Book Chapter: Verse
1 Gen 23:2 | toch uw hand onder mijn heup, ~
2 Gen 23:9 | knecht zijn hand onder de heup van Abraham, zijn heer,
3 Gen 29:25| Hij het gewricht zijner heup aan, zodat het gewricht
4 Gen 29:25| het gewricht van Jakobs heup verwrongen werd, als Hij
5 Gen 29:31| hij was hinkende aan zijn heup. ~
6 Gen 29:32| die op het gewricht der heup is, tot op dezen dag, omdat
7 Gen 29:32| het gewricht van Jakobs heup aangeroerd had, aan de verrukte
8 Gen 42:26| Egypte kwamen, uit zijn heup gesproten, uitgenomen de
9 Gen 43:29| toch uw hand onder mijn heup, en doe weldadigheid en
10 Exo 1:5 | zielen nu, die uit Jakobs heup voortgekomen zijn, waren
11 Exo 32:27| doe zijn zwaard aan zijn heup; gaat door en keert weder,
12 Exo 33:27| doe zijn zwaard aan zijn heup; gaat door en keert weder,
13 Num 5:21| volks, mits dat de HEERE uw heup vervallende, en uw buik
14 Num 5:22| buik te doen zwellen, en de heup te doen vervallen! Dan zal
15 Num 5:27| haar buik zwellen, en haar heup vervallen zal; en die vrouw
16 Ric 14:8 | hen, den schenkel en de heup, met een groten slag; en
17 Psa 45:4 | 4 Gord Uw zwaard aan de heup, o Held! Uw Majesteit en
18 Hoo 3:8 | hebbende zijn zwaard aan zijn heup, vanwege den schrik des
19 Jer 31:19| bekend gemaakt, heb ik op de heup geklopt, ik ben beschaamd,
20 Eze 21:12| daarom klop op de heup. ~
|