze 40:44 | 44 En van buiten de binnenste
33355 Eze 40:44 | van de noorderpoort was; en het voorste deel derzelve
33356 Eze 40:45 | 45 En hij sprak tot mij: Deze
33357 Eze 40:47 | 47 En hij mat het voorhof: de
33358 Eze 40:47 | de lengte honderd ellen, en de breedte honderd ellen,
33359 Eze 40:47 | honderd ellen, vierkant; en het altaar was voor aan
33360 Eze 40:48 | het voorhuis des huizes, en hij mat elken post van het
33361 Eze 40:48 | voorhuis, vijf ellen van deze, en vijf ellen van gene zijde;
33362 Eze 40:48 | vijf ellen van gene zijde; en de breedte der poort, drie
33363 Eze 40:48 | drie ellen van deze, en drie ellen van gene zijde. ~
33364 Eze 40:49 | voorhuis twintig ellen, en de breedte elf ellen; en
33365 Eze 40:49 | en de breedte elf ellen; en het was met trappen, bij
33366 Eze 40:49 | de posten, een van deze, en een van gene zijde. ~ ~
33367 Eze 41:1 | hij mij tot den tempel; en hij mat de posten, zes ellen
33368 Eze 41:1 | ellen de breedte van deze, en zes ellen de breedte van
33369 Eze 41:2 | 2 En de breedte der deur, tien
33370 Eze 41:2 | breedte der deur, tien ellen, en de zijden der deur, vijf
33371 Eze 41:2 | deur, vijf ellen van deze, en vijf ellen van gene zijde;
33372 Eze 41:2 | daarvan, veertig ellen, en de breedte twintig ellen. ~
33373 Eze 41:3 | ging hij in naar binnen, en mat den post der deur, twee
33374 Eze 41:3 | post der deur, twee ellen; en de deur zes ellen, en de
33375 Eze 41:3 | ellen; en de deur zes ellen, en de breedte der deur zeven
33376 Eze 41:4 | daarvan, twintig ellen, en de breedte twintig ellen
33377 Eze 41:4 | ellen voor aan den tempel; en hij zeide tot mij: Dit is
33378 Eze 41:5 | 5 En hij mat den wand des huizes
33379 Eze 41:5 | wand des huizes zes ellen; en de breedte van elke zijkamer,
33380 Eze 41:6 | zijkamer boven zijkamer, drie, en dat dertig malen, en zij
33381 Eze 41:6 | drie, en dat dertig malen, en zij kwamen in den wand,
33382 Eze 41:7 | 7 En het was voor de zijkameren
33383 Eze 41:7 | opwaarts naar boven al wijder, en gaf zich rondom; want het
33384 Eze 41:7 | breedte des huizes naar boven; en alzo ging het onderste op
33385 Eze 41:8 | 8 En ik zag de hoogte des huizes
33386 Eze 41:9 | buiten, was vijf ellen; en dat ledig gelaten was, was
33387 Eze 41:10 | 10 En tussen de kameren was een
33388 Eze 41:11 | den weg naar het noorden, en de andere deur naar het
33389 Eze 41:11 | andere deur naar het zuiden; en de breedte van de ledig
33390 Eze 41:12 | breedte zeventig ellen, en van den wand des gebouws
33391 Eze 41:12 | vijf ellen rondom henen, en de lengte daarvan negentig
33392 Eze 41:13 | ook de afgesneden plaats en het gebouw, en de wanden
33393 Eze 41:13 | afgesneden plaats en het gebouw, en de wanden daarvan, de lengte
33394 Eze 41:14 | 14 En de breedte van het voorste
33395 Eze 41:14 | voorste deel des huizes, en der afgesneden plaats tegen
33396 Eze 41:15 | dat achter dezelve was, en derzelver galerijen van
33397 Eze 41:15 | derzelver galerijen van deze en van gene zijde, honderd
33398 Eze 41:15 | binnensten tempel, en de voorhuizen des voorhofs. ~
33399 Eze 41:16 | 16 De dorpelen, en de gesloten vensters en
33400 Eze 41:16 | en de gesloten vensters en de galerijen rondom die
33401 Eze 41:16 | beschoten met hout rondom henen, en van de aarde tot aan de
33402 Eze 41:17 | hetgeen boven de deur was, en tot het binnenste en buitenste
33403 Eze 41:17 | was, en tot het binnenste en buitenste huis toe, en aan
33404 Eze 41:17 | binnenste en buitenste huis toe, en aan den gansen wand rondom
33405 Eze 41:17 | rondom henen in het binnenste en buitenste, al bij maten. ~
33406 Eze 41:18 | 18 En het was gemaakt met cherubs
33407 Eze 41:18 | was gemaakt met cherubs en palmbomen; zodat er een
33408 Eze 41:18 | palmboom was tussen cherub en cherub, en elke cherub had
33409 Eze 41:18 | tussen cherub en cherub, en elke cherub had twee aangezichten; ~
33410 Eze 41:19 | tegen den palmboom van deze, en eens jongen leeuws aangezicht
33411 Eze 41:20 | de deur waren de cherubs en de palmbomen gemaakt, ook
33412 Eze 41:21 | tempels waren vierkant; en aangaande het voorste deel
33413 Eze 41:22 | altaars was drie ellen, en zijn lengte twee ellen,
33414 Eze 41:22 | zijn lengte twee ellen, en het had zijn hoeken; en
33415 Eze 41:22 | en het had zijn hoeken; en zijn lengte en zijn wanden
33416 Eze 41:22 | zijn hoeken; en zijn lengte en zijn wanden waren van hout.
33417 Eze 41:22 | zijn wanden waren van hout. En hij sprak tot mij: Dit is
33418 Eze 41:23 | 23 De tempel nu en het heiligdom hadden beide
33419 Eze 41:24 | 24 En er waren twee bladen aan
33420 Eze 41:24 | kon; twee aan de ene deur, en twee bladen aan de andere. ~
33421 Eze 41:25 | 25 En aan dezelve, namelijk aan
33422 Eze 41:25 | des tempels, waren cherubs en palmbomen gemaakt, gelijk
33423 Eze 41:25 | de wanden gemaakt waren; en het hout aan het voorste
33424 Eze 41:26 | 26 En aan de gesloten vensteren
33425 Eze 41:26 | waren ook palmbomen van deze en van gene zijde, aan de zijden
33426 Eze 41:26 | zijden van het voorhuis; en aan de zijkameren van het
33427 Eze 41:26 | zijkameren van het huis, en aan de dikke planken. ~ ~
33428 Eze 42:1 | den weg van het noorden; en hij bracht mij tot de kameren,
33429 Eze 42:1 | tegenover de afgesneden plaats, en die tegenover het gebouw
33430 Eze 42:2 | de deur van het noorden; en de breedte was vijftig ellen. ~
33431 Eze 42:3 | het binnenste voorhof had, en tegenover het plaveisel,
33432 Eze 42:4 | 4 En voor de kameren was een
33433 Eze 42:4 | breedte; naar binnen toe, en een weg van een el; en de
33434 Eze 42:4 | en een weg van een el; en de deuren van dezelve waren
33435 Eze 42:5 | dezelve), dan de onderste en dan de middelste des gebouws. ~
33436 Eze 42:6 | benauwder dan de onderste en dan de middelste van de
33437 Eze 42:8 | had, was vijftig ellen; en ziet, voor aan den tempel
33438 Eze 42:10 | aan de afgesneden plaats, en voor aan het gebouw, waren
33439 Eze 42:11 | 11 En de weg voor dezelve henen
33440 Eze 42:11 | naar derzelver breedte; en al haar uitgangen waren
33441 Eze 42:11 | ook naar derzelver wijzen en naar derzelver deuren. ~
33442 Eze 42:12 | 12 En gelijk de deuren der kameren,
33443 Eze 42:13 | kameren van het noorden, en de kameren van het zuiden,
33444 Eze 42:13 | allerheiligste dingen henenleggen, en het spijsoffer, en het zondoffer,
33445 Eze 42:13 | henenleggen, en het spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer,
33446 Eze 42:13 | spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer, want de
33447 Eze 42:14 | die zijn een heiligheid; en zij zullen andere klederen
33448 Eze 42:14 | andere klederen aantrekken, en naderen tot hetgeen voor
33449 Eze 42:15 | weg naar het oosten zag, en hij mat ze rondom henen. ~
33450 Eze 42:19 | ging om naar de westzijde, en hij mat vijfhonderd rieten,
33451 Eze 42:20 | was vijfhonderd rieten, en de breedte vijfhonderd,
33452 Eze 42:20 | maken tussen het heilige en onheilige. ~ ~
33453 Eze 43:2 | 2 En ziet, de heerlijkheid des
33454 Eze 43:2 | den weg naar het oosten; en Zijn stem was als het geruis
33455 Eze 43:2 | geruis van vele wateren, en de aarde werd verlicht van
33456 Eze 43:3 | 3 En alzo was de gedaante van
33457 Eze 43:3 | om de stad te verderven; en het waren gezichten, als
33458 Eze 43:3 | had aan de rivier Chebar; en ik viel op mijn aangezicht. ~
33459 Eze 43:4 | 4 En de heerlijkheid des HEEREN
33460 Eze 43:5 | 5 En de Geest nam mij op, en
33461 Eze 43:5 | En de Geest nam mij op, en bracht mij in het binnenste
33462 Eze 43:5 | in het binnenste voorhof; en ziet, de heerlijkheid des
33463 Eze 43:6 | 6 En ik hoorde Een, Die met mij
33464 Eze 43:6 | mij sprak, uit het huis; en de man was bij mij staande. ~
33465 Eze 43:7 | 7 En Hij zeide tot mij: Mensenkind!
33466 Eze 43:7 | de plaats Mijns troons, en de plaats der zolen Mijner
33467 Eze 43:7 | Israels, in eeuwigheid; en die van het huis Israels
33468 Eze 43:7 | koningen, met hun hoererij en met de dode lichamen hunner
33469 Eze 43:8 | stelden aan Mijn dorpel, en hun post nevens Mijn post,
33470 Eze 43:8 | maar een wand tussen Mij en tussen hen was, en verontreinigden
33471 Eze 43:8 | tussen Mij en tussen hen was, en verontreinigden Mijn heiligen
33472 Eze 43:9 | zullen zij hun hoererij en de dode lichamen hunner
33473 Eze 43:9 | koningen verre van Mij wegdoen; en Ik zal in het midden van
33474 Eze 43:10 | vanwege hun ongerechtigheden, en laat ze het patroon afmeten. ~
33475 Eze 43:11 | 11 En indien zij schaamrood worden
33476 Eze 43:11 | bekend den vorm van het huis, en zijn gestaltenis, en zijn
33477 Eze 43:11 | huis, en zijn gestaltenis, en zijn uitgangen, en zijn
33478 Eze 43:11 | gestaltenis, en zijn uitgangen, en zijn ingangen, en al
33479 Eze 43:11 | uitgangen, en zijn ingangen, en al zijn vormen, en
33480 Eze 43:11 | en al zijn vormen, en al zijn ordinantien, ja,
33481 Eze 43:11 | ordinantien, ja, al zijn vormen en al zijn wetten; en schrijf
33482 Eze 43:11 | vormen en al zijn wetten; en schrijf het voor hun ogen,
33483 Eze 43:11 | opdat zij zijn gansen vorm en al zijn ordinantien bewaren,
33484 Eze 43:11 | zijn ordinantien bewaren, en dezelve doen. ~
33485 Eze 43:13 | 13 En dit zijn de maten des altaars,
33486 Eze 43:13 | ellen, zijnde de el een el en een handbreed; de boezem
33487 Eze 43:13 | handbreed; de boezem van een el, en een el de breedte; en zijn
33488 Eze 43:13 | el, en een el de breedte; en zijn einde aan zijn rand
33489 Eze 43:13 | rand rondom een span; en dit is de rug des altaars. ~
33490 Eze 43:14 | onderste afzetsel, twee ellen; en de breedte een el; en van
33491 Eze 43:14 | ellen; en de breedte een el; en van het kleinste afzetsel
33492 Eze 43:14 | grootste afzetsel, vier ellen, en de breedte een el. ~
33493 Eze 43:15 | 15 En de Harel vier ellen; en
33494 Eze 43:15 | En de Harel vier ellen; en van den Ariel voorts opwaarts,
33495 Eze 43:17 | 17 En het afzetsel veertien ellen
33496 Eze 43:17 | breedte, aan zijn vier zijden, en de rand rondom hetzelve,
33497 Eze 43:17 | hetzelve, de helft ener el; en de boezem daaraan, een el
33498 Eze 43:17 | daaraan, een el rondom; en zijn trappen ziende
33499 Eze 43:18 | 18 En Hij zeide tot mij: Mensenkind!
33500 Eze 43:18 | brandoffer daarop te offeren, en om bloed daarop te
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |