Book Chapter: Verse
1 Num 20:19| zonder iets anders, te voet doortrekken. ~
2 Num 20:20| hij zeide: Gij zult niet doortrekken! En Edom is hem tegemoet
3 Deu 2:4 | volk, zeggende: Gij zult doortrekken aan de landpale uwer broederen,
4 Deu 2:18| 18 Gij zult heden doortrekken aan Ar, de landpale van
5 Deu 2:27| 27 Laat mij door uw land doortrekken; ik zal alleenlijk langs
6 Deu 2:28| laat mij op mijn voeten doortrekken; ~
7 Deu 2:30| door hetzelve niet laten doortrekken; want de HEERE,, uw God,
8 Ric 10:17| Laat mij toch door uw land doortrekken; maar de koning der Edomieten
9 Ric 10:19| Laat ons toch door uw land doortrekken tot aan mijn plaats. ~
10 Jes 8:8 | 8 En hij zal doortrekken in Juda, hij zal het overstromen,
11 Jes 28:15| wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, zal hij tot ons
12 Jes 28:18| wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, dan zult gijlieden
13 Jes 28:19| want allen morgen zal hij doortrekken, bij dag en bij nacht; en
14 Dan 11:10| vloed overstromen en doortrekken; en hij zal wederom komen,
15 Dan 11:20| opstaan, doende een geldeiser doortrekken, in koninklijke heerlijkheid;
16 Dan 11:40| hij zal ze overstromen en doortrekken. ~
17 Zac 4:10| HEEREN, die het ganse land doortrekken. ~
|