Book Chapter: Verse
1 1Kro 3:24| Eljoenai waren Hodajeva, en Eljasib, en Pelaja, en Akkub, en
2 1Kro 25:12| 12 Het elfde voor Eljasib, het twaalfde voor Jakim, ~
3 Ezra 10:6 | van Johanan, den zoon van Eljasib; als hij daar kwam, at hij
4 Ezra 10:24| 24 En van de zangers: Eljasib; en van de poortiers: Sallum,
5 Ezra 10:27| kinderen van Zatthu: Eljoenai, Eljasib, Mattanja, en Jeremoth,
6 Ezra 10:36| 36 Vanja, Meremoth, Eljasib, ~
7 Neh 3:1 | 1 En Eljasib, de hogepriester, maakte
8 Neh 3:20 | de deur van het huis van Eljasib, den hogepriester. ~
9 Neh 3:21 | maat; van de huisdeur van Eljasib af, tot aan het einde van
10 Neh 12:10 | Jojakim, en Jojakim gewon Eljasib, en Eljasib gewon Jojada, ~
11 Neh 12:10 | Jojakim gewon Eljasib, en Eljasib gewon Jojada, ~
12 Neh 12:22 | Levieten werden in de dagen van Eljasib, Jojada, en Johanan, en
13 Neh 12:23 | van Johanan, den zoon van Eljasib, toe. ~
14 Neh 13:4 | 4 Eljasib nu, de priester, die gesteld
15 Neh 13:7 | verstond van het kwaad, dat Eljasib voor Tobia gedaan had, makende
16 Neh 13:28 | van Jojada, den zoon van Eljasib, den hogepriester, schoonzoon
|