Book Chapter: Verse
1 1Sa 14:7 | 7 Toen zeide zijn wapendrager tot hem: Doe al, wat in
2 1Sa 14:12 | bezetting aan Jonathan en zijn wapendrager, en zeiden: Klimt op tot
3 1Sa 14:12 | Jonathan zeide tot zijn wapendrager: Klim op achter mij, want
4 1Sa 14:13 | op zijn voeten, en zijn wapendrager hem na; en zij vielen voor
5 1Sa 14:13 | Jonathans aangezicht, en zijn wapendrager doodde ze achter hem. ~
6 1Sa 14:14 | waarmede Jonathan en zijn wapendrager omtrent twintig mannen versloegen,
7 1Sa 14:17 | en ziet, Jonathan en zijn wapendrager waren daar niet. ~
8 1Sa 16:21 | hem zeer, en hij werd zijn wapendrager. ~
9 1Sa 31:4 | Toen zeide Saul tot zijn wapendrager: Trek uw zwaard uit, en
10 1Sa 31:4 | spot drijven. Maar zijn wapendrager wilde niet, want hij vreesde
11 1Sa 31:5 | 5 Toen zijn wapendrager zag, dat Saul dood was,
12 1Sa 31:6 | zijn drie zonen, en zijn wapendrager, ook al zijn mannen, te
13 2Sa 23:37 | Naharai, de Beerothiet, de wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja; ~
14 1Kro 10:4 | Toen zeide Saul tot zijn wapendrager: Trek uw zwaard uit en doorsteek
15 1Kro 10:4 | spot drijven. Maar zijn wapendrager wilde niet, want hij vreesde
16 1Kro 10:5 | 5 Toen zijn wapendrager zag, dat Saul dood was,
17 1Kro 11:39| Ammoniet; Nahrai, de Berothiet, wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja; ~
|