Book Chapter: Verse
1 Ric 12:2 | een Daniet, wiens naam was Manoach; en zijn huisvrouw was onvruchtbaar
2 Ric 12:8 | 8 Toen aanbad Manoach den HEERE vuriglijk, en
3 Ric 12:9 | God verhoorde de stem van Manoach; en de Engel Gods kwam wederom
4 Ric 12:9 | het veld, doch haar man Manoach was niet bij haar. ~
5 Ric 12:11| 11 Toen stond Manoach op, en ging zijn huisvrouw
6 Ric 12:12| 12 Toen zeide Manoach: Nu, dat Uw woorden komen;
7 Ric 12:13| Engel des HEEREN zeide tot Manoach: Van alles, wat Ik tot de
8 Ric 12:15| 15 Toen zeide Manoach tot den Engel des HEEREN:
9 Ric 12:16| Engel des HEEREN zeide tot Manoach: Indien gij Mij zult ophouden,
10 Ric 12:16| den HEERE offeren. Want Manoach wist niet, dat het een Engel
11 Ric 12:17| 17 En Manoach zeide tot den Engel des
12 Ric 12:19| 19 Toen nam Manoach een geitenbokje, en het
13 Ric 12:19| wonderlijk in Zijn doen; en Manoach en zijn huisvrouw zagen
14 Ric 12:20| de vlam des altaars. Als Manoach en zijn huisvrouw dat zagen,
15 Ric 12:21| verscheen niet meer aan Manoach, en aan zijn huisvrouw.
16 Ric 12:21| huisvrouw. Toen bekende Manoach, dat het een Engel des HEEREN
17 Ric 12:22| 22 En Manoach zeide tot zijn huisvrouw:
18 Ric 15:31| het graf van zijn vader Manoach; hij nu had Israel gericht
|