Book Chapter: Verse
1 Gen 18:16 | 16 Maar hij vertoefde; zo grepen dan die mannen zijn hand,
2 Joz 8:23 | 23 Doch den koning van Ai grepen zij levend, en zij brachten
3 Ric 1:6 | zij jaagden hem na, en zij grepen hem, en hieuwen de duimen
4 Ric 11:6 | alzo niet recht spreken; zo grepen zij hem, en versloegen hem
5 Ric 15:21 | 21 Toen grepen hem de Filistijnen, en groeven
6 1Kon 18:40| van hen ontkome. En zij grepen ze; en Elia voerde hen af
7 2Kon 10:14| Grijpt hen levend. En zij grepen hen levend; en zij sloegen
8 2Kon 27:6 | 6 Zij dan grepen den koning, en voerden hem
9 2Kro 28:15| zijn, maakten zich op, en grepen de gevangenen, en kleedden
10 Jer 26:8 | profeten en al het volk hem grepen, zeggende: Gij zult
11 Jer 52:9 | 9 Zij dan grepen den koning, en voerden hem
12 Eze 29:7 | Als zij u bij uw hand grepen, zo werdt gij gebroken,
13 Matt 22:6 | 6 En de anderen grepen zijn dienstknechten, deden
14 Matt 26:50| sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem. ~
15 Matt 28:9 | En zij, tot Hem komende, grepen Zijn voeten, en aanbaden
16 Mark 14:46| sloegen hun handen aan Hem, en grepen Hem. ~
17 Mark 14:51| lijf, en de jongelingen grepen hem. ~
18 Luk 22:54 | 54 En zij grepen Hem en leidden Hem weg,
19 Hand 10:19| hoop huns gewins weg was, grepen zij Paulus en Silas, en
20 Hand 15:30| volk liep samen; en zij grepen Paulus, en trokken hem buiten
|