Book Chapter: Verse
1 Num 34:25 | blijven tot den dood des hogepriesters, dien men met de heilige
2 Num 34:28 | gebleven zijn tot den dood des hogepriesters; maar na de dood des hogepriesters
3 Num 34:28 | hogepriesters; maar na de dood des hogepriesters zal de doodslager wederkeren
4 Matt 26:3 | des volks, in de zaal des hogepriesters, die genaamd was Kajafas; ~
5 Matt 26:51| slaande den dienstknecht des hogepriesters, hieuw zijn oor af. ~
6 Matt 26:58| verre tot aan de zaal des hogepriesters, en binnengegaan zijnde,
7 Mark 14:47| sloeg den dienstknecht des hogepriesters, en hieuw hem zijn oor af. ~
8 Mark 14:54| tot binnen in de zaal des hogepriesters, en hij was mede zittende
9 Mark 14:66| van de dienstmaagden des hogepriesters; ~
10 Luk 3:2 | 2 Onder de hogepriesters Annas en Kajafas, geschiedde
11 Luk 22:50 | sloeg den dienstknecht des hogepriesters, en hieuw hem zijn rechteroor
12 Luk 22:54 | brachten Hem in het huis des hogepriesters. En Petrus volgde van verre. ~
13 Joha 18:10| hetzelve uit, en sloeg des hogepriesters dienstknecht, en hieuw zijn
14 Joha 18:15| en ging met Jezus in des hogepriesters zaal. ~
15 Joha 18:26| van de dienstknechten des hogepriesters, die maagschap was van dengene,
16 Heb 7:27 | dag nodig was, gelijk den hogepriesters, eerst voor zijn eigen zonden
17 Heb 7:28 | 28 Want de wet stelt tot hogepriesters mensen, die zwakheid hebben;
|