Book Chapter: Verse
1 Joz 25:20| kwaad doen, en Hij zal u verdoen, naar dat Hij u goed gedaan
2 Est 16:13| zou verdelgen, doden en verdoen al de Joden, van den jonge
3 Est 17:13| zou verdelgen, doden en verdoen al de Joden, van den jonge
4 Psa 5:7 | Gij zult de leugensprekers verdoen; van den man des bloeds
5 Psa 21:11| hun vrucht van de aarde verdoen, en hun zaad van de kinderen
6 Jer 12:17| ten enenmale uitrukken en verdoen, spreekt de HEERE. ~ ~ ~ ~ ~
7 Jer 18:7 | uitrukken, en afbreken, en verdoen; ~
8 Eze 13:13| grimmigheid, om dien te verdoen. ~
9 Eze 20:13| in de woestijn, om hen te verdoen. ~
10 Eze 21:28| slachting geveegd om te verdoen, om te glinsteren; ~
11 Eze 25:7 | uitroeien, en u uit de landen verdoen; Ik zal u verdelgen; en
12 Eze 25:16| overblijfsel van de zeehaven verdoen. ~
13 Eze 28:16| overdekkende cherub! verdoen uit het midden der vurige
14 Eze 30:13| Ik zal ook de drekgoden verdoen, en de nietige afgoden doen
15 Eze 32:13| En Ik zal haar beesten verdoen van bij de grote wateren;
16 Mic 5:9 | uitroeien, en Ik zal uw wagenen verdoen. ~
17 Zep 2:5 | Filistijnen land! en Ik zal u verdoen, dat er geen inwoner
18 Zep 2:13| Noorden, en Hij zal Assur verdoen; en Hij zal Nineve stellen
19 Zep 3:19| tijde al uw verdrukkers verdoen; en Ik zal de hinkenden
20 2The 2:8| worden, denwelken de Heere verdoen zal door den Geest Zijns
|