Book Chapter: Verse
1 Ric 3:20 | was zittende in een koele opperzaal, die hij voor zich alleen
2 Ric 3:23 | en sloot de deuren der opperzaal voor zich toe, en deed ze
3 Ric 3:24 | en ziet, de deuren der opperzaal waren in het slot gedaan;
4 Ric 3:25 | opende hij de deuren der opperzaal niet. Toen namen zij den
5 2Sa 18:33 | beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort, en weende; en
6 1Kon 17:19| en droeg hem boven in de opperzaal, waar hij zelf woonde, en
7 1Kon 17:23| en bracht het af van de opperzaal in het huis, en gaf het
8 2Kon 1:2 | door een tralie in zijn opperzaal, die te Samaria was, en
9 2Kon 25:12| altaren die op het dak der opperzaal van Achaz waren, die de
10 Neh 3:31 | poort van Mifkad, en tot de opperzaal van het punt. ~
11 Neh 3:32 | 32 En tussen de opperzaal van het punt tot de Schaapspoort
12 Dan 6:11 | huis (hij nu had in zijn opperzaal open vensters tegen Jeruzalem
13 Mark 14:15| hij zal u wijzen een grote opperzaal, toegerust en gereed; bereidt
14 Luk 22:12 | zal u een grote toegeruste opperzaal wijzen, bereidt het aldaar. ~
15 Hand 1:13| waren, gingen zij op in de opperzaal, waar zij bleven, namelijk
16 Hand 14:8 | waren vele lichten in de opperzaal waar zij vergaderd waren. ~
|