Book Chapter: Verse

 1 2Sa   8:18 |       maar Davids zonen waren prinsen. ~  ~  ~ 
 2 Job  12:21 |       giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den
 3 Job  34:18 |    zeggen: Gij Belial; tot de prinsen: Gij goddelozen! ~
 4 Psa  83:12 |            12 Maak hen en hun prinsen als Oreb en als Zeeb, en
 5 Psa 107:40 |  stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het
 6 Psa 113:8  |     8Om te doen zitten bij de prinsen, bij de prinsen Zijns volks.
 7 Psa 113:8  | zitten bij de prinsen, bij de prinsen Zijns volks.
 8 Psa 118:9  |    toevlucht te nemen, dan op prinsen te vertrouwen. ~
 9 Psa 146:3  |           3 Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij
10 Spre   8:16|    heersen de heersers, en de prinsen, al de rechters der aarde. ~
11 Spre  17:26|    ook te doen boeten, dat de prinsen iemand slaan zouden om hetgeen
12 Spre  19:6 |     smeken het aangezicht des prinsen; en een ieder is een vriend
13 Spre  25:7 |      voor het aangezicht eens prinsen, dien uw ogen gezien hebben. ~
14 Spre  31:4 |       wijn te drinken, en den prinsen, sterken drank te begeren; ~
15 Jes  13:2  |  intrekken door de deuren der prinsen. ~
16 Dan   1:3  |    koninklijk zaad, en uit de prinsen; ~