1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
35501 Nah 1:2 | aan Zijn wederpartijders, en Hij behoudt den toorn Zijn
35502 Nah 1:3 | doch van grote kracht, en Hij houdt den schuldige
35503 Nah 1:3 | HEEREN weg is in wervelwind, en in storm, en de wolken zijn
35504 Nah 1:3 | wervelwind, en in storm, en de wolken zijn het stof
35505 Nah 1:4 | Hij scheldt de zee, en maakt ze droog, en Hij verdroogt
35506 Nah 1:4 | zee, en maakt ze droog, en Hij verdroogt alle rivieren;
35507 Nah 1:4 | verdroogt alle rivieren; Basan en Karmel kwelen, ook kweelt
35508 Nah 1:5 | De bergen beven voor Hem, en de heuvelen versmelten;
35509 Nah 1:5 | de heuvelen versmelten; en de aarde licht zich op voor
35510 Nah 1:5 | op voor Zijn aangezicht, en de wereld, en allen, die
35511 Nah 1:5 | aangezicht, en de wereld, en allen, die daarin wonen. ~
35512 Nah 1:6 | voor Zijn gramschap staan, en wie zal voor de hittigheid
35513 Nah 1:6 | is uitgestort als vuur, en de rotsstenen worden van
35514 Nah 1:7 | den dag der benauwdheid, en Hij kent hen, die op Hem
35515 Nah 1:8 | 8 En met een doorgaanden vloed
35516 Nah 1:8 | haar plaats te niet maken; en duisternis zal Zijn vijanden
35517 Nah 1:10 | gevlochten zijn als doornen, en dronken zijn, gelijk zij
35518 Nah 1:12 | HEERE: Zijn zij voorspoedig, en alzo velen, alzo zullen
35519 Nah 1:12 | zij ook geschoren worden, en hij zal doorgaan; Ik heb
35520 Nah 1:13 | Ik zijn juk van u breken, en zal uw banden verscheuren. ~
35521 Nah 1:14 | Ik uitroeien de gesneden en gegoten beelden; Ik zal
35522 Nah 2:2 | hebben ze ledig gemaakt, en zij hebben hun wijnranken
35523 Nah 2:3 | dage als hij zich bereidt; en de spiesen worden geschud. ~
35524 Nah 2:4 | wijken, zij lopen ginds en weder op de straten; hun
35525 Nah 2:6 | rivieren zullen geopend worden, en het paleis zal versmelten. ~
35526 Nah 2:7 | 7 En Huzab zal gevankelijk weggevoerd
35527 Nah 2:7 | zal haar heten voortgaan; en haar maagden zullen haar
35528 Nah 2:10 | uitgeledigd, uitgeput, en haar hart versmelt, en de
35529 Nah 2:10 | en haar hart versmelt, en de knieen schudden, en in
35530 Nah 2:10 | en de knieen schudden, en in al de lenden is smart,
35531 Nah 2:10 | in al de lenden is smart, en hun aller aangezichten betrekken,
35532 Nah 2:11 | nu de woning der leeuwen, en die weide der jonge leeuwen?
35533 Nah 2:11 | de leeuw, de oude leeuw, en het leeuwenwelp wandelde,
35534 Nah 2:11 | het leeuwenwelp wandelde, en er was niemand, die hen
35535 Nah 2:12 | roofde voor zijn welpen, en worgde voor zijn oude leeuwinnen,
35536 Nah 2:12 | holen vervulde met roof, en zijn woningen met het geroofde. ~
35537 Nah 2:13 | de HEERE der heirscharen, en Ik zal haar wagenen in rook
35538 Nah 2:13 | wagenen in rook verbranden, en het zwaard zal uw jonge
35539 Nah 2:13 | jonge leeuwen verteren, en Ik zal uw roof uitroeien
35540 Nah 2:13 | uitroeien van de aarde, en de stem uwer gezanten zal
35541 Nah 3:1 | bloedstad, die gans vol leugen, en verscheuring is! de roof
35542 Nah 3:2 | is het geklap der zweep, en het geluid van het bulderen
35543 Nah 3:2 | het bulderen der raderen; en de paarden stampen, en de
35544 Nah 3:2 | en de paarden stampen, en de wagens springen op. ~
35545 Nah 3:3 | als de bliksemende spies, en er zal veelheid der verslagenen
35546 Nah 3:3 | veelheid der verslagenen zijn, en een zware menigte der dode
35547 Nah 3:4 | hoererijen volken verkocht heeft, en geslachten met haar toverijen. ~
35548 Nah 3:5 | de HEERE der heirscharen, en Ik zal uw zomen ontdekken
35549 Nah 3:5 | ontdekken boven uw aangezicht, en Ik zal den heidenen uw naaktheid,
35550 Nah 3:5 | den heidenen uw naaktheid, en den koninkrijken uw schande
35551 Nah 3:6 | 6 En Ik zal verfoeilijke dingen
35552 Nah 3:6 | verfoeilijke dingen op u werpen, en u tot schande maken, en
35553 Nah 3:6 | en u tot schande maken, en Ik zal u als een spiegel
35554 Nah 3:7 | 7 En het zal geschieden, dat
35555 Nah 3:7 | van u wegvlieden zullen en zeggen: Nineve is verstoord,
35556 Nah 3:9 | 9 Morenland en Egypte waren haar macht,
35557 Nah 3:9 | Egypte waren haar macht, en er was geen einde; Put en
35558 Nah 3:9 | en er was geen einde; Put en Lybea waren tot uw hulp. ~
35559 Nah 3:10 | straten verpletterd geworden; en over haar geeerden hebben
35560 Nah 3:10 | hebben zij het lot geworpen, en al haar groten zijn
35561 Nah 3:14 | vastigheden; ga in de klei, en treed in het leem; verbeter
35562 Nah 3:16 | kevers zullen invallen, en er van vliegen. ~
35563 Nah 3:17 | zijn als de sprinkhanen, en uw krijgsoversten als de
35564 Nah 3:18 | bergen wijd uitbreiden, en niemand zal ze verzamelen. ~
35565 Zep 1:3 | Ik zal wegrapen mensen en beesten; Ik zal wegrapen
35566 Zep 1:3 | wegrapen de vogelen des hemels, en de vissen der zee, en de
35567 Zep 1:3 | hemels, en de vissen der zee, en de ergernissen met de goddelozen;
35568 Zep 1:4 | 4 En Ik zal Mijn hand uitstrekken
35569 Zep 1:4 | uitstrekken tegen Juda, en tegen alle inwoners van
35570 Zep 1:4 | inwoners van Jeruzalem; en Ik zal uit deze plaats uitroeien
35571 Zep 1:4 | het overblijfsel van Baal, en den naam der Chemarim met
35572 Zep 1:5 | 5 En die zich nederbuigen op
35573 Zep 1:5 | voor het heir des hemels, en die zich nederbuigende zweren
35574 Zep 1:5 | nederbuigende zweren bij den HEERE, en zweren bij Malcham; ~
35575 Zep 1:6 | 6 En die terugkeren van achter
35576 Zep 1:6 | terugkeren van achter den HEERE; en die den HEERE niet zoeken,
35577 Zep 1:6 | die den HEERE niet zoeken, en vragen naar Hem niet. ~
35578 Zep 1:8 | 8 En het zal geschieden in den
35579 Zep 1:8 | zal doen over de vorsten, en over de kinderen des konings,
35580 Zep 1:8 | de kinderen des konings, en over allen, die zich kleden
35581 Zep 1:9 | heren vullen met geweld en bedrog. ~
35582 Zep 1:10 | 10 En er zal te dien dage, spreekt
35583 Zep 1:10 | zijn van de Vispoort af, en een gehuil van het tweede
35584 Zep 1:10 | van het tweede gedeelte, en een grote breuk van de heuvelen
35585 Zep 1:12 | 12 En het zal geschieden te dien
35586 Zep 1:12 | met lantaarnen doorzoeken; en Ik zal bezoeking doen over
35587 Zep 1:12 | De HEERE doet geen goed, en Hij doet geen kwaad. ~
35588 Zep 1:13 | vermogen ten roof worden, en hun huizen tot verwoesting;
35589 Zep 1:13 | zullen ze niet bewonen; en zij planten wijngaarden,
35590 Zep 1:14 | is nabij; hij is nabij, en zeer haastende; de stem
35591 Zep 1:15 | een dag der benauwdheid en des angstes, een dag der
35592 Zep 1:15 | angstes, een dag der woestheid en verwoesting, een dag der
35593 Zep 1:15 | een dag der duisternis en der donkerheid, een
35594 Zep 1:15 | donkerheid, een dag der wolk en der dikke donkerheid; ~
35595 Zep 1:16 | Een dag der bazuin en des geklanks tegen de vaste
35596 Zep 1:16 | geklanks tegen de vaste steden en tegen de hoge hoeken. ~
35597 Zep 1:17 | 17 En Ik zal de mensen bang maken,
35598 Zep 1:17 | tegen den HEERE gezondigd; en hun bloed zal vergoten worden
35599 Zep 1:17 | vergoten worden als stof, en hun vlees zal worden
35600 Zep 2:4 | Gaza zal verlaten wezen, en Askelon zal ter verwoesting
35601 Zep 2:4 | in den middag verdrijven, en Ekron zal uitgeworteld worden. ~
35602 Zep 2:5 | Kanaan, der Filistijnen land! en Ik zal u verdoen, dat
35603 Zep 2:6 | 6 En de landstreek der zee zal
35604 Zep 2:6 | uitgegraven putten der herders, en betuiningen der kudden. ~
35605 Zep 2:7 | 7 En de landstreek zal wezen
35606 Zep 2:7 | God, hen zal bezocht, en hun gevangenis zal gewend
35607 Zep 2:8 | beschimping van Moab gehoord, en de scheldwoorden der kinderen
35608 Zep 2:8 | Mijn volk beschimpt hebben, en hebben zich groot gemaakt
35609 Zep 2:9 | zekerlijk zijn als Sodom, en de kinderen Ammons als Gomorra,
35610 Zep 2:9 | Gomorra, een netelheide, en een zoutgroeve, en een verwoesting
35611 Zep 2:9 | en een zoutgroeve, en een verwoesting tot in eeuwigheid!
35612 Zep 2:9 | volks zullen ze beroven, en het overige Mijns volks
35613 Zep 2:10 | want zij hebben beschimpt, en hebben zich groot gemaakt
35614 Zep 2:11 | der aarde doen uitteren; en een iegelijk uit zijn plaats
35615 Zep 2:13 | uitstrekken tegen het Noorden, en Hij zal Assur verdoen; en
35616 Zep 2:13 | en Hij zal Assur verdoen; en Hij zal Nineve stellen tot
35617 Zep 2:14 | 14 En in het midden van haar zullen
35618 Zep 2:15 | haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer;
35619 Zep 3:1 | Wee der ijselijke, en der bevlekte, der verdrukkende
35620 Zep 3:11 | opspringen over uw hovaardij, en gij zult u voortaan niet
35621 Zep 3:12 | overblijven een ellendig en arm volk; die zullen op
35622 Zep 3:13 | doen, noch leugen spreken, en in hun mond zal geen bedriegelijke
35623 Zep 3:13 | maar zij zullen weiden en nederliggen, en niemand
35624 Zep 3:13 | weiden en nederliggen, en niemand zal hen verschrikken. ~
35625 Zep 3:14 | juich, Israel; wees blijde, en spring op van vreugde van
35626 Zep 3:19 | uw verdrukkers verdoen; en Ik zal de hinkenden behoeden,
35627 Zep 3:19 | zal de hinkenden behoeden, en de uitgestotenen verzamelen;
35628 Zep 3:19 | uitgestotenen verzamelen; en Ik zal ze stellen tot een
35629 Zep 3:19 | ze stellen tot een lof, en tot een naam, in het ganse
35630 Zep 3:20 | ulieden zetten tot een naam en tot een lof, onder alle
35631 Zac 1:4 | toch van uw boze wegen, en uw boze handelingen;
35632 Zac 1:4 | maar zij hoorden niet, en zij luisterden niet naar
35633 Zac 1:5 | vaderen, waar zijn die? En de profeten, zullen zij
35634 Zac 1:6 | Nochtans Mijn woorden en Mijn inzettingen, die Ik
35635 Zac 1:6 | te doen, naar onze wegen en naar onze handelingen, alzo
35636 Zac 1:7 | 7 Op den vier en twintigsten dag, in de elfde
35637 Zac 1:8 | Ik zag des nachts, en ziet, een Man rijdende op
35638 Zac 1:8 | rijdende op een rood paard, en Hij stond tussen de mirten,
35639 Zac 1:8 | die in de diepte waren; en achter Hem waren rode, bruine
35640 Zac 1:8 | achter Hem waren rode, bruine en witte paarden. ~
35641 Zac 1:9 | 9 En Ik zeide: Mijn Heere! wat
35642 Zac 1:10 | tussen de mirten stond, en zeide: Deze zijn het, die
35643 Zac 1:11 | 11 En zij antwoordden den Engel
35644 Zac 1:11 | tussen de mirten stond, en zeiden: Wij hebben het land
35645 Zac 1:11 | hebben het land doorwandeld, en ziet, het ganse land zit
35646 Zac 1:11 | ziet, het ganse land zit en het is stil. ~
35647 Zac 1:12 | antwoordde den Engel des HEEREN, en zeide: HEERE der heirscharen!
35648 Zac 1:12 | ontfermen over Jeruzalem, en over de steden van Juda,
35649 Zac 1:13 | 13 En de HEERE antwoordde den
35650 Zac 1:14 | 14 En de Engel, Die met mij sprak,
35651 Zac 1:14 | Ik ijver over Jeruzalem en over Sion met een groten
35652 Zac 1:15 | 15 En Ik ben met een zeer groten
35653 Zac 1:16 | de HEERE der heirscharen, en het richtsnoer zal
35654 Zac 1:17 | HEERE zal Sion nog troosten, en Hij zal Jeruzalem nog
35655 Zac 1:18 | 18 En ik hief mijn ogen op, en
35656 Zac 1:18 | En ik hief mijn ogen op, en zag; en ziet, er waren vier
35657 Zac 1:18 | hief mijn ogen op, en zag; en ziet, er waren vier hoornen. ~
35658 Zac 1:19 | 19 En ik zeide tot den Engel,
35659 Zac 1:19 | mij sprak: Wat zijn deze? En Hij zeide tot mij: Dat zijn
35660 Zac 1:19 | hoornen, welke Juda, Israel en Jeruzalem verstrooid hebben. ~
35661 Zac 1:20 | 20 En de HEERE toonde mij vier
35662 Zac 1:21 | ik: Wat komen die maken? En Hij sprak, zeggende: Dat
35663 Zac 2:1 | Wederom hief ik mijn ogen op, en ik zag; en ziet, er was
35664 Zac 2:1 | mijn ogen op, en ik zag; en ziet, er was een man, en
35665 Zac 2:1 | en ziet, er was een man, en in zijn hand was een meetsnoer. ~
35666 Zac 2:2 | 2 En ik zeide: Waar gaat gij
35667 Zac 2:2 | zeide: Waar gaat gij henen? En hij zeide tot mij: Om Jeruzalem
35668 Zac 2:2 | hoe groot haar breedte, en hoe groot haar lengte wezen
35669 Zac 2:3 | 3 En ziet, de Engel, Die met
35670 Zac 2:3 | met mij sprak, ging uit; en een andere Engel ging uit,
35671 Zac 2:4 | 4 En hij zeide tot hem: Loop,
35672 Zac 2:4 | vanwege de veelheid der mensen en der beesten, die in het
35673 Zac 2:5 | 5 En Ik zal haar wezen, spreekt
35674 Zac 2:5 | een vurige muur rondom; en Ik zal tot heerlijkheid
35675 Zac 2:9 | over henlieden bewegen, en zij zullen hunnen knechten
35676 Zac 2:10 | 10 Juich en verblijd u, gij dochter
35677 Zac 2:10 | Sions; want zie, Ik kom, en Ik zal in het midden van
35678 Zac 2:11 | 11 En vele heidenen zullen te
35679 Zac 2:11 | HEERE toegevoegd worden, en zij zullen Mij tot een volk
35680 Zac 2:11 | Mij tot een volk wezen; en Ik zal in het midden van
35681 Zac 2:11 | het midden van u wonen; en gij zult weten, dat de HEERE
35682 Zac 2:12 | deel, in het heilige land, en Hij zal Jeruzalem nog verkiezen. ~
35683 Zac 3:1 | van den Engel des HEEREN; en de satan stond aan zijn
35684 Zac 3:4 | Toen antwoordde Hij, en sprak tot degenen, die voor
35685 Zac 3:4 | ongerechtigheid van u weggenomen, en Ik zal u wisselklederen
35686 Zac 3:5 | hoed op zijn hoofd zetten. En zij zetten dien reinen hoed
35687 Zac 3:5 | reinen hoed op zijn hoofd, en zij togen hem klederen aan;
35688 Zac 3:5 | togen hem klederen aan; en de Engel des HEEREN stond
35689 Zac 3:7 | Mijn wegen zult wandelen, en indien gij Mijn wacht zult
35690 Zac 3:7 | gij ook Mijn huis richten, en ook Mijn voorhoven
35691 Zac 3:7 | voorhoven bewaren; en Ik zal u wandelingen geven
35692 Zac 3:8 | Josua, gij hogepriester! gij en uw vrienden, die voor uw
35693 Zac 3:9 | de HEERE der heirscharen, en Ik zal de ongerechtigheid
35694 Zac 3:10 | nodigen tot onder den wijnstok en tot onder den vijgeboom. ~ ~
35695 Zac 4:1 | 1 En de Engel, Die met mij sprak,
35696 Zac 4:1 | met mij sprak, kwam weder; en Hij wekte mij op, gelijk
35697 Zac 4:2 | 2 En Hij zeide tot mij: Wat ziet
35698 Zac 4:2 | zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie, en ziet,
35699 Zac 4:2 | gij? En ik zeide: Ik zie, en ziet, een geheel gouden
35700 Zac 4:2 | geheel gouden kandelaar, en een oliekruikje boven deszelfs
35701 Zac 4:2 | oliekruikje boven deszelfs hoofd, en zijn zeven lampen daarop;
35702 Zac 4:2 | lampen hadden zeven en zeven pijpen, dewelke boven
35703 Zac 4:3 | 3 En twee olijfbomen daarnevens,
35704 Zac 4:3 | rechterzijde van het oliekruikje, en een tot deszelfs linkerzijde. ~
35705 Zac 4:4 | 4 En ik antwoordde, en zeide
35706 Zac 4:4 | 4 En ik antwoordde, en zeide tot den Engel, Die
35707 Zac 4:5 | Engel, Die met mij sprak, en zeide tot mij: Weet gij
35708 Zac 4:5 | niet, wat deze dingen zijn? En ik zeide: Neen, mijn Heere! ~
35709 Zac 4:6 | Toen antwoordde Hij, en sprak tot mij, zeggende:
35710 Zac 4:11 | Verder antwoordde ik, en zeide tot Hem: Wat zijn
35711 Zac 4:11 | rechterzijde des kandelaars, en aan zijn linkerzijde? ~
35712 Zac 4:12 | 12 En andermaal antwoordende,
35713 Zac 4:13 | 13 En Hij sprak tot mij, zeggende:
35714 Zac 4:13 | gij niet, wat deze zijn? En ik zeide: Neen, mijn Heere! ~
35715 Zac 5:1 | 1 En ik hief mijn ogen weder
35716 Zac 5:1 | hief mijn ogen weder op, en ik zag; en ziet, een vliegende
35717 Zac 5:1 | ogen weder op, en ik zag; en ziet, een vliegende rol. ~
35718 Zac 5:2 | 2 En Hij zeide tot mij: Wat ziet
35719 Zac 5:2 | zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie een vliegende
35720 Zac 5:2 | lengte is van twintig ellen, en haar breedte van tien ellen. ~
35721 Zac 5:4 | in het huis van den dief, en in het huis desgenen, die
35722 Zac 5:4 | Mijn Naam valselijk zweer; en hij zal het verteren,
35723 Zac 5:4 | verteren, met zijn houten en zijn stenen. ~
35724 Zac 5:5 | 5 En de Engel, Die met mij sprak,
35725 Zac 5:5 | met mij sprak, ging uit, en zeide tot mij: Hef nu uw
35726 Zac 5:5 | mij: Hef nu uw ogen op, en zie, wat dit zij, dat er
35727 Zac 5:6 | 6 En ik zeide: Wat is dat? En
35728 Zac 5:6 | En ik zeide: Wat is dat? En Hij zeide: Dit is een efa,
35729 Zac 5:7 | 7 En ziet, een plaat van lood
35730 Zac 5:7 | van lood werd opgeheven, en er was een vrouw, zittende
35731 Zac 5:8 | 8 En Hij zeide: Deze is de goddeloosheid;
35732 Zac 5:8 | Deze is de goddeloosheid; en Hij wierp ze in het midden
35733 Zac 5:8 | in het midden van de efa; en Hij wierp het loden gewicht
35734 Zac 5:9 | 9 En ik hief mijn ogen op, en
35735 Zac 5:9 | En ik hief mijn ogen op, en ik zag; en ziet, twee vrouwen
35736 Zac 5:9 | mijn ogen op, en ik zag; en ziet, twee vrouwen kwamen
35737 Zac 5:9 | twee vrouwen kwamen voort, en wind was in haar vleugelen,
35738 Zac 5:9 | wind was in haar vleugelen, en zij hadden vleugelen, als
35739 Zac 5:9 | vleugelen eens ooievaars; en zij voerden de efa
35740 Zac 5:9 | de efa tussen de aarde en tussen den hemel. ~
35741 Zac 5:11 | 11 En Hij zeide tot mij: Om haar
35742 Zac 5:11 | dat zij daar gevestigd en gesteld worde op haar grondvesting. ~ ~
35743 Zac 6:1 | 1 En ik hief mijn ogen weder
35744 Zac 6:1 | hief mijn ogen weder op, en ik zag; en ziet, vier wangens
35745 Zac 6:1 | ogen weder op, en ik zag; en ziet, vier wangens gingen
35746 Zac 6:1 | van tussen twee bergen, en die bergen waren bergen
35747 Zac 6:2 | wagen waren rode paarden; en aan den tweeden wagen waren
35748 Zac 6:3 | 3 En aan den derden wagen witte
35749 Zac 6:3 | derden wagen witte paarden; en aan den vierden wagen hagelvlekkige
35750 Zac 6:4 | 4 En ik antwoordde, en zeide
35751 Zac 6:4 | 4 En ik antwoordde, en zeide tot den Engel, Die
35752 Zac 6:5 | 5 En de Engel antwoordde, en
35753 Zac 6:5 | En de Engel antwoordde, en zeide tot mij: Deze zijn
35754 Zac 6:6 | uit naar het Noorderland; en de witte gaan uit, dezelve
35755 Zac 6:6 | gaan uit, dezelve achterna; en de hagelvlekkige gaan uit
35756 Zac 6:7 | 7 En die sterke paarden gingen
35757 Zac 6:7 | sterke paarden gingen uit, en zochten voort te gaan, om
35758 Zac 6:7 | heen, doorwandelt het land. En zij doorwandelden het land. ~
35759 Zac 6:8 | 8 En Hij riep mij, en sprak tot
35760 Zac 6:8 | 8 En Hij riep mij, en sprak tot mij, zeggende:
35761 Zac 6:9 | 9 En des HEEREN woord geschiedde
35762 Zac 6:10 | van Cheldai, van Tobia, en van Jedaja, en kom gij te
35763 Zac 6:10 | van Tobia, en van Jedaja, en kom gij te dien dage, en
35764 Zac 6:10 | en kom gij te dien dage, en ga in ten huize van Josia,
35765 Zac 6:11 | Te weten, neem zilver en goud, en maak kronen; en
35766 Zac 6:11 | weten, neem zilver en goud, en maak kronen; en zet ze op
35767 Zac 6:11 | en goud, en maak kronen; en zet ze op het hoofd van
35768 Zac 6:12 | 12 En spreek tot hem, zeggende:
35769 Zac 6:12 | uit Zijn plaats spruiten, en Hij zal des HEEREN
35770 Zac 6:13 | tempel des HEEREN bouwen, en Hij zal het sieraad dragen,
35771 Zac 6:13 | zal het sieraad dragen, en Hij zal zitten, en heersen
35772 Zac 6:13 | dragen, en Hij zal zitten, en heersen op Zijn troon; en
35773 Zac 6:13 | en heersen op Zijn troon; en Hij zal priester zijn op
35774 Zac 6:13 | priester zijn op Zijn troon; en de raad des vredes
35775 Zac 6:14 | 14 En die kronen zullen wezen
35776 Zac 6:14 | zullen wezen voor Chelem, en voor Tobia, en voor Jedaja,
35777 Zac 6:14 | voor Chelem, en voor Tobia, en voor Jedaja, en voor Chen,
35778 Zac 6:14 | voor Tobia, en voor Jedaja, en voor Chen, den zoon van
35779 Zac 6:15 | 15 En die verre zijn, zullen komen,
35780 Zac 6:15 | verre zijn, zullen komen, en zullen bouwen in den tempel
35781 Zac 6:15 | in den tempel des HEEREN, en gijlieden zult weten, dat
35782 Zac 7:2 | God gezonden had Sarezer, en Regem-Melech, en zijn mannen,
35783 Zac 7:2 | Sarezer, en Regem-Melech, en zijn mannen, om het aangezicht
35784 Zac 7:3 | HEEREN der heirscharen waren, en tot de profeten, zeggende:
35785 Zac 7:5 | ganse volk dezes lands, en tot de priesters, zeggende:
35786 Zac 7:5 | zeggende: Toen gij vasttet en rouwklaagdet, in de vijfde
35787 Zac 7:5 | rouwklaagdet, in de vijfde en in de zevende maand, namelijk
35788 Zac 7:6 | 6 Of als gij at, en als gij dronkt, waart gij
35789 Zac 7:6 | gij het niet, die daar at, en gij, die daar dronkt? ~
35790 Zac 7:7 | toen Jeruzalem bewoond en gerust was, en haar steden
35791 Zac 7:7 | Jeruzalem bewoond en gerust was, en haar steden rondom haar;
35792 Zac 7:7 | haar steden rondom haar; en het zuiden en de laagte
35793 Zac 7:7 | rondom haar; en het zuiden en de laagte bewoond was? ~
35794 Zac 7:9 | een waarachtig gericht, en doet goedertierenheid en
35795 Zac 7:9 | en doet goedertierenheid en barmhartigheden, de een
35796 Zac 7:10 | 10 En verdrukt de weduwe noch
35797 Zac 7:10 | vreemdeling noch den ellendige; en denkt niet in uw hart de
35798 Zac 7:11 | weigerden op te merken, en togen hun schouder terug,
35799 Zac 7:11 | togen hun schouder terug, en zij verzwaarden hun oren,
35800 Zac 7:12 | 12 En zij maakten hun hart als
35801 Zac 7:12 | zij niet hoorden de wet en de woorden, die de HEERE
35802 Zac 7:14 | welke zij niet kenden; en het land werd achter hen
35803 Zac 8:3 | ben wedergekeerd tot Sion, en Ik zal in het midden van
35804 Zac 8:3 | midden van Jeruzalem wonen; en Jeruzalem zal geheten worden
35805 Zac 8:3 | worden een stad der waarheid, en de berg des HEEREN
35806 Zac 8:4 | Er zullen nog oude mannen en oude vrouwen zitten op de
35807 Zac 8:5 | 5 En de straten dier stad zullen
35808 Zac 8:5 | vervuld worden met knechtjes en meisjes, spelende op haar
35809 Zac 8:7 | uit het land des opgangs, en uit het land des nedergangs
35810 Zac 8:8 | 8 En Ik zal hen herwaarts brengen,
35811 Zac 8:8 | Jeruzalem wonen zullen; en zij zullen Mij tot een volk
35812 Zac 8:8 | zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn,
35813 Zac 8:8 | een God zijn, in waarheid en in gerechtigheid. ~
35814 Zac 8:10 | des mensen loon te niet, en het loon van het vee was
35815 Zac 8:10 | loon van het vee was geen; en de uitgaande en de inkomende
35816 Zac 8:10 | was geen; en de uitgaande en de inkomende hadden geen
35817 Zac 8:12 | wijnstok zal zijn vrucht geven, en de aarde zal haar inkomen
35818 Zac 8:12 | zal haar inkomen geven, en de hemelen zullen hun dauw
35819 Zac 8:12 | hemelen zullen hun dauw geven; en Ik zal het overblijfsel
35820 Zac 8:13 | 13 En het zal geschieden, gelijk
35821 Zac 8:13 | als gij, o huis van Juda! en gij, o huis Israels, geweest
35822 Zac 8:13 | zal Ik ulieden behoeden, en gij zult een zegening
35823 Zac 8:14 | de HEERE der heirscharen, en het heeft Mij niet
35824 Zac 8:15 | goed te doen aan Jeruzalem, en aan het huis van Juda; vreest
35825 Zac 8:16 | naaste; oordeelt de waarheid en een oordeel des vredes in
35826 Zac 8:17 | 17 En denkt niet de een des anderen
35827 Zac 8:17 | anderen kwaad in ulieder hart; en hebt een valsen eed niet
35828 Zac 8:19 | Het vasten der vierde, en het vasten der vijfde, en
35829 Zac 8:19 | en het vasten der vijfde, en het vasten der zevende,
35830 Zac 8:19 | het vasten der zevende, en het vasten der tiende maand,
35831 Zac 8:19 | van Juda tot vreugde, en tot blijdschap, en tot vrolijke
35832 Zac 8:19 | vreugde, en tot blijdschap, en tot vrolijke hoogtijden
35833 Zac 8:19 | wezen; hebt dan de waarheid en den vrede lief. ~
35834 Zac 8:20 | geschieden, dat de volken, en de inwoners van vele steden
35835 Zac 8:21 | 21 En de inwoners der ene stad
35836 Zac 8:21 | het aangezicht des HEEREN, en om den HEERE der heirscharen
35837 Zac 8:22 | Alzo zullen vele volken, en machtige heidenen komen,
35838 Zac 8:22 | te Jeruzalem te zoeken, en om het aangezicht des HEEREN
35839 Zac 9:1 | HEEREN over het land Chadrach en Damaskus, deszelfs rust;
35840 Zac 9:2 | 2 En ook zal Hij Hamath met dezelve
35841 Zac 9:2 | met dezelve bepalen; Tyrus en Sidon, hoewel zij zeer wijs
35842 Zac 9:3 | 3 En Tyrus zich sterkten gebouwd
35843 Zac 9:3 | sterkten gebouwd heeft, en zilver verzameld heeft als
35844 Zac 9:3 | verzameld heeft als stof, en fijn goud als slijk der
35845 Zac 9:4 | haar uit het bezit stoten, en Hij zal haar vesting in
35846 Zac 9:4 | vesting in de zee verslaan; en zij zal met vuur verteerd
35847 Zac 9:5 | Askelon zal het zien, en zal vrezen; desgelijks Gaza,
35848 Zac 9:5 | vrezen; desgelijks Gaza, en zal grote smart hebben,
35849 Zac 9:5 | heeft te schande gemaakt; en de koning van Gaza
35850 Zac 9:5 | van Gaza zal vergaan, en Askelon zal niet bewoond
35851 Zac 9:6 | 6 En de bastaard zal te Asdod
35852 Zac 9:6 | bastaard zal te Asdod wonen, en Ik zal den hoogmoed der
35853 Zac 9:7 | 7 En Ik zal zijn bloed uit zijn
35854 Zac 9:7 | bloed uit zijn mond wegdoen, en zijn verfoeiselen van tussen
35855 Zac 9:7 | zijn als een vorst in Juda, en Ekron als de Jebusiet. ~
35856 Zac 9:8 | 8 En Ik zal Mij rondom Mijn huis
35857 Zac 9:8 | vanwege den doorgaande, en vanwege den wederkerende,
35858 Zac 9:9 | zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm,
35859 Zac 9:9 | Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en
35860 Zac 9:9 | en rijdende op een ezel, en op een veulen, een
35861 Zac 9:10 | 10 En Ik zal de wagens uit Efraim
35862 Zac 9:10 | wagens uit Efraim uitroeien, en de paarden uit Jeruzalem;
35863 Zac 9:10 | strijdboog uitgeroeid worden, en Hij zal den heidenen vrede
35864 Zac 9:10 | heidenen vrede spreken; en Zijn heerschappij zal
35865 Zac 9:10 | zijn van zee tot aan zee, en van de rivier tot aan de
35866 Zac 9:13 | Mij Juda zal gespannen, en Ik Efraim den boog zal gevuld
35867 Zac 9:13 | boog zal gevuld hebben; en Ik uw kinderen, o Sion!
35868 Zac 9:13 | kinderen, o Griekenland! en u gesteld zal hebben
35869 Zac 9:14 | 14 En de HEERE zal over henlieden
35870 Zac 9:14 | over henlieden verschijnen, en Zijn pijlen zullen uitvaren
35871 Zac 9:14 | uitvaren als een bliksem; en de Heere HEERE zal met de
35872 Zac 9:14 | zal met de bazuin blazen, en Hij zal voorttreden met
35873 Zac 9:15 | heirscharen zal hen beschutten, en zij zullen eten, nadat zij
35874 Zac 9:15 | zij zullen ook drinken, en een gedruis maken als
35875 Zac 9:15 | maken als de wijn; en zij zullen vervuld worden,
35876 Zac 9:16 | 16 En de HEERE, hun God, zal ze
35877 Zac 9:17 | groot zal zijn goed wezen en hoe groot zal zijn schoonheid
35878 Zac 9:17 | koren zal de jongelingen, en de most zal de jonkvrouwen
35879 Zac 10:1 | HEERE maakt de weerlichten; en Hij zal hun regen genoeg
35880 Zac 10:2 | terafim spreken ijdelheid, en de waarzeggers zien valsheid,
35881 Zac 10:2 | waarzeggers zien valsheid, en zij spreken ijdele dromen,
35882 Zac 10:3 | was Mijn toorn ontstoken, en over de bokken heb Ik bezoeking
35883 Zac 10:3 | bezoeken, het huis van Juda, en Hij zal hen stellen,
35884 Zac 10:5 | 5 En zij zullen zijn als de helden,
35885 Zac 10:5 | straten treden in den strijd, en zij zullen strijden; want
35886 Zac 10:5 | HEERE zal met hen wezen; en zij zullen die beschamen,
35887 Zac 10:6 | 6 En Ik zal het huis van Juda
35888 Zac 10:6 | huis van Juda versterken, en het huis van Jozef zal Ik
35889 Zac 10:6 | van Jozef zal Ik behouden, en Ik zal hen weder inzetten;
35890 Zac 10:6 | heb Mij hunner ontfermd, en zij zullen wezen, alsof
35891 Zac 10:6 | Ik ben de HEERE, hun God, en Ik zal ze verhoren. ~
35892 Zac 10:7 | 7 En zij zullen zijn als een
35893 Zac 10:7 | als een held van Efraim, en hun hart zal zich verblijden,
35894 Zac 10:7 | verblijden, als van den wijn; en hun kinderen zullen het
35895 Zac 10:7 | kinderen zullen het zien, en zich verblijden, hun hart
35896 Zac 10:8 | Ik zal hen toesissen, en zal ze vergaderen, want
35897 Zac 10:8 | want Ik zal ze verlossen; en zij zullen vermenigvuldigd
35898 Zac 10:9 | 9 En Ik zal hen onder de volken
35899 Zac 10:9 | onder de volken zaaien, en zij zullen Mijner gedenken
35900 Zac 10:9 | gedenken in verre plaatsen; en zij zullen leven met hun
35901 Zac 10:9 | leven met hun kinderen, en wederkeren. ~
35902 Zac 10:10 | wederbrengen uit Egypteland, en Ik zal ze vergaderen uit
35903 Zac 10:10 | vergaderen uit Assyrie; en Ik zal ze in het land van
35904 Zac 10:10 | ze in het land van Gilead en Libanon brengen, maar het
35905 Zac 10:11 | 11 En Hij zal door de zee gaan,
35906 Zac 10:11 | zee gaan, die benauwende, en Hij zal de golven in de
35907 Zac 10:11 | golven in de zee slaan, en al de diepten der rivieren
35908 Zac 10:11 | nedergeworpen worden, en de schepter van Egypte zal
35909 Zac 10:12 | 12 En Ik zal hen sterken in den
35910 Zac 10:12 | hen sterken in den HEERE, en in Zijn Naam zullen zij
35911 Zac 11:5 | Welker bezitters hen doden, en houden het voor geen schuld;
35912 Zac 11:5 | houden het voor geen schuld; en een ieder dergenen, die
35913 Zac 11:5 | dat ik rijk geworden ben; en niemand van degenen,
35914 Zac 11:6 | in de hand zijns naasten, en in de hand zijns konings,
35915 Zac 11:6 | hand zijns konings, en zij zullen dit land te morzel
35916 Zac 11:6 | dit land te morzel slaan, en Ik zal ze uit hun hand niet
35917 Zac 11:7 | ellendige schapen zijn; en ik heb mij genomen twee
35918 Zac 11:7 | ik genoemd LIEFELIJKHEID, en den anderen heb ik
35919 Zac 11:7 | ik genoemd SAMENBINDERS; en ik heb die schapen geweid. ~
35920 Zac 11:8 | 8 En ik heb drie herders in een
35921 Zac 11:8 | hen verdrietig geworden, en ook had hun ziel een walg
35922 Zac 11:9 | 9 En ik zeide: Ik zal ulieden
35923 Zac 11:9 | wat sterft, dat sterve, en wat afgesneden is, dat zij
35924 Zac 11:9 | is, dat zij afgesneden, en dat de overgeblevenen de
35925 Zac 11:10 | 10 En ik nam mijn stok LIEFELIJKHEID,
35926 Zac 11:10 | mijn stok LIEFELIJKHEID, en ik verbrak denzelven, te
35927 Zac 11:11 | te dien dage vernietigd, en alzo hebben de ellendigen
35928 Zac 11:12 | ogen, brengt mijn loon, en zo niet, laat het na. En
35929 Zac 11:12 | en zo niet, laat het na. En zij hebben mijn loon gewogen,
35930 Zac 11:13 | geacht ben geweest van hen! En ik nam die dertig zilverlingen,
35931 Zac 11:13 | die dertig zilverlingen, en wierp ze in het huis
35932 Zac 11:14 | broederschap tussen Juda en tussen Israel. ~
35933 Zac 11:16 | jonge zal hij niet zoeken, en het verbrokene zal hij niet
35934 Zac 11:16 | zal hij niet helen, en het stilstaande zal hij
35935 Zac 11:16 | het vette zal hij eten, en derzelver klauwen zal hij
35936 Zac 11:17 | zal over zijn arm zijn, en over zijn rechteroog; zijn
35937 Zac 11:17 | ten enenmale verdorren, en zijn rechteroog zal ten
35938 Zac 12:1 | Die den hemel uitbreidt, en de aarde grondvest, en des
35939 Zac 12:1 | en de aarde grondvest, en des mensen geest in zijn
35940 Zac 12:3 | 3 En het zal te dien dage geschieden,
35941 Zac 12:3 | gewisselijk doorsneden worden; en al de volken der aarde
35942 Zac 12:4 | paarden met schuwigheid slaan, en hun ruiters met zinneloosheid;
35943 Zac 12:4 | zal Ik Mijn ogen openen, en alle paarden der volken
35944 Zac 12:6 | vurige haard onder het hout, en als een vurige fakkel onder
35945 Zac 12:6 | fakkel onder de schoven; en zij zullen ter rechterzijde
35946 Zac 12:6 | zullen ter rechterzijde en ter linkerzijde alle
35947 Zac 12:6 | volken rondom verteren; en Jeruzalem zal nog blijven
35948 Zac 12:7 | 7 En de HEERE zal de tenten van
35949 Zac 12:7 | heerlijkheid van het huis Davids, en de heerlijkheid der inwoners
35950 Zac 12:8 | van Jeruzalem beschutten; en die, die onder hen struikelen
35951 Zac 12:8 | dien dage zijn als David; en het huis Davids zal zijn
35952 Zac 12:9 | 9 En het zal te dien dage geschieden,
35953 Zac 12:10 | Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem,
35954 Zac 12:10 | uitstorten den Geest der genade en der gebeden; en zij zullen
35955 Zac 12:10 | der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen,
35956 Zac 12:10 | doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen,
35957 Zac 12:10 | rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk
35958 Zac 12:12 | 12 En het land zal rouwklagen,
35959 Zac 12:12 | het huis Davids bijzonder, en hunlieder vrouwen bijzonder;
35960 Zac 12:12 | hunlieder vrouwen bijzonder; en het geslacht van het huis
35961 Zac 12:12 | van Nathan bijzonder, en hun vrouwen bijzonder; ~
35962 Zac 12:13 | huis van Levi bijzonder, en hun vrouwen bijzonder; het
35963 Zac 12:13 | geslacht van Simei bijzonder, en hun vrouwen bijzonder; ~
35964 Zac 12:14 | elk geslacht bijzonder, en hunlieder vrouwen bijzonder. ~ ~
35965 Zac 13:1 | zijn voor het huis Davids, en voor de inwoners van Jeruzalem,
35966 Zac 13:1 | Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinigheid. ~
35967 Zac 13:2 | 2 En het zal te dien dage geschieden,
35968 Zac 13:2 | ja, ook de profeten, en den onreinen geest zal Ik
35969 Zac 13:3 | 3 En het zal geschieden, wanneer
35970 Zac 13:3 | profeteert, dat zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd
35971 Zac 13:3 | in den Naam des HEEREN; en zijn vader en zijn moeder,
35972 Zac 13:3 | des HEEREN; en zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd
35973 Zac 13:4 | 4 En het zal geschieden te dien
35974 Zac 13:4 | wanneer hij profeteert; en zij zullen geen haren mantel
35975 Zac 13:6 | 6 En zo iemand tot hem zegt:
35976 Zac 13:7 | ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man, Die Mijn
35977 Zac 13:7 | heirscharen; sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid
35978 Zac 13:8 | 8 En het zal geschieden in het
35979 Zac 13:8 | zullen uitgeroeid worden, en den geest geven; maar het
35980 Zac 13:9 | 9 En Ik zal dat derde deel in
35981 Zac 13:9 | deel in het vuur brengen, en Ik zal het louteren, gelijk
35982 Zac 13:9 | gelijk men zilver loutert, en Ik zal het beproeven, gelijk
35983 Zac 13:9 | zal Mijn Naam aanroepen, en Ik zal het verhoren; Ik
35984 Zac 13:9 | zeggen: Het is Mijn volk; en het zal zeggen: De HEERE
35985 Zac 14:2 | ten strijde verzamelen; en de stad zal ingenomen, en
35986 Zac 14:2 | en de stad zal ingenomen, en de huizen zullen geplunderd,
35987 Zac 14:2 | huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen geschonden
35988 Zac 14:2 | zullen geschonden worden; en de helft der stad zal
35989 Zac 14:3 | 3 En de HEERE zal uittrekken,
35990 Zac 14:3 | de HEERE zal uittrekken, en Hij zal strijden tegen die
35991 Zac 14:4 | 4 En Zijn voeten zullen te dien
35992 Zac 14:4 | ligt, tegen het oosten; en de Olijfberg zal in tweeen
35993 Zac 14:4 | worden naar het oosten, en naar het westen, zodat
35994 Zac 14:4 | zeer grote vallei zal zijn; en de ene helft des bergs zal
35995 Zac 14:4 | wijken naar het noorden, en de helft deszelven naar
35996 Zac 14:5 | bergen zal reiken tot Azal), en gij zult vlieden, gelijk
35997 Zac 14:5 | HEERE, mijn God, komen, en al de heiligen met U, o
35998 Zac 14:6 | 6 En het zal te dien dage geschieden,
35999 Zac 14:6 | zijn het kostelijke licht, en de dikke duisternis. ~
36000 Zac 14:7 | noch dag, noch nacht zijn; en het zal geschieden, ten
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |