Book Chapter: Verse
1 Gen 38:38 | zoon zal met ulieden niet aftrekken; want zijn broeder is dood,
2 Gen 39:4 | met ons zendt, wij zullen aftrekken, en u spijze kopen; ~
3 Gen 39:5 | niet zendt, wij zullen niet aftrekken; want die man heeft tot
4 Gen 40:26 | gezegd: Wij zullen niet mogen aftrekken; indien onze kleinste broeder
5 Gen 40:26 | bij ons is, zo zullen wij aftrekken; want wij zullen het aangezicht
6 Gen 42:4 | 4 Ik zal met u aftrekken naar Egypte en Ik zal u
7 Lev 1:6 | hij het brandoffer de huid aftrekken, en het in zijn stukken
8 Joz 8:6 | totdat wij hen van de stad aftrekken; want zij zullen zeggen:
9 Ric 6:11 | gesterkt worden, dat gij aftrekken zult in het leger. Toen
10 Ric 19:32 | vlieden, en hen van de stad aftrekken naar de straten. ~
11 1Sa 13:20 | Israel tot de Filistijnen aftrekken, opdat een iegelijk zijn
12 1Sa 14:36 | Daarna zeide Saul: Laat ons aftrekken de Filistijnen na, bij nacht,
13 1Sa 14:37 | vraagde Saul God: Zal ik aftrekken de Filistijnen na? Zult
14 2Sa 20:21 | zo zal ik van deze stad aftrekken. Toen zeide de vrouw tot
15 2Kro 29:34| brandofferen de huid niet aftrekken; daarom hielpen hen hun
16 Jes 31:1 | dengenen, die in Egypte om hulp aftrekken, en steunen op paarden,
|