Book Chapter: Verse
1 Joz 11:1 | als Jabin, de koning van Hazor, dit hoorde, zo zond hij
2 Joz 11:10 | zelver tijd, en hij nam Hazor in, en haar koning sloeg
3 Joz 11:10 | hij met het zwaard; want Hazor was te voren het hoofd van
4 Joz 11:11 | niets over, dat adem had; en Hazor verbrandde hij met vuur. ~
5 Joz 11:13 | heuvelen stonden, behalve Hazor alleen; dat verbrandde Jozua. ~
6 Joz 12:19 | Madon, een; de koning van Hazor, een; ~
7 Joz 15:23 | 23 En Kedes, en Hazor, en Jithnan, ~
8 Joz 15:25 | en Kerioth-Hezron, dat is Hazor, ~
9 Joz 19:36 | 36 En Adama, en Rama, en Hazor, ~
10 Ric 4:2 | der Kanaanieten, die te Hazor regeerde; en zijn krijgsoverste
11 Ric 4:17 | tussen Jabin, den koning van Hazor, en tussen het huis van
12 1Sa 12:9 | Sisera, den krijgsoverste, te Hazor, en in de hand der Filistijnen,
13 1Kon 9:15| van Jeruzalem, mitsgaders Hazor, en Megiddo, en Gezer. ~
14 2Kon 16:29| en Janoah, en Kedes, en Hazor, en Gilead, en Galilea,
15 Neh 11:33 | 33 Hazor, Rama, Gitthaim, ~
16 Jer 49:28 | tegen de koninkrijken van Hazor, die Nebukadrezar, de koning
17 Jer 49:30 | plaatsen, gij inwoners van Hazor! spreekt de HEERE; want
18 Jer 49:33 | 33 En Hazor zal worden tot een drakenwoning,
|