Book Chapter: Verse
1 Lev 11:44| en gij zult uw ziel niet verontreinigen aan enig kruipend gedierte,
2 Lev 15:31| in het midden van hen is, verontreinigen zouden. ~
3 Lev 21:1 | zal een priester zich niet verontreinigen onder zijn volken. ~
4 Lev 21:3 | heeft; over die zal hij zich verontreinigen. ~
5 Lev 21:4 | 4 Hij zal zich niet verontreinigen over een overste onder zijn
6 Lev 21:11| moeder zal hij zich niet verontreinigen. ~
7 Num 5:3 | wegzenden; opdat zij niet verontreinigen hun legers, in welker midden
8 Num 6:7 | om hen zal hij zich niet verontreinigen, als zij dood zijn; want
9 Deu 21:23| Alzo zult gij uw land niet verontreinigen, dat u de HEERE, uw God,
10 Job 3:5 | en des doods schaduw hem verontreinigen; dat wolken over hem wonen;
11 Jer 7:30| genoemd is, om dat te verontreinigen. ~
12 Jer 32:34| Naam genoemd is, om dat te verontreinigen. ~
13 Eze 14:11| afdwale, en zij zich niet meer verontreinigen met al hun overtredingen;
14 Eze 22:3 | zichzelve maakt, om zich te verontreinigen! ~
15 Eze 37:23| zij zullen zich niet meer verontreinigen met hun drekgoden, en met
16 Eze 43:7 | heiligen Naam niet meer verontreinigen, zij noch hun koningen,
17 Eze 44:25| is, zullen zij zich mogen verontreinigen. ~
18 Zep 3:4 | trouweloze mannen; haar priesters verontreinigen het heilige, zij doen der
19 Mal 1:7 | brood, en zegt: Waarmede verontreinigen wij U? Daarmede, dat gij
20 Jud 1:8 | in slaap gebracht zijnde, verontreinigen het vlees, en verwerpen
|