Book Chapter: Verse
1 Num 31:62 | en dit land bezagen, zo braken zij het hart der kinderen
2 Ric 6:20 | hopen met de bazuinen, en braken de kruiken; en zij hielden
3 2Sa 23:16 | 16 Toen braken die drie helden door het
4 2Kon 3:25| 25 De steden nu braken zij af, en een iegelijk
5 2Kon 10:27| 27 Zij braken ook het opgerichte beeld
6 2Kon 10:27| beeld van Baal af; daartoe braken zij het huis van Baal af,
7 2Kon 11:18| in het huis van Baal, en braken dat af; zijn altaren en
8 2Kon 27:13| 13 Verder braken de Chaldeen de koperen pilaren,
9 1Kro 4:38| huisgezinnen hunner vaderen braken uit in menigte. ~
10 1Kro 11:18| 18 Toen braken die drie door het leger
11 2Kro 22:17| Die togen op in Juda, en braken daarin, en voerden alle
12 2Kro 22:37| Die togen op in Juda, en braken daarin, en voerden alle
13 2Kro 23:30| in het huis van Baal, en braken dat af; en zijn altaren
14 2Kro 31:1 | tot de steden van Juda, en braken de opgerichte beelden, en
15 2Kro 37:19| verbrandden het huis Gods, en zij braken den muur van Jeruzalem af,
16 Jer 39:8 | des volks met vuur; en zij braken de muren van Jeruzalem af. ~
17 Jer 52:17 | 17 Verder braken de Chaldeen de koperen pilaren,
18 Dan 7:2 | de vier winden des hemels braken voort op de grote zee. ~
19 Joha 19:32| krijgsknechten dan kwamen, en braken wel de benen des eersten,
20 Joha 19:33| Hij nu gestorven was, zo braken zij Zijn benen niet. ~
|