Book Chapter: Verse

 1 2Sa  17:25 |             25 En Absalom had Amasa in Joabs plaats gesteld
 2 2Sa  17:25 | plaats gesteld over het heir. Amasa nu was eens mans zoon, wiens
 3 2Sa  19:13 |                     13 En tot Amasa zult gijlieden zeggen: Zijt
 4 2Sa  20:4  |    Voorts zeide de koning tot Amasa: Roep mij de mannen van
 5 2Sa  20:5  |                          5 En Amasa ging heen, om Juda bijeen
 6 2Sa  20:8  |    die bij Gibeon is, zo kwam Amasa voor hun aangezicht. En
 7 2Sa  20:9  |           9 En Joab zeide tot Amasa: Is het wel met u, mijn
 8 2Sa  20:9  |     rechterhand den baard van Amasa, om hem te kussen. ~
 9 2Sa  20:10 |                         10 En Amasa hoedde zich niet voor het
10 2Sa  20:12 |                            12 Amasa nu lag in het bloed gewenteld,
11 2Sa  20:12 |      staan bleef, zo deed hij Amasa weg van de straat in het
12 1Kon   2:5 |   Abner, den zoon van Ner, en Amasa, den zoon van Jether, dien
13 1Kon   2:32|  krijgsoverste van Israel, en Amasa, den zoon van Jether, den
14 1Kro   2:17|          17 En Abigail baarde Amasa; en de vader van Amasa was
15 1Kro   2:17| baarde Amasa; en de vader van Amasa was Jether, een Ismaeliet. ~
16 2Kro  28:12|        de zoon van Sallum, en Amasa, de zoon van Hadlai, tegen