Book Chapter: Verse
1 2Sa 8:17 | Abjathar, waren priesters; en Seraja was schrijver. ~
2 2Kon 27:18| de overste der trawanten Seraja, den hoofdpriester, en Zefanja,
3 2Kon 27:23| de zoon van Kareah, en Seraja, de zoon van Tanhumeth,
4 1Kro 4:13| van Kenaz waren Othniel en Seraja; en de kinderen van Othniel,
5 1Kro 4:14| Meonothai gewon Ofra; en Seraja gewon Joab, den vader des
6 1Kro 6:14| 14 En Azarja gewon Seraja, en Seraja gewon Jozadak; ~
7 1Kro 6:14| Azarja gewon Seraja, en Seraja gewon Jozadak; ~
8 Ezra 2:2 | Zerubbabel, Jesua, Nehemia, Seraja, Reelaja, Mordechai, Bilsan,
9 Ezra 7:1 | Perzie: Ezra, de zoon van Seraja, den zoon van Azarja, den
10 Neh 10:2 | 2 Seraja, Azarja, Jeremia, ~
11 Neh 11:11 | 11 Seraja, de zoon van Hilkia, den
12 Neh 12:1 | Sealthiel, en Jesua, optogen: Seraja, Jeremia, Ezra, ~
13 Neh 12:12 | hoofden der vaderen: van Seraja was Meraja; van Jeremia,
14 Jer 40:8 | de zonen van Kareah, en Seraja, de zoon van Tanhumeth,
15 Jer 51:59 | profeet Jeremia beval aan Seraja, den zoon van Nerija, den
16 Jer 51:59 | zijner regering; en Seraja was een vreemdzaam vorst. ~
17 Jer 51:61 | En Jeremia zeide tot Seraja: Als gij te Babel komt,
18 Jer 52:24 | de overste der trawanten Seraja, den hoofdpriester, en Zefanja,
|