Book Chapter: Verse
1 Ric 3:19 | o koning! dewelke zeide: Zwijg! En allen, die om hem stonden,
2 Ric 17:19 | 19 En zij zeiden tot hem: Zwijg, leg uw hand op uw mond,
3 1Sa 7:8 | Israels zeiden tot Samuel: Zwijg niet van onzentwege, dat
4 2Sa 13:20 | geweest? Nu dan, mijn zuster, zwijg stil, hij is uw broeder;
5 Job 33:31 | op, o Job! Hoor naar mij; zwijg, en ik zal spreken. ~
6 Job 33:33 | Zo niet, hoor naar mij; zwijg, en ik zal u wijsheid leren. ~ ~ ~
7 Psa 36:22 | HEERE! Gij hebt het gezien, zwijg niet; HEERE! wees niet verre
8 Psa 38:7 | 7 Daleth. Zwijg den HEERE, en verbeid Hem;
9 Psa 40:13 | neem mijn geroep ter ore; zwijg niet tot mijn tranen; want
10 Psa 50:21 | Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale
11 Psa 62:6 | 6 Doch gij, o mijn ziel! zwijg Gode; want van Hem is mijn
12 Psa 83:2 | 2 O God! zwijg niet, houd U niet als doof,
13 Psa 109:1 | opperzangmeester. O God mijns lofs! zwijg niet. ~
14 Jes 58:11 | is het niet, om dat Ik zwijg, en dat van ouds af,
15 Amos 6:10| Niemand. Dan zal hij zeggen: Zwijg! want zij waren niet om
16 Zac 2:13 | 13 Zwijg, alle vlees, voor het aangezicht
17 Mark 1:25| bestrafte hem, zeggende: Zwijg stil, en ga uit van hem. ~
18 Mark 4:39| wind, en zeide tot de zee: Zwijg, wees stil! En de wind ging
19 Luk 4:35 | bestrafte hem, zeggende: Zwijg stil, en ga van hem uit.
20 Hand 12:9 | bevreesd, maar spreek en zwijg niet. ~
|