Book Chapter: Verse
1 Num 3:17 | met hun namen: Gerson, en Kahath, en Merari. ~
2 Num 3:19 | 19 En de zonen van Kahath, naar hun geslachten; Amram
3 Num 3:27 | 27 En van Kahath is het geslacht der Amramieten,
4 Num 3:29 | geslachten der zonen van Kahath zullen zich legeren aan
5 Num 4:2 | op de som der zonen van Kahath, uit het midden der zonen
6 Num 4:4 | dienst zijn der zonen van Kahath, in de tent der samenkomst,
7 Num 4:15 | zullen daarna de zonen van Kahath komen om te dragen; maar
8 Num 4:15 | is de last der zonen van Kahath, in de tent der samenkomst. ~
9 Joz 21:5 | overgebleven kinderen van Kahath vielen, bij het lot, van
10 Joz 21:20 | huisgezinnen nu der kinderen van Kahath, de Levieten, die overgebleven
11 Joz 21:20 | waren van de kinderen van Kahath, die hadden de steden huns
12 Joz 21:26 | de overige kinderen van Kahath zijn tien, met haar voorsteden. ~
13 1Kro 6:1 | kinderen van Levi waren Gerson, Kahath en Merari. ~
14 1Kro 6:2 | 2 De kinderen van Kahath nu waren Amram, Jizhar,
15 1Kro 6:16| kinderen van Levi: Gerson, Kahath en Merari.
16 1Kro 6:18| 18 En de kinderen van Kahath waren Amram, en Jizhar,
17 1Kro 6:22| 22 De kinderen van Kahath waren: zijn zoon Amminadab;
18 1Kro 6:38| van Jizhar, den zoon van Kahath, den zoon van Levi, den
19 1Kro 6:61| 61 Maar de kinderen van Kahath, die overgebleven waren,
20 1Kro 6:66| huisgezinnen der kinderen van Kahath, dien gewerden steden hunner
21 1Kro 6:70| der overige kinderen van Kahath hadden deze steden: ~
|