Book Chapter: Verse
1 1Sa 23:27 | 27 Doch daar kwam een bode tot Saul, zeggende: Haast
2 2Sa 11:19 | 19 En hij beval den bode, zeggende: Als gij zult
3 2Sa 11:22 | 22 En de bode ging heen, en kwam in, en
4 2Sa 11:23 | 23 En de bode zeide tot David: Die mannen
5 2Sa 11:25 | Toen zeide David tot den bode: Zo zult gij tot Joab zeggen:
6 1Kon 19:2 | 2 Toen zond Izebel een bode tot Elia, om te zeggen:
7 1Kon 22:13| 13 De bode nu, die heengegaan was,
8 2Kon 5:10| Toen zond Elisa tot hem een bode, zeggende: Ga heen en was
9 2Kon 6:32| aangezicht; maar eer de bode tot hem gekomen was, had
10 2Kon 6:32| nemen? Ziet toe, als die bode komt, sluit de deur toe,
11 2Kon 6:33| sprak, ziet, zo kwam de bode tot hem af; en hij zeide:
12 2Kon 9:18| te kennen, zeggende: De bode is tot hen gekomen, maar
13 2Kon 10:8 | 8 En er kwam een bode, en boodschapte hem, zeggende:
14 2Kro 19:12| 12 De bode nu, die heengegaan was,
15 Job 1:14 | 14 Dat een bode tot Job kwam, en zeide:
16 Spre 13:17| 17 Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen;
17 Spre 17:11| het kwaad; maar een wrede bode zal tegen hem gezonden worden. ~
18 Jes 42:19 | knecht, en doof, gelijk Mijn bode, dien Ik zende? Wie is blind,
19 Eze 23:40 | komen; tot dewelken als een bode gezonden was, ziet, zo kwamen
|