Book Chapter: Verse
1 1Kro 6:45| 45 Den zoon van Hasabja, den zoon van Amazia, den
2 1Kro 9:14| van Azrikam, den zoon van Hasabja, van de kinderen van Merari; ~
3 1Kro 26:3 | Gedalja, en Zeri, en Jesaja, Hasabja en Mattithja, zes; aan de
4 1Kro 26:19| 19 Het twaalfde voor Hasabja; zijn zonen en zijn broederen,
5 1Kro 27:30| 30 Van de Hebronieten was Hasabja, en zijn broeders, kloeke
6 1Kro 28:17| 17 Over de Levieten was Hasabja, de zoon van Kemuel; over
7 2Kro 35:9 | zijn broeders, mitsgaders Hasabja, en Jeiel, en Jozabad, de
8 2Kro 36:9 | zijn broeders, mitsgaders Hasabja, en Jeiel, en Jozabad, de
9 Ezra 8:19| 19 En Hasabja, en met hem Jesaja, van
10 Ezra 8:24| der priesteren: Serebja Hasabja, en tien van hun broederen
11 Neh 3:17 | aan zijn hand verbeterde Hasabja, de overste van het halve
12 Neh 10:11 | 11 Micha, Rehob, Hasabja, ~
13 Neh 11:15 | van Azrikam, den zoon van Hasabja, den zoon van Buni. ~
14 Neh 11:22 | zoon van Bani, den zoon van Hasabja, den zoon van Matthanja,
15 Neh 12:21 | 21 Van Hilkia, Hasabja; van Jedaja, Nethaneel. ~
16 Neh 12:24 | hoofden dan der Levieten waren Hasabja, Serebja, en Jesua, de zoon
|