Book Chapter: Verse
1 Lev 24:10| inwoners; het zal u een jubeljaar zijn; en gij zult wederkeren
2 Lev 24:11| 11 Dit jubeljaar zal u het vijftigste jaar
3 Lev 24:12| 12 Want dat is het jubeljaar; het zal u heilig zijn;
4 Lev 24:13| 13 Op dat jubeljaar zult gij ieder wederkeren
5 Lev 24:15| getal der jaren, van het jubeljaar af, zult gij van uw naaste
6 Lev 24:28| van deszelfs koper tot het jubeljaar toe; maar in het jubeljaar
7 Lev 24:28| jubeljaar toe; maar in het jubeljaar zal het uitgaan, en hij
8 Lev 24:30| geslachten; het zal in het jubeljaar niet uitgaan. ~
9 Lev 24:31| zijn, en zij zullen in het jubeljaar uitgaan. ~
10 Lev 24:33| zijner bezitting in het jubeljaar uitgaan; want de huizen
11 Lev 24:40| hij bij u zijn; tot het jubeljaar zal hij bij u dienen. ~
12 Lev 24:50| hem verkocht heeft tot het jubeljaar toe; alzo dat het geld zijner
13 Lev 24:52| overgebleven zijn, tot aan het jubeljaar, zo zal hij met hem rekenen;
14 Lev 24:54| wordt, zo zal hij in het jubeljaar uitgaan, hij en zijn kinderen
15 Lev 26:17| Indien hij zijn akker van het jubeljaar af geheiligd zal hebben,
16 Lev 26:18| zo hij zijn akker na het jubeljaar geheiligd zal hebben, dan
17 Lev 26:18| nog overig zijn tot het jubeljaar; en het zal van uw schatting
18 Lev 26:21| akker, nadat hij in het jubeljaar zal uitgegaan zijn, zal
19 Lev 26:23| som uwer schatting tot het jubeljaar; en hij zal op denzelven
20 Lev 26:24| 24 In het jubeljaar zal die akker wederkomen
21 Num 35:4 | de kinderen Israels een jubeljaar zullen hebben, zo zou haar
|