Book Chapter: Verse
1 2Kon 15:25| den dienst van Zijn knecht Jona, den zoon van Amitthai,
2 Jona | Jona~ ~
3 Jona 1:1 | des HEEREN geschiedde tot Jona, den zoon van Amitthai,
4 Jona 1:3 | 3 Maar Jona maakte zich op om te vluchten
5 Jona 1:5 | dezelve te verlichten; maar Jona was nedergegaan aan
6 Jona 1:7 | en het lot viel op Jona. ~
7 Jona 1:15| 15 En zij namen Jona op, en wierpen hem in de
8 Jona 1:17| beschikte een groten vis, om Jona in te slokken; en Jona was
9 Jona 1:17| om Jona in te slokken; en Jona was in het ingewand van
10 Jona 2:1 | 1 En Jona bad tot den HEERE, zijn
11 Jona 2:10| tot den vis; en hij spuwde Jona uit op het droge. ~ ~
12 Jona 3:1 | geschiedde ten anderen male tot Jona, zeggende: ~
13 Jona 3:3 | 3 Toen maakte zich Jona op, en ging naar Nineve,
14 Jona 3:4 | 4 En Jona begon in de stad te gaan,
15 Jona 4:1 | 1 Dit verdroot Jona met groot verdriet, en zijn
16 Jona 4:5 | 5 Jona nu ging ter stad uit, en
17 Jona 4:6 | deed hem opschieten boven Jona, opdat er schaduw mocht
18 Jona 4:6 | van zijn verdriet. En Jona verblijdde zich over den
19 Jona 4:8 | zon stak op het hoofd van Jona, dat hij amechtig werd;
20 Jona 4:9 | Toen zeide God tot Jona: Is uw toorn billijk ontstoken
21 Matt 16:4 | worden, dan het teken van Jona, den profeet. En hen verlatende,
|