Book Chapter: Verse
1 1Sa 21:10 | van Saul; en hij kwam tot Achis, den koning van Gath. ~
2 1Sa 21:11 | 11 Doch de knechten van Achis zeiden tot hem: Is deze
3 1Sa 21:12 | voor het aangezicht van Achis, den koning van Gath. ~
4 1Sa 21:14 | 14 Toen zeide Achis tot zijn knechten: Ziet,
5 1Sa 27:2 | die bij hem waren, tot Achis, den zoon van Maoch, den
6 1Sa 27:3 | 3 En David bleef bij Achis te Gath, hij en zijn mannen,
7 1Sa 27:5 | 5 En David zeide tot Achis: Indien ik nu genade in
8 1Sa 27:6 | 6 Toen gaf Achis te dien dage Ziklag; daarom
9 1Sa 27:9 | keerde weder en kwam tot Achis. ~
10 1Sa 27:10 | 10 Als Achis zeide: Waar zijt gijlieden
11 1Sa 27:12 | 12 En Achis geloofde David, zeggende:
12 1Sa 28:1 | Israel te strijden, zo zeide Achis tot David: Gij zult zekerlijk
13 1Sa 28:2 | 2 Toen zeide David tot Achis: Aldus zult gij weten, wat
14 1Sa 28:2 | wat uw knecht doen zal. En Achis zeide tot David: Daarom
15 1Sa 29:2 | met zijn mannen togen met Achis in den achtertocht. ~
16 1Sa 29:3 | zullen deze Hebreen? Zo zeide Achis tot de oversten der Filistijnen:
17 1Sa 29:6 | 6 Toen riep Achis David, en zeide tot hem:
18 1Sa 29:8 | 8 Toen zeide David tot Achis: Maar wat heb ik gedaan?
19 1Sa 29:9 | 9 Achis nu antwoordde en zeide tot
20 1Kon 2:39| van Simei wegliepen tot Achis, den zoon van Maacha, den
21 1Kon 2:40| toog heen naar Gath tot Achis, om zijn knechten te zoeken;
|