Book Chapter: Verse

 1 Deu  32:43|                             43 Juicht, gij heidenen, met Zijn
 2 Joz   6:10|        tot ulieden zeggen zal: Juicht! dan zult gij juichen. ~
 3 Joz   6:16|      Jozua tot het volk sprak: Juicht, want de HEERE heeft ulieden
 4 Psa  47:2 |      volken, klapt in de hand; juicht Gode met een stem van vreugdegezang. ~
 5 Psa  66:1 |     voor den opperzangmeester. Juicht Gode, gij ganse aarde! ~
 6 Psa  78:65|    slapende, als een held, die juicht van den wijn. ~
 7 Psa  81:2 |    vrolijk Gode, onze Sterkte; juicht den God van Jakob. ~
 8 Psa  98:6 | trompetten en bazuinengeklank; juicht voor het aangezicht des
 9 Psa 100:1 |      lofzang. Gij ganse aarde! juicht den HEERE. ~
10 Spre  29:6|   strik; maar de rechtvaardige juicht en is blijde. ~
11 Jes  26:19|    zullen opstaan; waakt op en juicht, gij, die in het stof woont!
12 Jes  44:23|        HEERE heeft het gedaan; juicht, gij benedenste delen der
13 Jes  49:13|                        13      Juicht, gij hemelen! en verheug
14 Jes  52:9 |             Maakt een geschal, juicht te zamen, gij woeste plaatsen
15 Jer  31:7 |     over Jakob met vreugde, en juicht vanwege het hoofd der heidenen;
16 Jer  50:15|                        15      Juicht over haar rondom, zij heeft