Book Chapter: Verse
1 Gen 23:13 | zijn uitgaande om water te putten; ~
2 Gen 23:19 | zal ook voor uw kemelen putten, totdat zij voleindigd hebben
3 Gen 23:20 | weder naar den put om te putten, en zij putte voor al zijn
4 Gen 23:43 | die uitkomen zal om te putten, en tot welke ik zeggen
5 Gen 23:44 | en ik zal ook uw kemelen putten; dat deze die vrouw zij,
6 Gen 24:15 | 15 En al de putten, die de knechten van zijn
7 Exo 2:16 | dochters, die kwamen om te putten, en vulden de drinkbakken,
8 Num 20:17 | noch zullen het water der putten drinken; wij zullen den
9 Num 21:22 | wij zullen het water der putten niet drinken; wij zullen
10 1Sa 9:11 | die uitgingen om water te putten; en zij zeiden tot haar:
11 1Sa 13:6 | in de vestingen, en in de putten. ~
12 2Sa 23:16 | leger der Filistijnen, en putten water uit Bethlehems bornput,
13 1Kro 11:18| leger der Filistijnen, en putten water uit Bethlehems bornput,
14 2Kro 26:10| woestijn, en hieuw vele putten uit, overmits hij veel vee
15 Psa 119:85 | De hovaardigen hebben mij putten gegraven, hetwelk niet is
16 Zep 2:6 | tot hutten, uitgegraven putten der herders, en betuiningen
17 Joha 4:7 | uit Samaria om water te putten. Jezus zeide tot haar: Geef
18 Joha 4:11| Gij hebt niet om mede te putten, en de put is diep; van
19 Joha 4:15| hier niet moet komen, om te putten. ~
|