Book Chapter: Verse
1 Joz 7:7 | 7 En Jozua zeide: Ach, Heere HEERE! waarom hebt
2 Ric 5:22 | HEEREN was; en Gideon zeide: Ach, Heere, HEERE! daarom, omdat
3 Ric 10:35 | zijn klederen, en zeide: Ach, mijn dochter! gij hebt
4 1Kon 13:30| maakten over hem een weeklage: Ach, mijn broeder! ~
5 2Kon 3:10| zeide de koning van Israel: Ach, dat de HEERE deze drie
6 2Kon 6:5 | en hij riep, en zeide: Ach, mijn heer, want het was
7 2Kon 6:15| zeide zijn jongen tot hem: Ach, mijn heer, hoe zullen wij
8 Jer 1:6 | 6 Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! zie, ik kan
9 Jer 4:10 | 10 Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! waarlijk,
10 Jer 14:13 | 13 Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! zie, die profeten
11 Jer 32:17 | 17 Ach, Heere HEERE! Zie, Gij hebt
12 Eze 4:14 | 14 Toen zeide ik: Ach, Heere, HEERE, zie, mijn
13 Eze 6:11 | stamp met uw voet, en zeg: Ach, over alle gruwelen der
14 Eze 9:8 | viel, en riep, en zeide: Ach, Heere HEERE, zult Gij al
15 Eze 11:13 | met luider stem; en zeide: Ach, Heere HEERE! zult
16 Eze 20:49 | 49 En ik zeide: Ach, Heere HEERE, zij zeggen
17 Eze 21:15 | aanstoten vermenigvuldigen; ach, het is toegemaakt, opdat
18 Eze 30:2 | zegt de Heere HEERE: Huilt: Ach die dag! ~
19 Joe 1:15 | 15 Ach, die dag! want de dag des
|