Book Chapter: Verse
1 Gen 11:29 | van Abrams huisvrouw was Sarai, en de naam van Nahors huisvrouw
2 Gen 11:30 | 30 En Sarai was onvruchtbaar; zij had
3 Gen 11:31 | zoon, zijns zoons zoon, en Sarai, zijn schoondochter, de
4 Gen 12:5 | 5 En Abram nam Sarai, zijn huisvrouw, en Lot,
5 Gen 12:11 | komen, dat hij zeide tot Sarai, zijn huisvrouw: Zie toch,
6 Gen 12:17 | zijn huis, ter oorzake van Sarai, Abrams huisvrouw. ~
7 Gen 15:1 | 1 Doch Sarai, Abrams huisvrouw, baarde
8 Gen 15:2 | 2 Zo zeide Sarai tot Abram: Zie toch, de
9 Gen 15:2 | hoorde naar de stem van Sarai. ~
10 Gen 15:3 | 3 Zo nam Sarai, Abrams huisvrouw, de Egyptische
11 Gen 15:5 | 5 Toen zeide Sarai tot Abram: Mijn ongelijk
12 Gen 15:6 | 6 En Abram zeide tot Sarai: Zie uw dienstmaagd is in
13 Gen 15:6 | wat goed is in uw ogen. En Sarai vernederde haar, en zij
14 Gen 15:8 | Hagar, gij, dienstmaagd van Sarai! van waar komt gij, en waar
15 Gen 15:8 | aangezicht mijner vrouw Sarai! ~
16 Gen 16:15 | den naam van uw huisvrouw Sarai, niet Sarai noemen; maar
17 Gen 16:15 | uw huisvrouw Sarai, niet Sarai noemen; maar haar naam zal
18 Ezra 10:40| 40 Machnadbai, Sasai, Sarai, ~
|