Book Chapter: Verse
1 Num 11:6 | 6 Maar nu is onze ziel dor, er is niet met al, behalve
2 Joz 12:23 | 23 De koning van Dor, tot Nafath-Dor, een; de
3 Joz 15:19 | zegen; dewijl gij mij een dor land gegeven hebt, geef
4 Joz 17:11 | plaatsen, en de inwoners te Dor en haar onderhorige plaatsen,
5 Ric 1:15 | zegen; dewijl gij mij een dor land gegeven hebt, geef
6 Ric 1:27 | plaatsen, noch de inwoners van Dor met haar onderhorige plaatsen,
7 1Kon 4:11| de ganse landstreek van Dor; deze had Tafath, de dochter
8 1Kro 7:29| haar onderhorige plaatsen, Dor en haar onderhorige plaatsen.
9 Psa 63:2 | verlangt naar U, in een land, dor en mat, zonder water. ~
10 Jer 51:43 | geworden tot verwoesting, een dor land en wildernis; een land,
11 Eze 19:13 | in een woestijn, in een dor en dorstig land. ~
12 Eze 37:2 | en ziet, zij waren zeer dor. ~
13 Hos 2:2 | woestijn, en zette ze als een dor land, en dode ze door dorst; ~
14 Joe 2:20 | en hem wegdrijven in een dor en woest land, zijn aangezicht
15 Luk 6:6 | en zijn rechterhand was dor. ~
16 Jako 1:11| hitte, en heeft het gras dor gemaakt, en zijn bloem is
|