Book Chapter: Verse
1 Deu 32:19 | versmaadde Hij hen, uit toornigheid tegen zijn zonen en zijn
2 Deu 32:27 | 27 Ten ware, dat Ik de toornigheid des vijands schroomde, dat
3 2Kro 20:2 | aangezicht des HEEREN grote toornigheid. ~
4 2Kro 20:10| den HEERE, en een grote toornigheid over u en over uw broederen
5 2Kro 24:18| afgoden; toen was een grote toornigheid over Juda en Jeruzalem,
6 2Kro 28:9 | hebt hen doodgeslagen in toornigheid, die tot aan den hemel raakt. ~
7 2Kro 32:25| en Jeruzalem, een grote toornigheid. ~
8 2Kro 32:26| Jeruzalem, zodat de grote toornigheid des HEEREN over hen niet
9 Job 5:2 | Want den dwaze brengt de toornigheid om, en de ijver doodt den
10 Psa 85:5 | heils! en doe te niet Uw toornigheid over ons. ~
11 Spre 27:3 | zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen is zwaarder dan
12 Pred 11:10| 10 Zo doe dan de toornigheid wijken van uw hart, en doe
13 Hand 13:28| hoorden, werden zij vol van toornigheid, en riepen, zeggende: Groot
14 Efez 4:26| zon ga niet onder over uw toornigheid; ~
15 Efez 4:31| 31 Alle bitterheid, en toornigheid, en gramschap, en geroep,
16 Kol 3:8 | af, namelijk gramschap, toornigheid, kwaadheid, lastering, vuil
17 2Tim 5:7 | eigenzinnig, niet genegen tot toornigheid, niet genegen tot den wijn,
18 Tit 1:7 | eigenzinnig, niet genegen tot toornigheid, niet genegen tot den wijn,
|