1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
37501 Matt 26:69 | Petrus zat buiten in de zaal; en een dienstmaagd kwam tot
37502 Matt 26:71 | 71 En als hij naar de voorpoort
37503 Matt 26:71 | een andere dienstmaagd, en zeide tot degenen, die aldaar
37504 Matt 26:72 | 72 En hij loochende het wederom
37505 Matt 26:73 | 73 En een weinig daarna, die er
37506 Matt 26:74 | hij zich te vervloeken, en te zweren: Ik ken den Mens
37507 Matt 26:75 | 75 En terstond kraaide de haan;
37508 Matt 26:75 | terstond kraaide de haan; en Petrus werd indachtig het
37509 Matt 26:75 | Mij driemaal verloochenen. En naar buiten gaande, weende
37510 Matt 27:1 | hebben al de overpriesters en de ouderlingen des volks
37511 Matt 27:2 | 2 En Hem gebonden hebbende, leidden
37512 Matt 27:2 | hebbende, leidden zij Hem weg, en gaven Hem over aan Pontius
37513 Matt 27:3 | veroordeeld was, berouw gehad, en heeft de dertig zilveren
37514 Matt 27:3 | penningen den overpriesters en den ouderlingen wedergebracht, ~
37515 Matt 27:5 | 5 En als hij de zilveren penningen
37516 Matt 27:5 | geworpen had, vertrok hij, en heengaande verworgde zichzelven. ~
37517 Matt 27:6 | 6 En de overpriesters, de zilveren
37518 Matt 27:7 | 7 En te zamen raad gehouden hebbende,
37519 Matt 27:9 | profeet Jeremia, zeggende: En zij hebben de dertig zilveren
37520 Matt 27:10 | 10 En hebben dezelve gegeven voor
37521 Matt 27:11 | 11 En Jezus stond voor den stadhouder;
37522 Matt 27:11 | stond voor den stadhouder; en de stadhouder vraagde Hem,
37523 Matt 27:11 | Gij de Koning der Joden? En Jezus zeide tot hem: Gij
37524 Matt 27:12 | 12 En als Hij van de overpriesters
37525 Matt 27:12 | Hij van de overpriesters en de ouderlingen beschuldigd
37526 Matt 27:15 | 15 En op het feest was de stadhouder
37527 Matt 27:16 | 16 En zij hadden toen een welbekende
37528 Matt 27:19 | 19 En als hij op de rechterstoel
37529 Matt 27:20 | 20 Maar de overpriesters en de ouderlingen hebben den
37530 Matt 27:20 | zouden Bar-abbas begeren, en Jezus doden. ~
37531 Matt 27:21 | 21 En de stadhouder, antwoordende,
37532 Matt 27:21 | dat ik u zal loslaten? En zij zeiden: Bar-abbas. ~
37533 Matt 27:23 | heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende:
37534 Matt 27:24 | oproer werd, nam hij water en wies de handen voor de schare,
37535 Matt 27:25 | 25 En al het volk, antwoordende,
37536 Matt 27:25 | Zijn bloed kome over ons, en over onze kinderen. ~
37537 Matt 27:27 | met zich in het rechthuis, en vergaderden over Hem de
37538 Matt 27:28 | 28 En als zij Hem ontkleed hadden,
37539 Matt 27:29 | 29 En een kroon van doornen gevlochten
37540 Matt 27:29 | zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechter
37541 Matt 27:29 | rietstok in Zijn rechter hand; en vallende op hun knieen voor
37542 Matt 27:30 | 30 En op Hem gespogen hebbende,
37543 Matt 27:30 | hebbende, namen zij de rietstok en sloegen op Zijn hoofd. ~
37544 Matt 27:31 | 31 En toen zij Hem bespot hadden,
37545 Matt 27:31 | deden zij Hem den mantel af, en deden Hem Zijn klederen
37546 Matt 27:31 | deden Hem Zijn klederen aan, en leidden Hem heen om te kruisigen. ~
37547 Matt 27:32 | 32 En uitgaande, vonden zij een
37548 Matt 27:33 | 33 En gekomen zijnde tot de plaats,
37549 Matt 27:34 | drinken edik met gal gemengd; en als Hij dien gesmaakt had,
37550 Matt 27:35 | klederen onder zich verdeeld, en hebben het lot over Mijn
37551 Matt 27:36 | 36 En zij, nederzittende, bewaarden
37552 Matt 27:37 | 37 En zij stelden boven Zijn hoofd
37553 Matt 27:38 | gekruisigd, een ter rechter-, en een ter linker zijde. ~
37554 Matt 27:39 | 39 En die voorbijgingen, lasterden
37555 Matt 27:40 | 40 En zeggende: Gij, Die den tempel
37556 Matt 27:40 | Die den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt, verlos
37557 Matt 27:41 | 41 En desgelijks ook de overpriesters
37558 Matt 27:41 | met de Schriftgeleerden, en ouderlingen, en Farizeen,
37559 Matt 27:41 | Schriftgeleerden, en ouderlingen, en Farizeen, Hem bespottende,
37560 Matt 27:42 | nu afkome van het kruis, en wij zullen Hem geloven. ~
37561 Matt 27:44 | 44 En hetzelfde verweten Hem ook
37562 Matt 27:45 | 45 En van de zesde ure aan werd
37563 Matt 27:46 | 46 En omtrent de negende ure riep
37564 Matt 27:47 | 47 En sommigen van die daar stonden,
37565 Matt 27:48 | 48 En terstond een van hen toe
37566 Matt 27:48 | lopende, nam een spons, en die met edik gevuld hebbende,
37567 Matt 27:48 | stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken. ~
37568 Matt 27:50 | 50 En Jezus, wederom met een grote
37569 Matt 27:51 | 51 En ziet, het voorhangsel des
37570 Matt 27:51 | van boven tot beneden; en de aarde beefde, en de steenrotsen
37571 Matt 27:51 | beneden; en de aarde beefde, en de steenrotsen scheurden. ~
37572 Matt 27:52 | 52 En de graven werden geopend,
37573 Matt 27:52 | de graven werden geopend, en vele lichamen der heiligen,
37574 Matt 27:53 | 53 En uit de graven uitgegaan
37575 Matt 27:53 | zij in de heilige stad, en zijn velen verschenen. ~
37576 Matt 27:54 | 54 En de hoofdman over honderd,
37577 Matt 27:54 | de hoofdman over honderd, en die met hem Jezus bewaarden,
37578 Matt 27:54 | bewaarden, ziende de aardbeving, en de dingen, die geschied
37579 Matt 27:55 | 55 En aldaar waren vele vrouwen,
37580 Matt 27:56 | dewelke was Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus
37581 Matt 27:56 | Maria, de moeder van Jakobus en Joses, en de moeder der
37582 Matt 27:56 | moeder van Jakobus en Joses, en de moeder der zonen van
37583 Matt 27:57 | 57 En als het avond geworden was,
37584 Matt 27:58 | 58 Deze kwam tot Pilatus, en begeerde het lichaam van
37585 Matt 27:59 | 59 En Jozef, het lichaam nemende,
37586 Matt 27:60 | 60 En legde dat in zijn nieuw
37587 Matt 27:60 | steenrots uitgehouwen had; en een grote steen tegen de
37588 Matt 27:61 | 61 En aldaar was Maria Magdalena,
37589 Matt 27:61 | aldaar was Maria Magdalena, en de andere Maria, zittende
37590 Matt 27:62 | vergaderden de overpriesters en de Farizeen tot Pilatus, ~
37591 Matt 27:64 | misschien niet komen bij nacht, en stelen Hem, en zeggen tot
37592 Matt 27:64 | bij nacht, en stelen Hem, en zeggen tot het volk: Hij
37593 Matt 27:64 | opgestaan van de doden; en zo zal de laatste dwaling
37594 Matt 27:65 | 65 En Pilatus zeide tot henlieden:
37595 Matt 27:66 | 66 En zij heengaande, verzekerden
37596 Matt 28:1 | 1 En laat na de sabbat, als het
37597 Matt 28:1 | week, kwam Maria Magdalena, en de andere Maria, om het
37598 Matt 28:2 | 2 En ziet, er geschiedde een
37599 Matt 28:2 | uit den hemel, kwam toe, en wentelde de steen af van
37600 Matt 28:2 | de steen af van de deur, en zat op denzelven. ~
37601 Matt 28:3 | 3 En zijn gedaante was gelijk
37602 Matt 28:3 | was gelijk een bliksem, en zijn kleding wit gelijk
37603 Matt 28:4 | 4 En uit vrees van hem zijn de
37604 Matt 28:4 | zeer verschrikt geworden, en werden als doden. ~
37605 Matt 28:7 | 7 En gaat haastelijk heen, en
37606 Matt 28:7 | En gaat haastelijk heen, en zegt Zijn discipelen, dat
37607 Matt 28:7 | opgestaan is van de doden; en ziet, Hij gaat u voor naar
37608 Matt 28:8 | 8 En haastelijk uitgaande van
37609 Matt 28:8 | van het graf, met vreze en grote blijdschap, liepen
37610 Matt 28:9 | 9 En als zij heengingen, om Zijn
37611 Matt 28:9 | zeggende: Weest gegroet! En zij, tot Hem komende, grepen
37612 Matt 28:9 | komende, grepen Zijn voeten, en aanbaden Hem. ~
37613 Matt 28:10 | zij heengaan naar Galilea, en aldaar zullen zij Mij zien. ~
37614 Matt 28:11 | 11 En als zij heengingen, ziet,
37615 Matt 28:11 | wacht kwamen in de stad, en boodschapten den overpriesters
37616 Matt 28:12 | 12 En zij vergaderd zijnde met
37617 Matt 28:12 | zijnde met de ouderlingen, en te zamen raad genomen hebbende,
37618 Matt 28:13 | 13 En zeiden: Zegt: Zijn discipelen
37619 Matt 28:13 | zijn des nachts gekomen, en hebben Hem gestolen, als
37620 Matt 28:14 | 14 En indien zulks komt gehoord
37621 Matt 28:14 | zullen hem tevreden stellen, en maken, dat gij zonder zorg
37622 Matt 28:15 | 15 En zij, het geld genomen hebbende,
37623 Matt 28:15 | gelijk zij geleerd waren. En dit woord is verbreid geworden
37624 Matt 28:16 | 16 En de elf discipelen zijn heengegaan
37625 Matt 28:17 | 17 En als zij Hem zagen, baden
37626 Matt 28:18 | 18 En Jezus, bij hen komende,
37627 Matt 28:18 | gegeven alle macht in hemel en op aarde. ~
37628 Matt 28:19 | dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen
37629 Matt 28:19 | des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende
37630 Matt 28:20 | 20 En ziet, Ik ben met ulieden
37631 Mark 1:4 | dopende in de woestijn, en predikende den doop der
37632 Mark 1:5 | 5 En al het Joodse land ging
37633 Mark 1:5 | Joodse land ging tot hem uit, en die van Jeruzalem; en werden
37634 Mark 1:5 | uit, en die van Jeruzalem; en werden allen van hem gedoopt
37635 Mark 1:6 | 6 En Johannes was gekleed met
37636 Mark 1:6 | gekleed met kemelshaar, en met een lederen gordel om
37637 Mark 1:6 | lederen gordel om zijn lenden, en at sprinkhanen en wilde
37638 Mark 1:6 | lenden, en at sprinkhanen en wilde honig. ~
37639 Mark 1:7 | 7 En hij predikte, zeggende:
37640 Mark 1:9 | 9 En het geschiedde in diezelfde
37641 Mark 1:9 | Nazareth, gelegen in Galilea, en werd van Johannes gedoopt
37642 Mark 1:10 | 10 En terstond als Hij uit het
37643 Mark 1:10 | Hij de hemelen opengaan, en den Geest, gelijk een duif,
37644 Mark 1:11 | 11 En er geschiedde een stem uit
37645 Mark 1:12 | 12 En terstond dreef Hem de Geest
37646 Mark 1:13 | 13 En Hij was aldaar in de woestijn
37647 Mark 1:13 | verzocht van den satan; en was bij de wilde gedierten;
37648 Mark 1:13 | bij de wilde gedierten; en de engelen dienden Hem. ~
37649 Mark 1:14 | 14 En nadat Johannes overgeleverd
37650 Mark 1:15 | 15 En zeggende: De tijd is vervuld,
37651 Mark 1:15 | zeggende: De tijd is vervuld, en het Koninkrijk Gods nabij
37652 Mark 1:15 | nabij gekomen; bekeert u, en gelooft het Evangelie. ~
37653 Mark 1:16 | 16 En wandelende bij de Galilese
37654 Mark 1:16 | Galilese zee, zag Hij Simon en Andreas, zijn broeder, werpende
37655 Mark 1:17 | 17 En Jezus zeide tot hen: Volgt
37656 Mark 1:17 | zeide tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal maken, dat gij vissers
37657 Mark 1:18 | 18 En zij, terstond hun netten
37658 Mark 1:19 | 19 En van daar een weinig voortgegaan
37659 Mark 1:19 | den zoon van Zebedeus, en Johannes, zijn broeder,
37660 Mark 1:19 | Johannes, zijn broeder, en dezelven in het schip hun
37661 Mark 1:20 | 20 En terstond riep Hij hen; en
37662 Mark 1:20 | En terstond riep Hij hen; en zij, latende hun vader Zebedeus
37663 Mark 1:21 | 21 En zij kwamen binnen Kapernaum;
37664 Mark 1:21 | kwamen binnen Kapernaum; en terstond op den sabbatdag
37665 Mark 1:22 | 22 En zij versloegen zich over
37666 Mark 1:22 | hen, als machthebbende, en niet als de Schriftgeleerden. ~
37667 Mark 1:23 | 23 En er was in hun synagoge een
37668 Mark 1:23 | met een onreinen geest, en hij riep uit, ~
37669 Mark 1:25 | 25 En Jezus bestrafte hem, zeggende:
37670 Mark 1:25 | hem, zeggende: Zwijg stil, en ga uit van hem. ~
37671 Mark 1:26 | 26 En de onreine geest, hem scheurende,
37672 Mark 1:26 | onreine geest, hem scheurende, en roepende met een grote stem,
37673 Mark 1:27 | 27 En zij werden allen verbaasd,
37674 Mark 1:27 | onreine geesten gebiedt, en zij Hem gehoorzaam zijn! ~
37675 Mark 1:28 | 28 En Zijn gerucht ging terstond
37676 Mark 1:29 | 29 En van stonde aan uit de synagoge
37677 Mark 1:29 | zij in het huis van Simon en Andreas, met Jakobus en
37678 Mark 1:29 | en Andreas, met Jakobus en Johannes. ~
37679 Mark 1:30 | 30 En Simons vrouws moeder lag
37680 Mark 1:30 | moeder lag met de koorts; en terstond zeiden zij Hem
37681 Mark 1:31 | 31 En Hij, tot haar gaande, vatte
37682 Mark 1:31 | gaande, vatte haar hand, en richtte haar op; en terstond
37683 Mark 1:31 | hand, en richtte haar op; en terstond verliet haar de
37684 Mark 1:31 | verliet haar de koorts, en zij diende henlieden. ~
37685 Mark 1:32 | allen, die kwalijk gesteld, en van den duivel bezeten waren. ~
37686 Mark 1:33 | 33 En de gehele stad was bijeenvergaderd
37687 Mark 1:34 | 34 En Hij genas er velen, die
37688 Mark 1:34 | ziekten kwalijk gesteld waren; en wierp vele duivelen uit,
37689 Mark 1:34 | wierp vele duivelen uit, en liet de duivelen niet toe
37690 Mark 1:35 | 35 En des morgens vroeg, als het
37691 Mark 1:35 | opgestaan zijnde, ging Hij uit, en ging henen in een woeste
37692 Mark 1:35 | henen in een woeste plaats, en bad aldaar. ~
37693 Mark 1:36 | 36 En Simon, en die met hem waren,
37694 Mark 1:36 | 36 En Simon, en die met hem waren, zijn
37695 Mark 1:37 | 37 En zij Hem gevonden hebbende,
37696 Mark 1:38 | 38 En Hij zeide tot hen: Laat
37697 Mark 1:39 | 39 En Hij predikte in hun synagogen,
37698 Mark 1:39 | synagogen, door geheel Galilea, en wierp de duivelen uit. ~
37699 Mark 1:40 | 40 En tot Hem kwam een melaatse,
37700 Mark 1:40 | melaatse, biddende Hem, en vallende voor Hem op de
37701 Mark 1:40 | vallende voor Hem op de knieen, en tot Hem zeggende: Indien
37702 Mark 1:41 | 41 En Jezus, met barmhartigheid
37703 Mark 1:41 | zijnde, strekte de hand uit, en raakte hem aan, en zeide
37704 Mark 1:41 | uit, en raakte hem aan, en zeide tot hem: Ik wil, word
37705 Mark 1:42 | 42 En als Hij dit gezegd had,
37706 Mark 1:42 | melaatsheid terstond van hem, en hij werd gereinigd. ~
37707 Mark 1:43 | 43 En als Hij hem strengelijk
37708 Mark 1:44 | 44 En zeide tot hem: Zie, dat
37709 Mark 1:44 | iets zegt; maar ga heen en vertoon uzelven den priester,
37710 Mark 1:44 | vertoon uzelven den priester, en offer voor uw reiniging,
37711 Mark 1:45 | vele dingen te verkondigen, en dat woord te verbreiden,
37712 Mark 1:45 | buiten in de woeste plaatsen; en zij kwamen tot Hem van alle
37713 Mark 2:1 | 1 En na sommige dagen is Hij
37714 Mark 2:1 | binnen Kapernaum gekomen; en het werd gehoord, dat Hij
37715 Mark 2:2 | 2 En terstond vergaderden daar
37716 Mark 2:2 | niet meer konden bevatten; en Hij sprak het woord tot
37717 Mark 2:3 | 3 En er kwamen sommigen tot Hem,
37718 Mark 2:4 | 4 En niet kunnende tot Hem genaken,
37719 Mark 2:4 | zij het dak, waar Hij was; en dat opgebroken hebbende,
37720 Mark 2:5 | 5 En Jezus, hun geloof ziende,
37721 Mark 2:6 | 6 En sommigen van de Schriftgeleerden
37722 Mark 2:6 | Schriftgeleerden zaten aldaar, en overdachten in hun harten: ~
37723 Mark 2:8 | 8 En Jezus, terstond in Zijn
37724 Mark 2:9 | vergeven, of te zeggen: Sta op, en neem uw beddeken op, en
37725 Mark 2:9 | en neem uw beddeken op, en wandel? ~
37726 Mark 2:11 | 11 Ik zeg u: Sta op, en neem uw beddeken op, en
37727 Mark 2:11 | en neem uw beddeken op, en ga heen naar uw huis. ~
37728 Mark 2:12 | 12 En terstond stond hij op, en
37729 Mark 2:12 | En terstond stond hij op, en het beddeken opgenomen hebbende,
37730 Mark 2:12 | zij zich allen ontzetten en verheerlijkten God, zeggende:
37731 Mark 2:13 | 13 En Hij ging wederom uit naar
37732 Mark 2:13 | wederom uit naar de zee; en de gehele schare kwam tot
37733 Mark 2:13 | gehele schare kwam tot Hem, en Hij leerde hen. ~
37734 Mark 2:14 | 14 En voorbijgaande zag Hij Levi,
37735 Mark 2:14 | zitten in het tolhuis, en zeide tot hem: Volg Mij.
37736 Mark 2:14 | zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem. ~
37737 Mark 2:15 | 15 En het geschiedde, als Hij
37738 Mark 2:15 | dat ook vele tollenaren en zondaren aanzaten met Jezus
37739 Mark 2:15 | zondaren aanzaten met Jezus en Zijn discipelen; want zij
37740 Mark 2:15 | discipelen; want zij waren velen, en waren Hem gevolgd. ~
37741 Mark 2:16 | 16 En de Schriftgeleerden en de
37742 Mark 2:16 | 16 En de Schriftgeleerden en de Farizeen, ziende Hem
37743 Mark 2:16 | Hem eten met de tollenaren en zondaren, zeiden tot Zijn
37744 Mark 2:16 | dat Hij met de tollenaren en zondaren eet en drinkt? ~
37745 Mark 2:16 | tollenaren en zondaren eet en drinkt? ~
37746 Mark 2:17 | 17 En Jezus, dat horende, zeide
37747 Mark 2:18 | 18 En de discipelen van Johannes
37748 Mark 2:18 | discipelen van Johannes en der Farizeen vastten; en
37749 Mark 2:18 | en der Farizeen vastten; en zij kwamen en zeiden tot
37750 Mark 2:18 | Farizeen vastten; en zij kwamen en zeiden tot Hem: Waarom vasten
37751 Mark 2:18 | discipelen van Johannes en der Farizeen, en Uw discipelen
37752 Mark 2:18 | Johannes en der Farizeen, en Uw discipelen vasten niet? ~
37753 Mark 2:19 | 19 En Jezus zeide tot hen: Kunnen
37754 Mark 2:20 | hen zal weggenomen zijn, en alsdan zullen zij vasten
37755 Mark 2:21 | 21 En niemand naait een lap ongevold
37756 Mark 2:21 | iets af van het oude kleed, en er wordt een ergere scheur. ~
37757 Mark 2:22 | 22 En niemand doet nieuwen wijn
37758 Mark 2:22 | de leder zakken bersten en de wijn wordt uitgestort,
37759 Mark 2:22 | de wijn wordt uitgestort, en de leder zakken verderven;
37760 Mark 2:23 | 23 En het geschiedde, dat Hij
37761 Mark 2:23 | door het gezaaide ging, en Zijn discipelen begonnen,
37762 Mark 2:24 | 24 En de Farizeen zeiden tot Hem:
37763 Mark 2:25 | 25 En Hij zeide tot hen: Hebt
37764 Mark 2:25 | heeft, als hij nood had, en hem hongerde, en dengenen,
37765 Mark 2:25 | nood had, en hem hongerde, en dengenen, die met hem waren? ~
37766 Mark 2:26 | Abjathar, den hogepriester, en de toonbroden gegeten heeft,
37767 Mark 2:26 | eten, dan den priesteren, en ook gegeven heeft dengenen,
37768 Mark 2:27 | 27 En Hij zeide tot hen: De sabbat
37769 Mark 3:1 | 1 En Hij ging wederom in de synagoge;
37770 Mark 3:1 | wederom in de synagoge; en aldaar was een mens, hebbende
37771 Mark 3:2 | 2 En zij namen Hem waar, of Hij
37772 Mark 3:3 | 3 En Hij zeide tot den mens,
37773 Mark 3:4 | 4 En Hij zeide tot hen: Is het
37774 Mark 3:4 | te behouden, of te doden? En zij zwegen stil. ~
37775 Mark 3:5 | 5 En als Hij hen met toorn rondom
37776 Mark 3:5 | mens: Strek uw hand uit. En hij strekte ze uit; en zijn
37777 Mark 3:5 | En hij strekte ze uit; en zijn hand werd hersteld,
37778 Mark 3:6 | 6 En de Farizeen, uitgegaan zijnde,
37779 Mark 3:7 | 7 En Jezus vertrok met Zijn discipelen
37780 Mark 3:7 | discipelen naar de zee; en Hem volgde een grote menigte
37781 Mark 3:7 | grote menigte van Galilea, en van Judea. ~
37782 Mark 3:8 | 8 En van Jeruzalem, en van Idumea,
37783 Mark 3:8 | 8 En van Jeruzalem, en van Idumea, en van over
37784 Mark 3:8 | Jeruzalem, en van Idumea, en van over de Jordaan; en
37785 Mark 3:8 | en van over de Jordaan; en die van omtrent Tyrus en
37786 Mark 3:8 | en die van omtrent Tyrus en Sidon, een grote menigte,
37787 Mark 3:9 | 9 En Hij zeide tot Zijn discipelen,
37788 Mark 3:11 | 11 En de onreine geesten, als
37789 Mark 3:11 | zagen, vielen voor Hem neder en riepen, zeggende: Gij zijt
37790 Mark 3:12 | 12 En Hij gebood hun scherpelijk
37791 Mark 3:13 | 13 En Hij klom op den berg, en
37792 Mark 3:13 | En Hij klom op den berg, en riep tot Zich, die Hij wilde;
37793 Mark 3:13 | tot Zich, die Hij wilde; en zij kwamen tot Hem. ~
37794 Mark 3:14 | 14 En Hij stelde er twaalf, opdat
37795 Mark 3:14 | zij met Hem zouden zijn, en opdat Hij dezelve zou uitzenden
37796 Mark 3:15 | 15 En om macht te hebben, de ziekten
37797 Mark 3:15 | de ziekten te genezen, en de duivelen uit te werpen. ~
37798 Mark 3:16 | 16 En Simon gaf Hij den toe naam
37799 Mark 3:17 | 17 En Jakobus, den zoon van Zebedeus,
37800 Mark 3:17 | den zoon van Zebedeus, en Johannes, den broeder van
37801 Mark 3:17 | den broeder van Jakobus; en gaf hun toe namen, Boanerges,
37802 Mark 3:18 | 18 En Andreas, en Filippus, en
37803 Mark 3:18 | 18 En Andreas, en Filippus, en Bartholomeus,
37804 Mark 3:18 | En Andreas, en Filippus, en Bartholomeus, en Mattheus,
37805 Mark 3:18 | Filippus, en Bartholomeus, en Mattheus, en Thomas, en
37806 Mark 3:18 | Bartholomeus, en Mattheus, en Thomas, en Jakobus, den
37807 Mark 3:18 | en Mattheus, en Thomas, en Jakobus, den zoon van Alfeus,
37808 Mark 3:18 | Jakobus, den zoon van Alfeus, en Thaddeus, en Simon Kananites, ~
37809 Mark 3:18 | van Alfeus, en Thaddeus, en Simon Kananites, ~
37810 Mark 3:19 | 19 En Judas Iskariot, die Hem
37811 Mark 3:20 | 20 En zij kwamen in huis; en daar
37812 Mark 3:20 | 20 En zij kwamen in huis; en daar vergaderde wederom
37813 Mark 3:20 | daar vergaderde wederom en schare, alzo dat zij ook
37814 Mark 3:21 | 21 En als degenen, die Hem bestonden,
37815 Mark 3:22 | 22 En de Schriftgeleerden, die
37816 Mark 3:22 | zeiden: Hij heeft Beelzebul, en door den overste der duivelen
37817 Mark 3:23 | 23 En hen tot Zich geroepen hebbende,
37818 Mark 3:24 | 24 En indien een koninkrijk tegen
37819 Mark 3:25 | 25 En indien een huis tegen zichzelf
37820 Mark 3:26 | 26 En indien de satan tegen zichzelven
37821 Mark 3:26 | tegen zichzelven opstaat, en verdeeld is, zo kan hij
37822 Mark 3:27 | huis eens sterken ingaan en zijn vaten ontroven, indien
37823 Mark 3:27 | eerst den sterke bindt; en alsdan zal hij zijn huis
37824 Mark 3:28 | zullen vergeven worden, en allerlei lasteringen, waarmede
37825 Mark 3:31 | kwamen dan Zijn broeders en Zijn moeder; en buiten staande,
37826 Mark 3:31 | broeders en Zijn moeder; en buiten staande, zonden zij
37827 Mark 3:31 | staande, zonden zij tot Hem, en riepen Hem. ~
37828 Mark 3:32 | 32 En de schare zat rondom Hem;
37829 Mark 3:32 | de schare zat rondom Hem; en zij zeiden tot Hem: Zie,
37830 Mark 3:32 | tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders daar buiten
37831 Mark 3:33 | 33 En Hij antwoordde hun, zeggende:
37832 Mark 3:34 | 34 En rondom overzien hebbende,
37833 Mark 3:34 | zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. ~
37834 Mark 3:35 | doet, die is Mijn broeder, en Mijn zuster, en moeder. ~ ~
37835 Mark 3:35 | broeder, en Mijn zuster, en moeder. ~ ~
37836 Mark 4:1 | 1 En Hij begon wederom te leren
37837 Mark 4:1 | te leren omtrent de zee; en er vergaderde een grote
37838 Mark 4:1 | zijnde, nederzat op de zee; en de gehele schare was op
37839 Mark 4:2 | 2 En Hij leerde hun veel dingen
37840 Mark 4:2 | dingen door gelijkenissen, en Hij zeide in Zijn lering
37841 Mark 4:4 | 4 En het geschiedde in het zaaien,
37842 Mark 4:4 | zaads viel bij den weg; en de vogelen des hemels kwamen,
37843 Mark 4:4 | vogelen des hemels kwamen, en aten het op. ~
37844 Mark 4:5 | 5 En het andere viel op het steenachtige,
37845 Mark 4:5 | het niet veel aarde had; en het ging terstond op, omdat
37846 Mark 4:6 | is het verbrand geworden, en omdat het geen wortel had,
37847 Mark 4:7 | 7 En het andere viel in de doornen,
37848 Mark 4:7 | andere viel in de doornen, en de doornen wiesen op, en
37849 Mark 4:7 | en de doornen wiesen op, en verstikten hetzelve, en
37850 Mark 4:7 | en verstikten hetzelve, en het gaf geen vrucht. ~
37851 Mark 4:8 | 8 En het andere viel in de goede
37852 Mark 4:8 | viel in de goede aarde, en gaf vrucht, die opging en
37853 Mark 4:8 | en gaf vrucht, die opging en wies; en het ene droeg dertig
37854 Mark 4:8 | vrucht, die opging en wies; en het ene droeg dertig voud,
37855 Mark 4:8 | het ene droeg dertig voud, en het andere zestig voud,
37856 Mark 4:8 | het andere zestig voud, en het andere honderd voud. ~
37857 Mark 4:9 | 9 En Hij zeide tot hen: Wie oren
37858 Mark 4:10 | 10 En als Hij nu alleen was, vraagden
37859 Mark 4:11 | 11 En Hij zeide tot hen: Het is
37860 Mark 4:12 | 12 Opdat zij ziende zien, en niet bemerken, en horende
37861 Mark 4:12 | zien, en niet bemerken, en horende horen, en niet verstaan;
37862 Mark 4:12 | bemerken, en horende horen, en niet verstaan; opdat zij
37863 Mark 4:12 | te eniger tijd, bekeren en hun de zonden vergeven worden. ~
37864 Mark 4:13 | 13 En Hij zeide tot hen: Weet
37865 Mark 4:13 | gij deze gelijkenis niet, en hoe zult gij al de gelijkenissen
37866 Mark 4:15 | 15 En dezen zijn, die bij den
37867 Mark 4:15 | het Woord gezaaid wordt; en als zij het gehoord hebben,
37868 Mark 4:15 | komt de satan terstond, en neemt het Woord weg, hetwelk
37869 Mark 4:16 | 16 En dezen zijn desgelijks, die
37870 Mark 4:17 | 17 En hebben geen wortel in zichzelven,
37871 Mark 4:18 | 18 En dezen zijn, die in de doornen
37872 Mark 4:19 | 19 En de zorgvuldigheden dezer
37873 Mark 4:19 | zorgvuldigheden dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms
37874 Mark 4:19 | verleiding des rijkdoms en de begeerlijkheden omtrent
37875 Mark 4:19 | inkomende, verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar. ~
37876 Mark 4:20 | 20 En dezen zijn, die in de goede
37877 Mark 4:20 | zijn, welke het Woord horen en aannemen, en dragen vruchten,
37878 Mark 4:20 | Woord horen en aannemen, en dragen vruchten, het ene
37879 Mark 4:20 | vruchten, het ene dertig voud, en het andere zestig voud,
37880 Mark 4:20 | het andere zestig voud, en het andere honderd voud. ~
37881 Mark 4:21 | 21 En Hij zeide tot hen: Komt
37882 Mark 4:22 | geopenbaard zal worden; en er is niets geschied, om
37883 Mark 4:24 | 24 En Hij zeide tot hen: Ziet,
37884 Mark 4:24 | meet, zal u gemeten worden, en u, die hoort, zal meer toegelegd
37885 Mark 4:25 | dien zal gegeven worden; en wie niet heeft, van dien
37886 Mark 4:26 | 26 En Hij zeide: Alzo is het Koninkrijk
37887 Mark 4:27 | 27 En voorts sliep, en opstond,
37888 Mark 4:27 | 27 En voorts sliep, en opstond, nacht en dag; en
37889 Mark 4:27 | sliep, en opstond, nacht en dag; en het zaad uitsproot
37890 Mark 4:27 | en opstond, nacht en dag; en het zaad uitsproot en lang
37891 Mark 4:27 | dag; en het zaad uitsproot en lang werd, dat hij zelf
37892 Mark 4:29 | 29 En als de vrucht zich voordoet,
37893 Mark 4:30 | 30 En Hij zeide: Waarbij zullen
37894 Mark 4:32 | 32 En wanneer het gezaaid is,
37895 Mark 4:32 | gezaaid is, gaat het op, en wordt het meeste van al
37896 Mark 4:32 | meeste van al de moeskruiden, en maakt grote takken, alzo
37897 Mark 4:33 | 33 En door vele zulke gelijkenissen
37898 Mark 4:34 | 34 En zonder gelijkenis sprak
37899 Mark 4:35 | 35 En op denzelfden dag, als het
37900 Mark 4:36 | 36 En zij, de schare gelaten hebbende,
37901 Mark 4:36 | gelijk Hij in het schip was; en er waren nog andere scheepjes
37902 Mark 4:37 | 37 En er werd een grote storm
37903 Mark 4:37 | een grote storm van wind, en de baren sloegen over in
37904 Mark 4:38 | 38 En Hij was in het achterschip,
37905 Mark 4:38 | slapende op een oorkussen; en zij wekten Hem op, en zeiden
37906 Mark 4:38 | oorkussen; en zij wekten Hem op, en zeiden tot Hem: Meester,
37907 Mark 4:39 | 39 En Hij opgewekt zijnde, bestrafte
37908 Mark 4:39 | zijnde, bestrafte den wind, en zeide tot de zee: Zwijg,
37909 Mark 4:39 | de zee: Zwijg, wees stil! En de wind ging liggen, en
37910 Mark 4:39 | En de wind ging liggen, en er werd grote stilte. ~
37911 Mark 4:40 | 40 En Hij zeide tot hen: Wat zijt
37912 Mark 4:41 | 41 En zij vreesden met grote vreze,
37913 Mark 4:41 | vreesden met grote vreze, en zeiden tot elkander: Wie
37914 Mark 4:41 | toch Deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn? ~ ~
37915 Mark 5:1 | 1 En zij kwamen over op de andere
37916 Mark 5:2 | 2 En zo Hij uit het schip gegaan
37917 Mark 5:3 | woning in de graven had, en niemand kon hem binden,
37918 Mark 5:4 | was menigmaal met boeien en ketenen gebonden geweest,
37919 Mark 5:4 | ketenen gebonden geweest, en de ketenen waren van hem
37920 Mark 5:4 | hem in stukken getrokken, en de boeien verbrijzeld, en
37921 Mark 5:4 | en de boeien verbrijzeld, en niemand was machtig om hem
37922 Mark 5:5 | 5 En hij was altijd, nacht en
37923 Mark 5:5 | En hij was altijd, nacht en dag, op de bergen en in
37924 Mark 5:5 | nacht en dag, op de bergen en in de graven, roepende en
37925 Mark 5:5 | en in de graven, roepende en slaande zichzelven met stenen. ~
37926 Mark 5:6 | verre zag, liep hij toe, en aanbad Hem.
37927 Mark 5:7 | 7 En met een grote stem roepende,
37928 Mark 5:9 | 9 En Hij vraagde hem: Welke is
37929 Mark 5:9 | vraagde hem: Welke is uw naam? En hij antwoordde, zeggende:
37930 Mark 5:10 | 10 En hij bad Hem zeer, dat Hij
37931 Mark 5:11 | 11 En aldaar aan de bergen was
37932 Mark 5:12 | 12 En al de duivelen baden Hem,
37933 Mark 5:13 | 13 En Jezus liet het hun terstond
37934 Mark 5:13 | liet het hun terstond toe. En de onreine geesten, uitgevaren
37935 Mark 5:13 | zijnde, voeren in de zwijnen; en de kudde stortte van de
37936 Mark 5:13 | nu omtrent twee duizend), en versmoorden in de zee. ~
37937 Mark 5:14 | 14 En die de zwijnen weidden zijn
37938 Mark 5:14 | zwijnen weidden zijn gevlucht, en boodschapten zulks in de
37939 Mark 5:14 | boodschapten zulks in de stad en op het land. En zij gingen
37940 Mark 5:14 | de stad en op het land. En zij gingen uit, om te zien,
37941 Mark 5:15 | 15 En zij kwamen tot Jezus, en
37942 Mark 5:15 | En zij kwamen tot Jezus, en zagen den bezetene zittende,
37943 Mark 5:15 | zagen den bezetene zittende, en gekleed, en wel bij zijn
37944 Mark 5:15 | bezetene zittende, en gekleed, en wel bij zijn verstand, namelijk
37945 Mark 5:15 | die het legioen gehad had, en zij werden bevreesd. ~
37946 Mark 5:16 | 16 En die het gezien hadden, vertelden
37947 Mark 5:16 | den bezetene geschied was, en ook van de zwijnen. ~
37948 Mark 5:17 | 17 En zij begonnen Hem te bidden,
37949 Mark 5:18 | 18 En als Hij in het schip ging,
37950 Mark 5:19 | naar uw huis tot de uwen, en boodschap hun, wat grote
37951 Mark 5:19 | u de Heere gedaan heeft, en hoe Hij Zich uwer ontfermd
37952 Mark 5:20 | 20 En hij ging heen, en begon
37953 Mark 5:20 | 20 En hij ging heen, en begon te verkondigen in
37954 Mark 5:20 | dingen hem Jezus gedaan had; en zij verwonderden zich allen. ~
37955 Mark 5:21 | 21 En als Jezus wederom in het
37956 Mark 5:21 | een grote schare bij Hem; en Hij was bij de zee. ~
37957 Mark 5:22 | 22 En ziet, er kwam een van de
37958 Mark 5:22 | synagoge, met name Jairus; en Hem ziende, viel hij aan
37959 Mark 5:23 | 23 En bad Hem zeer, zeggende:
37960 Mark 5:23 | ik bid U, dat Gij komt en de handen op haar legt,
37961 Mark 5:23 | opdat zij behouden worde, en zij zal leven. ~
37962 Mark 5:24 | 24 En Hij ging met hem; en een
37963 Mark 5:24 | 24 En Hij ging met hem; en een grote schare volgde
37964 Mark 5:24 | grote schare volgde Hem, en zij verdrongen Hem. ~
37965 Mark 5:25 | 25 En een zekere vrouw, die twaalf
37966 Mark 5:26 | 26 En veel geleden had van vele
37967 Mark 5:26 | van vele medicijnmeesters, en al het hare daaraan ten
37968 Mark 5:26 | daaraan ten koste gelegd en geen baat gevonden had,
37969 Mark 5:27 | de schare van achteren, en raakte Zijn kleed aan. ~
37970 Mark 5:29 | 29 En terstond is de fontein haars
37971 Mark 5:29 | haars bloeds opgedroogd, en zij gevoelde aan haar lichaam,
37972 Mark 5:30 | 30 En terstond Jezus, bekennende
37973 Mark 5:30 | keerde Zich om in de schare, en zeide: Wie heeft Mijn klederen
37974 Mark 5:31 | 31 En Zijn discipelen zeiden tot
37975 Mark 5:31 | dat de schare U verdringt, en zegt Gij: Wie heeft Mij
37976 Mark 5:32 | 32 En Hij zag rondom om haar te
37977 Mark 5:33 | 33 En de vrouw, vrezende en bevende,
37978 Mark 5:33 | 33 En de vrouw, vrezende en bevende, wetende, wat aan
37979 Mark 5:33 | haar geschied was, kwam en viel voor Hem neder, en
37980 Mark 5:33 | en viel voor Hem neder, en zeide Hem al de waarheid. ~
37981 Mark 5:34 | 34 En Hij zeide tot haar: Dochter,
37982 Mark 5:34 | behouden; ga heen in vrede, en zijt genezen van deze uw
37983 Mark 5:36 | 36 En Jezus, terstond gehoord
37984 Mark 5:37 | 37 En Hij liet niemand toe Hem
37985 Mark 5:37 | Hem te volgen, dan Petrus, en Jakobus, en Johannes, den
37986 Mark 5:37 | dan Petrus, en Jakobus, en Johannes, den broeder van
37987 Mark 5:38 | 38 En kwam in het huis des oversten
37988 Mark 5:38 | des oversten der synagoge; en zag de beroerte en degenen,
37989 Mark 5:38 | synagoge; en zag de beroerte en degenen, die zeer weenden
37990 Mark 5:38 | degenen, die zeer weenden en huilden. ~
37991 Mark 5:39 | 39 En ingegaan zijnde, zeide Hij
37992 Mark 5:39 | Wat maakt gij beroerte, en wat weent gij? Het kind
37993 Mark 5:40 | 40 En zij belachten Hem; maar
37994 Mark 5:40 | nam bij Zich den vader en de moeder des kinds, en
37995 Mark 5:40 | en de moeder des kinds, en degenen die met Hem waren,
37996 Mark 5:40 | degenen die met Hem waren, en ging binnen, waar het kind
37997 Mark 5:41 | 41 En Hij vatte de hand des kinds,
37998 Mark 5:41 | vatte de hand des kinds, en zeide tot haar: Talitha
37999 Mark 5:42 | 42 En terstond stond het dochtertje
38000 Mark 5:42 | stond het dochtertje op, en wandelde; want het was twaalf
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |