Book Chapter: Verse
1 Gen 39:19 | 19 Daarom naderden zij tot dien man, die over
2 Gen 41:4 | Nadert toch tot mij! En zij naderden. Toen zeide hij: Ik ben
3 Gen 43:29 | Als nu de dagen van Israel naderden, dat hij sterven zou, zo
4 Exo 40:32 | en als zij tot het altaar naderden, zo wiesen zij zich, gelijk
5 Num 9:6 | hadden kunnen houden; daarom naderden zij voor het aangezicht
6 Num 27:1 | 1 Toen naderden de dochteren van Zelafead,
7 Joz 8:11 | dat bij hem was; en zij naderden en kwamen tegenover de stad,
8 Joz 14:6 | 6 Toen naderden de kinderen van Juda tot
9 Joz 21:1 | 1 Toen naderden de hoofden der vaderen van
10 Ric 19:24 | 24 Zo naderden de kinderen Israels tot
11 1Kon 2:7 | uw tafel eten; want alzo naderden zij tot mij, als ik vluchtte
12 1Kon 4:27| tafel van den koning Salomo naderden; zij lieten geen ding ontbreken. ~
13 Psa 27:2 | vijanden tegen mij, tot mij naderden, om mijn vlees te eten,
14 Jes 41:5 | einden der aarde beefden; zij naderden en kwamen toe; ~
15 Eze 37:7 | beroering! en de beenderen naderden, elk been tot zijn been. ~
16 Dan 3:8 | 8 Daarom naderden even ter zelfder tijd Chaldeeuwse
17 Luk 15:1 | tollenaars en de zondaars naderden tot Hem, om Hem te horen. ~
|