Book Chapter: Verse

 1 1Sa  14:49 |    en de naam der kleinste Michal. ~
 2 1Sa  18:20 |                    20 Doch Michal, de dochter van Saul, had
 3 1Sa  18:27 |  gaf Saul hem zijn dochter Michal ter vrouw. ~
 4 1Sa  18:28 |    HEERE met David was; en Michal, de dochter van Saul, had
 5 1Sa  19:11 |   morgens doodden. Dit gaf Michal, zijn huisvrouw, David te
 6 1Sa  19:12 |                      12 En Michal liet David door een venster
 7 1Sa  19:13 |                      13 En Michal nam een beeld, en zij legde
 8 1Sa  19:17 |     17 Toen zeide Saul tot Michal: Waarom hebt gij mij alzo
 9 1Sa  19:17 | gaan, dat hij ontkomen is? Michal nu zeide tot Saul: Hij zeide
10 1Sa  25:44 | Want Saul had zijn dochter Michal, de huisvrouw van David,
11 2Sa   3:13 |  niet zien, tenzij dat gij Michal, Sauls dochter, te voren
12 2Sa   3:14 |    Geef mij mijn huisvrouw Michal, die ik mij met honderd
13 2Sa   6:16 |   de stad Davids kwam, dat Michal, Sauls dochter, door het
14 2Sa   6:20 | zijn huis te zegenen, ging Michal, Sauls dochter, uit, David
15 2Sa   6:21 |    21 Maar David zeide tot Michal: Voor het aangezicht des
16 2Sa   6:23 |                         23 Michal nu, Sauls dochter, had geen
17 1Kro  15:29|    Davids gekomen was, dat Michal, de dochter van Saul, door