Book Chapter: Verse
1 1Sa 25:3 | naam zijner huisvrouw was Abigail; en de vrouw was goed van
2 1Sa 25:14 | jongelingen boodschapte het aan Abigail, de huisvrouw van Nabal,
3 1Sa 25:18 | 18 Toen haastte zich Abigail, en nam tweehonderd broden,
4 1Sa 25:23 | 23 Toen nu Abigail David zag, zo haastte zij
5 1Sa 25:32 | 32 Toen zeide David tot Abigail: Gezegend zij de HEERE,
6 1Sa 25:36 | 36 Toen nu Abigail tot Nabal kwam, ziet, zo
7 1Sa 25:39 | David zond heen, en liet met Abigail spreken, dat hij ze zich
8 1Sa 25:40 | de knechten van David tot Abigail gekomen waren te Karmel,
9 1Sa 25:42 | 42 Abigail nu haastte, en maakte zich
10 1Sa 27:3 | en Jizreelietische, en Abigail, de huisvrouw van Nabal,
11 1Sa 30:5 | de Jizreelietische, en Abigail, de huisvrouw van Nabal,
12 2Sa 2:2 | de Jizreelietische, en Abigail, de huisvrouw van Nabal,
13 2Sa 3:3 | tweede was Chileab, van Abigail, de huisvrouw van Nabal,
14 2Sa 17:25 | Israeliet, die ingegaan was tot Abigail, dochter van Nahas, zuster
15 1Kro 2:16| zusters waren Zeruja en Abigail. De kinderen nu van Zeruja
16 1Kro 2:17| 17 En Abigail baarde Amasa; en de vader
17 1Kro 3:1 | Jizreelietische; de tweede Daniel, van Abigail, de Karmelietische; ~
|